direct naar inhoud van 3.3 Milieuaspecten
Plan: Cadzandseweg Nieuwvliet
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.0001bpcn09-ON01

3.3 Milieuaspecten

3.3.1 Relatie met omliggende functies

Tussen de nieuwe woningbouwlocatie en milieuhinderlijke (bedrijfs)activiteiten dient voldoende afstand te worden aangehouden teneinde een goede kwaliteit van het woon- en leefklimaat te waarborgen en toekomstige knelpuntsituaties te voorkomen. Omgekeerd mag de ontwikkeling van de locatie niet leiden tot onevenredige beperkingen in de bedrijfsvoering van aanwezige (agrarische) bedrijven. In de directe nabijheid zijn een kerk en een opslagloods gesitueerd.

Kerkgebouw

Achter de woningen aan de zuidzijde van de Cadzandseweg is een kerk gelegen. In de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG, 2009) staat vermeld dat voor kerkgebouwen en dergelijke (SBI-code 9131) geluid het maatgevende milieuaspect is. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 m. De afstand tot de nieuwe woningen bedraagt 40 m. De kerk staat de beoogde woningbouwontwikkeling derhalve niet in de weg.

Opslagloodsen

Aan de Cadzandseweg staan twee opslagloodsen. In de bij dit bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn opslagloodsen zoals bedoeld aan de Cadzandseweg ingedeeld in milieucategorie 2. Categorie 2-activiteiten zijn bedrijfsactiviteiten die een richtafstand van 30 m hebben. In de huidige situatie zijn er woningen op 15 m vanaf de bedrijfsactiviteiten gebouwd. Zover bekend levert dit geen hinderlijke situaties op.

Om te voldoen aan een goed woon- en leefklimaat wordt voor de bouw van de nieuwe woningen tevens een richtafstand van 15 m aangehouden. Naar verwachting zal de beoogde woningbouw geen belemmering opleveren voor de opslagloods en omgekeerd.

De kortere afstand is aanvaardbaar gelet op de ligging van de locatie aan een hoofdontsluitingsweg en een enigszins gemengd gebied (woningen, recreatiewoningen, beperkte bedrijvigheid).

Agrarisch bedrijf Cadzandseweg 18

Ter plaatse van Cadzandseweg 18 is een akkerbouwbedrijf gevestigd. De afstand tot tussen de woningbouwlocatie en het agrarisch bouwvlak bedraagt circa 125 m. Binnen deze afstand is een vijftal woningen aanwezig. De aard van het agrarisch bedrijf (geen specifieke geurcirkel), de aanwezigheid van andere woningen en de ruime afstand tot de woningbouwlocatie zorgen er voor dat er geen onderlinge knelpunten zijn te verwachten.

Het traject van de Cadzandseweg maakt deel uit van de route voor het aan- en afvoeren van agrarische producten van het bedrijf naar elders. Op het aangrenzende perceel worden agrarische werkzaamheden verricht. De toekomstige bewoners zullen rekening houden met deze situatie bij het verwerven van kavels. Tevens hebben de activiteiten op het woon- en leefklimaat. In de huidige situatie, die met vele andere situaties in Nieuwvliet en elders in de gemeente is te vergelijken, is het wonen aan de rand van de kern in combinatie met aangrenzend agrarisch gebied, een gewilde en passende combinatie. Er hoeft geen vrees te bestaan voor knelpunten. Het woon- en leefklimaat is voldoende.

3.3.2 Bodemkwaliteit

Algemeen

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

Het beleid van de provincie Zeeland gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.

Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek te worden verricht. Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).

Verkennend bodemonderzoek

In opdracht van Bouw- en Timmerbedrijf Buize b.v. is door Grond-, Gewas- en milieulaboratorium 'Zeeuws-Vlaanderen' B.V. een verkennend bodemonderzoek3) uitgevoerd.

In de huidige situatie is het terrein volledig onverhard (weiland). Uit het historisch onderzoek is echter gebleken dat op de onderzoekslocatie een trambaan en een rangeerterrein aanwezig zijn geweest. Het rangeerterrein was gelegen op de noordwestelijke terreinhelft en de trambaan was gesitueerd op het zuidoostelijk terreingedeelte. Tevens is gebleken dat een gedeelte van de locatie deel uitmaakt van een voormalige stortplaats (die door IWACO volledig in kaart is gebracht en schoon is verklaard). In overleg met de gemeente is bepaald dat er ter plaatse van de stortplaats geen grondonderzoek behoeft te worden uitgevoerd. De twee aanwezige monitoringspeilbuizen dienen wel aanvullend te worden geanalyseerd.

Het verkennend bodemonderzoek is gebaseerd op de richtlijnen van NEN 5740. Op grond van de onderzoeksresultaten wordt in het rapport het volgende geconcludeerd:

In zowel de licht puin- en grindhoudende bovengrond als in de matig kolengruishoudende bovengrond worden licht verhoogde concentraties PAK (som10) en minerale olie aangetroffen. De ondergrond van het noordelijk terreingedeelte bevat een licht verhoogde concentratie minerale olie. In de ondergrond van het zuidelijk terreingedeelte worden geen verhoogde concentraties geconstateerd.

Het grondwater uit Peilbuis P1 (boring 3) bevat een licht verhoogde concentratie arseen. In het grondwater uit de twee bestaande peilbuizen P2 en P3 worden geen verhoogde concentraties aangetroffen.

Conclusie en aanbevelingen

Op basis van deze resultaten acht Grond-, Gewas- en milieulaboratorium 'Zeeuws-Vlaanderen' B.V. vervolgonderzoek en/of nader te nemen maatregelen niet noodzakelijk, er zijn in de huidige situatie met betrekking tot de voorgenomen activiteiten geen risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig.

Met betrekking tot de aanwezigheid van de (voormalige) stortplaats heeft overleg plaatsgevonden met het bevoegd gezag (i.c. gemeente Sluis). De gemeente geeft aan dat er, op basis van het onderzoek van IWACO, milieuhygiënisch geen belemmering is voor de realisering van woningen ter plaatse van de (voormalige) stortplaats.

Bij de toekomstige verkoop van de percelen c.q. woningen vormt de stortplaats wel een belangrijk aandachtspunt. De initiatiefnemer zal daarom in overleg met de provincie (bevoegd gezag van de stortplaats) bezien welke mogelijkheden er zijn om de gronden te saneren.

3.3.3 Wegverkeerslawaai

Voor de nieuwe ontwikkeling aan de Cadzandseweg (bouw maximaal 10 woningen) is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna Wgh) als geluidsgevoelige functies aangemerkt en moeten voldoen aan de normen die gesteld zijn in de Wgh. Voor akoestisch onderzoek dient de geluidsbelasting te worden berekend met een tijdshorizon van minimaal 10 jaar. Derhalve is gerekend voor het jaar 2022.

Wettelijk kader

Langs alle wegen bevinden zich ingevolge de Wgh geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen (onder andere woningen) aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk). De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg, gemeten vanuit de kant van de weg. Onder stedelijk gebied wordt verstaan: 'het gebied binnen de bebouwde kom, doch met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen zone van een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens' (artikel 1 Wgh). De N675 en de Sint Jansdijk zijn de gezoneerde wegen waarvan de geluidszone over de locatie van de beoogde ontwikkeling valt.

Voor straten die zijn ondergebracht in een 30 km/h-gebied geen wettelijke geluidszone en is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai in nieuwe situaties op grond van de Wgh niet verplicht. Op basis van jurisprudentie (Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 3 september 2003, nummer: 200203751/1) dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. Indien dit niet aannemelijk is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en doelmatig zijn. De Cadzandseweg is de gedezoneerde weg die voor dit deel van het onderzoek maatgevend is.

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van geluidsgevoelige functies binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde. Voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt de voorkeurgrenswaarde 48 dB. De voorkeursgrenswaarde mag in beginsel niet worden overschreden.

Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde toch wordt overschreden, is het treffen van maatregelen, gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel, noodzakelijk. Bij het treffen van maatregelen wordt onderscheid gemaakt tussen maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidschermen) en maatregelen bij de geluidontvanger (bijvoorbeeld door het toepassen van een geluiddove gevel).

Is het treffen van maatregelen niet mogelijk, niet gewenst of niet doeltreffend, dan kan het college van burgemeester en wethouders onder bepaalde voorwaarden ontheffing verlenen van de voorkeursgrenswaarde en een hogere waarde vaststellen. Deze hogere waarde mag in situatie als deze de uiterste grenswaarde van 63 dB niet te boven gaan. Daarnaast is van belang dat de maximaal aanvaarde binnenwaarde op grond van het Bouwbesluit ten hoogste 33 dB bedraagt.

Resultaten en conclusies onderzoek

De geluidsbelasting aan de gevels van de beoogde ontwikkeling ten gevolge van het wegverkeerslawaai van de Sint Jansdijk bedraagt minder dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB en voldoet daarmee aan de normen uit de Wgh.

De geluidsbelasting aan de gevels van woningen als gevolg van de N675 bedraagt op ten hoogste 6 woningen (op basis van de richtlijnen voor perceelsbreedten) 49 dB. Het betreft de woningen die tussen de 59 en 70 m afstand van de wegas van de N675 komen te staan. Omdat er redelijkerwijs geen maatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelasting terug te dringen, zal het college een hogere waarde vaststellen. In tabel 3.1 zijn deze hogere waarden weergegeven.

Tabel 3.1. Hogere waarden

bron   maximaal aantal woningen*   geluidsbelasting  
N 675   6   49 dB  

* het betreft de woningen die tussen de 59 en 70 m van de wegas van N675 zijn gepland

De geluidsbelasting aan de gevels door het wegverkeerslawaai van de Cadzandseweg bedraagt 51 dB. Redelijkerwijs zijner geen maatregelen mogelijk om de geluidsbelasting te beperken. De uiterste grenswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. Er is dan ook sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.

3.3.4 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet luchtkwaliteit (Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 3.2 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 3.2. Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig vanaf  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   2010  
fijn stof (PM10)1)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   2005  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³   2005  

1)Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals bij het opstellen van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Onderzoek en resultaten

In het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' is exact bepaald in welke gevallen een project niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Woningbouwprojecten waarbij sprake is van niet meer dan 1.500 nieuwe woningen bij 1 ontsluitingsweg en niet meer dan 3.000 nieuwe woningen bij 2 ontsluitingswegen (met gelijkmatige verkeersverdeling) hoeven niet te worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wlk.

Dit bestemmingsplan biedt een bouwmogelijkheid van slechts 10 woningen. Deze ontwikkeling kan worden gezien als een ontwikkeling die 'niet in betekenende mate' zal bijdragen aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de omgeving. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is echter wel nagegaan wat de luchtkwaliteit ter plaatse van de beoogde woning is. In bijlage 3 zijn de resultaten van het onderzoek opgenomen.

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat ter plaatse van de woningen geen grenswaarden worden overschreden. De Wlk staat de uitvoering van het plan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

3.3.5 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken4 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen, die zich in het invloedsgebied van een inrichting of vervoersas bevindt en die minimaal een bepaalde omvang heeft, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

In de directe omgeving van de plangebied zijn geen inrichtingen gelegen die vallen binnen de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Over de Westerschelde worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Voor de met het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Westerschelde verbandhoudende risico's, is onderzoek verricht door TNO. In figuur 3.1 is het invloedsgebied weergegeven van de transportroute voor gevaarlijke stoffen over deze waterweg. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van de transportroute over de Westerschelde.

In de omgeving van het plangebied vindt verder geen vervoer plaats van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor, het water of door (ondergrondse) leidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.0001bpcn09-ON01_0015.png"

Figuur 3.1 Globale ligging invloedsgebied voor ongevallen met toxische stoffen (rode lijn) en brandbare stoffen (blauwe lijn) (bron: TNO, rapport 2007-A-R0562/B, Eenmalige afweging groepsrisico Westerschelde).

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert voor de beoogde ontwikkelingen binnen het plangebied.

3.3.6 Leidingen

Planologisch relevante leidingen dienen in het bestemmingsplan te worden bestemd. Tevens dienen relevante zones te worden aangegeven, waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18';
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18'.

Daarnaast dienen optisch vrije paden in het bestemmingsplan te worden opgenomen.

In het plangebied lopen geen planologisch relevante leidingen. Langs de randen van het plangebied liggen wel diverse niet planologisch relevante leidingen (rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen). Deze kabels en leidingen zijn veelal aangelegd langs/in combinatie met aanwezige infrastructuur.

In het kader van de realisering van de in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte woningen zal ten minste drie werkdagen voor de aanvang van daadwerkelijke graafwerkzaamheden door degene die de graafwerkzaamheden uitvoert contact moeten worden opgenomen met het KLIC5, waarbij dient te worden gemeld waar en wanneer wordt gegraven.