direct naar inhoud van Regels
Plan: Camping International
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.008bpint10-ON02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan Camping International van de gemeente Sluis.

1.2 het bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1714.008bpint10-ON02 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 bebouwing

een of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.

1.8 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.9 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bewoonbaar vloeroppervlak

de oppervlakte van de ruimten in de recreatiewoning, gemeten binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte uitspringende onderdelen van het gebouw zoals schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, doch zonder aftrek van plinten en vast meubilair zoals aanrechten en verwarmingslichamen. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 m hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf

een recreatief verblijf, niet zijnde een recreatiewoning, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.

1.18 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.19 centrale bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningen, gericht op het bieden van recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden;

1.20 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.21 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.22 kampeermiddel

niet als een bouwvergunningplichtig bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.23 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.24 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.25 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.26 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

1.27 standplaats kampeermiddel

het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.28 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 oppervlakte standplaats kampeermiddel

de oppervlakte van het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen;
  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. ter plaatse van 'specifieke vorm van groen - 1': uitsluitend voor een groenwal;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden worden uitsluitend gebouwd:
    • 1. gebouwen voor nutsvoorzieningen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • b. het totale oppervlak van een gebouw voor nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 15 m²;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen voor nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van beplanting bedraagt binnen een afstand van 100 meter vanaf de op het perceel Molenweg 5 aanwezige molen niet meer dan 4 meter en daarbuiten niet meer dan 8 meter;
  • b. ter plaatse van 'specifieke vorm van groen - 1' is uitsluitend een grondwal met een hoogte van ten minste 3 meter en ten hoogste 3,5 meter toegestaan. De hoogte van de beplanting bedraagt ten hoogste 1,5 meter ten opzichte van de hiervoor genoemde hoogte van 3,5 meter. Ter plaatse van de gronden tussen de genoemde aanduiding en de plangrens, is beplanting toegestaan tot een hoogte van niet meer dan 3,5 meter.

Artikel 4 Recreatie-Dagrecreatie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie-Dagrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dierenweide/kinderboerderij, sport- en spelvoorzieningen en daarmee vergelijkbare dagrecreatieve voorzieningen, mede ten behoeve van de camping op de aangrenzende gronden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - 1b': tevens horeca tot ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • c. bij deze functie behorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden worden gebouwd:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bouwhoogte;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage;
  • e. de afstand van een klimtoren tot de westgrens perceelsgrens bedraagt ten minste 25 m;
  • f. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten minste 1 m;
  • g. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • h. de bouwhoogte van één klimtoren ten hoogste 7 m;
  • i. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • j. de bouwhoogte van lichtmasten met een neerwaartse uitstraling bedraagt ten hoogste 5 m;
  • k. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van beplanting bedraagt binnen een afstand van 100 meter vanaf de op het perceel Molenweg 5 aanwezige molen niet meer dan 4 meter en daarbuiten niet meer dan 8 meter.

Artikel 5 Recreatie-Verblijfsrecreatie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie-Verblijfsrecreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie in bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
  • b. verblijfsrecreatie in recreatiewoningen uitsluitend met een centrale bedrijfsmatige exploitatie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding recreatie - 1': tevens bedrijfswoningen en horeca tot ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding recreatie - 2': uitsluitend verblijfsrecreatie in kampeermiddelen, stacaravans, dierenweide, visvijver en een speelterrein/tuin;
  • e. dienstverlening, beheer en onderhoud ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
  • f. bij deze functies behorende voorzieningen zoals sport- en spelvoorzieningen, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, groen en water, waterberging en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.2.1 Toelaatbare bebouwing
  • a. op deze gronden mogen worden gebouwd:
    • 1. ten hoogste twee bedrijfswoningen;
    • 2. bedrijfsgebouwen, zoals kantoor- en personeelsruimten, recreatieruimten, sanitairgebouwen voor gezamenlijk gebruik;
    • 3. bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
    • 4. ten hoogste 4 recreatiewoningen;
    • 5. aan- of uitbouwen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • b. per standplaats kampeermiddel is ten hoogste één bijgebouw toegestaan.
5.2.2 Afstanden
  • a. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen bedraagt ten minste 1 m;
  • b. de afstand van bijgebouwen op een standplaats kampeermiddel tot de grens van de standplaats kampeermiddel bedraagt 0 m of anders minimaal 1 m.
5.2.3 Goot- en bouwhoogte
  • a. de goothoogte en bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf bedraagt ten hoogste 4 m;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van bijgebouwen op de standplaats bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de goothoogte van overige gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven goothoogte;
  • d. de bouwhoogte van overige gebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bouwhoogte;
  • e. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • f. de bouwhoogte van lichtmasten met een neerwaartse uitstraling bedraagt ten hoogste 5 m;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
5.2.4 Oppervlakte en inhoud
  • a. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen als bedoeld in lid 5.2.1. onder a sub 1 en sub 2 bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bebouwingspercentage;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 750 m³;
  • c. de oppervlakte van een bijgebouw op een standplaats kampeermiddel bedraagt, behoudens het gestelde onder d, per standplaats ten hoogste 10 m²;
  • d. de totale oppervlakte van een bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf en bijgebouwen op de standplaats bedraagt ten hoogste 25% van de nettostandplaatsoppervlakte;
  • e. de oppervlakte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste 130 m².
5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

ter plaatse van de 'specifieke aanduiding recreatie - 2' zijn animatie-activiteiten met versterkt geluid, sportvelden, zwembad, restaurant, beheers- en dienstgebouwen en parkeergelegenheid niet toegestaan;

  • a. bedrijfswoningen mogen tevens gebruikt worden als recreatiewoning of voor permanente bewoning;
  • b. permanente bewoning van een recreatiewoning is niet toegestaan;
  • c. het hebben van meer dan 281 standplaatsen is niet toegestaan;
  • d. het aanbieden van faciliteiten voor verblijfsrecreatie anders dan door middel van een bedrijfsmatige exploitatie is niet toegestaan;
  • e. de hoogte van beplanting bedraagt binnen een afstand van 100 meter vanaf de op het perceel Molenweg 5 aanwezige molen niet meer dan 4 meter en daarbuiten niet meer dan 8 meter.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
5.4.1 Wijzigingsbevoegdheid recreatiewoningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen, zodat het aantal recreatiewoningen kan worden vergroot. Zij nemen daarbij de volgende regels in acht:

  • a. een recreatiewoning mag alleen worden geplaatst ter vervanging van een bestaande stacaravan;
  • b. de wijziging betreft een substantieel deel van het stacaravanterrein;
  • c. het maximaal aantal recreatiewoningen is gekoppeld aan het aantal stacaravans dat wordt verwijderd, vermeerderd met een aantal van ten hoogste 10 %;
  • d. de bewoonbare vloeroppervlakte van een recreatiewoning bedraagt ten hoogste een kwart van de netto perceelsgrootte met een maximum 130 m² bewoonbaar vloeroppervlak per recreatiewoning;
  • e. wijziging wordt toegepast met inachtneming van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ingevolge de Wet geluidhinder ten aanzien van wegverkeerslawaai;
  • f. een recreatiewoning blijft onderdeel van de camping;
  • g. bedrijfsmatige exploitatie is verzekerd;
  • h. het wijzigingsplan gaat vergezeld van een beeldkwaliteitplan;
  • i. het aantal recreatiewoningen bedraagt ten hoogste 20 per hectare;
  • j. aan het principe van verevening moet zijn voldaan;
  • k. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is onderdeel van een kwaliteitsverbetering van de recreatieve mogelijkheden van het bedrijf; alvorens de wijzigingsbevoegdheid toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de Toetsingscommissie recreatieve ontwikkelingen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen en de voorgevelrooilijn mogen, in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, uitsluitend worden overschreden door tot gebouwen behorende ondergeschikte onderdelen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt en de breedte niet meer dan 3 m bedraagt.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels
  • b. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde onder a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Molenbiotoop

In afwijking van hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone-molenbiotoop' de volgende regel:

  • a. opgaande beplanting hoger dan de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte voor de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie is niet toegestaan.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Camping International".