direct naar inhoud van Regels
Plan: Inpassingsplan Folding Boxboard Eerbeek en omgeving
Status: ontwerp
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9925.BP19137-0005

Regels

[Algemene opmerkingen:

  • hoewel het in Word niet te zien is, zijn verwijzingen naar artikelen en naar andere bestemmingen in het plan hyperlinks. Daarom staan ze bewust niet tussen '...'.
  • teksten die in deze versie zijn onderstreept zijn:
    • 1. afwijkingen van de voorstellen van de provincie;
    • 2. uitwerkingen van een reactie van de provincie (als de reactie geen concreet tekstvoorstel bevatte);
  • opmerkingen bij deze versie zijn opgenomen in groen;
  • bekende lacunes / aandachtspunten zijn opgenomen geel;
  • opmerkingen bij de tussenversie van 31/10 zijn verwerkt]

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.2 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meerdere techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.3 archeologisch deskundige:

de door het bevoegd gezag aangewezen deskundige op het gebied van archeologie;

1.4 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die is gecertificeerd op grond van de Erfgoedwet;

1.5 archeologische waarde:

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage:

het percentage van de oppervlakte van een bestemmingsvlak dat mag worden bebouwd;

1.8 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.9 beperkt kwetsbaar object:

beperkt kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.14 fabrieksterrein:

de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Papier- en kartonfabriek' uitgezonderd de gronden met de aanduidingen 'bedrijfswoning' als bedoeld in artikel 3.1, onder k en 'kantoor' als bedoeld in artikel 3.1 onder l;

1.15 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.16 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.17 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen die dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.18 geluidswerende voorziening:

een afscheiding om de overdracht van geluid te beperken waarbij de geluidswerende voorziening deel kan uitmaken van een gebouw of overkapping;

1.19 geurgevoelig object van categorie A:

een woning, school, ziekenhuis of een vergelijkbaar geurgevoelig object, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent, of op een daarmee vergelijkbare wijze, wordt gebruikt, niet zijnde een bedrijf, kantoor of vergelijkbaar object;

1.20 groene tuin:

een gedeelte van een erf dat hoofdzakelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen;

1.21 hogere grenswaarde:

een bij het plan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.22 houtopstand:

één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken of een beplanting van bosplantsoen;

1.23 inpassingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.24 kartonlijn:

een combinatie van installaties die van pulp droog papier of karton maakt, inclusief de installatie die van grote rollen papier of karton kleine rollen papier of karton maakt, exclusief de installatie voor het snijden van papier en karton;

1.25 kunstwerk:

een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van wegen en waterlopen, zoals een brug, duiker of viaduct, alsmede van beeldende kunst;

1.26 kwetsbaar object:

kwetsbaar object als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l, van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.27 landschapsplan:

het landschapsplan dat als bijlage 1 bij deze regels is gevoegd;

1.28 maaiveld:

het aardoppervlak inclusief bestrating en aardwerken zoals een talud of dijk, maar zonder vegetatie en bouwwerken zoals huizen en viaducten;

1.29 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.30 overkapping:

een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak;

[toevoeging van HF niet overgenomen; is juridisch niet nodig om 'gebouw' uit te sluiten want dat volgt uit het 'bouwwerk geen gebouw zijne'. Deze definitie van overkapping is overgenomen uit standaard begripsbepalingen Omgevingswet]

1.31 peil:

de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.32 plan:

het inpassingsplan Folding Boxboard Eerbeek en omgeving met identificatienummer NL.IMRO.9925.FBEomgeving-ONT1 van de provincie Gelderland;

1.33 productiecapaciteit:
  • a. voor papier en karton: de hoeveelheid gereed product;
  • b. voor ontinkte stof: de hoeveelheid gereed product, dat gemiddeld bestaat uit 60% droge stof;
1.34 pulp:

de (natte) (hout)vezelmassa waaruit papier en karton wordt geproduceerd;

1.35 silo:

een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van opslag van stort- en bulkgoederen, dat aan alle zijden is afgesloten;

1.36 straatmeubilair:

verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en kleinschalige bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten;

1.37 voorgevel:

de naar de openbare ruimte (weg, voet-/fietspad) gekeerde gevel(s) van een gebouw;

1.38 voorgevelrooilijn:

de lijn waarin de voorgevel van een kantoor of bedrijfswoning is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.39 voorkeurswaarde:

de bij het plan in acht te nemen waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze voortvloeit uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.40 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraan- en/of -afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.41 werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

2.1 de bouwhoogte van een aangeduide geluidswerende voorziening:
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidswerende voorzieningen 1':
    • 1. voor zover hiervoor op grond van artikel 3.2.3 een maximale bouwhoogte van 7 meter geldt: vanaf de kruin van de Poelkampstraat tot aan de bovenkant van de geluidswerende voorziening;
    • 2. voor zover hiervoor op grond van artikel 3.2.3 een maximale bouwhoogte van 5 meter geldt: vanaf de kruin van de Volmolenweg tot aan de bovenkant van de geluidswerende voorziening;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidswerende voorzieningen 2': vanaf de kruin van de Volmolenweg tot aan de bovenkant van de geluidswerende voorziening;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidswerende voorzieningen 3': vanaf de kruin van de Kloosterstraat tot aan de bovenkant van de geluidswerende voorziening;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidswerende voorzieningen': vanaf de kruin van de woonstraat 't Haagje tot aan de bovenkant van de geluidswerende voorziening.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk niet zijnde een aangeduide geluidswerende voorziening:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, tenzij in de regels een andere wijze van meten is voorgeschreven;

2.3 de diepte van de nieuwe weg tussen de Volmolenweg en de Wethouder Sandersstraat:

vanaf de kruin van de woonstraat 't Haagje tot aan de kruin van de nieuwe weg ter plaatse van de gronden met de bestemming Verkeer tussen de Volmolenweg en de Wethouder Sandersstraat;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, wolfseinden en ondergeschikte bouwdelen als goten van dakkapellen niet meegerekend;

2.5 de hoogte van de geluidsbron als bedoeld in artikel 3.1 aanhef en onder f

vanaf het peil tot aan de hoogte van de geluidsbron, waarbij de ombouw en/of voorzieningen ter isolatie van de geluidsbron buiten beschouwing blijven;

2.6 oppervlakte van een bouwwerk:
  • a. tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • b. voor bouwwerken zonder wanden het overdekte en/of bebouwde grondoppervlakte, gemeten loodrecht onder het dakoppervlak en/of bouwwerk;
2.7 uitzondering bij wijze van meten voor ondergeschikte bouwonderdelen:

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, koelinstallaties, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

2.8 uitzondering bij wijze van meten voor technische installaties:

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen ter plaatse van de gronden met de bestemming Bedrijf - Papier- en kartonfabriek worden technische installaties buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 3,00 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Papier- en kartonfabriek

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Papier- en kartonfabriek aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een papier- en kartonfabriek, waaronder begrepen het vervaardigen van pulp voor de eigen productie van de papier- en kartonfabriek, waarbij de productiecapaciteit niet meer bedraagt dan:
    • 1. 200.000 ton papier en karton per jaar;
    • 2. 80.000 ton ontinkte stof per jaar;
  • b. (tijdelijke) geluidswerende voorzieningen;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opstelplek vrachtwagens': een opstelplek bedoeld voor het laten wachten/opstellen van vrachtwagens tussen de openbare weg en de poort op het fabrieksterrein;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - pulpinstallatie': een pulpinstallatie, met de daarbij behorende schoorsteen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schoorsteen pulpinstallatie';
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - opslag houtchips 1' en 'specifieke vorm van bedrijf - opslag houtchips 2': opslag van houtchips;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportband': een bouwwerk voor voorzieningen voor het transporteren van houtchips met transportbanden, waarbij de geluidsbron zich op een maximale hoogte van 5 meter bevindt;
  • g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ketelhuis': een voorziening voor het opwekken van warmte en elektriciteit in de vorm van een ketelhuis;
  • h. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kartonlijn': een kartonlijn;
  • i. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation': een gasdrukmeet- en regelstation;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ontsluiting calamiteitenverkeer': de ontsluiting van het fabrieksterrein uitsluitend bestemd voor calamiteitenverkeer;
  • k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': twee bedrijfswoningen;
  • l. kantoorfuncties ten behoeve van de papier- en kartonfabriek als bedoeld onder a, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' uitsluitend kantoorfuncties en een kantine zijn toegelaten;

en verband houdend met de doeleinden bedoeld onder a tot en met l:

  • m. elektrische laadvoorzieningen voor voertuigen;
  • n. tuinen, erven en terreinen;
  • o. wegen en paden;
  • p. parkeervoorzieningen;
  • q. straatmeubilair;
  • r. groenvoorzieningen;
  • s. (tijdelijke) waterlopen en waterpartijen alsmede (tijdelijke) waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • t. nutsvoorzieningen;
  • u. voorzieningen voor het opwekken van duurzame energie anders dan bedoeld onder g;
  • v. waterbronnen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bebouwingspercentage

Ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage', bedraagt het bebouwingspercentage voor wat betreft gebouwen, silo's en overkappingen ten hoogste 65 procent.

3.2.2 Bouwhoogte van bouwwerken op het fabrieksterrein, anders dan aangeduide geluidswerende voorzieningen
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken op het fabrieksterrein bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte.
  • b. Het bepaalde onder a geldt niet voor geluidswerende voorzieningen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - geluidswerende voorzieningen 1', 'specifieke vorm van bedrijf - geluidswerende voorzieningen 2' en 'specifieke vorm van bedrijf - geluidswerende voorzieningen 3'.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a is de bouwhoogte van:
    • 1. de silo ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - silo 1' ten hoogste 12 meter;
    • 2. de silo ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - silo 2' ten hoogste 25 meter;
    • 3. de installatietoren van de pulpinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatietoren' ten hoogste 22 meter;
    • 4. de schoorstenen, al dan niet met trappentoren, ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - schoorsteen' en 'specifieke vorm van bedrijf - schoorsteen pulpinstallatie' ten hoogste 25 meter;
    • 5. antenne-installaties, terreinverlichting, vlaggenmasten en andere vergelijkbare bouwwerken ten hoogste 8 meter;
    • 6. tijdelijke geluidswerende voorzieningen ten hoogste 7 meter;
    • 7. erf- en terreinafscheidingen, anders dan geluidswerende voorzieningen, ten hoogste 3 meter.
3.2.3 Aangeduide geluidswerende voorzieningen

Voor het bouwen van geluidswerende voorzieningen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - geluidswerende voorzieningen 1', 'specifieke vorm van bedrijf - geluidswerende voorzieningen 2' en 'specifieke vorm van bedrijf - geluidswerende voorzieningen 3' gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt op elk punt van de geluidswerende voorziening de hoogte die voor de betreffende aanduiding is aangegeven op de verbeelding;
  • b. geluidswerende voorzieningen hebben, uitsluitend voor zover dat is aangegeven in het landschapsplan, een groene uitstraling overeenkomstig het landschapsplan.
3.2.4 Bouwverbod

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwverbod' zijn geen bouwwerken toegelaten, met uitzondering van:

  • a. geluidswerende voorzieningen;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen mits de hoogte niet meer bedraagt dan 1 meter.
3.2.5 Interne route

Ter plaatse van de interne route als bedoeld in artikel 3.4.7 onder a, sub 4 zijn geen gebouwen toegelaten. Uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de interne afwikkeling van het verkeer op het fabrieksterrein en ten dienste van waterberging zijn toegelaten, voor zover deze de interne afwikkeling van het verkeer niet belemmeren.

3.2.6 Bedrijfswoningen en kantoren

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning' en 'kantoor' gelden de volgende regels:

  • a. voor het kantoor Coldenhovenseweg 22 bedraagt de bouwhoogte van aan- en bijgebouwen, in afwijking van artikel 3.2.2 onder a, ten hoogste:
    • 1. de hoogte die overeenkomt met de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het bestaande kantoor plus 0,3 meter; of
    • 2. de bestaande hoogte, als die meer is;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste:
    • 1. 1 meter, als het gaat om erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. 5 meter, als het gaat om lichtmasten;
    • 3. 4 meter, als het gaat om overige bouwwerken geen gebouwen zijnde.
3.2.7 Karakteristieke gebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn bouwkundige aanpassingen aan de vanaf de openbare weg zichtbare zijden van een kantoor of bedrijfswoning niet toegestaan, met uitzondering van aanpassingen die het aanzicht niet veranderen.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken hoogte silo's en schoorstenen

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied' kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder a ten behoeve van silo's, torens en schoorstenen anders dan de silo's, torens en schoorstenen als bedoeld in artikel 3.2.2 onder c.

3.3.2 Beoordeling

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3.1 wordt verleend als volgens het bevoegd gezag geen sprake is van onaanvaardbare visuele hinder voor de omgeving.

3.3.3 Afwijken bouwregels karakteristieke gebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.7.

3.3.4 Beoordeling

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3.3 wordt geweigerd als de karakteristieke waarde van het gebouw volgens het bevoegd gezag onevenredig wordt aangetast.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Houtchipsopslag

Het gebruik van de gronden voor de houtchipsopslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag houtchips 1' is niet meer toegestaan vanaf 8 weken nadat de houtchipsopslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag houtchips 2' in gebruik is genomen.

3.4.2 Pulpinstallatie
  • a. Het gebruik van de gronden voor de pulpinstallatie als bedoeld in artikel 3.1 aanhef en onder d is uitsluitend toegestaan als:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidswerende voorzieningen 3' een geluidswerende voorziening is gerealiseerd en in stand wordt gehouden, die voldoet aan de eisen van artikel 3.2.3;
    • 2. de pulpinstallatie niet tegelijkertijd in bedrijf is met de bestaande pulpinstallatie.
  • b. Het gebruik van de gronden voor de bestaande pulpinstallatie is niet meer toegestaan vanaf 16 weken nadat de pulpinstallatie als bedoeld in artikel 3.1 aanhef en onder d in gebruik is genomen.
3.4.3 Niet gebouwde geluidswerende voorzieningen

Het bepaalde in artikel 3.2.3 is van overeenkomstige toepassing op niet gebouwde geluidswerende voorzieningen die onderdeel zijn van de geluidswerende voorziening aangeduid met 'specifieke vorm van bedrijf - geluidswerende voorzieningen 3'.

3.4.4 Geluidswerende voorzieningen anders dan in verband met de pulpinstallatie
  • a. Het gebruik van de gronden voor de papier- en kartonfabriek als bedoeld in artikel 3.1 aanhef en onder a is na de hierna genoemde termijnen uitsluitend toegestaan als geluidswerende voorzieningen zijn gerealiseerd en vervolgens in stand worden gehouden die voldoen aan de eisen van artikel 3.2.3:
    • 1. uiterlijk 1 jaar na het onherroepelijk worden van dit plan: een geluidswerende voorziening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidswerende voorzieningen 1';
    • 2. uiterlijk 1,5 jaar na het onherroepelijk worden van dit plan: een geluidswerende voorziening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidswerende voorzieningen 2'.
  • b. De termijn als bedoeld onder a, sub 1 is niet van toepassing als de omgevingsvergunningen die vereist zijn voor realisatie van de geluidswerende voorziening (waaronder een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit en een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand) bij het verstrijken van die termijn nog niet onherroepelijk zijn, onder de voorwaarde dat die vergunningen zijn aangevraagd voordat dit plan werd vastgesteld. In dat geval geldt als termijn 1 jaar nadat die vergunningen onherroepelijk zijn geworden.
  • c. De termijn als bedoeld onder a, sub 2 is niet van toepassing als de omgevingsvergunningen (waaronder de omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit en de vergunning voor het tijdelijk omleggen van de Eerbeekse Beek op de gronden, bedoeld in artikel 3.1) die vereist zijn voor de herinrichting van het zuidelijk deel van het fabrieksterrein (onder andere ten aanzien van de inrit, de parkeerplaats voor personenauto's en busjes, opstelplekken voor vrachtwagens en verplaatsing van de portier, tijdelijke verlegging van de beek en realisatie van de geluidswerende voorzieningen) bij het verstrijken van die termijn nog niet onherroepelijk zijn, onder de voorwaarde dat die vergunningen zijn aangevraagd voordat dit plan werd vastgesteld. In dat geval geldt als termijn 1,5 jaar nadat die vergunningen onherroepelijk zijn geworden.
3.4.5 Groene inrichtingszone

Het gebruik van de gronden voor de papier- en kartonfabriek als bedoeld in artikel 3.1 aanhef en onder a is na de hierna genoemde termijnen uitsluitend toegestaan als de hierna genoemde gronden zijn ingericht en vervolgens in stand worden gehouden volgens het bepaalde in artikel 4.3.1:

  • a. uiterlijk 1 jaar nadat de geluidswerende voorziening als bedoeld in artikel 3.4.4 onder a, sub 1, is gerealiseerd: de gronden aangeduid met 'specifieke vorm van groen - inrichtingszone 1';
  • b. uiterlijk 1 jaar nadat de geluidswerende voorzieningen als bedoeld in artikel 3.4.2 aanhef en onder a zijn gerealiseerd: de gronden aangeduid met 'specifieke vorm van groen - inrichtingszone 2';
  • c. uiterlijk 1 jaar nadat de loop van de Eerbeekse Beek is verlegd van het fabrieksterrein naar de Volmolenweg, zoals voorzien in het landschapsplan: de gronden aangeduid met 'specifieke vorm van groen - inrichtingszone 3'.
3.4.6 Personenverkeer en parkeren
  • a. Het ontsluiten van de gronden voor personenverkeer is uitsluitend toegestaan via de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ontsluiting' en via de gronden met zowel de bestemming 'Groen' als de aanduiding 'specifieke vorm van groen - ontsluiting'.
  • b. Het gebruik van de gronden voor de papier- en kartonfabriek als bedoeld in artikel 3.1 aanhef en onder a is na de hierna genoemde termijnen uitsluitend toegestaan als tenminste het hierna genoemde aantal parkeerplaatsen is gerealiseerd:
    • 1. vanaf het moment dat het plan in werking treedt: 93 parkeerplaatsen;
    • 2. uiterlijk 2,5 jaar na het onherroepelijk worden van dit plan: 135 parkeerplaatsen.
  • c. De parkeerplaatsen, bedoeld onder b mogen ook zijn gelegen op de gronden met de bestemming Groen ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.
3.4.7 Vrachtverkeer
  • a. Het gebruik van de gronden voor de papier- en kartonfabriek als bedoeld in artikel 3.1 aanhef en onder a is na de hierna genoemde termijnen uitsluitend toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. uiterlijk 1,5 jaar na het onherroepelijk worden van dit plan: de opstelplaats voor vrachtwagens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opstelplek vrachtwagens', is in gebruik genomen en biedt ruimte voor ten minste 5 vrachtwagens; [voorstel voor aanpassing zinsvolgorde niet verwerkt; zinnen lopen dan niet]
    • 2. vanaf het moment dat de opstelplaats als bedoeld onder 1 in gebruik is genomen:
      • op de opstelplaats is op elk moment tussen 6:30 en 7:00 uur 's ochtends maximaal 1 vrachtwagen met een stationair draaiende motor aanwezig;
      • op de opstelplaats zijn op elk moment tussen 7:00 uur 's ochtends en 19:00 uur 's avonds maximaal 5 vrachtwagens met een stationair draaiende motor aanwezig;
      • op de opstelplaats voor vrachtwagens zijn buiten de hiervoor genoemde de tijdvakken geen vrachtwagens met stationair draaiende motor aanwezig;
    • 3. het ontsluiten van de gronden voor vrachtverkeer vindt uitsluitend plaats via de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ontsluiting', met uitzondering van het bepaalde in artikel 4.3.2;
    • 4. uiterlijk 1,5 jaar na het onherroepelijk worden van dit plan: op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - interne route 1' of op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - interne route 2' is een interne route voor vrachtverkeer op het fabrieksterrein gerealiseerd en in gebruik genomen. De route mag worden verlegd van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - interne route 1' naar de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - interne route 2' en vice versa.
  • b. De termijn als bedoeld onder a, sub 1 en sub 4, is niet van toepassing als de omgevingsvergunningen (waaronder de omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit en de vergunning voor het tijdelijk omleggen van de Eerbeekse Beek op de gronden, bedoeld in artikel 3.1) die vereist zijn voor de herinrichting van het zuidelijk deel van het fabrieksterrein (onder andere ten aanzien van de inrit, de parkeerplaats voor personenauto's en busjes, opstelplekken voor vrachtwagens en verplaatsing van de portier, tijdelijke verlegging van de beek en realisatie van de geluidswerende voorzieningen) bij het verstrijken van die termijn nog niet onherroepelijk zijn, onder de voorwaarde dat die vergunningen zijn aangevraagd voordat dit plan werd vastgesteld. In dat geval geldt als termijn 1,5 jaar nadat die vergunningen onherroepelijk zijn geworden.
3.4.8 Verlichting

Het gebruik van de gronden voor de papier- en kartonfabriek als bedoeld in artikel 3.1 aanhef en onder a is uitsluitend toegestaan als wordt voldaan aan de volgende maximale grenswaarden voor de lichtsterkte op woningen afkomstig van verlichting op de gronden met de bestemming Bedrijf - Papier- en kartonfabriek:

  • a. dag- en avondperiode, van 07.00 uur tot 23.00 uur: 10 lux;
  • b. nachtperiode, van 23.00 uur tot 07.00 uur: 2 lux.
3.4.9 Bedrijfswoningen

Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn uitsluitend bedrijfswoningen toegelaten.

3.4.10 Sloopverbod karakteristieke gebouwen

Het is verboden gebouwen op de gronden met de aanduiding 'karakteristiek' te slopen.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking van locatie van aangeduide functies

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 aanhef en onder d tot en met h voor het afwijken van de grenzen van een daar bedoelde aanduiding met ten hoogste 3 meter. [In antwoord op gestelde vraag: afwijking is voor d t/m h omdat FBE dat zo gevraagd heeft en we het zo hebben afgesproken. (Flexibiliteit m.b.t. i zit in hst. 3.)]

3.5.2 Beoordeling

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.5.1 wordt uitsluitend verleend als vaststaat dat het verplaatsen van de functie ten opzichte van de aangeduide locatie, al dan niet na het treffen van maatregelen, niet leidt tot een toename van de geluidsbelasting veroorzaakt door de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3.1 op de gevels van geluidsgevoelige objecten.

3.5.3 Afwijking van termijnen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.4.4 en artikel 3.4.5 en worden toegelaten dat de daar genoemde termijnen worden verlengd.

3.5.4 Beoordeling

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.5.3 wordt uitsluitend verleend als er naar het oordeel van het bevoegd gezag redelijkerwijs niet aan de termijn kan worden voldaan als gevolg van overmacht of andere onvoorziene omstandigheden die buiten de invloedssfeer liggen van de eigenaar van de betrokken gronden.

3.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.6.1 Vergunningplicht
  • a. Onverminderd het bepaalde in artikel 3.4.10 is het verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen dan wel te laten slopen.
  • b. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op het slopen van gebouwen die zijn aangeduid op de tekeningen die zijn opgenomen in als bijlage 2 bij deze planregels. [PM uitzondering voor Volmolenweg 10 - 18 nog verwerken op tekening of in planregels]
3.6.2 Beoordeling

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 wordt uitsluitend verleend als vaststaat dat sloop van het bouwwerk, al dan niet na het treffen van maatregelen, niet leidt tot een toename van de geluidsbelasting veroorzaakt door de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 3.1 op de gevel van geluidsgevoelige objecten.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn, mede met het oog op het landschappelijk inpassen van de papier- en kartonfabriek als bedoeld in artikel 3.1 en van de nieuwe weg ter plaatse van de gronden met de bestemming Verkeer tussen de Volmolenweg en de Wethouder Sandersstraat, bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. groene tuinen ten behoeve van:
    • 1. de bedrijfswoningen ter plaatse van de in artikel 3.1 aanhef en onder k bedoelde aanduiding 'bedrijfswoning';
    • 2. de kantoren en kantine ter plaatse van de in artikel 3.1 aanhef en onder l bedoelde aanduiding 'kantoor';
  • d. tuinen en verhardingen ter plaatse van de gronden gelegen tussen de Coldenhovenseweg en de nieuwe weg ter plaatse van de gronden met de bestemming Verkeer tussen de Volmolenweg en de Wethouder Sandersstraat;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen, (overkluisde) waterlopen, (overkluisde) waterpartijen en natuurvriendelijke oevers;
  • f. parkeervoorzieningen, anders dan voor vrachtverkeer, ten behoeve van de papier- en kartonfabriek als bedoeld in artikel 3.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • g. een toegangsweg naar het hoofdkantoor van de papier- en kartonfabriek als bedoeld in artikel 3.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - ontsluiting';

met daaraan ondergeschikt:

  • h. langsparkeren voor personenverkeer, uitsluitend langs de Kloosterstraat en de Poelkampstraat;
  • i. parkeren ten behoeve van de bedrijfswoningen en kantoren als bedoeld in artikel 3.1 aanhef en onder k en l, uitsluitend op de wijze zoals aangegeven in onderstaande tabel.

Adres   Voorwaarden parkeerplaatsen  
Coldenhovenseweg 22   parkeren toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'  
Coldenhovenseweg 30   ten hoogste drie parkeerplaatsen, ter plaatse van de bestaande erftoegangsweg naar het kantoor Coldenhovenseweg 30  
Kloosterstraat 19 en 21   ten hoogste twee parkeerplaatsen per bedrijfswoning  

  • j. ter plaatse van de aanduiding 'pad' een pad voor de ontsluiting van het perceel kadastraal bekend gemeente Hall sectie E nummer 3128;
  • k. overige erftoegangswegen;
  • l. paden ten behoeve van het onderhoud van de geluidswerende voorzieningen als bedoeld in artikel 3.1 aanhef en onder b en artikel 5.1 aanhef en onder e;
  • m. voet- en fietspaden;
  • n. erf- en terreinafscheidingen, waaronder een hekwerk bedoeld voor het afschermen van het fabrieksterrein van de papier- en kartonfabriek als bedoeld in artikel 3.1;
  • o. recreatief medegebruik;
  • p. straatmeubilair;
  • q. kunstwerken;
  • r. tijdelijke geluidswerende voorzieningen;
  • s. nutsvoorzieningen, geen gebouwen zijnde;
  • t. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • u. ondergrondse funderingen van de geluidswerende voorzieningen als bedoeld in artikel 3.1 aanhef en onder b en in artikel 5.1 aanhef en onder e;
  • v. opstelplaatsen voor afvalcontainers ('kliko's') ten behoeve van huishoudelijk afval;
  • w. waterbronnen;
  • x. verhardingen;

en de daarbij behorende:

  • y. bouwwerken geen gebouwen zijnde alsmede tijdelijke geluidswerende voorzieningen zoals zeecontainers als bedoeld in artikel 4.2.4 onder b en artikel 4.2.5 onder d;
  • z. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bedrijfswoningen en kantoren als bedoeld in artikel 3.1 aanhef en onder k en l en ten behoeve van de percelen bedoeld onder d.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bijgebouwen en overkappingen kantoor Coldenhovenseweg 30

Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zijn toegelaten ten behoeve van het kantoor Coldenhovenseweg 30 onder de volgende voorwaarden:

  • a. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zijn toegelaten in het gebied dat is gelegen achter:
    • 1. de achtergevel van het kantoor, zoals die aanwezig was op het moment dat het ontwerp van dit plan ter inzage werd gelegd, of;
    • 2. de denkbeeldige lijn die het verlengde vormt van die achtergevel;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen is ten hoogste 30 m²;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 4 meter, tenzij de hoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit inpassingplan hoger is. In dat geval geldt die hoogte als maximum.
4.2.2 Bijgebouwen en overkappingen bedrijfswoningen

Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zijn toegelaten ten behoeve van de bedrijfswoningen Kloosterstraat 19 en 21 onder de volgende voorwaarden:

  • a. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zijn toegelaten, in het gebied dat is gelegen achter:
    • 1. de achtergevel van de bedrijfswoning, zoals die aanwezig was op het moment dat het ontwerp van dit plan ter inzage werd gelegd, of;
    • 2. de denkbeeldige lijn die het verlengde vormt van die achtergevel;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen en overkappingen is ten hoogste 50m² voor de bedrijfswoning Kloosterstraat 19 en 65 m² voor de bedrijfswoning Kloosterstraat 21;
  • c. de oppervlakte per bijgebouw of overkapping is maximaal 35 m²;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 meter tenzij de hoogte ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit inpassingplan hoger is. In dat geval geldt die hoogte als maximum.
4.2.3 Bijgebouwen en overkappingen specifieke gronden

Op de gronden, bedoeld in artikel 4.1 aanhef en onder d zijn alleen vrijstaande bijgebouwen en overkappingen toegestaan voor zover daarvoor op grond van artikel 2.3 van het Besluit omgevingsrecht geen omgevingsvergunning is vereist voor het bouwen van een bouwwerk of het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.

[Opm: dit artikel niet verwijderd, anders dan gevraagd door JT. Als je dit verwijderd, en dus niets regelt, mag alles (en dat wil je niet). Als we verbod opnemen is dat niet wat we beogen te regelen. Dat we het zo zouden doen, is eerder afgestemd met HF]

4.2.4 Overige gebouwen
  • a. Gebouwen anders dan bedoeld in artikel 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3 zijn niet toegelaten.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a is het toegelaten zeecontainers te plaatsen bij wijze van tijdelijke geluidwerende voorziening, met een hoogte van ten hoogste 7 meter.
4.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. Overkappingen anders dan bedoeld in artikel 4.2.1, 4.2.2 en 4.2.3 zijn niet togelaten.
  • b. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen anders dan tijdelijke geluidswerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 2,5 meter.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen behorend bij de kantoren ter plaatse van de in artikel 3.1 aanhef en onder l bedoelde aanduiding 'kantoor' en behorend bij de bedrijfswoningen, ter plaatse van de in artikel 3.1 aanhef en onder l bedoelde aanduiding 'bedrijfswoning' ten hoogste:
    • 1. 2 meter, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;
    • 2. 1 meter in overige gevallen.
  • d. De bouwhoogte van tijdelijke geluidswerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 7 meter.
  • e. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van verlichting bedraagt ten hoogste 5 meter.
  • f. De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde (met uitzondering van overkappingen) bedraagt ten hoogste:
    • 1. 1 meter in het gebied voor de voorgevelroolijn;
    • 2. 5 meter in overige gevallen.

[Overal 'bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde' omgeschreven naar 'met uitzondering van' of 'anders dan' omdat 'bouwwerken geen gebouwen zijnde' een gedefinieerd begrip is (en het leest ook lekkerder)]

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Voorwaarden inrichting en gebruik gronden

De inrichting en het gebruik van de gronden bedoeld in artikel 4.1 vindt plaats volgens het landschapsplan.

  • g. Voor de gronden met de bestemming Groen gelegen langs de Poelkampstraat, de Kloosterstraat en de Volmolenweg geldt ook het bepaalde in artikel 3.4.5.
  • h. Voor de gronden met de bestemming Groen langs de nieuwe weg ter plaatse van de gronden met de bestemming Verkeer tussen de Volmolenweg en de Wethouder Sandersstraat geldt ook het bepaalde in artikel 5.3.2. [voorstel van provincie weer doorgehaald in overleg met Henriette Fris]
4.3.2 Gebruik ontsluitingsweg door vrachtwagens
  • a. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - ontsluiting' mogen worden gebruikt voor het toelaten van vrachtwagens ter bevoorrading van de kantoren en kantine van de papier- en kartonfabriek als bedoeld in artikel 3.1 aanhef en onder l, tot een maximum van twee vrachtwagens per dag.
  • b. Het onder a bedoelde maximum aantal vrachtwagens per dag mag maximaal 12 dagen per jaar worden overschreden ten behoeve van de ontsluiting van het terrein van de paper- en kartonfabriek als bedoeld in artikel 3.1 aanhef en onder a voor vrachtwagens anders dan ten behoeve van bevoorrading van kantoren en kantine. Die overschrijding is uitsluitend toegelaten als vanwege bijzondere omstandigheden de ontsluiting als bedoeld in artikel 3.4.7 onder a, sub 3 niet gebruikt kan worden. Van de overschrijdingen wordt een logboek bijgehouden.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Vergunningplicht
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het verwijderen van een boom of een andere houtopstand;
    • 2. het verwijderen van andere beplanting.
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing als bomen of houtopstanden moeten worden verwijderd omdat deze in slechte staat verkeren en een direct gevaar vormen.
4.4.2 Beoordeling

De omgevingsverguning als bedoeld in artikel 4.4.1 wordt uitsluitend verleend als het verwijderen van de houtopstand of andere beplanting volgens het bevoegd gezag:

  • a. noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming als bedoeld in artikel 4.1 volgens de voorwaarden bedoeld in artikel 4.3.1; en
  • b. geen onevenredige schade toebrengt aan het belang van het behouden van de houtopstand of andere beplanting vanwege de landschappelijke inpassing van de papier- en kartonfabriek als bedoeld in artikel 3.1 of van de nieuwe weg ter plaatse van de gronden met de bestemming Verkeer tussen de Volmolenweg en de Wethouder Sandersstraat, mede gelet op het bepaalde in het landschapsplan.
4.4.3 Voorschriften

Bij een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.4.1 kan het bevoegd gezag als voorschrift opnemen dat binnen een bepaalde termijn en volgens de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen herplant moet plaatsvinden.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden, waarbij geldt dat:
    • 1. daar waar een 'as van de weg' is aangeduid, het midden van de weg gelegen is ter plaatse van de figuur 'as van de weg';
    • 2. de weg gelegen tussen de Volmolenweg en de Wethouder Sandersstraat:
      • verdiept wordt aangelegd tot een diepte van maximaal 1 meter;
      • uit ten hoogste twee rijstroken bestaat; en
      • geasfalteerd is;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeren, maar niet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer- parkeervoorzieningen niet toegestaan';
  • d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidswerende voorzieningen': geluidswerende voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. kunstwerken;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. overkluisde watergangen;
  • i. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen, geen gebouwen zijnde;

met de daarbij behorende:

  • k. bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen;
  • l. straatmeubilair.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegelaten.

5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. Overkappingen zijn niet toegelaten.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde (anders dan overkappingen) bedraagt ten hoogste:
    • 1. 15 meter voor antenne-installaties;
    • 2. 1 meter voor erf- en terreinafscheidingen, niet zijnde geluidswerende voorzieningen;
    • 3. 8 meter voor lichtmasten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
    • 4. 5 meter in overige gevallen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Geluidwerende voorzieningen

Het in gebruik nemen van de gronden als bedoeld in artikel 5.1, voor zover gelegen tussen de Volmolenweg en de Wethouder Sandersstraat, voor het verkeer is uitsluitend toegestaan als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidswerende voorzieningen', is een geluidswerende voorziening gerealiseerd;
  • b. de geluidswerende voorziening als bedoeld onder a heeft op elk punt van de geluidswerende voorziening een hoogte van 2 meter;
  • c. de geluidswerende voorziening als bedoeld onder a heeft, waar het een zichtzijde naar omwonenden betreft, een groene uitstraling door het gebruik van plantaardig materiaal, voor zover dat is aangegeven in het landschapsplan.
5.3.2 Landschappelijke inpassing

Het gebruik van de gronden bedoeld in artikel 5.1, voor zover gelegen tussen de Volmolenweg en de Wethouder Sandersstraat, voor het verkeer is met ingang van 1,5 jaar na aanvang van dit gebruik alleen toegestaan als de gronden met de bestemming Groen, gelegen ten westen van de weg, zijn ingericht en vervolgens in stand worden gehouden overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.3.1.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijking van termijn

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.3.2 en worden toegelaten dat de daar genoemde termijn wordt verlengd.

5.4.2 Beoordeling

Een vergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wordt uitsluitend verleend als volgens het bevoegd gezag redelijkerwijs niet aan de termijn kan worden voldaan als gevolg van overmacht of andere onvoorziene omstandigheden die buiten de invloedssfeer liggen van de eigenaar van de betrokken gronden.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. groenvoorzieningen waaronder bermen en beplanting;
  • d. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. kunstwerken;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. overkluisde watergangen;
  • j. gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen;
  • k. speelvoorzieningen, met uitzondering van een jongerenontmoetingsplaats;
  • l. straatmeubilair.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen zijn toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 30m².

6.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. Overkappingen zijn niet toegelaten.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde (anders dan overkappingen) bedraagt ten hoogste:
    • 1. 15 meter voor antenne-installaties;
    • 2. 1 meter voor erf- en terreinafscheidingen, niet zijnde een geluidswerende voorziening;
    • 3. 8 meter voor lichtmasten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer;
    • 4. 5 meter in overige gevallen.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water;
  • b. de bescherming, het beheer en het onderhoud van de waterloop;
  • c. bruggen, dammen en/of duikers en andere waterstaatswerken onder meer ter ontsluiting van aanliggende percelen;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder bermen, oevers en taluds;
  • e. natuurvriendelijke oevers;
  • f. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de ecologische waarden, waaronder de waarde verband houdend met het leefgebied van de beekprik;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. kunstwerken;

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken geen gebouwen zijnde, anders dan overkappingen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegelaten.

7.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. Overkappingen zijn niet toegelaten.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde (anders dan overkappingen), gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de hoogte van kunstwerken is ten hoogste 4 meter;
    • 2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen is ten hoogste 1 meter;
    • 3. de hoogte van overige bouwwerken is ten hoogste 2 meter;
    • 4. de oppervlakte van bouwwerken is per bestemmingsvlak ten hoogste 15 m².
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Landschappelijke inpassing

De inrichting en het gebruik van de gronden bedoeld in artikel 7.1 vindt plaats volgens het landschapsplan. Tijdens de realisatiefase van de voorgenomen ontwikkelingen mag worden afgeweken van het landschapsplan.

7.3.2 Beekprik
  • a. Bij de inrichting en het gebruik van de gronden wordt rekening gehouden met het ecologische functioneren van de Eerbeekse Beek en het beschermen van het leefgebied van de beekprik en de functionaliteit van dat leefgebied.
  • b. Om te voldoen aan het bepaalde onder a wordt in elk geval voldaan aan het landschapsplan. Tijdens de realisatiefase van de voorgenomen ontwikkelingen mag worden afgeweken van het landschapsplan. Dit laat het bepaalde onder a onverlet.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vergraven, verbreden, uitdiepen en/of dempen van waterlopen;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels en leidingen;
  • c. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
  • d. het verwijderen van waardevolle oever- en watervegetatie dan wel het verrichten van andere werkzaamheden welke een ernstige beschadiging van de waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen hebben.
7.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het verbod als bedoeld in artikel 7.4.1 is niet van toepassing voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken en werkzaamheden in het kader van de uitvoering van dit plan;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • d. werken en werkzaamheden die op het tijdstip van het in werking treden van het plan in uitvoering zijn, dan wel op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning kunnen worden uitgevoerd.
7.4.3 Beoordeling

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 wordt uitsluitend verleend als:

  • a. de werken of werkzaamheden volgens het bevoegd gezag geen onevenredige schade toebrengen aan de waarden, bedoeld in artikel 7.1 aanhef en onder f, dan wel;
  • b. de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 8 Leiding - Gas

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de aanleg, instandhouding en bescherming van een gastransportleiding.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

8.2.2 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegelaten.

8.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. Overkappingen zijn niet toegelaten.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde (anders dan overkappingen) bedraagt ten hoogste 3 meter.
8.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 8.2.2 en artikel 8.2.3 is niet van toepassing voor bouwwerken samenhangen met de uitvoering van dit plan en waarvoor de noodzakelijke overige vergunningen gecoördineerd in procedure worden gebracht zoals bedoeld in artikel 3.33 van de Wet ruimtelijke ordening.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 en worden toegestaan dat gebouwen ten behoeve van de overige geldende bestemmingen worden gebouwd. [Inderdaad alleen 'Gebouwen'; zo staat het voor de hele gasleiding, grotendeels buiten ons plangebied, in bestemmingsplan Eerbeek. Voorstel om consistent te houden (hoewel inderdaad onlogisch).]

8.3.2 Beoordeling

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.3.1 wordt uitsluitend verleend als:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de gastransportleiding niet wordt geschaad;
  • b. geen kwetsbaar object wordt toegelaten.
8.3.3 Advies

Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de gastransportleiding, aan de hand waarvan voorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning ter bescherming van het belang van de gastransportleiding.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlaging, egaliseren, afgraven en ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
8.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het verbod bedoeld in artikel 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een voor het in werking treden van dit plan aangevraagde vergunning;
  • d. dienen ter uitvoering van dit plan en waarvoor de noodzakelijke overige vergunningen gecoördineerd in procedure worden gebracht zoals bedoeld in artikel 3.33 van de Wet ruimtelijke ordening;
  • e. betrekking hebben op graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.
8.4.3 Beoordeling

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.4.1 wordt uitsluitend verleend als de veiligheid met betrekking tot de gastransportleiding niet wordt geschaad.

8.4.4 Advies

Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de gastransportleiding, aan de hand waarvan voorwaarden kunnen worden verbonden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de gastransportleiding.

Artikel 9 Waarde - Archeologie hoog

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie hoog aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

9.2 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie hoog voor op de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

9.3 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

9.3.1 Algemeen

Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 9.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwactiviteiten en/of heiwerkzaamheden uitvoeren met bodemingrepen op een grotere diepte dan 40 cm.

[Opmerking: deze regeling is me niet eerder opgevallen. Het is een hele vreemde regeling. Het houdt een vergunningplicht voor bouwen in. Dit kun je helemaal niet regelen in een ruimtelijk plan. Je moet het formuleren als een bouwverbod, waarvan je kunt afwijken (zoals bij de gasleiding). Omdat dit 1-op-1 is overgenomen uit het parapluplan, stel ik voor om het zo maar te laten staan. Schrappen of aanpassen kan altijd nog, en levert geen risico's voor het PIP op.]

9.3.2 Uitzondering verbod

Het in artikel 9.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing als de bouwactiviteiten betrekking hebben op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een of meer bouwwerken waarvan de totale te bebouwen oppervlakte kleiner is dan 250m²; of
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter.
9.3.3 Archeologisch rapport

Indien sprake is van een bodemingreep op een grotere diepte dan 40 cm terwijl de uitzonderingen van artikel 9.3.2 niet van toepassing zijn, legt de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport over waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord is vastgesteld.

9.3.4 Beoordelingscriteria

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 9.3.3 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of zullen worden geschaad;
  • b. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
9.3.5 Voorschriften

In de situatie als bedoeld in artikel 9.3.4 aanhef en onder b kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.3.6 Gevolgen bij vondsten

Als het bepaalde in artikel 9.3.5 aanhef en onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften, verbonden aan de omgevingsvergunning, geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

9.3.7 Eerder verleende omgevingsvergunning

Op een aanvraag die betrekking heeft op gronden waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 9.3.1, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 9.3.5, is het bepaalde in artikel 9.3.1 voor wat betreft de diepte van de bodemingrepen en het bepaalde in artikel 9.3.2 aanhef en onder b niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in artikel 9.3.4, 9.3.5 en 9.3.6 is van overeenkomstige toepassing.

9.3.8 Uitzondering archeologisch rapport
  • a. Het bepaalde in artikel 9.3.3 is niet van toepassing als de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
  • b. In een situatie als bedoeld onder a kan het bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden als bedoeld in artikel 9.3.5.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden om op of in de gronden bedoeld in artikel 9.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 40 cm;
  • b. het ophogen van gronden met meer dan 50 cm;
  • c. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen.
9.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, bedoeld in artikel 9.4.1 is niet van toepassing, als de werken of werkzaamheden:

  • a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 9.3 van toepassing is;
  • b. betrekking hebben op onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés en kabels en leidingen waarbij niet dieper wordt gegraven dan de reeds uitgegraven diepte;
  • c. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
  • d. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden worden van dit plan;
  • e. worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • f. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning, of
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
9.4.3 Archeologisch rapport

Indien sprake is van een bodemingreep op een grotere diepte dan 40 cm terwijl de uitzonderingen van artikel 9.4.2 niet van toepassing zijn, legt de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.4.1 een rapport over waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord is vastgesteld.

9.4.4 Beoordelingscriteria

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 9.4.3 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werken of werkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verbonden voorschriften.
9.4.5 Voorschriften

In de situatie als bedoeld in artikel 9.4.4 aanhef en onder b kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
9.4.6 Gevolgen bij vondsten

Als het bepaalde in artikel 9.4.5 aanhef en onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften verbonden aan de omgevingsverguning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werken of werkzaamheden.

9.4.7 Eerder afgegeven omgevingsvergunning

Op een aanvraag die betrekking heeft op gronden waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 9.4.1, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 9.4.5, is het bepaalde in artikel 9.4.2 aanhef en onder b niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in artikel 9.4.4, 9.4.5 en 9.4.6 is van overeenkomstige toepassing.

9.4.8 Uitzondering archeologisch rapport
  • a. Het bepaalde in artikel 9.4.3 is niet van toepassing als de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
  • b. In een situatie als bedoeld onder a kan het bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden als bedoeld in artikel 9.4.5.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
9.5.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de voor Waarde - Archeologie hoog aangewezen gronden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, als:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat dit plan ter plaatse in instandhouding en bescherming van archeologische waarden voorziet.
9.5.2 Afweging

Bij een besluit als bedoeld in artikel 9.5.1 geeft het bevoegd gezag de grenzen aan waarvoor de gehele of gedeeltelijke verwijdering geldt.

Artikel 10 Waarde - Archeologie laag

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie laag aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

10.2 Voorrangsbepaling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie laag voor op de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

10.3 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

10.3.1 Algemeen

Het is verboden om op of in de gronden, bedoeld in artikel 10.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwactiviteiten en/of heiwerkzaamheden uitvoeren met bodemingrepen op een grotere diepte dan 40 cm.

10.3.2 Uitzondering verbod

Het bepaalde in artikel 10.3.1 is niet van toepassing als de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een of meer bouwwerken waarvan de totale te bebouwen oppervlakte kleiner is dan 2.500 m²; of
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter.
10.3.3 Archeologisch rapport

Indien sprake is van een bodemingreep op een grotere diepte dan 40 cm terwijl de uitzonderingen van artikel 10.3.2 niet van toepassing zijn, legt de de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport over waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord is vastgesteld.

10.3.4 Beoordelingscriteria

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 10.3.3 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbonden voorschriften.
10.3.5 Voorschriften

In de situatie als bedoeld in artikel 10.3.4 aanhef en onderdeel b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door het gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.3.6 Gevolgen bij vondsten

Als het bepaalde in artikel 10.3.5 aanhef en onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften verbonden aan de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

10.3.7 Eerder verleende omgevingsvergunning

Op een aanvraag die betrekking heeft op gronden waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 10.3.4 waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 10.3.5, is het bepaalde in artikel 10.3.1 voor wat betreft de diepte van de bodemingrepen en het bepaalde in artikel 10.3.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 10.3.4, 10.3.5 en 10.3.6 is van overeenkomstige toepassing.

10.3.8 Uitzondering archeologisch rapport
  • a. Het bepaalde in 10.3.3 is niet van toepassing als de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
  • b. In een situatie als bedoeld onder a kan het bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden als bedoeld in artikel 10.3.5.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden om op of in de gronden, bedoeld in artikel 10.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 40 cm;
  • b. het ophogen van gronden met meer dan 50 cm;
  • c. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen.
10.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, bedoeld in artikel 10.4.1 is niet van toepassing als de werken of werkzaamheden:

  • a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 10.3 van toepassing is;
  • b. betrekking hebben op onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés en kabels en leidingen waarbij niet dieper wordt gegraven dan de reeds uitgegraven diepte;
  • c. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • d. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het onherroepelijk worden van dit plan;
  • e. worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • f. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning, of
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
10.4.3 Archeologisch rapport

Indien sprake is van een bodemingreep als bedoeld in artikel 10.4.1 terwijl de uitzonderingen van artikel 10.4.2 niet van toepassing zijn, legt de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.4.1 een rapport over waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord is vastgesteld.

10.4.4 Beoordelingscriteria

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 10.4.3 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werken of werkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verbonden voorschriften.
10.4.5 Voorschriften

In de situatie als bedoeld in artikel 10.4.4 aanhef en onderdeel b, kan het gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
10.4.6 Gevolgen bij vondsten

Als het bepaalde in artikel 10.4.5 aanhef en onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften verbonden aan de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werken of werkzaamheden.

10.4.7 Eerder verleende omgevingsvergunning

Op een aanvraag die betrekking heeft op gronden waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 10.4.1 waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 10.4.5, is het bepaalde in artikel 10.4.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in de artikelen 10.4.4, 10.4.5 en 3.4.3 is van overeenkomstige toepassing.

10.4.8 Uitzondering archeologisch rapport
  • a. Het bepaalde in artikel 10.4.3 is niet van toepassing als de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
  • b. In een situatie als bedoeld onder a kan het bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden als bedoeld in artikel 10.4.5.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de voor Waarde - Archeologie laag aangewezen gronden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, als:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het plan ter plaatse in instandhouding en bescherming van archeologische waarden voorziet.
10.5.2 Afweging

Bij een besluit als bedoeld in artikel 10.5.1 geeft het bevoegd gezag de grenzen aan waarvoor de gehele of gedeeltelijke verwijdering geldt.

Artikel 11 Waarde - Archeologie middelmatig

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie middelmatig aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en bescherming van archeologische waarden.

11.2 Voorrangsregeling

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie middelmatig voor de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

11.3 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

11.3.1 Algemeen

Het is verboden om op of in de gronden, bedoeld in artikel 11.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag bouwactiviteiten en/of heiwerkzaamheden uitvoeren met bodemingrepen op een grotere diepte dan 40 cm.

11.3.2 Uitzondering verbod

Het verbod, bedoeld in artikel 11.3.1 is niet van toepassing als de bouwactiviteiten betrekking hebben op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. een of meer bouwwerken waarvan de totale te bebouwen oppervlakte kleiner is dan 1.000 m²; of
  • c. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter.
11.3.3 Archeologisch rapport

Indien sprake is van een bodemingreep op een grotere diepte dan 40 cm terwijl de uitzonderingen van artikel 11.3.2 niet van toepassing zijn, legt de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport over waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.

11.3.4 Beoordelingscriteria

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 11.3.3 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbonden voorschriften.
11.3.5 Voorschriften

In de situatie als bedoeld in artikel 11.3.4 aanhef en onder b kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door het gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
11.3.6 Gevolgen bij vondsten

Als het bepaalde in artikel 11.3.5 aanhef en onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften verbonden aan de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

11.3.7 Eerder afgegeven omgevingsvergunning

Op een aanvraag die betrekking heeft op gronden waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 11.3.4 waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel11.3.5, is het bepaalde in artikel 11.3.1, voor wat betreft de diepte van de bodemingrepen en het bepaalde in artikel 11.3.2, aanhef en onderdeel b, niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in artikel 11.3.4, 11.3.5 en 11.3.6 is van overeenkomstige toepassing.

11.3.8 Uitzondering archeologisch rapport
  • a. Het bepaalde in artikel 11.3.3 is niet van toepassing als de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
  • b. In een situatie als bedoeld onder a kan het bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden als bedoeld in artikel 11.3.5.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden om op of in de gronden, bedoeld in artikel 11.1, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 40 cm;
  • b. het ophogen van gronden met meer dan 50 cm;
  • c. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • d. verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • e. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen.
11.4.2 Uitzonderingen

Het verbod, bedoeld in artikel 11.4.1 is niet van toepassing, als de werken of werkzaamheden:

  • a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 11.2 van toepassing is;
  • b. betrekking hebben op onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés en kabels en leidingen waarbij niet dieper wordt gegraven dan de reeds uitgegraven diepte;
  • c. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 1.000 m²;
  • d. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het onherroepelijk worden van dit plan;
  • e. worden uitgevoerd in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • f. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning, of
  • g. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
11.4.3 Archeologisch rapport

Indien sprake is van een bodemingreep als bedoeld in artikel 11.4.1 terwijl de uitzonderingen van artikel 11.4.2 niet van toepassing zijn, legt de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.4.1 een rapport over waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord is vastgesteld.

11.4.4 Beoordelingscriteria

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 11.4.3 genoegzaam blijkt dat:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
  • b. schade door de werken of werkzaamheden kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden verbonden voorschriften.
11.4.5 Voorschriften

In de situatie als bedoeld in artikel 11.4.4 aanhef en onder b kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
11.4.6 Gevolgen bij vondsten

Als het bepaalde in artikel 11.4.5 aanhef en onder c van toepassing is, wordt in de voorschriften verbonden aan de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden.

11.4.7 Eerder afgegeven omgevingsvergunning

Op een aanvraag die betrekking heeft op gronden waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven als bedoeld in artikel 11.4.1 waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in artikel 11.4.5, is het bepaalde in artikel 11.4.2 niet van toepassing. Het bevoegd gezag kan in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Het bepaalde in artikel 11.4.4, 11.4.5 en 11.4.6 is van overeenkomstige toepassing.

11.4.8 Uitzondering archeologisch rapport
  • a. Het bepaalde in artikel 11.4.3 is niet van toepassing als de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld.
  • b. In een situatie als bedoeld onder a kan het bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden als bedoeld in artikel 11.4.5.
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
11.5.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de voor Waarde - Archeologie middelmatig aangewezen gronden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, als:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat dit plan ter plaatse in instandhouding en bescherming van archeologische waarden voorziet.
11.5.2 Afweging

Bij een besluit als bedoeld in artikel 11.5.1 geeft het bevoegd gezag de grenzen aan waarvoor de gehele of gedeeltelijke verwijdering geldt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Bestaande en afwijkende maatvoering
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van het in werking treden worden van dit plan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.
  • b. Het bepaalde onder a geldt niet voor gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde die weliswaar bestaan op het tijdstip van het in werking treden van dit plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  • c. In geval van herbouw is het bepaalde onder a, uitsluitend van toepassing als herbouw op dezelfde plaats geschiedt.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Natura 2000
  • a. De aanleg, de bouw en het gebruik overeenkomstig de bestemming Bedrijf - Papier- en kartonfabriek is uitsluitend toegestaan als dit niet leidt tot een toename van grondwateronttrekking ten opzichte van de onttrekking die in overeenstemming is met de vergunning op grond van de Wet natuurbescherming van [DATUM] met kenmerk [KENMERK].
  • b. De aanleg, de bouw en het gebruik overeenkomstig de bestemmingen Bedrijf - Papier- en kartonfabriek en Verkeer voor zover het betreft de nieuwe weg tussen de Volmolenweg en de Wethouder Sandersstraat is uitsluitend toegestaan als dit niet leidt tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden ten opzichte van de stikstofdepositie ten gevolge van de emissies die in overeenstemming zijn met de vergunning op grond van de Wet natuurbescherming van [DATUM] met kenmerk [KENMERK].

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

15.1 Geluidzone - industrie

In afwijking van het bepaalde voor de ter plaatse voorkomende bestemmingen zijn geluidsgevoelige objecten ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' uitsluitend toegestaan als wordt voldaan aan de voorkeurswaarde of een verkregen hogere grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder. [Opmerking: naam aanduiding niet aangepast naar geluidszone - industrie omdat dat niet kan volgens de SVBP2012]

15.2 Milieuzone - geurzone 1
15.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – geurzone 1' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van geurhinderveroorzakende inrichtingen.

15.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen, mogen geen nieuwe geurgevoelige objecten van categorie A worden opgericht.

15.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2.2 voor het bouwen van vervangende nieuwbouw overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat vervangende nieuwbouw uitsluitend is toegestaan als er technische maatregelen ter beperking van geuroverlast worden getroffen aan het geurgevoelige object.

15.2.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ten einde de aanduiding 'milieuzone - geurzone 1' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien de geurhinderveroorzakende activiteiten ter plaatse blijvend zijn beëindigd dan wel de vergunde geurbelasting is beperkt.

15.3 Milieuzone - geurzone 2
15.3.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – geurzone 2' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van geurhinder veroorzakende inrichtingen.

15.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen, mogen geen nieuwe geurgevoelige objecten van categorie A worden opgericht.

15.3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 15.3.2 voor het bouwen van vervangende nieuwbouw overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, met dien verstande dat vervangende nieuwbouw uitsluitend is toegestaan als er technische maatregelen ter beperking van geuroverlast worden getroffen aan het geurgevoelige object;
  • b. artikel 15.3.2 voor het bouwen van nieuwe geurgevoelige objecten overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, als:
    • 1. er compenserende maatregelen getroffen worden die bestaan uit het verplaatsen van geurgevoelige objecten uit de aanduiding 'milieuzone - geurzone 2' en buiten de aanduiding 'milieuzone - geurzone 1' of;
    • 2. er technisch compenserende maatregelen ter beperking van geuroverlast worden getroffen aan het geurgevoelige object.
15.3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening ten einde de aanduiding 'milieuzone - geurzone 2' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien de geurhinderveroorzakende activiteiten ter plaatse blijvend zijn beëindigd dan wel de vergunde geurbelasting is beperkt.

15.4 Bestemmingsplannen ter plaatse van geluidzone en milieuzones

Voor zover de aanduiding 'geluidzone - industrie' als bedoeld in artikel 15.1, de aanduiding 'milieuzone - geurzone 1' als bedoeld in artikel 15.2 of de aanduiding 'milieuzone - geurzone 2' als bedoeld in artikel 15.3 is gelegen op gronden waarvan de onderliggende enkelbestemming niet is geregeld in dit plan blijft het bepaalde in de volgende bestemmingsplannen van toepassing op die betreffende gronden, naast het bepaalde in dit inpassingsplan:

  • a. het bestemmingsplan 'Stuijvenburchstraat 143' met identificatienummer NL.IMRO.0213.BPEECE510000-va01;
  • a. het bestemmingsplan 'Herziening Wilhelminapark - Palisiumpark' met identificatienummer NL.IMRO.0213.BPEECE440000-va01, met uitzondering van het bepaalde in artikel 4.1 (geluidzone - industrie) van de bij dat plan behorende planregels;
  • b. het bestemmingsplan 'Coldenhovenseweg' met identificatienummer NL.IMRO.0213.BPEECE430000-va01 met uitzondering van het bepaalde in artikel 9 (Algemene aanduidingsregels) van de bij dat plan behorende planregels;
  • c. het Paraplubestemmingsplan Archeologie met identificatiekenmerk NL.IMRO.0213.BPBREEPARCH20000-va01;
  • d. het bestemmingsplan 'Eerbeek' met identificatienummer NL.IMRO.0213.BPEECE390000-va03, met uitzondering van het bepaalde in de artikelen 30.1, 30.3 en 30.4 van de bij dat bestemmingsplan behorende planregels;
  • e. het Paraplubestemmingsplan Parkeren met identificatiekenmerk NL.IMRO.0213.BPBREEPPARK10000-VA01;
  • f. het bestemmingsplan Mantelzorgwoning met identificatienummer NL.IMRO.0213.BPEECE440000-va01;
  • g. het bestemmingsplan Beschermingszone bestrijdingsmiddelen met identificatiekenmerk NL.IMRO.0213.BPBG700010-va01.
  • h. het bestemmingsplan 'Buitengebied 2008' met identificatienummer NL.IMRO.02130000BPBG700000VA01-, met uitzondering van het bepaalde in artikel 23.1 onder e (Algemene regel) van de bij dat plan behorende planregels;
  • i. het bestemmingsplan 'Kom Eerbeek' met identificatienummer NL.IMRO.0213.BPEEKOM300000-va01, met uitzondering van het bepaalde in artikel 24.2.1 (Industrielawaai) van de bij dat plan behorende planregels; [Opmerking: deze plannen gelden niet meer]
15.5 Veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasdrukmeet- en regelstation' zijn geen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegelaten.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Afwijking bij verplaatsing gasdrukmeet- en regelstation
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 aanhef en onder i en worden toegelaten dat het gasdrukmeet- en regelstation elders worden gerealiseerd en wel op een locatie die tot maximaal [PM] [Opmerking: hier ontbreekt nog de gewenste marge] meter afwijkt ten opzichte van de begrenzing van de voor de functie opgenomen aanduiding.

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 en worden toegelaten dat de voor Bedrijf - Papier- en kartonfabriek aangewezen gronden mede worden gebruikt voor de gastransportleiding als bedoeld in artikel 8.

  • b. Een vergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend als bij de aangepaste ligging van het gasdrukmeet- en regelstation wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 3.12, zesde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer.
  • c. Een vergunning als bedoeld onder b wordt uitsluitend verleend als:
    • 1. de afwijking noodzakelijk is voor het aansluiten van het verplaatste of te verplaatsen gasdrukmeet- en regelstation als bedoeld onder a; en
    • 2. bij de aangepaste ligging van de gastransportleiding wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 6 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
  • d. Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de gastransportleiding.

Artikel 17 Overige regels

17.1 Bevoegdheid gemeenteraad
  • a. De gemeenteraad is na tien jaar na vaststelling van dit plan bevoegd een bestemmingsplan vast te stellen voor de gronden waarop dit plan betrekking heeft.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a kan de gemeenteraad voor de gronden waarvoor in dit plan geen enkelbestemming is opgenomen een bestemmingsplan vaststellen nadat dit plan in werking is getreden.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a kan de gemeenteraad een bestemmingsplan vaststellen voor andere gronden dan bedoeld onder b nadat dit plan onherroepelijk is geworden, als daarbij wordt voorzien in alle bestemmingen zoals neergelegd in dit plan en bijbehorende planregels. [overbodig en dus geschrapt; regels zijn onderdeel van het plan]
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a, b en c kan het college van burgemeester en wethouders toepassing geven aan de wijzigingsbevoegdheden die zijn opgenomen in dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van het in werking treden van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Als het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van het inwerkingstreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

19.1 Citeertitel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Inpassingsplan Folding Boxboard Eerbeek en omgeving.