Plan: | Inpassingsplan Folding Boxboard Eerbeek en omgeving |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9925.BP19137-0005 |
[Algemene opmerkingen:
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meerdere techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
de door het bevoegd gezag aangewezen deskundige op het gebied van archeologie;
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die is gecertificeerd op grond van de Erfgoedwet;
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
het percentage van de oppervlakte van een bestemmingsvlak dat mag worden bebouwd;
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Papier- en kartonfabriek' uitgezonderd de gronden met de aanduidingen 'bedrijfswoning' als bedoeld in artikel 3.1, onder k en 'kantoor' als bedoeld in artikel 3.1 onder l;
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
gebouwen die dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
een afscheiding om de overdracht van geluid te beperken waarbij de geluidswerende voorziening deel kan uitmaken van een gebouw of overkapping;
een woning, school, ziekenhuis of een vergelijkbaar geurgevoelig object, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent, of op een daarmee vergelijkbare wijze, wordt gebruikt, niet zijnde een bedrijf, kantoor of vergelijkbaar object;
een gedeelte van een erf dat hoofdzakelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen;
een bij het plan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken of een beplanting van bosplantsoen;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
een combinatie van installaties die van pulp droog papier of karton maakt, inclusief de installatie die van grote rollen papier of karton kleine rollen papier of karton maakt, exclusief de installatie voor het snijden van papier en karton;
een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede van beeldende kunst;
kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
het landschapsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;
het aardoppervlak inclusief bestrating en aardwerken zoals een talud of dijk, maar zonder vegetatie en bouwwerken zoals huizen en viaducten;
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak;
[toevoeging van HF niet overgenomen; is juridisch niet nodig om 'gebouw' uit te sluiten want dat volgt uit het 'bouwwerk geen gebouw zijne'. Deze definitie van overkapping is overgenomen uit standaard begripsbepalingen Omgevingswet]
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
het inpassingsplan Folding Boxboard Eerbeek en omgeving met identificatienummer NL.IMRO.9925.FBEomgeving-ONT1 van de provincie Gelderland;
de (natte) (hout)vezelmassa waaruit papier en karton wordt geproduceerd;
een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van opslag van stort- en bulkgoederen, dat aan alle zijden is afgesloten;
verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en kleinschalige bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten;
de naar de openbare ruimte (weg, voet-/fietspad) gekeerde gevel(s) van een gebouw;
de lijn waarin de voorgevel van een kantoor of bedrijfswoning is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;
de bij het plan in acht te nemen waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze voortvloeit uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraan- en/of -afvoer, waterberging en waterkwaliteit;
een werk, geen bouwwerk zijnde.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, tenzij in de regels een andere wijze van meten is voorgeschreven;
vanaf de kruin van de woonstraat 't Haagje tot aan de kruin van de nieuwe weg ter plaatse van de gronden met de bestemming Verkeer tussen de Volmolenweg en de Wethouder Sandersstraat;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, wolfseinden en ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;
vanaf het peil tot aan de hoogte van de geluidsbron, waarbij de ombouw en/of voorzieningen ter isolatie van de geluidsbron buiten beschouwing blijven;
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, koelinstallaties, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen ter plaatse van de gronden met de bestemming Bedrijf - Papier- en kartonfabriek worden technische installaties buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 3,00 meter bedraagt.
De voor Bedrijf - Papier- en kartonfabriek aangewezen gronden zijn bestemd voor:
en verband houdend met de doeleinden bedoeld onder a tot en met l:
Ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage', bedraagt het bebouwingspercentage voor wat betreft gebouwen, silo's en overkappingen ten hoogste 65 procent.
Voor het bouwen van geluidswerende voorzieningen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - geluidswerende voorzieningen 1', 'specifieke vorm van bedrijf - geluidswerende voorzieningen 2' en 'specifieke vorm van bedrijf - geluidswerende voorzieningen 3' gelden de volgende regels:
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwverbod' zijn geen bouwwerken toegelaten, met uitzondering van:
Ter plaatse van de interne route als bedoeld in artikel 3.4.7 onder a, sub 4 zijn geen gebouwen toegelaten. Uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de interne afwikkeling van het verkeer op het fabrieksterrein en ten dienste van waterberging zijn toegelaten, voor zover deze de interne afwikkeling van het verkeer niet belemmeren.
Voor het bouwen ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning' en 'kantoor' gelden de volgende regels:
Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn bouwkundige aanpassingen aan de vanaf de openbare weg zichtbare zijden van een kantoor of bedrijfswoning niet toegestaan, met uitzondering van aanpassingen die het aanzicht niet veranderen.
Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied' kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a ten behoeve van silo's, torens en schoorstenen anders dan de silo's, torens en schoorstenen als bedoeld in artikel 3.2.2 onder c.
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 wordt verleend als volgens het bevoegd gezag geen sprake is van onaanvaardbare visuele hinder voor de omgeving.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.7.
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3.3 wordt geweigerd als de karakteristieke waarde van het gebouw volgens het bevoegd gezag onevenredig wordt aangetast.
Het gebruik van de gronden voor de houtchipsopslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag houtchips 1' is niet meer toegestaan vanaf 8 weken nadat de houtchipsopslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag houtchips 2' in gebruik is genomen.
Het bepaalde in artikel 3.2.3 is van overeenkomstige toepassing op niet gebouwde geluidswerende voorzieningen die onderdeel zijn van de geluidswerende voorziening aangeduid met 'specifieke vorm van bedrijf - geluidswerende voorzieningen 3'.
Het gebruik van de gronden voor de papier- en kartonfabriek als bedoeld in artikel 3.1 aanhef en onder a is na de hierna genoemde termijnen uitsluitend toegestaan als de hierna genoemde gronden zijn ingericht en vervolgens in stand worden gehouden volgens het bepaalde in artikel 4.3.1:
Het gebruik van de gronden voor de papier- en kartonfabriek als bedoeld in artikel 3.1 aanhef en onder a is uitsluitend toegestaan als wordt voldaan aan de volgende maximale grenswaarden voor de lichtsterkte op woningen afkomstig van verlichting op de gronden met de bestemming Bedrijf - Papier- en kartonfabriek:
Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn uitsluitend bedrijfswoningen toegelaten.
Het is verboden gebouwen op de gronden met de aanduiding 'karakteristiek' te slopen.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 aanhef en onder d tot en met h voor het afwijken van de grenzen van een daar bedoelde aanduiding met ten hoogste 3 meter. [In antwoord op gestelde vraag: afwijking is voor d t/m h omdat FBE dat zo gevraagd heeft en we het zo hebben afgesproken. (Flexibiliteit m.b.t. i zit in hst. 3.)]
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.5.1 wordt uitsluitend verleend als vaststaat dat het verplaatsen van de functie ten opzichte van de aangeduide locatie, al dan niet na het treffen van maatregelen, niet leidt tot een toename van de geluidsbelasting veroorzaakt door de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3.1 op de gevels van geluidsgevoelige objecten.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.4 en artikel 3.4.5 en worden toegelaten dat de daar genoemde termijnen worden verlengd.
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.5.3 wordt uitsluitend verleend als er naar het oordeel van het bevoegd gezag redelijkerwijs niet aan de termijn kan worden voldaan als gevolg van overmacht of andere onvoorziene omstandigheden die buiten de invloedssfeer liggen van de eigenaar van de betrokken gronden.
Een vergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 wordt uitsluitend verleend als vaststaat dat sloop van het bouwwerk, al dan niet na het treffen van maatregelen, niet leidt tot een toename van de geluidsbelasting veroorzaakt door de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3.1 op de gevel van geluidsgevoelige objecten.
De voor Groen aangewezen gronden zijn, mede met het oog op het landschappelijk inpassen van de papier- en kartonfabriek als bedoeld in artikel 3.1 en van de nieuwe weg ter plaatse van de gronden met de bestemming Verkeer tussen de Volmolenweg en de Wethouder Sandersstraat, bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
Adres | Voorwaarden parkeerplaatsen |
Coldenhovenseweg 22 | parkeren toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' |
Coldenhovenseweg 30 | ten hoogste drie parkeerplaatsen, ter plaatse van de bestaande erftoegangsweg naar het kantoor Coldenhovenseweg 30 |
Kloosterstraat 19 en 21 | ten hoogste twee parkeerplaatsen per bedrijfswoning |
en de daarbij behorende:
Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zijn toegelaten ten behoeve van het kantoor Coldenhovenseweg 30 onder de volgende voorwaarden:
Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zijn toegelaten ten behoeve van de bedrijfswoningen Kloosterstraat 19 en 21 onder de volgende voorwaarden:
Op de gronden, bedoeld in artikel 4.1 aanhef en onder d zijn alleen vrijstaande bijgebouwen en overkappingen toegestaan voor zover daarvoor op grond van artikel 2.3 van het Besluit omgevingsrecht geen omgevingsvergunning is vereist voor het bouwen van een bouwwerk of het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.
[Opm: dit artikel niet verwijderd, anders dan gevraagd door JT. Als je dit verwijderd, en dus niets regelt, mag alles (en dat wil je niet). Als we verbod opnemen is dat niet wat we beogen te regelen. Dat we het zo zouden doen, is eerder afgestemd met HF]
[Overal 'bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde' omgeschreven naar 'met uitzondering van' of 'anders dan' omdat 'bouwwerken geen gebouwen zijnde' een gedefinieerd begrip is (en het leest ook lekkerder)]
De inrichting en het gebruik van de gronden bedoeld in artikel 4.1 vindt plaats volgens het landschapsplan.
De omgevingsverguning als bedoeld in artikel 4.4.1 wordt uitsluitend verleend als het verwijderen van de houtopstand of andere beplanting volgens het bevoegd gezag:
Bij een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.4.1 kan het bevoegd gezag als voorschrift opnemen dat binnen een bepaalde termijn en volgens de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen herplant moet plaatsvinden.
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
met de daarbij behorende:
Gebouwen zijn niet toegelaten.
Het in gebruik nemen van de gronden als bedoeld in artikel 5.1, voor zover gelegen tussen de Volmolenweg en de Wethouder Sandersstraat, voor het verkeer is uitsluitend toegestaan als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het gebruik van de gronden bedoeld in artikel 5.1, voor zover gelegen tussen de Volmolenweg en de Wethouder Sandersstraat, voor het verkeer is met ingang van 1,5 jaar na aanvang van dit gebruik alleen toegestaan als de gronden met de bestemming Groen, gelegen ten westen van de weg, zijn ingericht en vervolgens in stand worden gehouden overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.3.1.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.3.2 en worden toegelaten dat de daar genoemde termijn wordt verlengd.
Een vergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wordt uitsluitend verleend als volgens het bevoegd gezag redelijkerwijs niet aan de termijn kan worden voldaan als gevolg van overmacht of andere onvoorziene omstandigheden die buiten de invloedssfeer liggen van de eigenaar van de betrokken gronden.
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30m².
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
met de daarbij behorende:
Gebouwen zijn niet toegelaten.
De inrichting en het gebruik van de gronden bedoeld in artikel 7.1 vindt plaats volgens het landschapsplan. Tijdens de realisatiefase van de voorgenomen ontwikkelingen mag worden afgeweken van het landschapsplan.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod als bedoeld in artikel 7.4.1 is niet van toepassing voor:
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 wordt uitsluitend verleend als:
De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een gastransportleiding.
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
Gebouwen zijn niet toegelaten.
Het bepaalde in artikel 8.2.2 en artikel 8.2.3 is niet van toepassing voor bouwwerken
samenhangen met de uitvoering van dit plan en waarvoor de noodzakelijke overige
vergunningen gecoördineerd in procedure worden gebracht zoals bedoeld in artikel 3.33
van de Wet ruimtelijke ordening.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 en worden toegestaan dat gebouwen ten behoeve van de overige geldende bestemmingen worden gebouwd. [Inderdaad alleen 'Gebouwen'; zo staat het voor de hele gasleiding, grotendeels buiten ons plangebied, in bestemmingsplan Eerbeek. Voorstel om consistent te houden (hoewel inderdaad onlogisch).]
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 wordt uitsluitend verleend als:
Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de gastransportleiding, aan de hand waarvan voorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning ter bescherming van het belang van de gastransportleiding.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod bedoeld in artikel 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 wordt uitsluitend verleend als de veiligheid met betrekking tot de gastransportleiding niet wordt geschaad.
Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de gastransportleiding, aan de hand waarvan voorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de gastransportleiding.
De voor Waarde - Archeologie hoog aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog voor op de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 9.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwactiviteiten en/of heiwerkzaamheden uitvoeren met bodemingrepen op een grotere diepte dan 40 cm.
[Opmerking: deze regeling is me niet eerder opgevallen. Het is een hele vreemde regeling. Het houdt een vergunningplicht voor bouwen in. Dit kun je helemaal niet regelen in een ruimtelijk plan. Je moet het formuleren als een bouwverbod, waarvan je kunt afwijken (zoals bij de gasleiding). Omdat dit 1-op-1 is overgenomen uit het parapluplan, stel ik voor om het zo maar te laten staan. Schrappen of aanpassen kan altijd nog, en levert geen risico's voor het PIP op.]
Het in artikel 9.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing als de bouwactiviteiten betrekking hebben op:
Indien sprake is van een bodemingreep op een grotere diepte dan 40 cm terwijl de uitzonderingen van artikel 9.3.2 niet van toepassing zijn, legt de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport over waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord is vastgesteld.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 9.3.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 9.3.4 aanhef en onder b kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Als het bepaalde in artikel 9.3.5 aanhef en onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften, verbonden aan de omgevingsvergunning, geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
Op een aanvraag die betrekking heeft op gronden waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 9.3.1, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 9.3.5, is het bepaalde in artikel 9.3.1 voor wat betreft de diepte van de bodemingrepen en het bepaalde in artikel 9.3.2 aanhef en onder b niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in artikel 9.3.4, 9.3.5 en 9.3.6 is van overeenkomstige toepassing.
Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 9.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod, bedoeld in artikel 9.4.1 is niet van toepassing, als de werken of werkzaamheden:
Indien sprake is van een bodemingreep op een grotere diepte dan 40 cm terwijl de uitzonderingen van artikel 9.4.2 niet van toepassing zijn, legt de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.4.1 een rapport over waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord is vastgesteld.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 9.4.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 9.4.4 aanhef en onder b kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Als het bepaalde in artikel 9.4.5 aanhef en onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften verbonden aan de omgevingsverguning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werken of werkzaamheden.
Op een aanvraag die betrekking heeft op gronden waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 9.4.1, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 9.4.5, is het bepaalde in artikel 9.4.2 aanhef en onder b niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in artikel 9.4.4, 9.4.5 en 9.4.6 is van overeenkomstige toepassing.
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de voor Waarde - Archeologie hoog aangewezen gronden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, als:
Bij een besluit als bedoeld in artikel 9.5.1 geeft het bevoegd gezag de grenzen aan waarvoor de gehele of gedeeltelijke verwijdering geldt.
De voor Waarde - Archeologie laag aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie laag voor op de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Het is verboden om op of in de gronden, bedoeld in artikel 10.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwactiviteiten en/of heiwerkzaamheden uitvoeren met bodemingrepen op een grotere diepte dan 40 cm.
Het bepaalde in artikel 10.3.1 is niet van toepassing als de aanvraag betrekking heeft op:
Indien sprake is van een bodemingreep op een grotere diepte dan 40 cm terwijl de uitzonderingen van artikel 10.3.2 niet van toepassing zijn, legt de de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport over waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord is vastgesteld.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 10.3.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 10.3.4 aanhef en onderdeel b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Als het bepaalde in artikel 10.3.5 aanhef en onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften verbonden aan de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
Op een aanvraag die betrekking heeft op gronden waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 10.3.4 waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 10.3.5, is het bepaalde in artikel 10.3.1 voor wat betreft de diepte van de bodemingrepen en het bepaalde in artikel 10.3.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 10.3.4, 10.3.5 en 10.3.6 is van overeenkomstige toepassing.
Het is verboden om op of in de gronden, bedoeld in artikel 10.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod, bedoeld in artikel 10.4.1 is niet van toepassing als de werken of werkzaamheden:
Indien sprake is van een bodemingreep als bedoeld in artikel 10.4.1 terwijl de uitzonderingen van artikel 10.4.2 niet van toepassing zijn, legt de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.4.1 een rapport over waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord is vastgesteld.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 10.4.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 10.4.4 aanhef en onderdeel b, kan het gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Als het bepaalde in artikel 10.4.5 aanhef en onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften verbonden aan de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werken of werkzaamheden.
Op een aanvraag die betrekking heeft op gronden waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 10.4.1 waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 10.4.5, is het bepaalde in artikel 10.4.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 10.4.4, 10.4.5 en 3.4.3 is van overeenkomstige toepassing.
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de voor Waarde - Archeologie laag aangewezen gronden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, als:
Bij een besluit als bedoeld in artikel 10.5.1 geeft het bevoegd gezag de grenzen aan waarvoor de gehele of gedeeltelijke verwijdering geldt.
De voor Waarde - Archeologie middelmatig aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelmatig voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Het is verboden om op of in de gronden, bedoeld in artikel 11.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag bouwactiviteiten en/of heiwerkzaamheden uitvoeren met bodemingrepen op een grotere diepte dan 40 cm.
Het verbod, bedoeld in artikel 11.3.1 is niet van toepassing als de bouwactiviteiten betrekking hebben op:
Indien sprake is van een bodemingreep op een grotere diepte dan 40 cm terwijl de uitzonderingen van artikel 11.3.2 niet van toepassing zijn, legt de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport over waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 11.3.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 11.3.4 aanhef en onder b kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Als het bepaalde in artikel 11.3.5 aanhef en onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften verbonden aan de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
Op een aanvraag die betrekking heeft op gronden waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 11.3.4 waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel11.3.5, is het bepaalde in artikel 11.3.1, voor wat betreft de diepte van de bodemingrepen en het bepaalde in artikel 11.3.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in artikel 11.3.4, 11.3.5 en 11.3.6 is van overeenkomstige toepassing.
Het is verboden om op of in de gronden, bedoeld in artikel 11.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
Het verbod, bedoeld in artikel 11.4.1 is niet van toepassing, als de werken of werkzaamheden:
Indien sprake is van een bodemingreep als bedoeld in artikel 11.4.1 terwijl de uitzonderingen van artikel 11.4.2 niet van toepassing zijn, legt de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.4.1 een rapport over waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord is vastgesteld.
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 11.4.3 genoegzaam blijkt dat:
In de situatie als bedoeld in artikel 11.4.4 aanhef en onder b kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:
Als het bepaalde in artikel 11.4.5 aanhef en onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften verbonden aan de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.
Op een aanvraag die betrekking heeft op gronden waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 11.4.1 waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 11.4.5, is het bepaalde in artikel 11.4.2 niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in artikel 11.4.4, 11.4.5 en 11.4.6 is van overeenkomstige toepassing.
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de voor Waarde - Archeologie middelmatig aangewezen gronden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, als:
Bij een besluit als bedoeld in artikel 11.5.1 geeft het bevoegd gezag de grenzen aan waarvoor de gehele of gedeeltelijke verwijdering geldt.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
In afwijking van het bepaalde voor de ter plaatse voorkomende bestemmingen zijn geluidsgevoelige objecten ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' uitsluitend toegestaan als wordt voldaan aan de voorkeurswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder. [Opmerking: naam aanduiding niet aangepast naar geluidszone - industrie omdat dat niet kan volgens de SVBP2012]
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – geurzone 1' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van geurhinderveroorzakende inrichtingen.
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen, mogen geen nieuwe geurgevoelige objecten van categorie A worden opgericht.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2.2 voor het bouwen van vervangende nieuwbouw overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat vervangende nieuwbouw uitsluitend is toegestaan als er technische maatregelen ter beperking van geuroverlast worden getroffen aan het geurgevoelige object.
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ten einde de aanduiding 'milieuzone - geurzone 1' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien de geurhinderveroorzakende activiteiten ter plaatse blijvend zijn beëindigd dan wel de vergunde geurbelasting is beperkt.
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – geurzone 2' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van geurhinder veroorzakende inrichtingen.
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen, mogen geen nieuwe geurgevoelige objecten van categorie A worden opgericht.
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ten einde de aanduiding 'milieuzone - geurzone 2' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien de geurhinderveroorzakende activiteiten ter plaatse blijvend zijn beëindigd dan wel de vergunde geurbelasting is beperkt.
Voor zover de aanduiding 'geluidzone - industrie' als bedoeld in artikel 15.1, de aanduiding 'milieuzone - geurzone 1' als bedoeld in artikel 15.2 of de aanduiding 'milieuzone - geurzone 2' als bedoeld in artikel 15.3 is gelegen op gronden waarvan de onderliggende enkelbestemming niet is geregeld in dit plan blijft het bepaalde in de volgende bestemmingsplannen van toepassing op die betreffende gronden, naast het bepaalde in dit inpassingsplan:
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation' zijn geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegelaten.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 en worden toegelaten dat de voor Bedrijf - Papier- en kartonfabriek aangewezen gronden mede worden gebruikt voor de gastransportleiding als bedoeld in artikel 8.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Inpassingsplan Folding Boxboard Eerbeek en omgeving.