Plan: | TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b Hoogspanningsstation Oostburg |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1714.tamtrafooostburg-ON01 |
Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het uitbreiden van het hoogspanningsstation op de locatie Lange Heerenstraat 91 in Oostburg en is als een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk [22b]) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Sluis. Dit hoofdstuk is bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP/TPOD beschikbaar te stellen.
De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk [22b] van het omgevingsplan van de gemeente Sluis. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '[22b.]' gelezen worden.
Voor de toepassing van dit TAM-omgevingsplan gelden de volgende begripsbepalingen:
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in onderstaande wet en algemene bepalingen van bestuur zijn van toepassing op dit omgevingsplan:
het omgevingsplan van de gemeente Sluis.
het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b Hoogspanningsstation Oostburg met identificatienummer NL.IMRO.1714.tamtrafooostburg-ON01 van de gemeente Sluis.
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden, regels worden gesteld.
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
een of meer gebouwen en / of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijziging van het omgevingsplan zijn toegestaan en tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen.
de grens van een bouwvlak.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
de grens van een bouwperceel.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
een industrieterrein als bedoeld in artikel 2.11a Omgevingswet juncto artikel 5.78b, lid 1 onder c Besluit kwaliteit leefomgeving.
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.
het tijdelijk deel van het omgevingsplan zoals bedoeld in artikel 22.1 onder a van de Omgevingswet.
In aanvulling op artikel 22.24 van dit omgevingsplan, gelden de volgende meet- en rekenbepalingen:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot / de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien een bouwwerk met betrekking tot deze constructiedelen over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:
tussen het peil, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. Ondergronds bouwen wordt niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud van een bouwwerk.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en / of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functie dan wel toegestane gebruiksactiviteiten.
De regels in dit artikel zijn van toepassing op gebruiksactiviteiten, bouwactiviteiten en milieubelastende activiteiten ter plaatse van de gronden die zijn aangewezen als Bedrijf.
In het voor 'Bedrijf' aangewezen gebied zijn de volgende gebruiksactiviteiten toegestaan:
Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden de volgende beoordelingsregels voor het bouwen van gebouwen en overkappingen:
In aanvulling op het bepaalde in artikel 22.29 van dit omgevingsplan gelden de volgende beoordelingsregels voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
In afwijking van artikel 22.71 van dit omgevingsplan geldt dat het geluid door een activiteit ter plaatse van de locatie 'industrieterrein met gpp's' niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de omgevingswaarden 'Lden' en 'Lnight' is aangegeven.
De waarden zoals vastgelegd in artikel 5.5.1 zijn niet van toepassing op:
In aanvulling op het bepaalde in het tijdelijk deel van het omgevingsplan, zijn ter plaatse van de gebiedsaanwijzing 'geluidaandachtsgebied' geen geluidsgevoelige gebouwen toegestaan.
De regels in dit artikel zijn van toepassing op het gebruiksactiviteiten en bouwactiviteiten ter plaatse van de locaties die zijn aangewezen als 'Groen'.
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
De regels in dit artikel zijn in aanvulling op het tijdelijk deel van het omgevingsplan ook van toepassing op bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden ter plaatse van gronden die zijn aangewezen als Leiding - Leidingstrook.
De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende functies - mede bedoeld voor de aanleg, de bescherming, het beheer en de instandhouding van ondergrondse regionale elektriciteitsverbindingen van de regionale netbeheerder voor het transport en distributie van elektriciteit.
Het is toegestaan om werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zonder omgevingsvergunning uit te voeren die:
Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 7.3.2 wordt alleen verleend als:
De voor 'Waarde - Archeologie 2'aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Het is toegestaan om te bouwen als het een bouwplan betreft waarbij de grond- of graafwerkzaamheden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 wordt alleen verleend als:
Indien uit het onder 8.3.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen de volgende voorschriften worden verbonden aan de vergunning::
Bij het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in 8.2. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
Het is toegestaan om werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zonder omgevingsvergunning uit te voeren die:
Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, tenzij wordt voldaan aan het bepaalde in 8.4.1:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 8.4.2 wordt alleen verleend als:
Aan de vergunning voor de in 8.4.2 genoemde werken en werkzaamheden, waarbij sprake is van directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden die kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
Bij het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in 8.4.2, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in 8.4.3 onder b. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De bouwgrenzen, niet zijnde grenzen van functies, mogen in afwijking van de regels voor bouwen worden overschreden door:
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
De algemene gebruiksregels luiden als volgt:
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor: