Plan: | Wijzigingsplan Bewester Eede 3 te Sluis |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1714.wpbewestereede11wp-VG01 |
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.a.) voorkomen worden en kan ook de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.
Met ingang van 3 juli 2003 is een watertoets in de vorm van een waterparagraaf en de toelichting hierop een verplicht onderdeel voor ruimtelijke plannen van provincies, regionale openbare lichamen en gemeenten. Met dit besluit wordt de zogenaamde watertoets verankerd in het Besluit van ruimtelijke ordening 1985. Dit houdt in dat de toelichting bij het ruimtelijk plan een beschrijving dient te bevatten van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Dit beleid is voortgezet in het huidige Besluit ruimtelijke ordening.
In dit besluit wordt het begrip “waterhuishouding” breed opgevat. Aangesloten wordt bij de definitie zoals die is opgenomen in de Wet waterhuishouding (art. 1Wwh). Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding. Bij de voorbereiding van een waterparagraaf dienen alle van belang zijnde waterhuishoudkundige aspecten beoordeeld te worden. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) zullen ook de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterkwaliteit en verdroging bezien worden.
De locatie valt binnen waterschap Scheldestromen.
Het waterschap stelt zichzelf de volgende taken:
Bij het toetsen aan het aspect water hanteert het waterschap de volgende thema's:
Een van de uitgangspunten uit het beleid van het waterschap ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen is dat waterkeringen niet mogen worden belemmerd om het veiligheidsniveau tegen water te waarborgen. Hierbij is het van belang of nabij het plangebied waterkeringen gelegen zijn die mogelijk nadelig beïnvloed kunnen worden met de voorgenomen ontwikkeling. Zoals te zien in onderstaande figuur is nabij de locatie geen waterkering gelegen welke nadelig zou kunnen worden beïnvloed met de voorgenomen ontwikkeling.
Waterkeringen.
Bron: Provincie Zeeland.
Om wateroverlast te voorkomen dient bij de bouw voldoende hoog te worden gebouwd om instroming van oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Tevens dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor het vasthouden, het bergen en/of het afvoeren van water. Hierbij is de voorkeursvolgorde van het waterschap vasthouden - bergen - afvoeren. Om te bepalen of voldoende ruimte gereserveerd kan worden voor het vasthouden en/of bergen van water dient het plan nader bekeken te worden.
Het plangebied bevindt zich aan de Bewester Eede 3 te Sluis, kadastraal bekend onder gemeente Sluis, sectie O, nummers 294 en 296, en heeft de bestemming 'Agrarisch'. In onderhavig geval is sprake van uitbreiding van een bestaand melkveehouderijbedrijf. De referentiesituatie voor hydrologisch neutraal ontwikkelen bestaat uit 5.195 m2 verhard oppervlak, zijnde dakoppervlak. Tevens is sprake van 3.300 m2aan erfverharding.
Het totaal verharde oppervlak bedraagt dus 8.495 m2.
In de huidige situatie wordt het hemelwater deels geborgen in een wateropvang in de kelders onder de stallen. Hierop stroomt het water afkomstig van de daken van de stal en de loods op af. Deze voorziening heeft een capaciteit van ongeveer 350 m3 en wordt twee maal per dag geleegd om de stal schoon te spuiten. Het afvalwater van het schoonspuiten van de stal wordt in de mestkelders opgevangen en tegelijkertijd met de mest afgevoerd.
Het overige hemelwater, afkomstig van de erfverharding en overige verharde oppervlakten op het terrein wordt geborgen in een retentievijver. Deze is een paar meter diep en heeft een oppervlakte van ongeveer 490 m2. Deze vijver biedt voldoende capaciteit om het overige water te bergen.
De initiatiefnemer is voornemens op het bestaande bedrijf aan de Bewester Eede 3 te Sluis de bestaande stallen te verbreden en de bestaande sleufsilo's te verlengen. Hierbij zal 2.175 m2 aan nieuw verhard oppervlak, zijnde dakoppervlak worden opgericht (verbreding van de stal met een oppervlakte van 1.675 m2 en verlenging van de sleufsilo's met een totale oppervlakte van 500 m2). Er zal geen nieuwe erfverharding worden aangelegd.
De totale toename van het verharde oppervlak op het terrein bedraagt dus 2.175 m2. Om deze toename te compenseren zal waterberging worden toegepast. De uitwerking hiervan is opgenomen in paragraaf 4.5.16.
Aanleg van nieuw verhard oppervlak leidt tot versnelde afvoer van hemelwater naar de watergangen. Om te voorkomen dat hierdoor wateroverlast ontstaat, is de aanleg van extra waterberging van belang (waterbergingscompensatie).
De benodigde ruimte voor compenserende waterberging wordt berekend op basis van maatgevende regenbuien, de toename aan verhard oppervlak, de maximaal toelaatbare peilstijging en het infiltratievermogen van de bodem. Uit gegevens van het waterschap Scheldestromen blijkt dat gerekend wordt met een buffer om de waterbergingscapaciteit te berekenen. Bij een maatgevende bui (T=10 of T=100) dient deze buffer 75 millimeter te bedragen.
Bij een toename van het verhard oppervlak met 2.175 m2 dient de capaciteit dus 2.175 x 0,075 = 164 m3te bedragen. Echter zal het water afkomstig van de sleufsilo's tezamen met de perssappen worden afgevangen in een aparte kelder en met de perssappen worden afgevoerd. Dit water wordt dus niet geloosd. Hierdoor dient alleen het water afkomstig van de staluitbreiding te worden geborgen. Dit betreft een oppervlakte van 1.675 m2. Bij een buffer van 75 mm dient de capaciteit dus 1.675 x 0,075 = 126 m3te bedragen.
Om wateroverlast te voorkomen zal binnen het plangebied waterberging worden toegepast. Waar deze waterberging wordt gerealiseerd en hoe deze er uit komt te zien is verder uitgewerkt in paragraaf 4.5.16.
Bij de bouw van de gewenste bouwwerken zal voldoende hoog worden gebouwd om instroming van oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Tevens zal boven de GHG gebouwd worden.
Het bedrijfsafvalwater, alsmede het huisafvalwater, (afvalwater, reinigingswater stallen en het bedrijfsafvalwater van huishoudelijke aard) wordt opgevangen in de binnen de inrichting aanwezige mestkelders onder de stallen, zoals bij melkveehouderijen is toegestaan. De mestkelders beschikken over voldoende capaciteit hiervoor. In de voorgenomen activiteit wordt geen afvalwater geloosd. Al het opgevangen afvalwater wordt tegelijk met de mest afgevoerd.
Het water afkomstig uit de sleufsilo's zal, tezamen met eventuele perssappen, worden opgevangen in een aparte, daarvoor gerealiseerde kelder. Het afvalwater zal tegelijkertijd met de perssappen worden afgevoerd. Hiermee is geen sprake van lozing op het riool.
Met de voorgenomen ontwikkeling zal het bedrijfsafvalwater in de mestkelders opgevangen blijven worden, waardoor geen extra belasting op het rioleringssysteem plaatsvindt. Hiermee vindt ook geen extra belasting van de RWZI plaats.
De voorgenomen ontwikkeling mag geen nadelige invloed hebben op waterschapsobjecten. Om de verschillende waterschapsobjecten zijn milieucontouren gelegen, waarbinnen ontwikkelingen beperkt dienen te worden. De planlocatie is niet binnen een milieucontour rondom een waterschapsobject gelegen. Hiermee zal de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige invloed hebben op de werking van waterschapsobjecten.
De voorgenomen ontwikkeling mag geen nadelige gevolgen hebben op de watergerelateerde volksgezondheid. Hierbij dient het risico op ziektes en/of plagen die via het watersysteem overdraagbaar zijn te worden geminimaliseerd. Ter plaatse van de planlocatie zal geen vervuild water op het oppervlaktewater worden geloosd. Er zal uitsluitend schoon hemelwater op het watersysteem afstromen. Bij de bouw van de bouwwerken wordt uitsluitend gebruik gemaakt van niet-uitlogende materialen, waardoor vervuiling van het hemelwater wordt geminimaliseerd. Hiermee zal het risico op verspreiding van ziektes en/of plagen niet toenemen ten opzichte van de huidige situatie.
Om bodemdaling te voorkomen dienen maatregelen die extra bodemdaling tot gevolg hebben te worden uitgesloten of beperkt. De voorgenomen ontwikkeling zal geen extra bodemdaling tot gevolg hebben. Tevens staat de voorgenomen ontwikkeling maatregelen die de bodemdaling moeten beperken ook niet in de weg.
De voorgenomen ontwikkeling mag niet leiden tot grondwateroverlast. Om grondwateroverlast te voorkomen zal boven de GHG worden ontwikkeld. Tevens zal waterberging in het gebied worden toegepast, waarbij hemelwater rustig de gelegenheid krijgt in het plangebied te infiltreren. Hiermee wordt de belasting op het grondwater niet onevenredig groot. Aangenomen kan dus worden dat de voorgenomen ontwikkeling niet zal zorgen voor grondwateroverlast.
De voorgenomen ontwikkeling mag geen onevenredige verslechtering van de kwaliteit van het oppervlaktewater tot gevolg hebben. Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt uitsluitend schoon hemelwater op het oppervlaktewater geloosd. Het afvalwater zal worden opgevangen in de mestkelders en afzonderlijk worden afgevoerd. Hiermee zal geen vervuild water op het oppervlaktewater worden geloosd en zal de voorgenomen ontwikkeling niet leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van het oppervlaktewater.
De voorgenomen ontwikkeling mag ook geen onevenredige verslechtering van de kwaliteit van het grondwater tot gevolg hebben. Dit houdt in dat voorkomen moet worden dat vervuilende stoffen in het grondwater terecht komen. Om vervuiling van het grondwater te voorkomen wordt de mest zoveel mogelijk in de mestkelders onder de stallen opgevangen. Tevens zullen bij de bouw uitsluitend niet-uitlogende materialen worden gebruikt. Bij het bedrijf zullen geen vervuilende activiteiten worden uitgevoerd. Ook zal uitsluitend schoon hemelwater worden geborgen, waardoor geen vervuild water wordt geïnfiltreerd. Hiermee zal de grondwaterkwaliteit niet onevenredig worden aangetast.
De voorgenomen ontwikkeling mag geen nadelige gevolgen hebben op de van grondwater afhankelijke ecologische waarden in de omgeving. De grondwaterkwaliteit en grondwaterstanden zullen met de voorgenomen ontwikkeling niet worden aangetast. Hiermee blijft het grondwaterpeil behouden. Hiermee zullen met de voorgenomen ontwikkeling geen van grondwater afhankelijke natuurlijke waarden worden aangetast.
De voorgenomen ontwikkeling mag geen nadelige gevolgen hebben op de natte ecologische verbindingszones. Zoals te zien in onderstaande figuur zijn nabij de planlocatie geen natte ecologische verbindingszones gelegen.
Natte ecologische verbindingszones.
Bron: Provincie Zeeland.
Het waterschap heeft als doelstelling het doelmatig onderhouden van oppervlaktewateren. In het plangebied zijn geen bij het waterschap in beheer zijnde watergangen gelegen. De aanwezige oppervlaktewateren (sloten) in het plangebied worden door de initiatiefnemer zelf onderhouden volgens afspraken met het waterschap.
Het waterschap streeft naar doelmatig onderhoud van wegen in het beheer van het waterschap. De voorgenomen ontwikkeling zal geen nadelige gevolgen hebben ten aanzien van het onderhoud van de wegen. Tevens genereert de voorgenomen ontwikkeling geen extra verkeersbewegingen waardoor de belasting op de wegen niet zal toenemen. De voorgenomen ontwikkeling staat het beheer en onderhoud van waterschapswegen daarom niet in de weg.
Zoals aangetoond in voorgaande paragrafen is de locatie niet in een gebied is gelegen waar problematiek speelt rondom water. Hiermee worden geen belemmeringen verwacht voor realisatie van waterberging. Om hydrologisch neutraal te bouwen en versnelde afvoer te voorkomen, wordt waterberging toegepast.
Zoals blijkt uit de gegevens uit paragraaf 4.5.4.3 is voor de berging van het water een capaciteit nodig van 126 m3. Het is van belang de bergingsvoorziening te realiseren boven de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG). Uit gegevens van Alterra Wageningen UR blijkt dat de GHG ter plaatse 40-80 cm-mv bedraagt. Dit houdt in dat de effectieve diepte van de bergingsvoorziening boven de 40 cm moet komen te liggen. Echter is het erf verhoogd aangelegd. Hierbij is het maaiveld met 50 cm verhoogd, waarmee de GHG op 90-130 cm-mv komt te liggen. Hiermee is de effectieve diepte van de bergingsvoorziening dus 90 cm.
In het plangebied is reeds een bergingsvijver aanwezig. Deze vijver is in het verleden voor een deel aangelegd ter compensatie van het hemelwater afkomstig van de verharding en deels buiten deze verplichting om. De vijver heeft een oppervlakte van ongeveer 490 m2 en is een paar meter diep. Echter, gezien de effectieve bergingsdiepte van 90 cm, biedt deze vijver een capaciteit van 441 m3. Dit is voldoende voor de huidige situatie, maar zal onvoldoende ruimte bieden om het water afkomstig van de nieuwe verharding te bergen. Voor extreme wateroverlast is een overstort naar omliggende sloten aanwezig. Deze wordt echter zelden tot nooit gebruikt.
In de kelders onder de stal is een bergingsvoorziening aanwezig. Deze voorziening bevat een capaciteit van 350 m3. Het hemelwater afkomstig van de stal en de loods wordt in deze voorziening geborgen. De voorziening wordt twee maal per dag geleegd voor het schoonspuiten van de stal. Het afvalwater na het schoonspuiten van de stal zal in de mestkelders worden opgevangen en tegelijkertijd met de mest worden afgevoerd.
Ondanks dat het hemelwater van de stal en de loods op deze voorziening afwatert zit deze voorziening niet vol na een maatgevende regenbui. Van de capaciteit van 350 m3 wordt bij een maatgevende bui slechts 206 m3 geborgen. Hierbij biedt de voorziening bij maatgevende buien een restcapaciteit van 144 m3. Hiermee biedt deze voorziening ruim voldoende capaciteit om de gestelde 126 m3 te bergen. Bij extreme wateroverlast zal een eventuele overcapaciteit worden afgevoerd naar de bergingsvijver, waarbij een overstort naar de omliggende sloten mogelijk is.
Het hemelwater dat terecht komt in de sleufsilo's zal tezamen met de perssappen in de daarvoor bestemde kelder worden opgevangen en tegelijkertijd met de perssappen worden afgevoerd. Hiermee is geen sprake van versnelde afvoer van water afkomstig van de sleufsilo's.
Het hemelwater afkomstig van de verharding zal middels straatkolken en dakgoten afstromen naar de bergingsvoorziening, waardoor geen water langdurig op het erf zal blijven liggen.
Het waterschap heeft schriftelijk aangegeven akkoord te zijn met de voorgestelde waterberging.
Mocht de berging in de toekomst onvoldoende blijken dan zal de bestaande bergingsvijver alsnog worden vergroot. Hierover zal dan te zijner tijd met het waterschap worden overlegd.
Mogelijk is voor eventueel toekomstige vergroting van de bestaande waterbergingsvijver een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een ontheffing op de Keur van het Waterschap en/of een Watervergunning in het kader van de Waterwet noodzakelijk. Mocht een dergelijke vergunning en/of ontheffing nodig zijn dan zal deze te zijner tijd worden aangevraagd.
Nabij de planlocatie zijn geen waterkeringen gelegen. De voorgenomen ontwikkeling zal geen nadelige gevolgen hebben op de waterhuishouding, eventuele (natte) natuurgebieden, de grondwaterkwaliteit, de oppervlaktewaterkwaliteit en/of waterschapsobjecten. Om wateroverlast te voorkomen zal hydrologisch neutraal worden ontwikkeld. Hierbij is de benodigde capaciteit voor het bergen van het hemelwater berekend. Onder de stal is in de kelders een bergingsvoorziening aanwezig. Deze zit, ook bij maatgevende buien, niet helemaal vol en biedt voldoende capaciteit om het water afkomstig van de toenemende verharding te bergen. Het water afkomstig van de sleufsilo's zal tezamen met de perssappen in een daarvoor bestemde kelder worden opgevangen en worden afgevoerd. In het plangebied is een bergingsvijver aanwezig. Deze biedt voldoende capaciteit voor de huidige situatie en is voorzien van een overstort naar omliggende sloten. Bij gevallen van extreme neerslag, en dus wateroverlast, kan een eventuele overcapaciteit worden opgevangen in de vijver en de omliggende sloten. Mocht in de toekomst uitbreiding van de capaciteit noodzakelijk blijken dan zal de vijver te zijner tijd worden vergroot.