direct naar inhoud van Regels
Plan: Camping Zonneweelde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begrippen

1.1 het plan

het bestemmingsplan 'Camping Zonneweelde' van de gemeente Sluis.

1.2 het bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 bebouwing

een of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.

1.8 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningen, geri.cht op het bieden van recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden;

1.9 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.10 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bevoegd gezag

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 bewoonbaar vloeroppervlak

de oppervlakte van de ruimten in de recreatiewoning, gemeten binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte uitspringende onderdelen van het gebouw zoals schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, doch zonder aftrek van plinten en vast meubilair zoals aanrechten en verwarmingslichamen. Vloeroppervlak waarboven minder dan 1,5 m hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.20 centrale voorzieningen

gebouwen ten dienste van verblijfsrecreatieve bedrijfsuitoefening, zijnde sanitaire voorzieningen, kantines, kantoren, recepties, zalen, parkwinkel, beheerloodsen, bowling, overdekte zwembaden, wellness, logiesaccommodatie voor huisvesting van eigen personeel en een bedrijfswoning.

1.21 extensieve dagrecreatie

de niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, outdooractiviteiten gelieerd aan het aangrenzende outdoorbedrijf, zwemmen en natuurobservatie.

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 gebouw voor recreatief nachtverblijf

een gebouw dat is bestemd voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, stacaravan, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.24 groepsaccommodatie

een (deel van een) gebouw, of een (cluster van) bouwwerk(en) voor recreatief nachtverblijf, dat blijkens zijn indeling geschikt en is voor recreatief nachtverblijf door groepen en ook als zodanig bestemd is.

1.25 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.26 hoofdverblijf

een gebouw of een deel van een gebouw dat fungeert als de vaste woonplaats van de betrokkene, hetgeen kan blijken uit de gemeentelijke basisadministratie of andere bewijsmiddelen.

1.27 kampeermiddel

een niet als bouwwerk aan te merken recreatief nachtverblijf, zoals een vouwwagen, kampeerauto, caravan of hiermee gelijk te stellen onderkomen.

1.28 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.29 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.30 parkwinkel

kleinschalige zelfbedieningswinkel waar levensmiddelen van uiteenlopende aard en huishoudelijke artikelen verkocht worden voor bezoekers van het park.

1.31 peil

voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen:

  • a. de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.32 permanente bewoning

het gebruik van een gebouw door eenzelfde persoon of eenzelfde huishouden op een wijze die ingevolge het bepaalde van de Wet basisadministratie personen noopt tot inschrijving in de basisadministratie van de gemeente Sluis.

1.33 recreatief nachtverblijf

verblijfsrecreatie in een gebouw of kampeermiddel.

1.34 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, bedoeld voor verblijfsrecreatie, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde.

1.35 standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.

1.36 stacaravan

een gebouw ten behoeve van recreatief nachtverblijf uit één niet-samengesteld geheel, dat zelfstandig in zijn geheel over de weg kan worden vervoerd.

1.37 verblijfsrecreatie

het kortdurend verblijf met overnachting in een gebouw voor recreatief nachtverblijf of in een kampeermiddel van één of meerdere personen die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 oppervlakte standplaats kampeermiddel

de oppervlakte van het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. opgaande beplantingen ten behoeve van een adequate groene omzoming van recreatieterreinen;
  • b. groen en water;
  • c. waterberging en waterafvoermogelijkheden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing': tevens voor andere vormen van landschappelijke inpassing en verblijfsrecreatief gebruik, zoals bedoeld in artikel 4 lid 4.1 onder a;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
  • c. Ondergronds bouwen (of bouwen onder het maaiveld) is uitsluitend toegestaan onder een gebouw.
  • d. De bouwregel onder d is niet van toepassing op ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht.
  • e. Dee bouwdiepte bedraagt ten hoogste 4 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Voorwaardelijke verplichtingen - gebruik

Op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' mogen gronden en bouwwerken uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het in lid 3.1 onder d toelaatbaar gebruik voor zover de inrichting daarvan is vastgelegd in een inrichtingsplan waarmee de Provincie Zeeland, de gemeente Sluis en het Waterschap Scheldestromen hebben ingestemd en dat is gebaseerd op de uitgangspunten in de 'Zeeuwse Kustvisie, samen sterk voor de Zeeuwse kust 26-06-2017'.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de in lid 3 lid 3.1 onder d bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen;
  • c. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

3.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod uit lid 3.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:

  • a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, mits in overeenstemming met het voorgaande bestemmingsplan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

3.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar:

  • a. een inrichtingsplan en/of beeldkwaliteitsparagraaf is overlegd;
  • b. naar het oordeel van burgemeester en wethouders het inrichtingsplan en de beeldkwaliteitsparagraaf zoals genoemd onder a past binnen de beoogde kwaliteitsdoelstellingen zoals deze zijn vastgelegd in de rapportage Ruimtelijke kwaliteit recreatieterreinen die als bijlage 2 bij deze regels is opgenomen.

Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie - Zonneweelde

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie - Zonneweelde' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie;
  • b. centrale voorzieningen;
  • c. horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca activiteiten;
  • d. spel-, sport- en speelvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': recreatief nachtverblijf;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' tevens voor andere vormen van landschappelijke inpassing dan opgaande beplantingen ten behoeve van een adequate groene omzoming van recreatieterreinen;
  • g. bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water, waterberging en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels.

4.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

4.2.2 Maatvoering
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' als bedoeld in lid 4.1 onder f bedraagt het aantal gebouwen voor recreatief nachtverblijf als bedoeld in 4.2.1 onder b sub 1 ten hoogte 10;
  • b. het aantal, de goot- en bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en onderlinge afstand van gebouwen en bouwwerken bedragen ten hoogste de volgende maten:

gebouwen en bouwwerken   aantal   goothoogte van een bouwwerk   bouwhoogte van een bouwwerk   oppervlakte van een bouwwerk   inhoud van een bouwwerk   afstand tussen gebouwen en bouwwerken onderling  
gebouw als bedoeld in lid 4.2.1 onder b sub 1 inclusief aan- en uitbouw en veranda   292   3 m   5 m   70 m²     5m  
bijgebouw bij een kampeermiddel en/of gebouw als bedoeld in lid 4.2.1 onder b sub 1   1     3 m   15 m²      3 m  
gebouwen en overkappingen ten behoeve van centrale voorzieningen en horeca     5 m   10 m   15% van het bouwvlak      
logiesaccommodatie voor huisvesting van eigen personeel   2            
bedrijfswoning (hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouw, veranda en bijgebouwen)   1   5 m   9 m   250 m²   1.000 m3    
erfafscheidingen       1,25 m        
nutsvoorzieningen       3 m        
straatverlichting       5 m        
speelvoorzieningen       8 m        
waterglijbaan       12 m        
vlaggenmasten en lichtmasten       10 m        
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde       3 m        

4.2.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen onder gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. De bouwdiepte mag maximaal 4 m bedragen.
  • b. De ondergrondse bebouwing of halfverdiepte bebouwing mag uitsluitend onder het gebouw worden gerealiseerd, met uitzondering van ingangspartijen en voorzieningen voor de toetreding van daglicht.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1. voor het toestaan van hogere straatverlichting, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. geen lichtuitstraling naar de bovenkant;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 meter;
  • c. aangetoond is dat hogere lichtmasten noodzakelijk zijn en is aangegeven in welke periode;
  • d. de effecten op de omgeving beoordeeld zijn.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden de volgende regels:

  • a. het aanbieden van faciliteiten voor verblijfsrecreatie anders dan door middel van een bedrijfsmatige exploitatie is niet toegestaan;
  • b. permanente bewoning is niet toegestaan;
  • c. recreatief nachtverblijf mag gedurende het hele jaar;
  • d. recreatief nachtverblijf in een bijgebouw is niet toegestaan;
  • e. het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste 292;
  • f. een kampeermiddel is uitsluitend toegestaan op een standplaats;
  • g. de oppervlakte voor een parkwinkel bedraagt ten hoogste 300 m²;
  • h. de afstand tussen horeca en de functie wonen bedraagt ten minste 50 m;
  • i. straatverlichting heeft een neerwaartse uitstraling;
  • j. het is niet toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken voor:
    • 1. de opslag van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen met een hoogte en een oppervlakte van respectievelijk meer dan 1,5 m en 50 m²;
    • 2. als uitstallings- opslag- en standplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen en boten;
    • 3. als opslagplaats voor bagger en grondspecie.

4.4.2 Voorwaardelijke verplichtingen - gebruik

Op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' mogen gronden en bouwwerken uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het in lid 4.1 toelaatbaar gebruik voor zover de inrichting daarvan is vastgelegd in een inrichtingsplan waarmee de Provincie Zeeland, de gemeente Sluis en het Waterschap Scheldestromen hebben ingestemd en dat is gebaseerd op de uitgangspunten in de 'Zeeuwse Kustvisie, samen sterk voor de Zeeuwse kust 26-06-2017'.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van het bestemmingsplan worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.
  • b. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde onder a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Camping Zonneweelde".