direct naar inhoud van Regels
Plan: EuroParcs Schoneveld
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.bpschoneveld-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan 'EuroParcs Schoneveld' in de gemeente Sluis.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML - bestand NL.IMRO.1714.bpschoneveld-ON01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 bebouwing

een of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 bedrijf

een bedrijf dat het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfsrecreatie tot doel heeft.

1.8 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningen, gericht op het bieden van recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden.

1.9 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.10 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bewoonbaar vloeroppervlak

de oppervlakte van de ruimten in de recreatiewoning, gemeten binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte uitspringende onderdelen van het gebouw zoals schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, doch zonder aftrek van plinten en vast meubilair zoals aanrechten en verwarmingslichamen. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 m hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

1.15 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 bouwwerk voor recreatief nachtverblijf/gebouw voor recreatief nachtverblijf

een constructie van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 centrale voorzieningen

gebouwen ten dienste van verblijfsrecreatieve bedrijfsuitoefening, zijnde sanitaire voorzieningen, kantines, kantoren, recepties, zalen, parkwinkel, beheerloodsen, bowling, overdekte zwembaden, wellness, huisvesting ten behoeve van personeel en een bedrijfswoning.

1.23 centrale bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningen, gericht op het bieden van recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden.

1.24 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 gebouw voor recreatief nachtverblijf

een gebouw dat is bestemd voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, stacaravan of chalet, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.28 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.29 hoofdverblijf

een gebouw of een deel van een gebouw dat fungeert als de vaste woonplaats van de betrokkene, hetgeen kan blijken uit de gemeentelijke basisadministratie of andere bewijsmiddelen

1.30 kampeermiddel

tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben

1.31 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie - instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

1.32 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.33 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.34 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.35 parkwinkel

kleinschalige zelfbedieningswinkel waar levensmiddelen van uiteenlopende aard en huishoudelijke artikelen verkocht worden voor bezoekers van het park.

1.36 permanente bewoning

het gebruik van een gebouw door eenzelfde persoon of eenzelfde huishouden op een wijze die noopt tot inschrijving in de basisadministratie van de gemeente Sluis.

1.37 peil

voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.38 recreatief nachtverblijf

een constructie van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.39 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

1.40 Staat van Horeca activiteiten

de Staat van Horeca activiteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.41 standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.42 verblijfsrecreatie

het kortdurend verblijf van één of meerdere personen met overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning.

1.43 zichtlijn

denkbeeldige lijn zonder obstakels, zodat langs deze lijn gekeken kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

  • a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  • b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot / druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,0 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. opgaande beplantingen ten behoeve van een adequate groene omzoming van recreatieterreinen conform de landschappelijke inpassing uit het kwaliteitsverbeteringsplan dat is opgenomen in bijlage 2 van deze regels;
  • b. groen en water;
  • c. waterberging en waterafvoermogelijkheden;
  • d. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen;
  • e. een ontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - ontsluitingsweg'.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen;
  • c. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

3.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod uit lid 3.3.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, mits in overeenstemming met het voorgaande bestemmingsplan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

3.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar als

  • a. de werken en werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' naar het oordeel van burgemeester en wethouders dienen voor de realisatie en instandhouding van en/of passen binnen het landschappelijk inpassingsplan als bedoeld in lid 3.1 onder d;
  • b. voor andere gronden dan bedoeld onder a een inrichtingsplan en/of beeldkwaliteitsparagraaf is overlegd;
  • c. naar het oordeel van burgemeester en wethouders het inrichtingsplan en de beeldkwaliteitsparagraaf zoals genoemd onder a past binnen de beoogde kwaliteitsdoelstellingen zoals deze zijn vastgelegd in Kwaliteitsverbeteringsplan die als bijlage 2 bij deze regels is opgenomen.

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie EuroParcs Schoneveld

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie EuroParcs Schoneveld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': verblijfsrecreatie in kampeermiddelen en in gebouwen voor recreatief nachtverblijf, niet zijnde recreatiewoningen, op standplaatsen;'
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zichtlijn': een zichtlijn;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie': 'verblijfsrecreatie in gebouwen voor recreatief nachtverblijf;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is tevens wonen toegestaan;
  • e. centrale voorzieningen;
  • f. horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca activiteiten (Bijlage 1);
  • g. spel-, sport- en speelvoorzieningen;
  • h. een bedrijfswoning;
  • i. het aanbieden van faciliteiten voor verblijfsrecreatie is uitsluitend toegestaan door middel van een bedrijfsmatige exploitatie;
  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water, waterberging en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

Alsmede ter uitvoering van de transformatie en kwaliteitsverbetering van het park zoals is opgenomen in het kwaliteitsverbeteringsplan, welke is bijgevoegd in bijlage 2 bij de regels.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Toelaatbare bebouwing 'kampeerterrein'

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

4.2.2 Maatvoering 'kampeerterrein'
  • a. Het aantal, de goot- en bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en onderlinge afstand van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van recreatiewoningen bedragen ten hoogste de volgende maten:

gebouwen en bouwwerken   aantal   goot-
hoogte  
bouw-
hoogte  
opper-
vlakte  
inhoud   afstand tussen gebouwen en bouwwerken onderling  
kampeermiddel of bouwwerk voor recreatief nachtverblijf, inclusief aan- en uitbouwen   niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal standplaatsen'   3 m; voor bestaande bouwwerken de bestaande goothoogte, behoudens de bouwwerken aangeduid met 'specifieke vorm recreatie - bijzonder overgangsrecht'   5 m   90 m²     3 m  
bijgebouw bij een kampeermiddel en/of gebouw voor recreatief nachtverblijf   1     3 m   15 m²     3 m  
gebouwen en overkappingen ten behoeve van centrale voorziening en horeca     5 m   9 m   15% van het bouwvlak     0 of 3 m  
bedrijfswon ing inclusief aan- en uitbouw, veranda en bijgebouwen   1 per bouwvlak   5 m   9 m   200 m²   1.000 m³    
erfafscheidingen       1,25 m        
nutsvoorzieningen       3 m        
straatverlichting       5 m        
speelvoorzieningen       8 m        
vlaggenmasten       10 m        
overige bouwwerken, geen gebouw, zijnde       3 m        

4.2.3 Toelaatbare bebouwing 'verblijfsrecreatie'

Ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' mogen worden gebouwd:

  • a. binnen het bouwvlak:
    • 1. bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
    • 2. bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen, zijnde;
  • b. op de gronden buiten het bouwvlak mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • c. bijgebouwen bij bouwwerken voor recreatief nachtverblijf zijn niet toegestaan.

4.2.4 Maatvoering 'verblijfsrecreatie'
  • a. Het aantal, de goot- en bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en onderlinge afstand van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van recreatiewoningen bedragen ten hoogste de volgende maten:

gebouwen en bouwwerken   aantal   goot-
hoogte  
bouw-
hoogte  
oppervlakte   inhoud   afstand tussen gebouwen en bouwwerken op aangrenzende kavel  
bouwwerk voor recreatief nachtverblijf, inclusief aan- en uitbouwen   niet meer dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal standplaatsen'   3 m   niet hoger dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte'   70 m², met dien verstande dat de totale oppervlakte van bouwwerken voor recreatief nachtverblijf t.p.v. de aanduiding 'verblijfsrecreatie' niet meer bedraagt dan 4.977 m²

 
  5 m  
nutsvoorzieningen       3 m        
straatverlichting       5 m        
speelvoorzieningen       8 m        
vlaggenmasten       10 m        
overige bouwwerken, geen gebouw, zijnde       3 m        

4.2.5 Maatvoering 'wonen'

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:
bouwwerk   goothoogte   bouwhoogte   oppervlakte/inhoud  
hoofdgebouwen (inclusief aan- en uitbouwen)   6 m tenzij anders aangegeven   10 m   ten hoogste 40% van het bouwperceel met een maximum van 1.000 m³  
bijgebouwen en overkappingen bij de woning   4 m   8 m   ten hoogste 40% van het zij- en achtererf met een maximum van 120 m²  

4.2.6 Zichtlijnen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zichtlijn' is geen bebouwing toegestaan.

4.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.4 en lid 4.2.2 voor het toestaan van hogere straatverlichting, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. geen lichtuitstraling naar de bovenkant;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 meter;
    • 3. aangetoond is dat hogere lichtmasten noodzakelijk zijn en is aangegeven in welke periode;
    • 4. de effecten op de omgeving beoordeeld zijn;
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a voor de onderlinge afstand tussen bouwwerken met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de brandveiligheid dient te zijn gewaarborgd;
    • 2. de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 3. er kunnen nadere voorwaarden aan de omgevingsvergunning worden verbonden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Gebruik recreatieterrein

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een terras bij een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf bedraagt ten hoogste 10 m²;
  • b. het aanbieden van faciliteiten voor verblijfsrecreatie anders dan door middel van een bedrijfsmatige exploitatie is niet toegestaan;
  • c. het permanent bewonen of laten bewonen van kampeermiddelen, bouwwerken voor recreatief nachtverblijf en/of een recreatiewoning met bijbehorende aan- en uitbouw en bijgebouwen is niet toegestaan;
  • d. recreatief nachtverblijf mag gedurende het hele jaar;
  • e. recreatief nachtverblijf in een bijgebouw is niet toegestaan;
  • f. een kampeermiddel is uitsluitend toegestaan op een standplaats;
  • g. een onoverdekt zwembad is niet toegestaan;
  • h. er dient sprake te zijn van een centraal bedrijfsmatige exploitatie;
  • i. de oppervlakte voor een parkwinkel bedraagt ten hoogste 150 m²;
  • j. de afstand tussen horeca en de functie wonen bedraagt ten minste 50 m;
  • k. uitsluitend straatverlichting met een neerwaartse uitstraling is toegestaan;
  • l. het is niet toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken voor:
    • 1. de opslag van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen met een hoogte en een oppervlakte van respectievelijk meer dan 1,5 m en 50 m²;
    • 2. als uitstallings- opslag- en standplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen en boten;
    • 3. als opslagplaats voor bagger en grondspecie.

4.4.2 Voorwaardelijke verplichting kwaliteitsverbetering

Het gebruik en bouwen van een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf als genoemd in lid 4.1 lid 1 onder b is uitsluitend toegestaan conform de navolgende regeling:

  • a. per 3 te realiseren bouwwerken voor recreatief nachtverblijf binnen de gronden met de aanduiding 'verblijfsrecreatie' dient het aantal bouwwerken voor recreatief nachtverblijf binnen de gronden met de aanduiding 'kampeerterrein' boven het in dit plan toegestane maximale aantal voorafgaand met 1 te verminderen; indien het aantal op de gronden met de aanduiding 'kampeerterrein' aldus met 25 is verminderd, mag het in dit plan toegestane maximale aantal binnen de gronden met de aanduiding 'verblijfsrecreatie' worden gerealiseerd; en tevens dienen
  • b. per 1 te realiseren bouwwerk voor recreatief nachtverblijf binnen de gronden met de aanduiding 'verblijfsrecreatie' voorafgaand 4 kavels met een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf binnen de gronden met de aanduiding 'kampeerterrein' te voldoen aan de voorwaarden als beschreven in hoofdstuk 5 bij C van het Kwaliteitsverbeteringsplan, welke als bijlage 2 bij de regels van dit plan is opgenomen.

4.4.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  • a. Het gebruik en bouwen van een bouwwerk voor recreatief nachtverblijf als genoemd in lid 4.1 onder b is uitsluitend toegestaan na realisatie en met instandhouding van het landschappelijk inpassingsplan in hoofdstuk 5 bij D van het Kwaliteitsverbeteringsplan, welke is opgenomen in bijlage 2 bij de regels van dit bestemmingsplan.

4.4.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Het gebruik als genoemd in lid 4.1 onder b is uitsluitend toegestaan indien voldoende compenserende maatregelen zijn getroffen om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan, waarbij de compensatie tenminste 75 mm per vierkante meter toegenomen verhard oppervlak bedraagt.

4.5 Afwijken van de specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 voor de aanleg van een onoverdekt zwembad, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het zwembad mag uitsluitend ten dienste zijn aan het ter plaatste gevestigde verblijfsrecreatiebedrijf;
  • b. de grootte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 250 m²;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
  • d. bij het bij een omgevingsvergunning afwijken is het bevoegd gezag bevoegd om nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmeting van het zwembad alsmede met betrekking tot het treffen van voorzieningen ter afscherming van het zwembad, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, dan wel voor een verantwoorde en evenwichtige inpassing van het zwembad in de omgeving;
  • e. het bevoegd gezag wint schriftelijk advies in bij de waterbeheerder van de afvalwaterketen over de afvoercapaciteit van het riool.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen, waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is vereist, buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als tenminste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw binnen hetzelfde bouwvlak plaatsvindt en er geen belemmeringen zijn met betrekking tot milieu en natuur;
  • d. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken zoals opgenomen in 10.1 niet van toepassing.
6.2 Afstanden van woningen tot wegen

Ingeval van herbouw van een (bedrijfs-, dienst-)woning elders op een bestemmingsvlak of bouwvlak mag de afstand van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) tot de as van de weg - ter beperking van geluidhinder - niet worden verkleind.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

De algemene gebruiksregels luiden als volgt:

  • a. het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.
  • b. het bevoegd gezag wijkt af van het bepaalde onder a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 Vrijwaringszone - dijk
8.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'Vrijwaringszone - dijk' aangewezen gronden zijn - behalve voor de daar voorkomende bestemmingen - mede aangeduid voor waterstaatkundige voorzieningen.

8.1.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de hoogte van bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • c. voor de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) en geldende bouwregels mag uitsluitend worden gebouwd, als het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

8.1.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.1.2, onder c met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  • b. de waterstaatkundige belangen worden door de bouwactiviteiten niet onevenredig geschaad;
  • c. alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering over de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad.
8.2 overige zone - 85% openbaar toegankelijk

Met betrekking tot het gebruik van deze gronden gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - 85% openbaar toegankelijk' dient minimaal 85% van het terrein openbaar toegankelijk te zijn.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk (anders dan rechtstreeks toegestaan) of van gronden - al dan niet gecombineerd -, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van het vastgestelde beleid parkeernormen bepaald wat de parkeerbehoefte is en of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien op eigen terrein voorzien kan worden in de benodigde parkeergelegenheid.
  • d. in het geval van verbouw, vervangende nieuwbouw of een functiewijziging van een bestaand pand waarbij de parkeerbehoefte maximaal met 2,0 parkeergelegenheden toeneemt is het niet nodig dat in deze extra parkeergelegenheid wordt voorzien.
9.2 Afwijkingsbevoegdheid parkeergelegenheid
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1 sub c als niet op eigen terrein kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid of dit vanuit ruimtelijk of stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst is maar parkeren kan worden opgevangen door benutting van bestaande parkeerruimte in de openbare ruimte. Inzichtelijk moet zijn gemaakt wat de parkeerdruk in die openbare ruimte is en acceptabele loopafstanden moeten in acht zijn genomen. Getoetst wordt aan het beleid parkeernormen.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1 sub c als niet op eigen terrein kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid of dit vanuit ruimtelijk of stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst is en parkeren ook niet kan worden opgevangen door benutting van bestaande parkeerruimte in de openbare ruimte, maar de aanleg van extra parkeerplaatsen in de openbare ruimte binnen acceptabele loopafstanden wel is gewaarborgd. Getoetst wordt aan het beleid parkeernormen.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1sub a en c en in minder parkeergelegenheid worden voorzien dan het beleid parkeernormen voorschrijft indien op eigen terrein en ook binnen acceptabele loopafstand onvoldoende parkeergelegenheid in de openbare ruimte aanwezig is of te realiseren is, maar gebruik wordt gemaakt van mobiliteitsalternatieven. Gemotiveerd dient te worden dat minder parkeerplaatsen nodig zijn omdat gebruik wordt gemaakt van mobiliteitsalternatieven. Dit moet in vergunningsvoorwaarden worden gewaarborgd.
  • d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1 sub a en c en in minder parkeergelegenheid worden voorzien dan het beleid parkeernormen voorschrijft indien op eigen terrein en ook binnen loopafstand onvoldoende parkeergelegenheid in de openbare ruimte aanwezig is of te realiseren is, maar de ontwikkeling van groot openbaar belang is. Gemotiveerd dient te worden dat er aantoonbare bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de parkeernorm rechtvaardigen.
  • e. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.1 sub a en c en in minder parkeergelegenheid worden voorzien dan het beleid parkeernormen voorschrijft indien op eigen terrein en ook binnen loopafstand onvoldoende parkeergelegenheid in de openbare ruimte aanwezig is of te realiseren is, maar het parkeren op gebiedsniveau wel kan worden verbeterd. In een dergelijk geval dient een financiële bijdrage te worden geleverd voor aanleg en verbetering van parkeervoorzieningen elders.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Bijzonder overgangsrecht bouwwerken

Voor een op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig bouwwerk voor recreatief nachtverblijf dat binnen de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bijzonder overgangsrecht' is gesitueerd en afwijkt van het bestemmingsplan, geldt overgangsrecht ter zake van de goot- en bouwhoogte, waarbij de maximale goothoogte gelijk mag zijn aan de bestaande bouwhoogte, en mag dit bouwwerk, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

10.3 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van het bestemmingsplan 'EuroParcs Schoneveld'.