direct naar inhoud van Regels
Plan: Duinhof Oost
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.bpduinhofoost13-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Duinhof Oost met identificatienummer NL.IMRO.1714.bpduinhofoost13-ON01 van de gemeente Sluis.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.5 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.7 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.8 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.9 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.10 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.12 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.13 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.14 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.15 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.16 kikkerput

een gebied met natuurwaarden, ingericht, in stand gehouden en beheerd voor de leefomgeving van een boomkikker, in hoofdzaak bestaand uit water.

1.17 kloeke kap

een gedeeltelijk niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een steile helling, waarin ten minste één bouwlaag is verwerkt. Het horizontale gedeelte van de dakconstructie bedekt ten hoogste 90% van het dak.

1.18 landbiotoop voor de boomkikker

een gebied met natuurwaarden, ingericht, in stand gehouden en beheerd voor de leefomgeving van een boomkikker.

1.19 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.20 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.21 natuur- en landschapsdeskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake aanwezige natuur- en landschapswaarden.

1.22 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.23 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, apparatuur voor telecommunicatie en reinwaterkelders.

1.24 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.25 peil
1.26 recreatief verblijven

het door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar tijdelijk te verblijven.

1.27 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

1.28 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.29 verblijfsrecreatie

het kortdurend verblijf van één of meerdere personen met overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Bij een kloeke kap wordt de onderste druiplijn van de kapvorm, geen boeibord zijnde, als goothoogte gemeten.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen en water;
  • b. wandel- en fietspaden;
  • c. realisatie en instandhouding van natuur- en landschapswaarden in de vorm van landschappelijke groenelementen, struweel en waterpartijen.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

3.2.1 Toelaatbare bebouwing:

Op deze gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.2 Bouwhoogte

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1 m.

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie in appartementen;
  • b. ondergrondse parkeervoorzieningen;
  • c. bij deze functies behorende voorzieningen zoals sport- en spelvoorzieningen, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, andere terreinverhardingen, groen en water, ondergrondse afvalcontainers, waterberging en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Binnen het bouwvlak
  • a. binnen het bouwvlak worden gebouwd:
    • 1. gebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde;
  • b. gebouwen worden vrijstaand gebouwd;
  • c. gebouwen worden afgedekt met een kloeke kap;
  • d. het bouwen van gebouwen in de noordelijke helft van het bouwvlak is niet toegestaan alvorens:
    • 1. de ter plaatse aanwezige kikkerput, in de ondergrond cirkelvormig aangeduid, is verplaatst naar gronden met de noordwestelijk gelegen aanduiding 'specifieke vorm van natuur - kikkerput' ter plaatse van de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2;
    • 2. de nieuwe kikkerput als zodanig is ingericht en voldoende afgeschermd;
    • 3. een en ander overeenkomstig de Ontheffing ruimtelijke effecten (16 augustus 2013) zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels.

4.2.2 Buiten het bouwvlak
  • a. buiten het bouwvlak worden boven het peil uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gebouwd; balkons zijn buiten het bouwvlak toegestaan;
  • b. ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 4.1 onder c en d zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan.

4.2.3 Ondergronds bouwen
  • a. op deze gronden zonder de aanduiding als bedoeld in lid 4.1 onder c en d, mag beneden het peil worden gebouwd.

4.2.4 Maatvoering
  • a. het aantal, goot- en bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, oppervlakte en onderlinge afstand bedragen ten hoogste de navolgende maten dan wel indien aangegeven ten minste:

gebouwen en bouwwerken   aantal   goothoogte van een bouwwerk   bouwhoogte van een bouwwerk   bebouwingspercentage van het bouwvlak boven het peil   afstand tussen gebouwen onderling ten minste  
appartementengebouwen, exclusief parkeergarage onder peil   3   10 m   13 m   zie maatvoering aanduiding   10 m  
erfafscheidingen       1,25 m      
privacyschermen met een diepte van ten hoogste 2 m       2 m      
nutsvoorzieningen       3 m      
straatverlichting met neerwaartse uitstraling       5 m      
speelvoorzieningen       8 m      
vlaggenmasten       10 m      
overige bouwwerken, geen gebouw of overkappingen, zijnde       3 m      

  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a mogen de goothoogte en bouwhoogte tot ten hoogste 30% van de totale gevellengte van een gebouw worden overschreden met 2 m respectievelijk 3 m ten behoeve van hoogteaccenten in de vorm van verspringing in de gevel en kleine torens.
4.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen ten behoeve van een goede stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de appartementengebouwen ten opzichte van Ringdijk Noord, ten aanzien van:

  • a. een samenhangend en evenwichtig beeld van de appartementengebouw in relatie tot de betekenis van Ringdijk Noord als entree van Cadzand-Bad door nadere eisen te stellen inzake:
    • 1. de onderlinge afstand tussen gebouwen in het belang van een vrijstaand karakter;
    • 2. de situering van de gebouwen ten opzichte van de Ringdijk Noord zodanig dat geen doorgaande, te langgerekte bebouwingslijn ontstaat;
    • 3. de oppervlakte in verband met een evenwichtige verhouding van de oppervlakte van de twee appartementengebouwen aan de westzijde;
  • b. situering van gebouwen ter voorkoming van aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de gronden aan de zuid- en zuidoostzijde.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het aantal appartementen voor recreatief verblijf bedraagt ten hoogste 60;
  • b. permanente bewoning van recreatieappartementen is niet toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' bedraagt de breedte van de verkeersontsluiting ten hoogste 6 m; ter plaatse is tevens verharding toegestaan voor een calamiteitenontsluiting alsmede ten hoogste 3 parkeerplaatsen in een open verharding; van de verharding voor calamiteiten en parkeerplaatsen bedraagt de oppervlakte niet meer bedraagt dan 195 m²;
  • d. het aantal parkeerplaatsen in de parkeergarage bedraagt ten minste 72 parkeerplaatsen indien 60 appartementen worden gebouwd; bij een lager aantal appartementen bedraagt het minimum aantal parkeerplaatsen 1,2 parkeerplaats per appartement minder;
  • e. ter plaatse van gronden binnen het bouwvlak zijn geen parkeerplaatsen toegestaan;
  • f. het gebruik van de gronden als seksinrichting is niet toegestaan;
  • g. de opslag van materialen en goederen buiten gebouwen, overkappingen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is niet toegestaan;
  • h. straatverlichting is uitsluitend met neerwaartse uitstraling toegestaan.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Verbijzondering

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro wetgevingszone - wijzigingsgebied - 1' de goot- en bouwhoogte wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de goot- en bouwhoogte mogen met ten hoogste 5 m worden verhoogd ten behoeve van de verbijzondering van het hoekelement in relatie tot de situering van de T-splitsing Ringdijk Noord/Vlamingpolderweg en als entree van het gebied;
  • b. de verbijzondering is toegestaan in de vorm van een toren waarbij het mogelijk is de toren in twee gedeelten te splitsen, zodanig dat de tweede, hoger gelegen toren, wordt gevormd door een afzonderlijk, kleinschaliger hoogteaccent;
  • c. de verbijzondering houdt geen verzelfstandiging in, in de vorm van een afzonderlijk appartement;
  • d. in het wijzigingsplan kan de hoogteregeling nader worden gedetailleerd zodanig dat het bouwplan in de voorgestelde vorm wordt geregeld;
  • e. planwijziging is slechts dan toegestaan als gebleken is dat het ontwerp voor de verbijzondering in overeenstemming is met redelijke eisen van welstand.

Artikel 5 Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie in recreatiewoningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 1': uitsluitend groen- en watervoorzieningen, langzaamverkeersroute en landbiotoop voor de boomkikker;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - kikkerput': tevens een kikkerput;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - 2': uitsluitend groenvoorzieningen;
  • e. bij deze functies behorende voorzieningen zoals sport- en spelvoorzieningen, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, andere terreinverhardingen, groen en water, ondergrondse afvalcontainers, waterberging en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Binnen het bouwvlak
  • a. binnen het bouwvlak worden gebouwd:
    • 1. recreatiewoningen met bijbehorende aan- of uitbouwen, maar geen bijgebouwen;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde;
  • b. recreatiewoningen worden vrijstaand of twee aaneen gebouwd;
  • c. afzonderlijke bouwlagen van recreatiewoningen beneden peil zijn niet toegestaan;
  • d. recreatiewoningen worden gebouwd op een bouwperceel van ten minste 200 m² en ten hoogste 1.000 m², met dien verstande dat ten hoogste 10% van de percelen kleiner mag zijn met een minimum van 185 m² en ten hoogste 10% van de percelen groter mag zijn dan 1.000 m² met een maximum van 1.100 m².

5.2.2 Buiten het bouwvlak
  • a. buiten het bouwvlak worden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, gebouwd;
  • b. ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 5.1 onder b en c zijn geen gebouwen en overkappingen toegestaan.

5.2.3 Maatvoering
  • a. het bebouwingspercentage van een woning bedraagt per bouwperceel ten hoogste:
    • 1. ter plaatse van een bouwperceel kleiner dan 500 m²: 50%;
    • 2. ter plaatse van een bouwperceel vanaf 500 m² tot 750 m²: 40%;
    • 3. ter plaatse van een bouwperceel vanaf 750 m²: 35%;
  • b. in afwijking op het bepaalde onder a mag de oppervlakte van een woning in ieder geval bedragen:
    • 1. ter plaatse van een bouwperceel kleiner dan 500 m²: 100 m²;
    • 2. ter plaatse van een bouwperceel vanaf 500 m² tot 750 m²: 250 m²;
    • 3. ter plaatse van een bouwperceel vanaf 750 m²: 300 m²;
  • c. het aantal, goot- en bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken en onderlinge afstand bedragen ten hoogste de navolgende maten dan wel indien aangegeven ten minste:

gebouwen en bouwwerken   aantal   goothoogte van een bouwwerk   bouwhoogte van een bouwwerk   afstand tussen gebouwen aan één zijde ten minste   afstand van gebouwen tot zijdelingse perceelsgrens niet aaneen gebouwd  
recreatiewoning   30   6 m   10 m   3 m   3 m  
aan- en uitbouwen     3 m   5 m      
erfafscheidingen       1,25 m      
privacyschermen met een diepte van ten hoogste 2 m       2 m      
nutsvoorzieningen       3 m      
straatverlichting met neerwaartse uitstraling       5 m      
speelvoorzieningen       8 m      
vlaggenmasten       10 m      
overige bouwwerken, geen gebouw of overkappingen, zijnde       3 m      

5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. permanente bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' is een verkeersontsluiting toegestaan; de breedte van de ontsluiting bedraagt niet meer dan 6 m per ontsluiting;
  • c. gronden als bedoeld in lid 5.1 onder b worden gebruikt voor ten minste 2.142 m² als landbiotoop voor de boomkikker in de vorm van een duinenlandschap;
  • d. de gronden als bedoeld in lid 5.1 onder c worden gebruikt als kikkerput voor:
    • 1. ter plaatse van het noordwestelijk gelegen aanduidingsvlak: ten minste 912 m²;
    • 2. ter plaatse van het noordoostelijk gelegen aanduidingsvlak: ten minste 104 m²;
    • 3. ter plaatse van het zuidelijk gelegen aanduidingsvlak: ten minste 132 m²;
  • e. het aantal parkeerplaatsen bedraagt ten minste 2 per recreatiewoning op eigen perceel;
  • f. het gebruik van de gronden als seksinrichting is niet toegestaan;
  • g. de opslag van materialen en goederen buiten gebouwen, overkappingen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is niet toegestaan;
  • h. straatverlichting is uitsluitend met neerwaartse uitstraling toegestaan.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.3, onder e met inachtneming van de volgende regels:

  • a. per perceel kan het aantal parkeerplaatsen worden teruggebracht naar 1 parkeerplaats per perceel, in verband met bijvoorbeeld de relatief kleinere omvang van het perceel;
  • b. elders worden binnen het bestemmingsvlak één of meer parkeerplaatsen gesitueerd;
  • c. het aantal te realiseren parkeerplaatsen bedraagt ten minste 0,2 parkeerplaats per perceel te realiseren als gehele parkeerplaatsen.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in lid 5.1 onder b en c en lid 5.3 onder c en d zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend het afgraven, egaliseren, ontginnen en ophogen.

5.5.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 5.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de realisatie van de bestemming;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

5.5.3 Voorwaarde voor de aanlegvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 5.1 onder b en c en lid 5.3 onder c en d bedoeld, niet onevenredig worden aangetast.

5.5.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een aanlegvergunning als bedoeld in lid 5.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de natuur- en landschapsdeskundige, over de vraag zoals genoemd in lid 5.5.3.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bouwvlak aan de noordoostzijde wijzigen en de aanduidingen 'specifieke vorm van groen - 1' en specifieke vorm van groen - 2' verplaatsen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het bouwvlak kan in noordelijke richting worden vergroot met ten hoogste 10 m, gemeten ter hoogte van de noordoosthoek van het bouwvlak;
  • b. de wijziging van het bouwvlak is aanvaardbaar voor zover de belangen van de bestemming Vrijwaringszone - Dijk niet onevenredig worden aangetast; bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt tevens toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 8.1.3;
  • c. in het wijzigingsplan worden tegelijkertijd de aanduidingen als bedoeld in lid 5.1 onder b, c en/of d in dezelfde omvang gewijzigd en/of verplaatst binnen het bestemmingsvlak, zodanig dat de belangen als bedoeld in lid 5.3 onder b en c inzake de landbiotoop voor de boomkikker niet worden geschaad;
  • d. voorafgaand aan het ter inzage leggen van het ontwerpwijzigingsplan is een ontheffing nodig volgens artikel 3.2 van het Barro.

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – bij wijze van dubbelbestemming – bestemd voor bescherming en veiligstelling van de waterstaatkundige functie van de nabij gelegen primaire waterkering.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering dan wel wanneer de bouwwerkzaamheden noodzakelijk zijn voor de realisering van de gebruiks- en bouwmogelijkheden ingevolge de bestemmingen in hoofdstuk 2.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 onder b ten behoeve van het bouwen van nieuwe bouwwerken, of het uitbreiden van bestaande bouwwerken, met inachtneming van het volgende:

  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterstaatkundige functie van de primaire waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waterstaat - Waterkering zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen;
  • c. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

6.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de instandhouding van de waterkering;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • e. noodzakelijk zijn voor de realisering van de gebruiks- en bouwmogelijkheden ingevolge de bestemmingen Gemengd en/of Verkeer.

6.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waterstaatskundige functies van de primaire waterkering niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

6.4.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de waterkering of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 6.4.3 wordt voldaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Antidubbeltelbepaling

Gronden die in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Vrijwaringszone - Dijk
8.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'Vrijwaringszone - Dijk' aangewezen gronden zijn –  behalve voor de daar voorkomende bestemmingen – mede aangeduid voor waterstaatkundige voorzieningen.

8.1.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. voor de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) en geldende bouwregels mag uitsluitend worden gebouwd, als het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

8.1.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1.2, onder c met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. de waterstaatkundige belangen worden door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;

alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan van dit plan bij omgevingsvergunning worden afgeweken, met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

10.2 Wijzigingsbevoegdheid voor verschuiven bouwvlak en landbiotoop boomkikker

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro wetgevingszone - wijzigingsgebied - 2':

met inachtneming van de volgende regels:

  • d. de wijziging van het bouwvlak is aanvaardbaar voor zover de belangen van de bestemming Vrijwaringszone - Dijk niet onevenredig worden aangetast; bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt tevens toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 8.1.3;
  • e. in het wijzigingsplan worden de bestemmingen als bedoeld onder a en b gewijzigd en verplaatst in dezelfde omvang, zodanig dat de belangen als bedoeld in lid 4.4 onder c inzake de landbiotoop voor de boomkikker niet worden geschaad;
  • f. de vorm en oppervlakte van het bouwvlak mogen worden gewijzigd alsmede de afstand van het bouwvlak tot de bestemmingsgrens, zodanig dat de belangen als bedoeld in lid 4.4 onder c inzake de landbiotoop voor de boomkikker niet worden geschaad;
  • g. voorafgaand aan het terinzageleggen van het ontwerpwijzigingsplan is een ontheffing nodig volgens artikel 3.2 van het Barro.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregel

Artikel 11 Overgangsregels

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. eenmalig kan in afwijking van sub a een omgevingsvergunning worden verleend voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, zoals bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, zoals bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Duinhof Oost'.