direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Camping Zonneweelde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Camping Zonneweelde is een camping van circa 7,7 hectare met 357 vergunde standplaatsen en kent al een lange historie. Het aanbod bestaat voor een groot deel uit jaarplaatsen voor chalets, stacaravans en toercaravans. Daarnaast is er ook toeristisch aanbod in de vorm van verhuurchalets, trekkershutten en toeristische plaatsen. Bij de entree van het park zijn de centrale voorzieningen van het park gelegen. De huidige inrichting voldoet op diverse punten niet aan de wensen van de gasten en de eigenaren. Om in de concurrerende recreatiemarkt van Zeeuws-Vlaanderen relevant te blijven en een onderscheidend product te kunnen bieden is kwaliteitsverbetering noodzakelijk.

In 2013 heeft adviesbureau Van der Reest de 'Toekomstvisie Camping Zonneweelde in Nieuwvliet' opgesteld (bijlage 1). Op basis van marktgegevens, de wensen van de eigenaren en informatie over concurrerende recreatiebedrijven in de regio heeft het bureau aanbevelingen gedaan. Deze aanbevelingen zijn aanleiding om de bestaande camping op een aantal punten aan te passen om toekomstbestendig te zijn. Een aantal adviezen uit deze toekomstvisie is al uitgevoerd. De beoogde vergroting van het terrein met een oppervlakte van 1,1 ha maakt het mogelijk om aan een aantal andere adviezen invulling te geven. Het totale oppervlak van het plangebied bedraagt daarmee 8,8 ha (88.367 m²). Door de tussenkomst van de realisatie van strandslaaphuisjes is de beoogde uitbreiding en kwaliteitsverbetering enige jaren vertraagd, maar vanaf nu heeft het weer de hoogste prioriteit.

Binnen de geldende bestemmingsplannen 'Buitengebied' en 'Verblijfsrecreatieterreinen Sluis' zijn de beperkte vergroting van het terrein en een aantal aspecten van de kwaliteitsverbetering zoals vergroten standplaatsen, verplaatsen entree en vergroting camping verplaatsen bedrijfswoning van het centrum niet mogelijk. De gemeente Sluis staat positief tegenover de plannen en heeft aangegeven medewerking te willen verlenen.

Voorliggend bestemmingsplan vervangt de voor het plangebied geldende bestemmingsregeling(en).

1.2 Leeswijzer

De opbouw van de toelichting op dit bestemmingsplan is als volgt.

  • In hoofdstuk 2 worden het plangebied, de directe omgeving en de beoogde planontwikkeling beschreven.
  • Hoofdstuk 3 gaat in op het beleidskader en daarmee op de planologische inpasbaarheid van de ontwikkeling.
  • Hoofdstuk 4 omvat de toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de ruimtelijke en milieuaspecten.
  • In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de handhaving en maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het project.
  • In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de bestemmingsregeling (verbeelding en regels).

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Kenschets plangebied

Ruimtelijk-functionele schets

Ligging

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0001.jpg"

Figuur 2.1. Ligging plangebied (bron: Google Maps)

Zoals weergegeven in figuur 2.1 ligt Camping Zonneweelde ten noordwesten van de kern Nieuwvliet, te midden van diverse andere recreatieterreinen. De camping ligt ingeklemd tussen de Adornisdijk en de Baanstpoldersedijk. Ten noorden grenst de camping aan landbouwgronden, aan de zuidzijde aan camping Adornis. De ingang van camping Zonneweelde bevindt zich aan de Baanstpoldersedijk. Het grootste deel van het bedrijf is aan de randen voorzien van een afschermende groenvoorziening waardoor het aan het zicht vanaf de weg wordt ontnomen. Enkele voorzieningen en faciliteiten zijn vanaf de weg wel waar te nemen. De omvang van de huidige camping bedraagt circa 7,7 hectare en heeft als gevolg van kwaliteitsverbeteringen in de afgelopen jaren nog maar 316 standplaatsen, terwijl er 357 zijn vergund.

Huidig bedrijf

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0002.png"

Figuur 2.2. Huidige situatie plangebied (bron: www.campingzonneweelde.nl)

Camping Zonneweelde is een familiecamping op loopafstand van het strand. Zoals weergegeven in figuur 2.2 bevinden zich op het terrein de volgende functies:

  • kampeerfaciliteiten in de vorm van standplaatsen voor tenten en caravans, trekkershutten (Single Camp), chalets en glamorous camping (glamping);
  • sanitaire voorzieningen;
  • centrale voorzieningen (receptie, kiosk, supermarkt, brasserie en terras) (gesloopt en herbouwd in 2018);
  • een zwembad, peuterbad, binnenspeelhal en waterspeeltuin (onoverdekt);
  • speeltuin(en), sport- en speelvelden;
  • parkeervoorzieningen;
  • milieustraat;
  • een bedrijfswoning (gesloopt in 2018).

2.2 Geldende bestemmingsregeling

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0003.jpg"

Figuur 2.3 Geldende bestemmingsregeling (rode onderbroken lijn) (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Zoals weergegeven in figuur 2.3 geldt voor het grootste deel van plangebied het op 19-12-2013 vastgestelde bestemmingsplan 'Verblijfsrecreatieterreinen Sluis'. Dit deel van het plangebied is hierin als volgt bestemd:

  • De huidige camping heeft de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie Zonneweelde'. In het bestemmingsplan is vastgelegd dat de gronden bestemd zijn voor:
    • 1. verblijfsrecreatie;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein': verblijfsrecreatie in kampeermiddelen en in bouwwerken voor recreatief nachtverblijf;
    • 3. horeca uit ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca activiteiten (zie bijlage 2);
    • 4. een parkwinkel;
    • 5. een onoverdekt zwembad;
    • 6. een bedrijfswoning met een inhoud van maximaal 1.000 m³, inclusief aan- en uitbouw, veranda en bijgebouwen;
    • 7. spel-, sport- en speelvoorzieningen;
    • 8. centrale voorzieningen voor dienstverlening, beheer, sanitaire voorzieningen voor gezamenlijk gebruik en onderhoud ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
    • 9. en de bij deze bestemming horende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water, waterberging en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
  • Gebouwen mogen alleen binnen het opgenomen bouwvlak worden gebouwd. In de regels van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie Zonneweelde' zijn regels opgenomen ten aanzien van het aantal, de goot- en bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf, oppervlakte, inhoud en onderlinge afstanden. Hieruit blijkt dat op het terrein kampeermiddelen en bouwwerken voor recreatief nachtverblijf zijn toegestaan. Naast chalets en stacaravans kunnen dit ook stenen of houten huisjes zijn met een maximaal oppervlak van 70 m². De goothoogte van deze gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter. Op camping Zonneweelde zijn ten hoogste 357 eenheden toegestaan.
  • Rondom de camping is een 5 meter brede strook bestemd als 'Groen' ten behoeve van een adequate omzoming van het recreatieterrein.
  • Voor het gehele plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Dit betekent dat als de oppervlakte van grondroerende werkzaamheden groter is dan 2500 m² en dieper dan 40 cm, een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

De beoogde uitbreiding van het plangebied ligt ten noorden van de huidige camping en valt binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Buitengebied' uit 2011 en de bijbehorende herzieningen van de gemeente Sluis. Dit deel van het plangebied is als volgt bestemd:

  • Er geldt de enkelbestemming 'Agrarisch -1'. Deze gronden zijn bestemd voor:
    • 1. de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven;
    • 2. agrarische randzone;
      en tevens voor:
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – agrarisch hulp- en nevenbedrijf - 3': een toeleveringsbedrijf aan of afnemer van (producten van) agrarische bedrijven;
    • 4. niet - grondgebonden agrarische neventakken en aquacultuur;
    • 5. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
    • 6. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenelementen, (natuurvriendelijke) oevers, water, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen;
    • 7. waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van de naastgelegen woonkernen en verblijfsrecreatieve terreinen.
  • Op de gronden binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is geen bouwvlak opgenomen. Buiten het bouwvlak is het oprichten van bouwwerken slechts onder strenge voorwaarden toegestaan.
  • Op de betreffende gronden gelden de gebiedsaanduidingen 'wro-ontheffingsgebied - 1.2' en 'wro-zone - wijzigingsgebied 2'. Hierin staan regels ten aanzien van respectievelijk kleinschalig kamperen op of in aansluiting op een agrarisch bouwvlak, en de realisatie van een landschapscamping.

2.3 Beoogde ontwikkeling

Algemeen

Uit de in 2013 door Van der Reest Advies opgestelde toekomstvisie (bijlage 1) blijkt dat Camping Zonneweelde destijds niet echt onderscheidend is van concurrerende campings in de directe omgeving. Gezien de locatie ligt een strandsfeer met een bepaald strandthema voor de hand. Hiertoe zijn al een paar eerste stappen gemaakt. Deze ingeslagen weg moet op het terrein en de centrumvoorzieningen verder worden doorgevoerd.

Zonneweelde is door het publiek meerdere keren uitgeroepen tot Beste camping van Nederland. Dit is een initiatief van brancheorganisatie Recron. Voor de prijs geven de gasten van de recreatiebedrijven cijfers voor gastvrijheid, horeca, hygiëne, faciliteiten en de omgeving. Zonneweelde is in 2017 uitgeroepen tot ANWB Top Camping (enige 5-sterren camping in Zeeuws-Vlaanderen). Het nieuw ingezette beleid heeft dus al resultaat gehad en natuurlijk ook de realisering van de strandhuisjes heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het verbeteren van de kwaliteit en identiteit van de camping.

Programma

Het plan voor de kwaliteitsverbetering van 2013 is nader uitgewerkt door het bureau K3H in de rapportage boek 'Presentatieboek kwaliteitsverbetering centrumgebied Camping Zonneweelde' (K3H 171023). De beoogde ontwikkelingen zijn:

  • Kwaliteitsverbetering centrumvoorzieningen bestaande uit de volgende aspecten.
    • 1. Verplaatsing bedrijfswoning uit het centrum naar de rand van de camping met een eigen ontsluiting los van de bestaande landbouwontsluiting (onderdeel van de uitbreiding).
    • 2. Verplaatsing van de entree van de camping van circa 50 meter in noordelijke richting.
    • 3. Invulling geven aan glamping op het voorste gedeelte van het terrein. Een klein deel is daarvoor nu al ingericht. Aansluitend op het succes van de strandslaaphuisjes en de bestaande glamping accommodaties, wordt het voorste gedeelte volledig ingericht voor glamping verhuuraccommodaties en voor nieuwe centrumvoorzieningen: receptie, winkel, binnenspeelvoorziening, horeca en appartement voor tijdelijke medewerkers, etc.
    • 4. Ook een overdekt zwembad met een waterglijbaan maakt deel uit van deze centrumvoorzieningen (zie figuur 2.4 en 2.5).

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0004.jpg"

Figuur 2.4 Inrichting nieuwe centrumvoorzieningen (Bron: K3H architecten)

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0007.png"

figuur 2.5 Beelden van de nieuwe centrumvoorziening en het overdekte zwembad (Bron: K3H architecten)

  • Uitplaatsing van een aantal eenheden op het uitbreidingsterrein:
    • 1. een beperkte uitbreiding naar het noorden (figuur 2.6) in oppervlakte, niet in eenheden. De uitbreiding betreft circa 1,1 ha. Hier wordt een aantal eenheden en de bedrijfswoning geplaatst. De betreffende gronden zijn in eigendom.
    • 2. voor deze zone is een gevarieerde inrichting gemaakt. Op grond van het advies van de Toetsingscommissie (Van Nuland & Partners, 13-12-2017), zie bijlage 3, is het inrichtingsplan voor de uitbreiding aangepast, zie figuur 2.7. De oriëntatie en clustering van de chalets zijn gevarieerder dan in het voorgaande ontwerp. Naast landschappelijke inpassing is ook voorzien in waterberging.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0008.jpg"

Figuur 2.6 Locatie van de uitbreiding rood omrand

Demonstatieproject kustvisie

Het plan voor de beoogde uitbreiding van Zonneweelde is het eerste project dat ligt in een 'aandachtsgebied', zoals opgenomen in de Kustvisie. Er is een plan ontwikkeld dat moest voldoen aan de uitgangspunten van het ontwikkelkader van de Kustvisie. Dit plan is in opdracht van de provincie en de gemeente Sluis opgesteld door het bureau OKRA. Het waterschap was ook betrokken bij het opstellen van het plan. In het rapport “Zonneweelde demonstatieproject (OKRA, 01-07-2019)” wordt een beeld geschetst van de beoogde ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0009.png"

Figuur 2.7 Inrichtingsplan OKRA (01-07-2019)

De inrichting van de zone betreft (kort samengevat):

  • 10 chalets;
  • een zone met seizoenkampeerplaatsen;
  • een open sloot in plaats van het polderwaterriool;
  • verspreide beplanting;
  • bedrijfswoning.

Het is een inrichting waarbij de nadruk ligt op de beleving van het polderlandschap. Er is dus geen zone met een afschermende beplanting.

Veranderde uitgangspunten voor het plan 

Sinds het opstellen van de eerste kwaliteitsverbeteringsplan in 2013 en na het inrichtingsplan van OKRA (2019), blijken er nieuwe uitgangspunten voor het plan te zijn ontstaan, die structureel van invloed zijn op het watersysteem en dus de uitwerking van het plan.

Grootste aanpassing is dat de bedrijfswoning kleiner van oppervlakte wordt en dat daarbij de huidige sloot behouden kan blijven. De waterbergingsopgave blijkt veel geringer in omgang te zijn dan aanvankelijk gedacht en het polderwaterriool blijft behouden.

Er is door Rho-adviseurs een aangepast inrichtingsplan opgesteld dat is gebaseerd op de hoofdopzet van het plan van OKRA, echter zonder open water in het gedeelte met seizoenkampeerplaatsen. Hierna wordt het nieuwe inrichtingsplan beschreven.

Gelet op overleg met het Waterschap inzake de gewijzigde wateropgave (o.a. door anders uitvoeren nieuwe bedrijfswoning en behoud huidige sloot) is over dit nieuwe inrichtingsplan overeenstemming bereikt met het Waterschap. Verwezen wordt naar de paragrafen 4.1 en 5.3. Ook de provincie heeft ingestemd met het inrichtingsplan. Er zijn daarbij wel enkele aandachtspunten benoemd:

  • Het toevoegen van een goede onderbouwing van de uitbreiding van de eenheden (verdunning aan de ene kant en toevoegen chalets in de uitbreidingsstrook, maar per saldo een afname van eenheden).
  • Het belevenispad in het nieuwe landschap: hoe dit wordt verbonden dan wel doorgetrokken met het bestaande landschap. Juist aan die verbondenheid met het bestaande (omringende) landschap hecht de provincie veel waarde.

Op deze aspecten wordt in paragraaf 3.3.1 ingegaan.

Opgemerkt wordt dat het inrichtingsplan nog wel moet worden voorgelegd aan de provincie. Als gevolg van dit overleg kan het inrichtingsplan nog enigszins wijzigen.

Inrichtingsplan 2020

Het plan: rand met duinsfeer

De randzone krijgt een duinsfeer met duintjes, helm en plaatselijk struweel (duindoorn, gewone vlier en eenstijlige meidoorn, hazelaar, liguster, veldesdoorn, Gelderse roos, en beuk). In de randzone loopt een kronkelig wandelpad. Er is een gedeelte met hofjes en een deel met standplaatsen op een rij. In deze laatste zone ligt de weg aan de buitenkant in een duinsfeer en gaat mee met het reliëf van de duintjes. Ook aan de achterzijde van de standplaatsen is er een brede zone met duintjes.

In het gedeelte met de vaste standplaatsen staat er meer struweel op de duintjes dan bij de toeristische velden. Dierdoor wordt er ook verschil gecreëerd in het zomerbeeld en winterbeeld. In de winter zijn de toeristische standplaatsen leeg en lopen zichtlijnen en het (half-) open landschap loopt door op de camping. In de zomer verleggen de tenten en toercaravans de lijn van het open landschap.

Vanaf de standplaatsen is er zicht op het aangrenzende open landschap. Daarnaast zijn er twee speelplekken in de rand met meer zicht vanuit en naar de camping. Een nadere beschrijving van het plan en de planontwikkeling zijn opgenomen in bijlage 5.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0010.png"

Figuur 2.8 Inrichtingsplan mei 2020 (Rho, 2020)

  • Kwaliteitsverbetering bestaand terrein:
    • 1. Wat de toeristische gasten betreft wil Zonneweelde zich richten op gasten die zowel op als buiten de camping actief bezig willen zijn. Het toeristisch productaanbod richt zich daarom vooral op luxe en comfortabele verblijfsvormen met goede voorzieningen en het actief bezig zijn in of bij de centrumvoorzieningen van de camping.
    • 2. het veld met de permanente toercaravans wordt omgevormd naar verhuurchalets.

De volgorde van de ontwikkeling is van belang. De bedrijfswoning is gesloopt, zodat de centrumvoorzieningen als één geheel gerealiseerd kon worden (gereed 2019).

Beeldkwaliteitsplan

Voor de beoogde uitbreiding is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, zie bijlage 5. Hierin wordt een nadere toelichting gegeven op:

  • de landschappelijke inpassing van het uitbreidingsterrein en het centrum;
  • centrumvoorzieningen;
  • typen en kleur van de chalets;
  • maatvoering van de standplaatsen en overige elementen;
  • brandveiligheid op het uitbreidingsterrein;
  • berekening verhard oppervlakte.

Nadere toelichting op bouwhoogte waterglijbaan en overkapping zwembad

Camping Zonneweelde heeft de visie om de camping onderscheidend te laten zijn in haar omgeving voor zowel bezoekers van de camping als de lokale markt. Dit zoals beschreven in het Plan centrumgebied 23-10-2017. Om het seizoen te verlengen, wordt het bestaande bad en waterspelen voorzien van een glazen overkapping. Bij mooi weer kunnen de ramen in de gevel en het dak open, maar bij minder weer gaan deze dicht voor een prettig binnenklimaat. De voorziening die nu getekend is, is niet bedoeld om het hele jaar open te zijn, maar wel als seizoen verlengend middel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0011.jpg"

Figuur 2.9 Impressie zwembad en glijbaan (Bron: K3H architecten)

Hoogte glijbaantoren

Glijbanen dienen in het beginsel te voldoen aan vastgestelde regelgeving, zoals de NEN EN-1069 sub-1 en sub-2. Camping Zonneweelde heeft de visie om de camping onderscheidend te laten zijn in haar omgeving voor zowel bezoekers van de camping als de lokale markt. Eén van de onderscheidende elementen is het overdekte zwembad met daarbij de glijbaantoren. Om tegenwoordig onderscheidend te zijn met glijbanen volstaat een simpele familieglijbaan en een buitenbad niet meer. De klant wil meer beleving en meer uitdaging. Om hier aan te voldoen heeft men gekozen voor een glijbaan met een speciaal element, de zogenoemde “Cone”. Om door de Cone te glijden heeft men een bepaalde aanvoersnelheid nodig. In de hiervoor genoemde normering staat beschreven dat de hellingshoek en snelheid middels formules berekend dient te worden. Voor de gekozen glijbaan is een instaphoogte van 9 meter benodigd. Een lagere instaphoogte zou resulteren in een zeer langzame glijbaan wat de glijpret sterk verminderd. Met instaphoogte wordt het vloerniveau bedoeld vanwaar men de glijbaan betreedt. Aan vrije hoogte boven het vloerniveau wordt 2,6 meter gehanteerd. Daarboven wordt de dakconstructie geplaatst en voorzien van een opstand welke totaal in 3 meter boven vloerniveau resulteert.

Conclusie: de benodigde hoogte is dus een instaphoogte van 9 meter + vrije hoogte en dakconstructie 3 meter = 12 meter glijbaantoren hoogte.

Hoogte zwembad

De benodigde hoogte van het zwembad komt voort uit 3 aspecten:

1. Beleving;

2. Klimaathuishouding;

3. Duurzaamheid.

1. Beleving

De ruimtelijke beleving van de bezoeker en medewerker wordt versterkt door de hoogte van het zwembad. Mede ook door de glazen gevel en dakafwerking. Als de ruimte laag zou zijn zou dit een bedompter gevoel geven bij de bezoeker en de medewerker.

2. Klimaathuishouding

De klimaathuishouding is in 3 onderdelen te verdelen, de luchtvochtigheid, warmte en chloorgehalte.

  • Luchtvochtigheid

De vochtproductie van het gespartel en verdamping van het zwemwater wordt opgenomen in de lucht. Door de omvang van het gebouw groter te maken hoeven er minder zware luchtbehandelingskasten geplaatst te worden om de vochtigheid uit de lucht te filteren en om de gefilterde lucht weer retour in te blazen.

  • Warmte

Door gebruik te maken van de hoogte en spuivoorzieningen in het glazen bouwwerk hoeft de ruimte minder gekoeld te worden. Doordat het water op een bepaalde temperatuur gehouden wordt warmt

de ruimte snel op, in combinatie met het zomerse weer zal dit op momenten zeer snel gebeuren. De bezoekers en medewerkers van het zwembad zullen dan snel oververhit raken bij een te laag zwembad. Door de ruimte hoger te maken kan de warmte makkelijker weg en hoeft dus minder gekoeld te worden.

  • Chloorgehalte

De waterkwaliteit wordt bewaakt en op niveau gehouden met chloor. Als de ruimte van een te lage hoogte zou zijn neemt de chloordamp de overhand in de lage ruimte. Door de ruimte hoger te maken kunnen de chloordampen makkelijker weg en zijn dus minder sterk aanwezig. Als de chloordampen te sterk aanwezig zijn kunnen de mensen luchtwegaandoeningen krijgen en onwel raken. De ervaring leert dat dit mogelijk is bij een gebouw met een hoogte van 10 meter.

3. Duurzaamheid

Door het zwembad hoger uit te voeren is minder capaciteit benodigd voor luchtbehandeling en ruimtekoeling. Dit mindere verbruik is gunstig voor het klimaat.

Conclusie: de benodigde hoogte voor de overkapping van het zwembad is 10 meter.

2.4 Planologische afweging

Zoals beschreven in het volgende hoofdstuk past de kwaliteitsverbetering van het bestaande kampeerterrein binnen provinciaal en gemeentelijk beleid. Hiervoor is uitbreiding van het terrein noodzakelijk. Dit zal dan aansluitend op de bestaande camping moeten plaatsvinden. Omdat de camping aan 3 zijden wordt begrensd door wegen en een andere camping is de uitbreiding uitsluitend in noordelijke richting mogelijk.

Het college heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan de beoogde ontwikkeling. Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling gewenst is en bovendien niet in strijd is met nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Toetsing aan planologisch beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het ruimtelijk beleidskader geschetst dat van toepassing is op de beoogde ontwikkelingen van camping Zonneweelde. Achtereenvolgens komen het ruimtelijk beleid vanuit het rijk (paragraaf 3.2), de provincie Zeeland (paragraaf 3.3) en de gemeente Sluis (paragraaf 3.4) aan bod. Vanuit het beleidskader gelden enkele randvoorwaarden. Daar waar dat aan de orde is in dit hoofdstuk, worden die randvoorwaarden beschreven en wordt getoetst of en zo ja, onder welke voorwaarden de ontwikkeling aan die beleidsvoorwaarden kan voldoen.

Uit de toetsing blijkt dat de ontwikkeling niet in strijd is met het geldende beleid. In dit hoofdstuk is de toetsing aan het beleid beschreven.

3.2 Nationaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur & ruimte (SVIR)

Toetsingskader

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het kabinet in algemene termen hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. De SVIR is in maart 2012 in werking getreden.

Toetsing en conclusie

In de SVIR is geen specifiek ruimtelijk beleid voor de gemeente Sluis geformuleerd. Wel zijn in de SVIR de dertien onderwerpen aangegeven die het rijk als 'nationaal belang' beschermingswaardig acht. Voor een aantal van deze onderwerpen is reeds een (beschermende) regeling opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, zie hierna).

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Toetsingskader

Voor de ruimtelijke onderwerpen die de rijksoverheid van 'nationaal belang' acht, heeft de Minister van Infrastructuur & Milieu een beschermende regeling opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient een gemeentebestuur bij het vaststellen van een ruimtelijk plan de algemene regels van het Barro in acht te nemen.

Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte).

Het Kustfundament

Voor de gemeente Sluis is het kustfundament van belang. Titel 2.3 van het Barro bevat algemene regels aangaande bestemmingsplannen die betrekking hebben op het kustfundament. Het plangebied maakt geen deel uit van het kustfundament, zie figuur 3.1. In dit bestemmingsplan hoeft hiermee dan ook geen rekening te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0012.jpg"

Figuur 3.1. Het Kustfundament in de gemeente Sluis

Toetsing en conclusie

Het plangebied ligt buiten het kunstfundament en staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

3.2.3 Besluit ruimtelijke ordening

Toetsingskader

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Dit is de reden dat in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen. Vanaf 1 juli 2017 is het tweede lid vereenvoudigd en luidt dit lid als volgt.

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Toetsing

De verplaatsing van een bedrijfswoning en de herinrichting van het centrumgebied van de camping zijn geen stedelijke ontwikkeling op grond van artikel 1.1.1. onder 1i Besluit ruimtelijke ordening. Op basis van de Handreiking Ladder voor Duurzame verstedelijking van het ministerie van Infrastructuur en Milieu is een recreatieve ontwikkeling geen nieuwe stedelijke ontwikkeling. Wel is het noodzakelijk om de behoefte voor deze uitbreiding aan te tonen.

De recreatiemarkt verandert. De recreant vraagt om meer ruimte en kwalitatief betere accommodaties. Om als recreatiebedrijf levensvatbaar en toekomstbestendig te zijn en blijven zijn investeringen noodzakelijk. Dit kan worden gedaan door het aanpassen van de accommodaties en een ruimere opzet en betere centrale voorzieningen op het campingterrein. Het totale aantal plaatsen op de camping blijft gelijk, waardoor nieuw ruimtebeslag nodig is om de aanwezige voorzieningen optimaal te kunnen blijven benutten en aldus een financieel gezonde en toekomstbestendige bedrijfsvoering te kunnen behouden. Hiervoor is uitbreiding van het terrein noodzakelijk. Dit zal dan aansluitend op de bestaande camping moeten plaatsvinden. Omdat de camping aan drie zijden wordt begrensd door wegen en een andere camping is de uitbreiding uitsluitend in noordelijke richting mogelijk.

3.2.4 Conclusie

Het planvoornemen past binnen de uitgangspunten van de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsplan Zeeland 2018

Toetsingskader

De kern van het Omgevingsplan Zeeland 2018 (hierna: OPZ2018) zijn 4 grote integrale strategische toekomstgerichte opgaven die nationaal en provinciaal centraal staan:

  • Duurzame en concurrerende economie;
  • klimaatbestendige en -neutrale samenleving;
  • waardevolle leefomgeving;
  • toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfomgeving.

Het OPZ2018 beoogt naast een concrete invulling voor de vier grote strategische opgaven ook een eerste aanzet voor te geven voor de lange termijn (2040) strategische doelen. Daarbij richt het zich op de volgende provinciale kerntaken:

  • Duurzame ruimtelijke ontwikkeling & waterbeheer;
  • milieu, energie & klimaat;
  • vitaal platteland, natuurbeheer & ontwikkeling natuurgebieden;
  • regionale bereikbaarheid & regionaal openbaar vervoer;
  • regionale economie;
  • culturele infrastructuur & monumentenzorg.

Verblijfsrecreatieve ontwikkelingen, zoals uitbreiding van eenheden en/of oppervlakte van bestaande verblijfsrecreatiebedrijven, is mogelijk indien deze voldoen aan de hoofdlijnen van het ‘ontwikkelkader’ van de Kustvisie. Deze zijn de volgende:

  • Het nieuw uit te breiden terrein maakt integraal onderdeel uit van een (nieuw) landschap. Dit is geborgd via de voorwaardelijke verplichting.
  • De dichtheid en omvang van bebouwing zijn passend in het betreffende landschap. Dit is geborgd via het bestemmingsplan.
  • Het beheer en onderhoud van het landschap zijn geborgd. Dit is geborgd via de voorwaardelijke verplichting.
  • Er sprake is van een maximale invulling ten behoeve van verblijfsrecreatie op het totale uitbreidingsoppervlakte van 13% (exclusief centrale voorzieningen). Op het bestaande terrein van 7,7 hectare mogen 357 eenheden geplaatst worden. Na uitbreiding is het terrein 8,8 hectare met maximaal 292 eenheden. De kwaliteitsslag is dus gebaseerd op uitdunning van aantal eenheden en voldoet aan onze beleidsvoorwaarde dat er na een kwaliteitsslag maximaal 33 eenheden per hectare gerealiseerd mogen worden. Daarnaast zijn de centrale voorzieningen inmiddels volledig vernieuwd wat een verbetering is voor het verblijfsrecreatieve product. Op de uitbreidingsoppervlakte worden 10 verblijfsrecreatieve eenheden gerealiseerd. De oppervlakte van eenheden voor recreatief nachtverblijf is gemaximaliseerd op 70 m2, de oppervlakte van bijgebouwen (1 per eenheid voor recreatief nachtverblijf) op 15 m2. In totaal kan er dus, exclusief centrale voorzieningen, op de uitbreidingsstrook (10x70m2 + 10 x 15m2 =) 850 m2 gebouwd worden. De uitbreidingsstrook heeft een oppervlakte van 1,1 hectare. Een invullingspercentage van 7,7%. Daarmee wordt aan de voorwaarde voldaan.
  • Maximaal 20% van het totale terrein mag aan de openbaarheid worden onttrokken (deze maximale maat is vanwege het aspect veiligheid niet van toe passing bij kampeerterreinen). Dit is geborgd via het bestemmingsplan.
  • De openbaar toegankelijke paden en routestructuren maken integraal onderdeel uit van het landschap. Dit is geborgd via de voorwaardelijke verplichting (inrichtingsplan).

Deze hoofdlijnen zijn opgenomen in het Omgevingsplan.

Om de potentie van Zeeland te benutten, wordt in het Omgevingsplan ingezet op het stimuleren van herstructurering, kwaliteitsverbetering, innovatie, differentiatie en regionaal onderscheidend vermogen in de recreatiesector. Bestaande verblijfsrecreatiebedrijven worden gestimuleerd te investeren tot het maken van een kwaliteitsslag. Hiervoor is het aanjaagprogramma innovatie opgezet.

De opgave "Kwaliteitskust" staat voor een aantrekkelijke regio voor inwoners en bezoekers. De provincie wenst dat dat Zeeland als een unieke bestemming sterker wordt gepositioneerd en zetten in op digitale innovatie in de vrijetijdssector, het ontwikkelen van natuurbranding en natuurbeleving, het stimuleren van een duurzaam toeristische mobiliteitsnetwerk en het verbinden voor en ontwikkelen tot een Gezond Zeeland. Met de uitgangspunten van de Zeeuwse Kustvisie (26 juni 2017) wordt de Zeeuwse Kwaliteitskust beschermd, versterkt en waar nodig hersteld. Er wordt ingezet op kwaliteit en niet op kwantiteit.

Er wordt ingezet op het stimuleren van herstructurering, kwaliteitsverbetering, innovatie, differentiatie en regionaal onderscheidend vermogen.

Samengevat betekent dit dat de uitbreiding integraal onderdeel uitmaakt van de omgeving (landschap en samenleving).

Daar waar mogelijk is verevening mogelijk. Verevening is het principe dat ontwikkelingsruimte wordt geboden als er tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in de omgevingskwaliteit. De voorwaarden hiervoor zijn vastgelegd in een convenant met de Zeeuwse gemeenten en de handreiking verevening.

Met het principe van verevening heeft de provincie een regeling waarin (extra) ontwikkelingsruimte wordt geboden en tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in het versterken van de kwaliteit van de omgeving. De uitgangspunten voor deze regeling zijn vastgelegd in een provinciale handreiking en het convenant met alle Zeeuwse gemeenten. Bij toepassing van het vereveningsprincipe altijd sprake moet zijn van een duidelijke relatie tussen het initiatief en de te leveren investering in de omgevingskwaliteit. Dit moet in principe rechtstreeks worden vormgegeven in het project of in de directe nabijheid. Als uitzondering kan een gemeente ook kiezen voor het instellen van een kwaliteitsfonds. Hiervoor is het echter wel noodzakelijk dat vooraf in het gemeentelijk beleid een relatie wordt gelegd tussen de geboden ontwikkelruimte en de kwaliteitsmaatregelen waar het fonds voor zal worden ingezet.

In het gebiedsplan West Zeeuws-Vlaanderen zijn de criteria voor verevening geconcretiseerd.

Toetsing

Met de uitvoering van de toekomstvisie en het daarop gebaseerde plan voor de kwaliteitsverbetering van 2013 maakt de bestaande verblijfsrecreatiebedrijf de door de provincie gevraagde kwaliteitsslag. Het plan voldoet aan de uitgangspunten van het ontwikkelkader van de Kustvisie. Er wordt uitsluitend ingezet op kwaliteit. De centrale voorzieningen zijn inmiddels al volledig vernieuwd.

De kwaliteitsslag is verder gebaseerd op uitdunning van aantal eenheden en voldoet aan de beleidsvoorwaarde dat er na een kwaliteitsslag maximaal 33 eenheden per hectare mogen worden gerealiseerd. Op het bestaande terrein van 7,7 hectare mogen namelijk 357 eenheden worden geplaatst en na uitbreiding heeft het terrein een oppervlakte van 8,8 hectare met maximaal 292 eenheden. Uitbreiding in eenheden is dus niet aan de orde.

Op de uitbreidingsoppervlakte worden 10 verblijfsrecreatieve eenheden gerealiseerd. De oppervlakte van eenheden voor recreatief nachtverblijf is gemaximaliseerd op 70 m2, de oppervlakte van bijgebouwen (1 per eenheid voor recreatief nachtverblijf) op 6 m2. In totaal kan er dus, exclusief centrale voorzieningen, op de uitbreidingsstrook (10 x 70 m2 + 10 x 6 m2 =) 760 m2 worden gebouwd. De uitbreidingsstrook heeft een oppervlakte van 1,1 hectare. Daarmee blijft het invullingspercentage met 6,9% ruim onder het maximum van 13%.

De ruimtelijke uitbreiding en openbaar toegankelijke paden en routestructuren maken integraal onderdeel uit van een (nieuw) landschap en de dichtheid en omvang van bebouwing zijn daarin passend. Landschappelijke inpassing en verblijfsrecreatie lopen in elkaar door. Dit is geborgd met een voorwaardelijke verplichting evenals het beheer en onderhoud van het landschap. De beplanting bestaat uit soorten die hier thuishoren, zie bijlage 5 beeldkwaliteitsplan. Verder wordt verwezen naar de toelichting op het inrichtingsplan in paragraaf 2.3.

De gemeente en Camping Zonneweelde leggen de verplichtingen rondom verevening vast in een overeenkomst. Voor Camping Zonneweelde zal dit een financiële bijdrage van €37.400,- zijn Verwezen wordt naar paragraaf 3.4.3.

Conclusie

Het kwaliteitsverbeteringsplan waarvan de ruimtelijk uitbreiding deel uitmaakt, is is geheel in overeenstemming met het provinciaal omgevingsbeleid.

3.3.2 Omgevingsverordening Zeeland 2018

Toetsingskader

Bij de vaststelling van het OPZ2018 is besloten een select aantal provinciale belangen (onderdelen uit het Omgevingsplan) te regelen in een verordening. Het betreft een aantal concreet geformuleerde provinciale beleidsdoelen waarvoor, met het oog op het gewicht dat vanuit het provinciaal belang daaraan wordt toegekend en met het oog op een goede ruimtelijke ordening, regeling bij verordening noodzakelijk wordt geacht . Het gaat dan vooral om regels met betrekking tot ruimte, milieu, water, wegen en vaarwegen, natuur, distelbeheer, landschapsbescherming en ontgrondingen.

Op 21 september 2018 hebben Provinciale Staten van Zeeland de Omgevingsverordening Zeeland 2018 vastgesteld. Daarin zijn regels opgenomen die onder andere betrekking hebben op nieuwvestiging en uitbreiding van bestaande verblijfsrecreatieterreinen. Deze regels zetten onder meer in op het behoud van aanwezige landschappen, landschapselementen en cultuurhistorisch waardevolle elementen. Daarnaast zijn regels opgenomen met betrekking tot centrale bedrijfsmatige exploitatie en een verbod op permanent wonen. Verzekerd dient te worden dat standplaatsen of bouwwerken die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf worden verhuurd in de vorm van een centrale bedrijfsmatige exploitatie. Daarnaast dient duurzaam beheer en onderhoud van het terrein te worden geborgd. Deze regels gelden ook voor herzieningen van bestaande verblijfsrecreatieterreinen, ook wanneer voor deze onderwerpen reeds regels zijn opgenomen.

Voor de ontwikkeling, uitbreiding, van het terrein zijn de volgende artikelen van belang.

Artikel 2.10 Verblijfsrecreatie in de kustzone

Lid 1. In een bestemmingsplan wordt een (...) uitbreiding van een verblijfsrecreatieterrein uitsluitend toegelaten in de in bijlage 5 (van de toelichting op de verordening, red. ) aangewezen badplaatsen en met inachtneming van de overige bepalingen van deze verordening. In de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aannemelijk gemaakt dat voldaan wordt aan de in bijlage D (van de regels op de verordening, red. ) onder 1 opgenomen uitgangspunten. Indien een gebied in bijlage 5 tevens is aangewezen als aandachtsgebied dient in de toelichting bij het bestemmingsplan tevens aannemelijk te worden gemaakt dat voldaan wordt aan de in bijlage D onder 2 opgenomen uitgangspunten.

Toetsing

De bestaande camping ligt buiten een aangewezen badplaats, maar binnen de gebiedsbegrenzing kustzone. In figuur 3.2. is dit de paarse stippellijn. De uitbreiding valt daarnaast binnen de gebiedsbegrenzing 'aandachtsgebied'.

Voor de toetsing aan de uitgangspunten in bijlage D onder 1 en 2 wordt verwezen naar het kopje 'Toetsing aan bijlage D onder 1 en 2'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0013.jpg"

Figuur 3.2. Uitsnede kaart bijlage 5 verordening - Verblijfsrecreatie (bewerking Rho adviseurs)

Lid 2 tot en met 4 zijn niet relevant voor de beoogde ontwikkelingen.

Lid 5. In afwijking van het eerste lid is uitbreiding van een bestaand verblijfsrecreatieterrein toegelaten buiten de in bijlage 5 aangegeven badplaatsen, met dien verstande dat:

  • a. In de toelichting bij het bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat voldaan wordt aan de in bijlage D onder 1 opgenomen uitgangspunten.

Toetsing

Verwezen wordt naar het kopje 'toetsing aan bijlage D onder 1 en 2'

  • b. Uitbreiding in de in bijlage 5 globaal aangegeven gebieden met de aanduiding Groene Zeeuwse Topkwaliteit en Beschermingsgebieden niet is toegelaten. Ingeval van uitbreiding van een verblijfsrecreatieterrein bevat de toelichting bij het bestemmingsplan een gebiedsafbakening waarbij, ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, wordt onderbouwd dat de uitbreiding van het verblijfsrecreatieterrein, gezien de situeringskenmerken, niet wordt gerealiseerd binnen de bedoelde gebieden.

Toetsing

De uitbreiding valt niet binnen de gebiedsafbakening 'Groene Zeeuwse Topkwaliteit en Beschermingsgebieden'. Verwezen wordt naar figuur 3.2. De genoemde gebieden zijn in een groene kleur aangeduid.

De subleden c en d zijn niet relevant voor de beoogde ontwikkelingen.

Artikel 2.13 Centraal bedrijfsmatige exploitatie en verbod permanent wonen

  • 1. In een bestemmingsplan waarin bestemmingen worden aangewezen dan wel regels worden gegeven voor een nieuw verblijfsrecreatieterrein of de uitbreiding van een verblijfsrecreatieterrein worden regels gesteld ter voorkoming van permanente bewoning. Tevens worden regels gesteld waarmee wordt verzekerd dat standplaatsen of bouwwerken die bestemd zijn voor recreatief nachtverblijf worden verhuurd in de vorm van een centrale bedrijfsmatige exploitatie. Bedoelde regels worden tevens opgenomen in volgende herzieningen van het bestemmingsplan voor het verblijfsrecreatieterrein.

Toetsing

De verblijfsrecreatieve eenheden en de standplaatsen worden door Camping Zonneweelde centraal bedrijfsmatig geëxploiteerd. Dit is ook geborgd in artikel 4 lid 4.4.1 onder a van de regels van dit bestemmingsplan. Hiermee wordt voldaan aan dit criterium

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid omtrent het stellen van regels ter voorkoming van permanente bewoning is ook van toepassing op de herziening van een bestemmingsplan voor een bestaand verblijfsrecreatieterrein waarin reeds regels zijn opgenomen ter voorkoming van permanente bewoning en het bepaalde omtrent centrale bedrijfsmatige exploitatie is mede van toepassing op de herziening van een bestemmingsplan voor een bestaand verblijfsrecreatieterrein waarin reeds regels zijn opgenomen omtrent een centraal bedrijfsmatige exploitatie.

Toetsing

Het uitsluiten van permanente bewoning is geborgd in artikel 4 lid 4.4.1 b van de regels van dit bestemmingsplan. Hiermee wordt voldaan aan dit criterium

  • 3. - (Dit aspect is niet relevant voor de beoogde ontwikkeling.)

  • 4. In de toelichting bij een bestemmingsplan voor een nieuw verblijfsrecreatieterrein of de uitbreiding van een verblijfsrecreatieterrein en in de toelichting bij daarop volgende planherzieningen wordt aannemelijk gemaakt dat duurzaam beheer en onderhoud van het terrein is geborgd.

Toetsing

De gronden voor de landschappelijke inpassing zijn in eigendom van de camping. Het groenbeheer wordt regulier uitgevoerd. Hiermee wordt voldaan aan dit criterium.

'Toetsing aan bijlage D onder 1 en 2'

A. Ruimtelijke kwaliteit:

Kwaliteitsverbetering van bestaande bedrijven vindt plaats binnen de bestaande

oppervlakte en eenheden van het bedrijf. Een beperkte uitbreiding van oppervlakte is mogelijk indien het nieuw uit te breiden terrein:

  • integraal onderdeel uitmaakt van een (nieuw) landschap;

Toetsing

De uitbreiding ligt in één van de vier aandachtsgebieden van Nieuwvliet. Voor deze gebieden wordt een Masterplan opgesteld. De uitbreidingskavel heeft een oppervlakte van 1,1 ha en een breedte van 22 meter. Voor het ontwerpen van een integraal landschap is de huidige kavel veel te smal. Wel kan het huidige beeld worden gehandhaafd. De Adonispolder is nu nog een grootschalige open polder met een breedte van 360 meter. Een vermindering tot een breedte van 340 meter heeft geen effect op de potenties of het beeld van de polder. De beoogde ontwikkeling kan dus nog steeds een integraal onderdeel vormen van een nieuw landschap.

  • en de dichtheid en omvang van de bebouwing passend is in het betreffende landschap;

Toetsing

In gemeentelijk beleidsdocument 'Krachtig verbonden: visiedocument 2016-2020; (zie paragraaf 3.4.3) is een maximale dichtheid van 33 eenheden per ha voorgeschreven.

  • en het beheer en onderhoud van het landschap geborgd is;

Toetsing

De groenstrook blijft eigendom van de camping. Daarmee zijn de aanleg en het onderhoud gegarandeerd.

  • en er sprake is van een maximale invulling ten behoeve van verblijfsrecreatie op het totale uitbreidingsoppervlakte van 13% (exclusief centrale voorzieningen en inclusief tuinhuis);

Toetsing

Dit houdt in dat van het uitbreidingsterrein maximaal 1.297m² (0,13 x 9.980) mag worden ingenomen door chalets en tuinhuisjes. Op het uitbreidingsterrein komen 10 chalets van 70m2, daarnaast komen er op het kampeergedeelte 7 gebouwen van 16 m2 voor privésanitair. De bebouwing blijft onder de maximale maat. In het bestemmingsplan is maatvoering opgenomen van maximaal 1.297 m2 bebouwing. Hiermee is het 13% cirterium voldoende geborgd.

  • en maximaal 20% van het totale terrein mag aan de openbaarheid worden onttrokken (deze maximale maat is vanwege het aspect veiligheid niet van toe passing bij kampeerterreinen);

Toetsing

Zonneweelde is een kampeerterrein en dus is deze voorwaarde niet van toepassing. Overigens is in het beeldkwaliteitsplan aangegeven dat in alle gevallen kan worden voldaan aan de eisen in het kader van brandveiligheid.

  • en de openbaar toegankelijke paden en routestructuren integraal onderdeel uitmaken van het landschap.

Toetsing

Op de camping is een pad aanwezig dat wordt gebruikt door recreanten die niet op de camping verblijven. Dit wordt gebruikt door mensen die gebruik willen maken van de centrale voorzieningen op het bedrijf. Langs de rand van het uitbreidingsterrein is een pad opgenomen. Er is dus sprake van een openbare routestructuur.

Voor bestaande recreatiebedrijven grenzend aan het open agrarisch landschap geldt dat bij een eventuele uitbreiding van het bedrijf de openheid van de gebieden zoveel als mogelijk gewaarborgd dient te blijven.

Toetsing

Het plan voor de uitbreiding was een Pilot van de Kustvisie. Verweving van de inrichting van het terrein met het openlandschap is een belangrijk thema van het plan.

B. Economische haalbaarheid:

Ontwikkelingen vinden plaats op basis van een businessplan en voorzien in een centrale

bedrijfsmatige exploitatie.

Toetsing

Er is een businessplan en er wordt voorzien in een centrale bedrijfsmatige exploitatie. Dit is ook geborgd in de regels van dit bestemmingsplan. Hiermee wordt voldaan aan dit criterium.

C. Markt en onderscheidend vermogen van het concept:

Ontwikkelingen zetten qua verschijningsvorm en type accommodatie in op een innovatief en hoogwaardig concept. Hierdoor wordt bijgedragen aan een gedifferentieerd product in de Zeeuwse kust. Het lokale DNA en het principe van LAND IN ZEE! staan hier centraal. Met oog op de dynamiek en verdere vernieuwing in de sector, wordt ingezet op circulair bouwen.

Toetsing

Zonneweelde heeft zich de laatste jaren duidelijk onderscheiden door in te spelen op het strandkarakter. Dat de camping zich onderscheidt blijkt wel uit de benoeming tot beste camping van Nederland/Europa, zelfs twee jaar achter elkaar. Hiermee voldoet de camping in voldoende mate aan dit criterium

De 10 chalets die geplaatst gaan worden zijn nieuwe chalets, waarbij rekening wordt gehouden met duurzaamheid (los van het gas) en circulair bouwen.

D. Sociaal maatschappelijke bijdrage:

Ontwikkelingen leveren een bijdrage aan de werkgelegenheid, behoud van voorzieningen

en zijn een toegevoegde waarde voor de (leef)omgeving

Toetsing

Op de camping zijn een winkel, restaurant en het zwembad toegankelijk voor recreanten die niet op de camping verblijven. Hiermee voldoet de camping aan dit criterium.

3.3.3 Conclusie

Voor zover van toepassing past de beoogde ontwikkeling binnen provinciaal beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

In deze paragraaf wordt ingegaan op het gemeentelijk beleid dat voor de beoordeling van de beoogde ontwikkelingen relevant is. Dat zijn de volgende beleidsdocumenten:

  • het Gebiedsplan West Zeeuws Vlaanderen "Natuurlijk Vitaal";
  • de "Kadernota Recreatief Verblijf: ;
  • Het visiedocument "Krachtig verbonden";

Een herziening van de laatst genoemde twee nota's is in voorbereiding, maar voorliggend plan past in daarin.

3.4.1 Gebiedsplan West Zeeuws Vlaanderen "Natuurlijk Vitaal" (2004)

Toetsingskader

In regionaal verband is het beleid relevant zoals vastgelegd in het Gebiedsplan West Zeeuws Vlaanderen "Natuurlijk Vitaal". In september 2010 is de Bijstellingsnota Natuurlijk Vitaal vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Deze midtermreview heeft geleid tot het opnieuw onderschrijven van het beleid in het Gebiedsplan Natuurlijk Vitaal. Het gebiedsplan is ook verankerd in het omgevingsplan (zie paragraaf 3.3.2).

Het gebiedsplan geeft aan welke veranderingen kunnen bijdragen aan een economisch gezond, mooi en leefbaar West Zeeuws-Vlaanderen. Het gebiedsplan heeft tot doelstelling om te komen tot een algehele kwaliteitsimpuls voor de regio.

Voor het recreatieve-toeristische product wordt de impuls gezocht in het maken van een kwaliteitsslag van het bestaande aanbod. Daarnaast wordt ingezet op het uitbreiden van het huidige aanbod van zee, natuur, rust en cultuur met actieve en extensieve vormen van vrijetijdsbesteding.

Verblijfsrecreatie

De markt ontwikkelt zich in de richting van kwalitatief hoogwaardige recreatiebedrijven met veel ruimte en goede voorzieningen. Het aanbod van kwalitatief hoogstaande recreatiebedrijven in West Zeeuws-Vlaanderen is echter onvoldoende en de inrichting van veel recreatiebedrijven is toe aan verbetering op het gebied van landschappelijke inpassing en groenoppervlak. In verband met concurrentie van andere gebieden is een kwaliteitsslag nodig om mensen naar West Zeeuws-Vlaanderen te blijven trekken.

De kwaliteit wordt verbeterd door de bedrijven landschappelijk beter in te passen, door meer groen rondom de bedrijven aan te brengen, door grotere standplaatsen, door moderne centrale basisvoorzieningen aan te leggen en / of door slecht gelegen bedrijven te verplaatsen. Om de kwaliteitsverbetering financieel ook aantrekkelijk te maken voor het recreatiebedrijf wordt planologisch ruimte geboden voor de vergroting en uitbreiding van het aantal standplaatsen. Recreatiebedrijven mogen niet enkel uitbreiden, dit moet gepaard gaan met een kwaliteitsslag waaronder het vergroten van de standplaatsen.

Plannen tot kwaliteitsverbetering van recreatiebedrijven worden door een Toetsingscommissie op deugdelijkheid beoordeeld1. Het omzetten van stacaravans in recreatiewoningen kan vanwege de daaraan verbonden planologische consequenties alleen in bijzondere gevallen en onder specifieke criteria en randvoorwaarden worden toegestaan. Het doel van het omzetten van stacaravans in recreatiewoningen is het realiseren van een kwaliteitsverbetering van de recreatieve verblijfsmogelijkheden van het desbetreffende bedrijf.

Verevening: rood voor groen

Voor recreatieondernemers is de richtlijn specifiek gedefinieerd. Per bruto hectare nieuw ruimtebeslag voor verblijfsrecreatie wordt een bedrag van € 34.000,- door de recreatieondernemer bijgedragen in de kosten van inrichting van de openbaar toegankelijke recreatienatuur of duinstruweel. De recreatieondernemer kan op eigen terrein openbaar toegankelijke recreatienatuur of duinstruweel aan te leggen. Planologische medewerking kan enkel worden gegeven na overeenstemming over de bijdrage rood voor groen door middel van een contract. Het hiervoor genoemde bedrag ligt gedurende vijf jaar vast, daarna wordt jaarlijks indexering toegepast. De gemeenteraad dient een bestemmingsreserve in te stellen waarin de bijdrage van de recreatieondernemers wordt gestort. Deze bijdrage wordt uitsluitend gebruikt voor de aanleg en inrichting van recreatienatuur of duinstruweel, en in aansluiting op de individuele ondernemersplannen van de recreatieondernemers.

Toetsing

  • In het advies van de Toetsingscommissie (zie bijlage 3) wordt geconcludeerd dat uitvoering van de plannen van Zonneweelde een topbedrijf maken nog meer passend bij de titels ‘Beste Camping’ en ‘ANWB Topcamping’. De keuze voor drie losse gebouwen ziet de commissie positief en is ook toekomstgericht voor als er een verdere groei nodig mocht zijn. Dit geldt ook voor vormgeving en materiaalgebruik. Positief is de externe gerichtheid van het bedrijf in de toekomst (horeca en met name indoorspeelvoorziening). Er is sprake van een dagrecreatieve versterking van het toeristisch product in de regio. De commissie vraagt aandacht voor enkele punten: de inrichting van de uitbreiding (lange rij chalets), de locatie van laden en lossen op een prominente zichtlocatie voor aankomende gasten, een uitkijktoren in het belevenispad.
  • De gemeente en Camping Zonneweelde leggen de verplichtingen rondom verevening vast in een overeenkomst. Voor Camping Zonneweelde zal dit een financiële bijdrage van € 37.400,- zijn Verwezen wordt naar paragraaf 3.4.3.

Conclusie

  • De toetsingscommissie staat positief tegenover de ontwikkeling.
  • Verevening vindt plaats door een bijdrage aan het vereveningsfondsgemeentelijk Fonds Recreatieontwikkeling. Dit wordt contractueel vastgelegd.

De ontwikkeling past binnen de visie van Gebiedsplan West Zeeuws Vlaanderen "Natuurlijk Vitaal".

3.4.2 Kadernota Recreatief Verblijf

In de kadernota recreatie verblijf (vastgesteld door de gemeenteraad op 19 april 2012) is ten aanzien van de huisvesting van personeel het volgende vermeld:

Verblijfsrecreatieterreinen zijn in belangrijke mate afhankelijk van seizoenskrachten. In de zomerperiode kan de lokale arbeidsmarkt daar niet altijd in voorzien. Er wordt ook gebruik gemaakt van arbeidskrachten van elders. Punt van aandacht is de huisvesting van dit personeel. Bij sommige ondernemers bestaat de wens daarvoor gebouwen toe te staan. Momenteel wordt personeel veelal op gewone standplaatsen gehuisvest, hetgeen ten koste gaat van het aantal verhuurbare plaatsen.

Logiesaccommodatie voor personeel van de verblijfsrecreatieterreinen leidt tot een verdere verstening van de terreinen. Toch wordt onderkend dat de vraag van de recreatieondernemers reëel is. In dat licht wordt ingestemd met beperkte bouwmogelijkheden ten behoeve van logiesaccommodatie voor huisvesting van eigen personeel.

Voorwaarde is wel dat aangetoond moet worden dat structureel gebruik moet worden gemaakt van personeel van buiten de regio. Permanente bewoning van deze accommodatie wordt niet toegestaan. Om de ondernemer vrijheid te laten in de precieze locatie van deze accommodatie, wordt voorgesteld dezelfde bouwmogelijkheden en locaties aan te houden als voor gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen en beheer en centrale recreatieve voorzieningen.

Toetsing

In de huidige situatie maakt Camping Zonneweelde tijdens het recreatieseizoen (8 weken zomervakantie en in de schoolvakanties (Pasen, Hemelvaart en Pinksteren)) ook gebruik van arbeidskrachten van elders die moeten worden gehuisvest, bij voorkeur op het terrein van de camping. Het gaat om medewerkers (studenten) voor het animatieteam (4 tot 6 personen) en horecamedewerkers die afkomstig zijn van alle delen van het land. In de toekomstige situatie is dat niet anders. De medewerkers worden tot op heden ondergebracht in het gebouw voor het animatieteam. Dat gebouw wordt echter gesloopt. Ter compensatie wordt voor deze medewerkers in het gebouw met de centrale voorzieningen een appartement gerealiseerd.

3.4.3 Krachtig verbonden: visiedocument 2016-2020

Toetsingskader

Dit visiedocument is in 2015 door de gemeente Sluis opgesteld en vastgesteld door de gemeenteraad op 17 december 2015. Het is bedoeld als een herziening van de structuurvisie, het wmo-beleidsplan, de woonvisie en het gebiedsplan 'Natuurlijk Vitaal', samengevoegd in één integrale beleidsnota. Hierin is het ruimtelijk-economisch en sociaal-maatschappelijk beleid op hoofdlijnen voor de gemeente Sluis vastgelegd, waaronder de hoofdlijnen met betrekking tot de gewenste ontwikkelingen binnen de recreatie.

Verblijfsrecreatie

Recreatie en toerisme fungeren als belangrijke economische motor. De gemeente zet in op een kwalitatief hoogwaardig en duurzaam verblijfsrecreatief product. Hierbij is het van belang dat er een gevarieerd toeristisch-recreatief product ontstaat waarbij gebruik wordt gemaakt van zowel de kustzone als achterland. Een betere spreiding van de toeristische druk door het jaar wordt ook als doel gesteld.

Voor uitbreiding van bestaande verblijfsrecreatieterreinen worden de volgende voorwaarden gesteld:

  • Uitbreiding in oppervlakte en/of eenheden gaat alleen gepaard met een kwaliteitsslag op het gehele terrein.

Toetsing

Op het huidige kampeerterrein wordt een kwaliteitsslag gemaakt, door middel van het vergroten van standplaatsen en het voorzieningenniveau. De luxe accommodaties op dit terrein dragen bij aan een gedifferentieerd verblijfsrecreatief aanbod. Voor de realisatie van de nieuwe accommodaties worden bestaande standplaatsen gesaneerd.

Het uitbreiden, differentiëren en verbeteren van de faciliteiten, past binnen de wens van de gemeente Sluis om ruimte te geven aan de ontwikkeling van dagrecreatieve voorzieningen voor meerdere doelgroepen en waarvan ook gebruik kan worden gemaakt als het geen strandweer is. Hiermee wordt invulling gegeven aan het gemeentelijke beleid.

  • De kwaliteitseis voor kwaliteitsslagen is maximaal 20 recreatiewoningen per hectare en maximaal 33 eenheden per hectare voor recreatieve nachtverblijven.

Toetsing

De uitbreiding is mogelijk indien de dichtheid maximaal 33 eenheden per ha is op het gehele terrein. In de toekomstige situatie mogen er dus maximaal (8.8367m² x 33 = 291,6) 292 eenheden aanwezig zijn.

  • Het totale aantal aan recreatieve eenheden binnen de gemeente mag niet toenemen. Uitbreiding in eenheden wordt dus gekoppeld aan sanering van minimaal hetzelfde aantal eenheden. Om flexibiliteit in tijd en locatie te bewerkstellingen, wordt een eenhedenbank gecreëerd. Binnen deze eenheden bank ontstaat een overzicht van het aantal gesaneerde verblijfseenheden en het aantal nieuwe verblijfseenheden.

Toetsing

Door de beperking van de dichtheid zal het aantal vergunde standplaatsen dalen van 357 naar 292. Er worden dus 65 standplaatsen gesaneerd, die aan de eenhedenbank van de gemeente Sluis kunnen worden toegevoegd.

  • Uitbreiding van 10% is toegestaan voor terreinen met meer dan 100 eenheden en 20% voor terreinen met minder dan 100 eenheden (met inachtneming van de ruimte binnen de eenhedenbank).

Toetsing

Een uitbreiding met 1,1 ha is 14% ten opzichte van de huidige oppervlakte van 7,7 ha. Het is dus een beperkt uitbreiding. De bijzondere vorm van landschappelijke inpassing vraagt ook extra ruimte, waardoor de lichte overschrijding van de norm aanvaardbaar is.

  • Bij de uitbreiding van bestaande verblijfsrecreatieterreinen wordt onderscheid gemaakt tussen het omzetten van kampeereenheden in woningen en uitbreiding met (toeristische) kampeerplaatsen. Uitbreiding met recreatiewoningen wordt in principe niet meer toegestaan tenzij er sprake is van een bijzonder product en doelgroep met een toegevoegde waarde voor de streek.

Toetsing

Er komen geen recreatiewoningen. Helft is toeristische standplaatsen en andere helft is stacaravans.

  • Er worden duurzaamheidseisen gesteld aan uitbreidingen van bestaande verblijfsrecreatieterreinen. Aan deze eisen zal moeten worden voldaan.

Toetsing

De kleurstelling van de te plaatsen chalets is natuurlijk en deels van hout. Er komt geen aansluiting op gas en waar mogelijk wordt optimaal gebruik gemaakt van zonnewarmte.

Bij het zwembad speelt duurzaamheid een grote rol. Mede daarom is een bouwhoogte van 10 meter noodzakelijk.

Daarnaast wordt de bestaande bebouwing en verharding afgekoppeld van het riool. Al het regenwater zal dus in de toekomst worden afgevoerd naar het oppervlaktewater via een wadi.

Door deze aspecten wordt invulling gegeven aan duurzaamheid.

Dagrecreatie

De gemeente stelt dat een toename van (landinwaartse) dagrecreatiemogelijkheden een impuls zou betekenen voor de werkgelegenheid en het toeristisch product. De volgende doelstellingen zijn van belang:

  • Een brede focus op het toeristisch product waardoor meerdere doelgroepen worden bereikt en een meer jaarrond toeristisch product wordt neergezet (meerwaarde).
  • Meer slechtweer voorzieningen die voor verlenging van het seizoen zorgen (betere spreiding van de toeristische druk gedurende het jaar), zodat dit de jaarrond werkgelegenheid verhoogt.

Voor het bereiken van deze doelen wil de gemeente nieuwe initiatieven voor dagrecreatie en slechtweervoorzieningen stimuleren.

Verevening

Het Fonds recreatieontwikkeling blijft bestaan uit een aparte rood-voor-rood en een rood-voor-groen bijdrage. Rood-voor-rood is van toepassing op nieuwvestiging van verblijfsrecreatie en deze wordt residueel bepaald. De rood-voor-groen-bijdrage wordt gevraagd in het geval van een kwaliteitsslag op een bestaand verblijfsrecreatieterrein. Hierbij gaat het om een vastgesteld bedrag van €34.000,- per hectare uitbreiding. Deze vereveningsbijdragen worden gekoppeld aan medewerking voor een kwaliteitsslag in de verblijfsrecreatie waarbij dus ook de bestaande situatie wordt aangepakt.

Toetsing

De vereveningopgave bedraagt 1,1 x €34.000,- is €37.400,-. In overleg met de gemeente is afgesproken dat de verevening vorm worden gegeven in een afdracht ten behoeve van de duinboulevard van Nieuwvliet-Bad, dit in het kader van het Masterplan Nieuwvliet.

3.4.4 Conclusie gemeentelijk beleid

Voor zover van toepassing past de ontwikkeling binnen gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Toetsing aan omgevingsaspecten

4.1 Water

Beleid en toetsingskader

Ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling dient een watertoets met het waterschap overlegd te worden. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Voor het afstemmen met genoemde waterfacetten hanteert het waterschap een aanmeldformulier met daarin een watertoetstabel.

Overleg waterschap

Bij het tot stand komen van deze paragraaf en het watersysteem is verschillende keren overleg gevoerd met de waterschap. In 2017 heeft het eerste overleg plaats gevonden. De wateropgave voor het plangebied betreft de compensatie als gevolg van extra verharding in het uitbreidingsterrein. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de onderhoudsstrook langs de bestaande sloot en de beschermingszone van het polderwaterriool.

Toetsing

Sinds het opstellen van de eerste kwaliteitsverbeteringsplan in 2013 en na het inrichtingsplan uit 2019 blijken er nieuwe uitgangspunten voor het plan te zijn ontstaan, die structureel van invloed zijn op het watersysteem en dus de uitwerking van het plan.

Grootste aanpassing is dat de bedrijfswoning kleiner van oppervlakte wordt en dat daarbij de huidige sloot behouden kan blijven. De waterbergingsopgave blijkt veel geringer in omgang te zijn dan aanvankelijk gedacht en het polderwaterriool blijft behouden.

Er is daarom aangepast inrichtingsplan opgesteld dat is gebaseerd op de hoofdopzet van het plan uit 2019 , echter zonder open water in het gedeelte met seizoenkampeerplaatsen. In paragraaf 2.3 is het nieuwe inrichtingsplan beknopt toegelicht. In bijlage 4 is dit inrichtingsplan uitvoerig beschreven. Daarin is ook de watertoetstabel uit het aanmeldformulier opgenomen.

Huidige situatie

Het uitbreidingsterrein is in gebruik akkerbouw. De sloot (lengte 80 meter) heeft de volgende kenmerken (info Waterschap):

  • bodembreedte 0,5 meter;
  • bovenbreedte 4,40 meter;
  • bodemdiepte 1,6 meter;
  • droogvallend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0014.png"

Figuur 4.1 Kadastrale begrenzingen en beeld van de nieuwe inrichting (centrum, parkeerterrein)

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0015.png"

Figuur 4.2 Legger van het waterschap

Verhardingen en waterafvoer

Op het uitbreidingsterrein komen naast de landschappelijke inpassing:

  • een ontsluitingsweg nieuwe kavel. De weg heeft een lengte van 410 meter en breedte van 3 meter. Oppervlakte is dus 1.230 m2. De weg wordt uitgevoerd in halfverharding van schelpen.
  • 10 chalets;
  • 23 toeristische standplaatsen met privésanitair; dit zijn 7 eenheden van 4 bij 4 meter;
  • een vervangende bedrijfswoning: oppervlakte 8 x 10 meter met een ontsluitingsweg van 20 meter;
  • de daken van het privésanitair zijn uitgerust met sedumdak.

De ontsluitingswegen, privé sanitair en chalets worden niet aangesloten op het polderwaterriool. Het regenwater wordt in de grond geïnfiltreerd (o.a. grindkoffer langs de weg).

Tabel 4.1. Verharding op het uitbreidingsterrein

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0016.png"

Extra waterberging

De toename aan verharding en bebouwing is 781 m2. De noodzakelijke extra waterberging betreft 781 m² x 75 mm = 58 m³.

In het plan is de noodzakelijke extra waterberging voorzien in een nieuwe vijver aan de kop van de bestaande sloot. Deze vijver heeft een maatvoering van 19x8 meter (152m2 op maaiveld). Uitgangspunten voor de waterberging zijn een T=100 waterpeil van NAP +1,02 m, een bodemhoogte van NAP +0,16 m, met taluds 1:2. Met een bovenbreedte van 8 m en een lengte van 19 m geeft dit een waterberging van 60 m3. Dit is voldoende.

De hiervoor genoemde aspecten zijn verwerkt in de watertoetstabel uit het aanmeldformulier (zie bijlage 4).

Conclusie/resultaat watertoets

Het aspect water vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. In een email van 20 juli 2020 heeft het waterschap ingestemd met de beoogde ontwikkelingen en het inrichtingsplan.

4.2 Ecologie

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan voorziet in uitbreiding van de recreatieve faciliteiten en de aanleg van een parkeerplaats en de verplaatsing van de inrit en ontsluitingsweg. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • verwijderen beplanting en bomen;
  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

• Natura-2000 gebieden;

• Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zeeland

In de provincie Zeeland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en het voor op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Zeeland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe ligt circa 0,4 km ten noordwesten van het plangebied en maakt tevens deel uit van het Natuurnetwerk Zeeland.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0017.jpg"

Figuur 4.3 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: geoweb provincie Zeeland)

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0018.png"

Figuur 4.4 Uitsnede Natura 2000 inclusief stikstofgevoelige gebieden.

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de geringe ontwikkeling kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Het Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe is wel gevoelig voor stikstofdepositie. Op het punt van vermesting/verzuring door stikstofdepositie zou als gevolg van de toename van het verkeer sprake kunnen zijn van een externe werking. Ter plaatse van de stikstofgevoelige habitattypen bij Nieuwvliet-Bad is de achtergronddepositie echter dermate laag (> 70 mol N/ha/jr. verschil ten opzichte van de kritische depositiewaarden van de habitattypen) dat geen sprake is van een overbelaste situatie.

Omdat er vanwege de beoogde ontwikkeling geen sprake van een verkeerstoename, kunnen significante negatieve effecten op beschermde gebieden worden uitgesloten. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie Zeeland staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied (google earth), algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere Ravon, www.verspreidingsatlas.nl en www.waarneming.nl). De beoogde werkzaamheden bestaan uit:

  • ruimere opzet van de camping,
  • sloop van receptie en bedrijfswoning
  • realisatie nieuwe bedrijfswoning en receptie.

Vaatplanten

Vanwege het intensieve gebruik van het uitbreidingsgebied als agrarische grond zijn hier geen beschermde plantensoorten aanwezig.

Vogels

Ter plaatse van het uitbreidingsgebied kunnen akkervogels aanwezig zijn als fazant, roofvogels als buizerd kunnen gebruik maken van het gebied als jachtterrein. In de omgeving van het plangebied is voldoende alternatief en soortgelijk gebied aanwezig. In de omgeving kunnen algemene broedvogels aanwezig zijn.

Zoogdieren

Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als bunzing, egel, veldmuis, bosmuis en haas. Er is geen opgaand groen of bebouwing aanwezig in het uitbreidingsgebied. Gezien de openheid van het gebied kan worden gesteld dat het gebied niet van essentiële betekenis is voor vleermuizen.

Amfibieën
Algemene amfibieën als bruine kikker, bastaardkikker, kleine watersalamander en gewone pad zullen zeker gebruik zullen maken van het plangebied als schuilplaats in struiken, onder stenen en als voortplantingsplaats in de waterpartijen. Gezien de aanwezige biotopen komen hier geen zwaarder beschermde soorten voor.

Overige soorten

Er zijn, gezien de aanwezige biotopen, geen beschermde vissen, reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.

In tabel 4.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 4.2 Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime (niet limitatief)

Wet Natuurbescherming   Nader onderzoek nodig bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting  
Vogelrichtlijn     alle inheemse soorten: o.a. fazant

jaarrond beschermde soorten; buizerd en huismus  
nee

nee  
Habitatrichtlijn bijlage IV     vleermuizen   nee  
Overige soorten   Algemeen

Vrijstellingsregeling provincie Zeeland  
-

egel, veldmuis, bosmuis  
nee

nee  

De benodigde werkzaamheden ten behoeve van de uitbreiding de camping kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de benoemde overige soorten omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Wnb in provincie Zeeland. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Wnb wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 augustus (bron: website vogelbescherming).

Gezien de bovenstaande conclusies staan de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie, met inachtneming van de voorgestelde maatregelen, de uitvoering van het plan niet in de weg.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.3 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Beleidskader

In aansluiting op het Verdrag van Valletta (Malta, 1992) en het provinciaal archeologiebeleid moet in bestemmingsplannen rekening worden gehouden met archeologische waarden in planvormingsprocessen. Concreet betekent dit dat de bescherming van het archeologisch erfgoed vastgelegd dient te worden en dat bij ruimtelijke afwegingen rekening gehouden moet worden met eventueel aanwezige archeologische waarden.

Onderzoek

Volgens de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Sluis ligt de gehele onderzoekslocatie in een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde (categorie 6) voor archeologische resten in het Laagpakket van Walcheren. Voor deze categorie geldt een onderzoeksplicht voor alle werkzaamheden die de maximale vrijstellingsgrens van 2.500 vierkante meter overschrijden én dieper reiken dan 0,40 meter beneden maaiveld.

Binnen het plangebied zullen nieuwe bebouwing, parkeerplaatsen en een weg gerealiseerd worden. De genoemde vrijstellingsgrenzen zullen hierdoor naar verwachting niet worden overschreden. In het kader van de ruimtelijke procedure is geen Archeologisch Bureauonderzoek of een Inventariserend Veldonderzoek nodig.

Cultuurhistorie

Beleidskader

Op rijksniveau zijn de Monumentenwet 1988 en de Wet Modernisering Monumentenzorg (MoMo) van belang. De Monumentwet 1988 bepaalt onder andere dat monumenten niet beschadigd of vernield mogen worden. Daarnaast kent de wet een vergunningenstelsel voor het afbreken, verstoren, verplaatsen of wijzigen van monumenten.

In het Omgevingsplan 2012-2018 stelt de provincie als doel om waardevolle landschappen en cultuurhistorisch erfgoed in Zeeland te beschermen en ontwikkelen en (in)directe economische baten die daaruit voortvloeien te vergroten. De provincie zet hierbij in op restauratie en herbestemming van monumenten. In de Nota Provinciaal Cultuurbeleid 2013-2015 stelt de provincie dat zij de instandhouding van agrarisch erfgoed wil betrekken bij gebiedsgerichte ontwikkelingslocaties. Binnen het omgevingsbeleid wordt ruimte geboden voor niet-agrarische en semi-agrarische activiteiten in het landelijk gebied (nieuwe economische dragers). Een activiteit dient binnen dat kader een bijdrage te leveren aan de herbestemming of sanering van vrijkomende (agrarische) bebouwing en het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

In de Monumentennota stelt de gemeente Sluis dat zij de aanwezige cultuurhistorische waarden erkent, het herstel en behoud ervan bevordert en het beheer stimuleert.

Onderzoek

Volgens de cultuurhistorische hoofdstructuurkaart van de provincie Zeeland zijn op de gronden van Camping Zonneweelde geen monumenten aanwezig. Zowel stedenbouwkundig als landschappelijk zijn op of in de directe omgeving van het plangebied geen te behouden en te beschermen elementen aanwezig.

Conclusie

Het aspecten archeologie en cultuurhistorie staan de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.4 Relatie met omliggende functies

Beleid en toetsingskader

Algemeen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat:

  • een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd ter plaatse van de (recreatie)woningen;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de bedrijven/inrichtingen.

Om voor deze ontwikkeling de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.

Onderzoek

De ontwikkeling betreft zowel een milieuhinderlijke als deels ook een milieugevoelige functie. De huidige bedrijfswoning wordt verplaatst naar de rand van de camping zodat deze minder hinder ondervind van de aanwezige recreatieve voorzieningen. Deze recreatieve centrumvoorzieningen worden opnieuw ingericht. Ten gevolge van omliggende activiteiten kan de ontwikkeling hinder ondervinden. Ten opzichte van omliggende woningen van derden kan de ontwikkeling hinder veroorzaken. Om deze reden worden beide vormen getoetst.

Conform de VNG-publicatie beschikken de activiteiten met betrekking tot de kampeerplaatsen en de groepsaccommodaties over milieucategorie 3.1. De bijbehorende richtafstand bedraagt maximaal 50 meter ten opzichte van woningen in een rustige woonwijk en/of rustig buitengebied. Het maatgevende aspect hierbij betreft het aspect geluid, voor de aspecten geur en gevaar geldt een richtafstand van 30 meter en het aspect stof is niet van toepassing. De activiteiten met betrekking tot het restaurant en winkel zijn geschaald in milieucategorie 1 met een bijbehorende richtafstand van 10 meter ten opzichte van woningen in een rustige woonwijk en/of rustig buitengebied. De maatgevende aspecten zijn geur, geluid en gevaar. Het aspect stof is niet van toepassing. De activiteiten met betrekking tot het overdekt zwembad en de sportvelden zijn geschaald in milieucategorie 3.1 met een bijbehorende richtafstand van 50 meter ten opzichte van woningen in een rustige woonwijk en/of rustig buitengebied. De maatgevende aspecten zijn geur en geluid.

De dichtstbijzijnde woning is aan de Baanstpoldersedijk 2 te Nieuwvliet, die is gelegen op een afstand van 50 meter van de recreatieve voorzieningen. Daarmee wordt aan de richtafstanden van 10, 30 en 50 meter zoals deze gelden voor dergelijke activiteiten voldaan.

Omliggende bedrijfsactiviteiten

In de nabije omgeving van de ontwikkeling is een agrarische inrichting aanwezig. Overige bedrijvigheid is op (zeer) grote afstand gelegen. Er wordt voldaan aan de richtafstanden.

Conclusie

Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat ter plaatse van uitbreiding en recreatievoorzieningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, de omliggende bedrijvigheid wordt niet in haar bedrijfsvoering beperkt.

4.5 Verkeer en parkeren

Verkeersontsluiting

Het plangebied wordt primair ontsloten op de Baanstpoldersedijk, een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom (60 km/uur). Zowel de bedrijfswoning als de entree van de camping ontsluit op deze weg. Deze weg leidt in noordelijke richting naar het strand. In zuidelijke richting wordt Nieuwvliet bereikt. Van hieruit wordt ook het hoger gelegen netwerk bereikt via de N675. Deze provinciale weg leidt in oostelijke richting naar onder andere de kern Breskens. In zuidwestelijke richting kunnen de kernen Sluis en Oostburg en de grens met België worden bereikt. De N675 is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom en kent een maximum snelheid van 80 km/uur.

Ten behoeve van het fietsverkeer is parallel aan de Baanstpoldersedijk een vrijliggende fietsvoorziening in twee richtingen aanwezig. Deze fietsvoorziening leidt in noordelijke richting naar verschillende strandopgangen, gelegen aan de Zeedijk/Zeeweg. Ten zuiden van het plangebied sluit de fietsvoorziening langs de Baanstpoldersedijk via de Lampsinsdijk en de Sint Bavodijk aan op de parallelle fietsstructuur langs de N675.

Voor zowel het gemotoriseerd verkeer als voor het fietsverkeer is de locatie goed bereikbaar.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Het aantal standplaatsen / recreatiewoningen blijft in de toekomstige situatie gelijk met de huidige situatie. Ook het bedrijfsvloeroppervlakte van de voorzieningen op de camping neemt niet toe. De voorzieningen zijn daarnaast bedoeld en alleen toegankelijk voor de campinggasten. In de beoogde ontwikkeling is hierdoor geen sprake van een verkeerstoename.

De locatie van de ontsluiting van de camping is in 2019 circa 50 meter in noordelijke richting verplaatst. Tevens komt er een afzonderlijke afrit voor de bedrijfswoning. Voor deze ontwikkelingen is een watervergunning noodzakelijk. Het waterschap heeft ingestemd met het plan dus zal een vergunning worden verkregen.

Parkeren

De gemeentelijke parkeernota ('Beleidsnota parkeernormen', 2012) voorziet enkel in de parkeernormen voor ontwikkelingen binnen de bebouwde kom. Onderhavige ontwikkeling is buitenstedelijk gelegen. Daarom is aansluiting gezocht bij de parkeerkencijfers van het CROW zoals opgenomen in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' afgaande op een ligging in het buitengebied in een niet stedelijke omgeving.

De camping voorziet in de nieuwe situatie in een parkeerterrein met 98 parkeerplaatsen nabij de entree in het plangebied. Daarnaast worden 22 laad en los plaatsen voor auto's (of 11 laad en los plaatsen voor auto's met caravan) gerealiseerd nabij de entree. De parkeerplaatsen zijn voornamelijk bedoeld voor gasten van campingbezoekers. Per standplaats zijn volgens het CROW maximaal 1,3 parkeerplaatsen per standplaats benodigd, waarvan 10% voor gasten van bezoekers. Volgens het gemeentelijke beleid zijn er minimaal 1,2 parkeerplaatsen per standplaats nodig. Totaal zijn 292 standplaatsen voornemens, waarvoor de parkeerbehoefte 350 parkeerplaatsen bedraagt. Bezoekers van de camping parkeren de auto voornamelijk bij de standplaats (292 parkeerplaatsen). Voor gasten van bezoekers zijn 58 parkeerplaatsen benodigd. Dit wordt ruim voorzien in het parkeerterrein van 98 parkeerplaatsen.

Conclusie

De ontsluiting van het plangebied is goed, zowel voor het gemotoriseerd verkeer als fietsverkeer. Er is geen sprake van een noemenswaardige verkeerstoename. De parkeerbehoefte wordt geheel op eigen terrein opgevangen. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek

De uitbreiding van camping Zonneweelde aan de noordzijde is voor zover bekend altijd in gebruik geweest als landbouwgrond. Van deze locatie zijn geen rapportages bekend. De naastgelegen camping is in het verleden een boerenerf geweest. In de archieven zijn geen bodembedreigende activiteiten gevonden die te relateren zijn aan het voormalige boerenerf. Ook in het milieudossier van de camping zijn die niet aanwezig. Daarnaast ligt het voormalige bouwblok van het voormalige boerenerf op c.a. 70 meter tot de grens van de voorgenomen uitbreiding en heeft dit geen invloed op de bodemkwaliteit van deze voorgenomen uitbreiding.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in functiewijzigingen. Gelet op deze functiewijziging moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de beoogde functie en moet worden nagegaan of er sprake is van gevallen van ernstige verontreiniging waarvoor saneringsmaatregelen moeten worden getroffen. Vanuit dat oogpunt is voor het plangebied een historisch bodemonderzoek uitgevoerd.

De voorgenomen uitbreiding van 1,1 hectare ligt in de zone "buitengebied en naoorlogse woonwijken (Achtergrondwaarde)" van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Sluis. Op basis van de aanwezige historische informatie zijn er geen redenen om anders te bepalen. Men kan dus uitgaan van de gemiddelde kwaliteit "achtergrondwaarde" (schoon).

 

Als er in de toekomst grondverzet en transport plaatsvindt is het Besluit bodemkwaliteit van kracht.

Conclusie

Bodemonderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect bodem staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.

4.7 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Onderzoek en resultaten

In het plangebied wordt een nieuwe bedrijfswoning mogelijk gemaakt. Woningen zijn binnen de Wet geluidhinder (Wgh) aangemerkt als geluidgevoelige functies, waarvoor akoestisch onderzoek dient te worden verricht indien deze liggen binnen de geluidzone van wettelijke gezoneerde wegen. Verblijfsrecreatie betreft volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geen geluidgevoelige functie. De provincie Zeeland heeft echter binnen het eigen milieubeleid, zoals opgenomen in het 'Omgevingsplan 2012-2018', verblijfsrecreatie (met uitzondering van kleinschalig kamperen en hotels) gelijk getrokken met de functie wonen, waardoor onderzoek naar de akoestische situatie ook hiervoor noodzakelijk is.

De Adornisdijk en de Lampingsdijk/Baanstpoldersedijk zijn erftoegangswegen buiten de bebouwde kom waar een maximum snelheid geldt van 60 km/u. De bedrijfswoning, het kampeerterrein en de recreatiewoningen zijn gelegen binnen de wettelijke geluidzone van deze wegen. De geluidbelasting in het plangebied wordt berekend onder de normen van de Wgh. In de memo in bijlage 6 worden de uitgangspunten en resultaten toegelicht.

Berekend is de geluidbelasting in het plangebied vanaf de assen van de wegen. Hierbij wordt de geluidbelasting berekend tot de grenswaarden uit de Wgh zijn bereikt. De afstanden vanaf de assen van de weg tot de bereikte grenswaarden in het plangebied zijn weergeven in tabel 4.3.

Tabel 4.3 Afstanden contouren grenswaarden Wgh

Bron   Contour voorkeursgrenswaarde (48 dB)   Contour maximale ontheffingswaarde (53 dB)  
Lampingsdijk/Baanstpoldersedijk   22 meter   11 meter  
Adornisdijk   17 meter   9 meter  

Conclusie

De geluidgevoelige functies zijn momenteel minstens 18 meter vanaf de as van de Adornisdijk gelegen. In de toekomstige situatie zal, mede door de groenvoorzieningen aan de randen van het park, van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde ook geen sprake zijn.

De geluidgevoelige functies worden in de toekomstige situatie op meer dan 15 meter van de as van de Lampingsdijk/Baanstpoldersedijk mogelijk gemaakt. De maximale ontheffingswaarde wordt hierdoor niet overschreden. De geluidgevoelige functies worden daardoor ten alle tijden in een aanvaardbaar akoestisch klimaat mogelijk gemaakt. Het is akoestisch wenselijk om de geluidgevoelige functies vanaf 22 meter van de as van de Lampingsdijk/Baanstpoldersedijk te realiseren zodat een hogere waarde procedure niet noodzakelijk is. Wanneer niet aan de afstand van de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan, is een hogere waarde noodzakelijk. Geadviseerd wordt in dat geval een hogere waarde van 53 dB (de maximale ontheffingswaarde) te verlenen.

4.8 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4 weergegeven.

Tabel 4.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op een ruimtelijke uitbreiding van een camping, niet op een uitbreiding van het aantal standplaatsen / recreatiewoningen en leidt daardoor niet tot een toename van verkeer. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2019 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de N61, ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De hoogste concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in genoemd jaar 15,1 µg/m³ voor NO2, 16,4 µg/m³ voor PM10 en 9,5 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Voor 2030 zijn de concentraties aanmerkelijk lager.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.bpzonneweelde-VG01_0019.png"

Figuur 4.5 Plangebied (blauw ovaal) en wegen met rekenpunten luchtkwaliteit op basis van NSL-monitoringstool.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.9 Externe veiligheid

Beleid en toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. 

Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten.  In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig die met hun plaatsgebonden risicocontour, of het invloedsgebied ten gevolge van het groepsrisico over het plangebied liggen. Deze vormen dan ook geen belemmering voor de ontwikkeling.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Over de Westerschelde vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats van stofcategorie LF1, LF2, LT1, LT2, GF2, GF3 en GT3. Het maximale invloedsgebied bedraagt 880 meter, behorende bij stofcategorie LT2. Het plangebied is op meer dan 3 kilometer van de vaarroute gelegen en ligt daarom niet in het invloedsgebied. Gezien de afstand heeft de voornoemde risicobron geen invloed op de externe veiligheidssituatie in het plangebied.

In de directe omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor, de weg of door buisleidingen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.10 Landschappelijke inpassing

Toetsingskader

Een verblijfsrecreatieterrein dient landschappelijk goed ingepast te zijn. Als richtlijn geldt een zone rondom het terrein met een breedte van 5 meter. Dit is op de verbeelding vastgelegd door het toekennen van de bestemming Groen. Voor de gronden van de uitbreiding zal het inrichtingsplan nog verder worden uitgewerkt. Landschappelijke inpassing en verblijfsrecreatie mogen hier in elkaar doorlopen. Het landschapsplan is in samenspraak tussen campingeigenaren, gemeente, provincie en waterschap opgesteld (zie ook paragraaf 5.3). Het waterschap heeft inmiddels ingestemd met het nieuwe inrichtingsplan ingestemd. Dat geldt ook voor de provincie maar deze instantie had nog enkele aandachtspunten. Op deze punten is in paragraaf 3.3 ingegaan. Het aangepaste inrichtingsplan wordt nog voorgelegd worden aan de provincie en kan als gevolg daarvan nog enigszins wijzigen. De uitvoerbaarheid staat echter niet ter discussie.


Onderzoek

Langs de rand van het terrein komt een groenstrook met een breedte van 5 meter. De beplanting bestaat uit soorten die hier thuishoren, zie bijlage 5 beeldkwaliteitsplan. De waterberging staat los van de landschappelijke inpassing.

Conclusie

Onder het voorbehoud dat de provincie ook instemt met het inrichtingsplan, voldoet het plan aan de eisen voor de de landschappelijke inpassing. Er is op dit punt sprake van een uitvoerbaar plan.

4.11 Besluit milieueffectrapportage

In bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Onder deze drempelwaarden is een ontwikkeling niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.

Uitbreiding van een recreatieterrein is een activiteit die is vermeld op de D-lijst bij het Besluit milieueffectrapportage. Dat betekent dat in het kader van het nieuwe bestemmingsplan een zogenaamde ‘vormvrije m.e.r. beoordeling moet worden uitgevoerd waarbij onderzocht wordt of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor de ontwerpbestemmingsplanfase moet een m.e.r.-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.

Bij een (vormvrije) mer-beoordeling is een van de aspecten waar naar gekeken moet worden cumulatie van effecten met andere ruimtelijke ontwikkelingen. Uit de wetgeving en bijbehorende toelichting blijkt niet duidelijk wat daar precies onder moet worden verstaan en hoe daarmee moet worden omgegaan.

Conclusie

Gelet op de kenmerken, de plaats en de kenmerken van de potentiële effecten kan op voorhand worden geconcludeerd dat er geen milieueffectrapportage noodzakelijk is. Het college heeft dit op 27 maart 2018 besloten.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de handhaving en maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

5.1 Handhaving

Tegen activiteiten, die in strijd zijn met het bestemmingsplan zal het gemeentebestuur, administratiefrechtelijk optreden, op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Voor een aanvaardbaar handhavingsbeleid wordt in de eerste plaats gestreefd naar een voldoende draagvlak. Een bestemmingsplan met weinig draagvlak houdt immers het risico in dat het slecht wordt nageleefd en is dan weinig zinvol. In verband hiermee is het bestemmingsplan zodanig opgezet dat het voor zoveel mogelijk betrokkenen een duidelijke, toegankelijke en op de hedendaagse behoeften en eisen afgestemde bestemmingsregeling bevat.

Verder wordt informatie verstrekt omtrent de inhoud van het bestemmingsplan. Hiermee wordt onder andere beoogd het begrip bij de burger te vergroten. Het geven van voorlichting vormt daarmee ook een belangrijke schakel in de handhavingactiviteiten. Van gemeentewege worden hiertoe de nodige activiteiten ondernomen, waaronder een inspraakbijeenkomst.

Daarnaast worden de voorschriften in de praktijk toegepast en gehandhaafd. Ten aanzien van overtredingen zal een actief handhavingsbeleid worden gevoerd. Getracht wordt de controlewerkzaamheden ten aanzien van geconstateerde overtredingen op een intensieve manier uit te voeren.

Handhavingactiviteiten worden zoveel mogelijk onderling afgestemd. Controle in het kader van het bestemmingsplan wordt gekoppeld aan controle in het kader van milieuwetgeving en omgekeerd. Dit is van belang om de benodigde inzet van extra middelen zo beperkt mogelijk te houden, maar ook om tot een samenhangend handhavingsbeleid te komen.

Wanneer eenmaal sancties moeten worden getroffen, zal dit op consistente wijze, maar met oog voor de juridische spelregels, worden gedaan. Indien de activiteiten niet kunnen worden gelegaliseerd, zullen de instrumenten van aanschrijving, stillegging bouw, bestuursdwang en dwangsom worden toegepast. De uitvoering van de strafrechtelijke vervolging ligt in handen van het Openbaar Ministerie.

5.2 Financiële aspecten

5.2.1 Economische uitvoerbaarheid

Naast de planologische haalbaarheid van het project zoals getoetst in voorgaande paragrafen, moet ook de financiële uitvoerbaarheid van het project aangetoond worden. Initiatiefnemer heeft aan de gemeente laten zie dat de beoogde ontwikkeling financieel uitvoerbaar is.

5.2.2 Grondexploitatie

Op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen als er sprake is van een aangewezen bouwplan. Hiermee wordt verhaal van gemeentelijke kosten op de initiatiefnemer van een plan geregeld. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd wat onder een aangewezen bouwplan wordt verstaan. Dit is onder andere de

  • bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m² bruto-vloeroppervlakte of met een of meer woningen;

Het plan van camping Zonneweelde voorziet daarin. Omdat op grond van het huidige plan deze bebouwing niet allemaal kan worden gebouwd (de bedrijfswoning bijvoorbeeld wordt gebouwd buiten het bestemmingsvlak en bouwvlak, is er sprake van een aangewezen bouwplan.

Een exploitatieplan is niet verplicht in gevallen waarin:

  • a. het totaal van de exploitatiebijdragen dat (..) kan worden verhaald, minder bedraagt dan € 10.000,-;
  • b. er geen verhaalbare kosten zijn als bedoeld in artikel 6.2.4., onderdelen b tot en met f van het Bro;
  • c. de verhaalbare kosten uitsluitend de aansluiting van een bouwperceel op de openbare ruimte of de aansluiting op nutsvoorzieningen betreffen.

Een exploitatieplan is evenmin verplicht indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is (artikel 6.12 lid 2 onder a van het Bro). Tussen de camping en de gemeente zal een anterieure overeenkomst worden gesloten waarmee het kostenverhaal wordt vastgelegd. Daarmee hoeft de gemeenteraad geen exploitatieplan vast te stellen.

5.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg ex artikel 3.1.1. Bro

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan burgemeester en wethouders overleg met de overleginstanties plegen. In dat kader heeft de gemeente het ontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan de volgende instanties:

  • Provincie Zeeland;
  • Waterschap Scheldestromen.

Met het waterschap is overigens in het voortraject al overlegd (zie ook paragraaf 4.1) Het Waterschap heeft op 18 januari 2018 nog enkele opmerkingen gemaakt ten aanzien van:

  • de detaillering van de extra inrit,
  • de duiker tussen de huidige camping en de nieuwe ontwikkeling; deze moet functioneel en bereikbaar blijven;
  • de benodigde oppervlakte aan waterberging: Indien infiltratie in de bodem wordt toegepast, behoeft niet al het nieuwe verhard oppervlak te worden gecompenseerd;

Verder is gemeld dat het concept bestemmingsplanwijziging, wat het waterschap betreft, kan worden gepubliceerd. Daar hoeft niet mee gewacht te worden totdat alle onderdelen met betrekking tot de watertoets zijn aangepast.

Het waterschap zal ook worden betrokken bij de uitwerking van het inrichtingsplan. Aspecten die in het inrichtingsplan vorm moeten krijgen zijn:

  • de consequentie van de zakelijke rechtstrook boven de verkokerde watergang;
  • ligging van de noodzakelijk waterberging ten gevolge van de toegenomen bebouwing en verharding;
  • realisering van de compensatie van de gedempte sloot.

De provincie heeft in haar brief van 19 februari 2018 opgemerkt dat het plan een goed onderbouwde visie heeft en past binnen de recreatieve marktontwikkelingen. Het is positief dat er een keuze wordt gemaakt ten aanzien van de beoogde doelgroep en dat de initiatiefnemers zich richten op een divers productaanbod. Dit en ook de beoogde - beperkte - uitbreiding zijn volgens de provincie in lijn met (het ontwikkelkader van) de Kustvisie. Ook vindt de provincie de voorgenomen investering in kwaliteitsverbetering positief.

Het zijn wat betreft landschap echter een traditionele verkaveling en groenstrook. Daarmee wordt niet tegemoet gekomen aan de uitgangspunten van het ontwikkelkader omtrent de samenhang tussen landschap, routestructuren etc. Het draagt daarmee niet bij aan een toekomstige integrale benadering van het aandachtsgebied Nieuwvliet-Bad. In plaats van een nieuwe 'muur' tussen recreatie en landschap zal sprake moeten zijn van een samenhang tussen recreatie, landschap en omgeving.

  • Naar aanleiding van deze reactie is ervoor gekozen daar waar de uitbreiding is voorzien, de landschappelijke inpassing en de verblijfsrecreatie in elkaar te laten doorlopen. Dit zal worden bepaald in de uitwerking van het inrichtingsplan. Om dit planologisch te borgen, is voor deze gronden (inclusief de bijbehorende groenstrook) in de regels van het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Hiermee is bepaald dat de betreffende gronden en bouwwerken daarop uitsluitend mogen worden gebruikt als de Provincie Zeeland, de gemeente Sluis en het Waterschap Scheldestromen hebben ingestemd met het inrichtingsplan. Dat inrichtingsplan zal moeten zijn gebaseerd op de uitgangspunten in de 'Zeeuwse Kustvisie, samen sterk voor de Zeeuwse kust 26-06-2017'.

Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan 'Camping Zonneweelde' heeft met ingang van 29 maart 2018 gedurende zes weken voor iedereen ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is advies uitgebracht door Waterschap Scheldestromen, maar zijn geen zienswijzen ingediend. Daarnaast is er aanleiding voor enkele ambtshalve aanpassingen. In bijlage 7 wordt op deze zaken ingegaan.

Hoofdstuk 6 Toelichting op de juridische regeling

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling toegelicht, waarbij inzicht wordt gegeven in de doorwerking van de beleidsuitgangspunten en in de opzet en methodiek van het bestemmingsplan (verbeelding en regels).

6.1 Inleiding

  • De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen.
  • Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) bindende afspraken waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. De SVBP2012 kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi.

De bestemmingsregeling sluit zo veel als mogelijk aan op die van het voorheen geldende bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen Sluis.

In dit hoofdstuk wordt als eerste de verschillen tussen het voorgaande bestemmingsplan en voorliggend bestemmingsplan beschreven. Vervolgens worden de bestemmingen toegelicht.

6.2 Toelichting op de inleidende regels

Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begrippen en wijze van meten.

6.3 Gehanteerde bestemmingen

Groen (Artikel 3)

Voor welke gebied is Artikel 3 Groen opgenomen?

In deze bestemming zijn de groenstroken ten behoeve van de landschappelijke inpassing rondom de verblijfsrecreatieterreinen opgenomen.

Wat is de huidige situatie?

Rondom Camping Zonneweelde ligt een groenstrook groenstroken met hoog opgaande beplanting ten behoeve van de landschappelijke inpassing. Hierdoor wordt het zicht op het recreatieterrein onttrokken. Hierdoor is het mogelijk om de indeling van het verblijfsrecreatieterrein vrij in te delen zonder eventuele nadelige invloeden op de omgeving.

Wat zijn de uitgangspunten voor de regeling?

  • 1. Daar waar in het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen Sluis uit 2013 een groenstrook was geregeld rondom het recreatieterrein is deze overgenomen.
  • 2. De noordelijke groenbestemming is vanwege de beoogde uitbreiding verschoven naar de nieuwe noordrand.

Ter bescherming van opgaande beplanting is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werkzaamheden vereist (geregeld in lid 3.4) . Tenzij het onderhoud betreft.

Welke functies zijn toegestaan?

De hoofdregel van het groen rondom campings is dat de groenstroken zijn bestemd voor landschappelijke inpassing door opgaande beplantingen. Voor de groenstrook aan de noordzijde van de camping, waar de uitbreiding is voorzien, is een specifieke regeling opgenomen. De betreffende groenstrook is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' waarmee is bepaald dat andere vormen van landschappelijke inpassing én verblijfsrecreatief gebruik zijn toegestaan. De landschappelijke inpassing en de verblijfsrecreatie mogen hier in elkaar doorlopen. Aan deze aanduiding is een voorwaardelijke verplichting gekoppeld (lid 3.3.1) waarmee is bepaald dat voor deze groenstrook een inrichtingsplan moet worden opgesteld dat de instemming heeft dan de Provincie Zeeland en de gemeente Sluis en dat is gebaseerd op de uitgangspunten in de 'Zeeuwse Kustvisie, samen sterk voor de Zeeuwse kust 26-06-2017'. De voorwaardelijke verplichting is ook opgenomen voor de uitbreiding van de camping zelf (figuur 2.6), waar een nader te bepalen aantal eenheden (niet de bedrijfswoning) wordt geplaatst, die een verblijfsrecreatieve bestemming krijgt. Voor meer uitleg over het waarom en de inhoud van de voorwaardelijke verplichting wordt verwezen naar de toelichting op de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - Zonneweelde.

Wat mag er gebouwd worden en hoeveel?

Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan of overkappingen zijn met een hoogte van ten hoogste 3 meter en alleen ten behoeve van de bestemming.

Recreatie - Verblijfsrecreatie - Zonneweelde (Artikel 4)

Bestemmingsomschrijving

Door middel van een aanduiding is aangegeven dat het gaat om een kampeerterrein. Praktisch betekent dit dat er op een standplaats alleen een gebouw voor recreatief nachtverblijf en kampeermiddelen zijn toegestaan en geen recreatiewoningen. In de bestemmingsomschrijving is verder opgenomen welke voorzieningen zijn toegestaan.

Op de verbeelding hebben de nieuwe ingang van camping Zonneweelde aan de Baanstpoldersedijk en de inrit van de bedrijfswoning een verblijfsrecreatieve bestemming in plaats van een groenbestemming.

Aan de noordzijde van de camping, waar de uitbreiding is voorzien, is de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijke inpassing' opgenomen waarmee is bepaald dat de landschappelijke inpassing en de verblijfsrecreatie in elkaar mogen doorlopen. Aan deze aanduiding is een voorwaardelijke verplichting gekoppeld (zie toelichting hierna op de Specifieke gebruiksregels).

Bouwregels

De bouwregels zijn onderverdeeld in de bouwwerken die zijn toegelaten en de maten, aantallen, afstanden die de bouwwerken maximaal mogen hebben. Om deze maten, aantallen en afstanden zo duidelijk mogelijk weer te geven, is gekozen een tabelvorm. Daarin zijn uitsluitend de toegestane bouwwerken opgenomen.

Soorten toelaatbare bebouwing

Ten behoeve van de flexibiliteit ten aanzien van de terreinindeling is één groot bouwvlak opgenomen waarbinnen de volgende bebouwing is toegestaan:

  • gebouwen ten behoeve van centrale voorzieningen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen. Wat centrale voorzieningen zijn is te lezen in artikel 1 Begrippen, lid 1.20;
  • een bedrijfswoning: bestaande uit een hoofdgebouw en daarbij behorende aan- en uitbouwen, veranda en bijgebouwen;
  • gebouwen voor recreatief nachtverblijf het gaat daarbij om kampeerhuisjes, chalets, trekkershutten, stacaravans, etc.. Recreatiewoningen zijn expliciet uitgesloten; het gaat immers om een camping. Ook een bijgebouw is toegestaan. Zoals al eerder is vermeld (zie toelichting op artikel 3 Groen onder "Wat mag er gebouwd worden en hoeveel?) heeft deze regeling vooral tot doel sanitair op de standplaats mogelijk te maken.
  • bouwwerk, geen gebouwen zijnde: zoals een pergola of een schutting.

Binnen dit bouwvlak is het aan de eigenaar/exploitant om te bepalen waar deze functies worden geprojecteerd, met dien verstande dat een gebouw voor recreatief nachtverblijf en een kampeermiddel alleen is toegestaan op een standplaats.

Aantallen

De aantallen toegestane bouwwerken ten behoeve van recreatief nachtverblijf en de kampeermiddelen zijn overgenomen uit het bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen Sluis.

Er is geen onderscheid gemaakt naar het soort standplaats. Het is aan de ondernemer om te bepalen of de standplaats wordt gebruikt voor een kampeermiddel of voor een gebouw of bouwwerk voor recreatief nachtverblijf.

Er is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan.

Goot- en bouwhoogten, oppervlakte en inhoud

De goot- en bouwhoogte zijn conform het voorheen geldende bestemmingsplan Verblijfsrecreatieterreinen Sluis bestemd. De centrumvoorziening heeft een goothoogte van 10 meter net als in de huidige situatie. Ook de overkapping van het zwembad mag een hoogte hebben van maximaal 10 meter. Dit is gelijk aan de huidige maximale bouwhoogte van de centrale voorzieningen. Voor de waterglijbaan is een hoogte van 12 meter toegestaan. Gezien de beoogde kwaliteit van de waterglijbaan is dit noodzakelijk.

De gemeente streeft naar een hoogwaardig toeristisch-recreatief voorzieningenniveau. Het bouwvlak mag voor 15% worden bebouwd met centrale voorzieningen. Hiermee wordt de mogelijkheid geboden voor het realiseren van extra voorzieningen. Binnen dit bebouwingspercentage valt ook de bedrijfswoning en een overkapping van het buitenbad. Een gebouw voor recreatief nachtverblijf inclusief aan- en uitbouwen, veranda's en bijgebouwen, wordt niet meegerekend in deze oppervlaktemaat. Hiervoor zijn specifieke oppervlaktematen opgenomen.

Ondergronds bouwen

Er zijn in de markt initiatieven om recreatieve nachtverblijven deels ondergronds te bouwen met een schuin hellend dak (met groen) zodat deze bebouwde voorzieningen wegvallen in het landschap. Uit landschappelijk/ ruimtelijk oogpunt is dit een gewenste ontwikkeling.

In het ontwerpbestemmingsplan was niets geregeld over ondergronds bouwen. Dat betekent volgens vaste jurisprudentie dat de bouwregels voor bovengronds bouwen (breedte-, lengte- en inhoudsmaten) ook gelden voor ondergrondse bouwwerken (ABRvS 28 februari 1996, Gst. 1996-7044, 6). De enige voorwaarde is dat er wordt gebouwd ten behoeve van de bestemming. Anders gezegd, het gebruik moet in het bestemmingsplan zijn toegestaan. Omdat de gemeenteraad toch regels wil stellen aan het ondergronds bouwen, is bij de vaststelling van dit bestemmingsplan in lid 4.2.3 een regeling opgenomen waarin de situering (onder gebouwen) en de maximale diepte (4 meter beneden maaiveld) zijn vastgelegd.

Specifieke gebruiksregels

Er zijn specifieke gebruiksregels opgenomen waarin enkele aanvullende bepalingen (beperkingen) ten aanzien van het toelaatbaar gebruik zijn opgenomen. Het gaat daarbij niet om een uitputtende lijst. Gebruik dat evident in strijd is met de bestemming, is niet vermeld. Op deze plaats wordt de volgende zaken toegelicht:

  • er moet sprake zijn van een (centrale) bedrijfsmatige exploitatie. Dit volgt uit het provinciale omgevingsverordening (zie paragraaf 3.3.2);
  • permanente bewoning op de camping is niet toegestaan; wel om in de verblijven heel het jaar rond te recreëren.
  • het aantal standplaatsen vastgelegd op ten hoogste 292, ofwel 65 minder dan tot de vaststelling van dit bestemmingsplan vergund.
  • Om te voorkomen dat op het kampeerterrein onnodige lichthinder wordt veroorzaakt, zal alle straatverlichting en lichtmasten een neerwaartse uitstraling moeten hebben.

Binnen de bestemmingen Groen en Recreatie - Verblijfsrecreatie - Zonneweelde is gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 2.22 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht biedt om voorwaardelijke verplichtingen in de regels op te nemen. Een voorwaardelijke verplichting is een regel in het bestemmingsplan waarmee bijvoorbeeld wordt bepaald dat een nieuwe functie wel is toegestaan of dat een bepaald gebouw mag worden gebouwd, maar alleen als óók de benodigde maatregelen worden getroffen en deze maatregelen in stand worden gelaten. De voorwaardelijke verplichtingen zijn middelen om afspraken tussen de gemeente en de ontwikkelende partij(en) planologisch te borgen.

Omdat deze afspraken door gebruikmaking van een publiekrechtelijk regeling kunnen worden vastgelegd, behoeven en kunnen deze niet via privaatrechtelijke weg worden vastgelegd.

Het gebruik maken van voorwaardelijke verplichtingen heeft ook een aantal praktische voordelen. Het biedt ook flexibiliteit. Zo kan bijvoorbeeld geregeld dat de aanleg van de groen, niet hoeft te worden uitgevoerd zolang de ontwikkeling niet concreet ter hand wordt genomen. Ook hoeft de maatregel niet per definitie als eerste tot stand te komen. De verplichting kan bijvoorbeeld ook inhouden dat een inrichtingsplan voor groen en water moet worden gerealiseerd (en in stand gehouden) binnen een bepaalde periode nadat de bebouwing is gerealiseerd. Daar kan om praktische of financiële redenen alle aanleiding toe zijn.

Een voordeel van voorwaardelijke verplichtingen is dat er geen nadere planologische besluitvorming door het bevoegd gezag nodig. In deze situatie is wel bepaald dat het college van burgemeester en wethouders, de Provincie Zeeland en het Waterschap Scheldestromen akkoord moeten zijn met het inrichtingsplan alvorens de betreffende gronden mogen worden gebruikt voor groen en verblijfsrecreatie.

Binnen de Specifieke gebruiksregels van de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie - Zonneweelde is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het gebruik van gronden en bouwwerken met de aanduiding 'specifieke vorm van groen - landschappelijk inpassing'. Dat gebruik is alleen toegestaan voor zover de inrichting daarvan is vastgelegd in een inrichtingsplan waarmee de Provincie Zeeland en de gemeente Sluis hebben ingestemd en dat is gebaseerd op de uitgangspunten in de 'Zeeuwse Kustvisie, samen sterk voor de Zeeuwse kust 26-06-2017'.

Toelichting op de algemene regels

Hoofdstuk 3 van de regels bestaat uit een aantal algemene, niet aan specifieke bestemmingen gekoppelde, bepalingen.

5.52 Overgangs- en slotbepalingen

In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik.

In de slotregel is aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangehaald.