direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Inpassingsplan Folding Boxboard Eerbeek en omgeving
Status: ontwerp
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9925.BP19137-0005

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De papier- en kartonindustrie maakt van oudsher deel uit van Eerbeek. Naast Folding Boxboard Eerbeek B.V. (verder te noemen: Folding Boxboard Eerbeek) zijn er andere papier- en kartonbedrijven gevestigd, zoals DJP De Hoop en Neenah Coldenhove en een aantal kleinere papierbedrijven. De historie van Folding Boxboard Eerbeek voert terug tot 1661 toen aan de Coldenhovenseweg de eerste papier- en kartonfabriek werd gevestigd. De afgelopen 30 jaar maakte de fabriek onderdeel uit van het Oostenrijkse bedrijf Mayr-Melnhof. In 2021 is Mayr-Melnhof Eerbeek B.V. overgenomen door de huidige eigenaar Oaktree Capital Management en is de bedrijfsnaam gewijzigd in Folding Boxboard Eerbeek B.V.

Folding Boxboard Eerbeek is belangrijk voor de lokale werkgelegenheid. Het bedrijf heeft ongeveer 200 medewerkers in dienst en zorgt indirect voor werkgelegenheid bij andere bedrijven in de regio Eerbeek. Om Folding Boxboard Eerbeek ook in de toekomst te behouden voor Eerbeek is een aantal veranderingen op en aan het fabrieksterrein noodzakelijk. Deze veranderingen zijn nodig om de productie van Folding Boxboard Eerbeek te moderniseren, te verduurzamen en toekomstbestendig te maken en daarmee de werkgelegenheid die Folding Boxboard Eerbeek biedt te behouden. Daarnaast zijn maatregelen nodig om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de directe omgeving van het fabrieksterrein te waarborgen.

De veranderingen hebben onder andere betrekking op het vervangen van de huidige, verouderde pulpinstalatie door een nieuwe installatie. Het realiseren van de nieuwe pulpinstallatie op een centrale plek op het terrein leidt tot minder milieueffecten - waaronder geur - op de omgeving dan de installatie op de huidige locatie. De geluidsoverlast wordt beperkt door geluidswanden.

Daarnaast wordt het fabrieksterrein heringericht. Deze herinrichting is bedoeld om de overlast op de omgeving, door wachtende vrachtauto’s en parkerende busjes en personenauto’s op de openbare weg, weg te nemen. Dit door een deel van het terrein specifiek in te richten voor wachtend vrachtverkeer, te zorgen voor een goede doorstroming van het verkeer op het fabrieksterrein en het aanleggen van een grotere parkeerruimte voor busjes en personenauto’s op het zuidelijk deel van fabrieksterrein. Deze ingrepen zijn niet mogelijk binnen de bestaande beschikbare ruimte. Vandaar dat uitbreiding van het fabrieksterrein richting de Poelkampstraat onderdeel uitmaakt van de plannen.

De hiervoor beschreven veranderingen hebben onderlinge samenhang en zijn op elkaar afgestemd. Daardoor ontstaat in de nieuwe situatie een efficiënt, toekomstbestendig en duurzaam bedrijf voor de productie van vouwkarton, dat goed is ingepast in de omgeving. De veranderingen dragen ook bij aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit komt tot uitdrukking in de maatregelen die worden genomen om de overlast op de woonomgeving tegen te gaan, zoals:

  • het aanleggen van een nieuwe weg in combinatie met maatregelen ter voorkoming van overlast afkomstig van verkeer;
  • het realiseren van geluidswanden rond het fabrieksterrein, die bovendien in natuurlijk groen worden uitgevoerd;
  • het inrichten van groenzones en het verleggen van de Eerbeekse Beek;
  • het behoud van de karakteristieke villa's langs de Coldenhovenseweg.

[Opmerking: laatste alinea completer gemaakt zoals verzocht maar wel iets algemener opgeschreven. We zitten immers nog in par. 1.1 'aanleiding'

1.2 Doel van het inpassingsplan

Dit provinciaal inpassingsplan bevat de planologische regeling om de voorgenomen bedrijfsmatige aanpassingen (waaronder begrepen de maatregelen ten behoeve van het woon- en leefklimaat) van Folding Boxboard Eerbeek te faciliteren. Het provinciaal inpassingsplan wordt vastgesteld tegen de achtergrond van het programma Eerbeek-Loenen 2030. In dit programma werken de provincie Gelderland, de gemeente Brummen en de Industriekern Eerbeek-Loenen (IKEL) sinds 2018 samen. Deze partijen hebben de wens de papier- en kartonindustrie in de regio te behouden, de leefbaarheid in Eerbeek en Loenen te verbeteren en een bijdrage te leveren aan een energie- en CO2-neutraal Eerbeek en Loenen in 2050. In het programma Eerbeek-Loenen 2030 worden de thema's vestigingsklimaat, leefbaarheid en energietransitie uitgewerkt in concrete projecten.

Het doel van het inpassingsplan is om een goede balans te vinden tussen bedrijvigheid en een goed woon- en leefklimaat. De wens is om de papierindustrie rond Eerbeek te behouden voor de toekomst met daarbij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor direct omwonenden.

Het inpassingsplan neemt de vergunde productiecapaciteit voor het bedrijf Folding Boxboard Eerbeek als uitgangspunt. Verder worden aanpassingen mogelijk gemaakt in de wegenstructuur, die zorgen dat het transport dat verband houdt met de vergunde productiecapaciteit beter wordt afgewikkeld. Ook regelt het inpassingsplan aanpassingen op en in de omgeving van het fabrieksterrein, zoals de realisatie van geluidswerende voorzieningen en de landschappelijke inrichting van groenzones. 

1.3 Provinciaal belang en inzet provinciaal instrumentarium

Voor de inzet van het instrument provinciaal inpassingsplan moet sprake zijn van een provinciaal belang. Het provinciaal belang is gelegen in het behoud van de papier- en kartonfabrieken in de regio Eerbeek en daarmee van de werkgelegenheid, nu en in de toekomst. Het inpassingsplan versterkt het vestigingsklimaat voor de papier- en kartonfabrieken, maar zorgt ook voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het inpassingsplan sluit aan bij de focusopgave en de zeven ambities uit de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.

Op dit inpassingsplan is de provinciale coördinatieregeling van toepassing (artikel 3.33 van de Wet ruimtelijke ordening). Dit betekent dat dit inpassingsplan in procedure wordt gebracht tezamen met enkele vergunningen die nodig zijn voor uitvoering van het plan.

1.4 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied van het inpassingsplan omvat het terrein van de papier- en kartonfabriek van Folding Boxboard Eerbeek, die is gelegen aan de Coldenhovenseweg, in de kern van Eerbeek. Dit betreft een fabrieksterrein met aangrenzende groenzones. Daarnaast omvat het plangebied aangrenzende gronden waar de aanleg van een nieuwe weg en de omlegging van de Eerbeekse Beek zijn voorzien.

Ook omvat het plangebied de gronden die zijn gelegen in de bestaande geluidzone en geurzones rondom (onder andere) het terrein van Folding Boxboard Eerbeek, omdat die zones met dit plan opnieuw worden vastgelegd.

In onderstaande afbeeldingen is de ligging van het plangebied in Eerbeek weergegeven. Dit betreft alleen het plangebied voor wat betreft de papier- en kartonfabriek en de overige enkelbestemmingen in het plan (en exclusief de gronden die alleen worden bestreken door de geluidszone en/of de geurzone(s)).

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.BP19137-0005_0001.jpg"

Figuur: topografische kaart met ligging plangebied in Eerbeek (rood omlijnd, bron: ESRI)

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.BP19137-0005_0002.png"

Figuur: luchtfoto 2022 met ligging plangebied (rood omlijnd, bron: ESRI)

1.5 Geldende plannen

Voor een deel van het plangebied van voorliggend inpassingsplan ontbreekt op dit moment een planologisch regime. Op 15 maart 2018 heeft de gemeente Brummen het bestemmingsplan Eerbeek vastgesteld. In beroep is echter een deel van dat plan vernietigd, waaronder ook het plandeel met de bestemming 'Bedrijventerrein' voor de papier- en kartonfabriek van Folding Boxboard Eerbeek. Dit inpassingsplan voorziet erin hiervoor alsnog een planologische regeling te treffen. Dit inpassingsplan heeft echter betrekking op een groter gebied dan dat plandeel (zie paragraaf 1.4).

Voor de gronden waaraan in dit plan een enkelbestemming wordt toegekend, gelden

de volgende bestemmingsplannen.

  • bestemmingsplan Eerbeek, vastgesteld op 3 september 2020 (dit betreft een herziening van het bestemmingsplan Eerbeek uit 2018);
  • Paraplubestemmingsplan Archeologie, vastgesteld op 15 oktober 2020;
  • Paraplubestemmingsplan Parkeren, vastgesteld op 18 oktober 2018;
  • bestemmingsplan Mantelzorgwoning, vastgesteld op 15 oktober 2015;
  • Bestemmingsplan Kom Eerbeek, vastgesteld op 28 januari 2010.

De regels van het Paraplubestemmingsplan Archeologie zijn verwerkt in dit inpassingsplan. De regels van het Paraplubestemmingsplan Parkeren komen voor het plangebied van dit inpassingsplan te vervallen. Er is een specifieke parkeerregeling voor de papier- en kartonfabriek. Het bestemmingsplan Mantelzorgwoning is voor het plangebied niet relevant.

Verder zijn de volgende bestemmingsplannen van toepassing, uitsluitend voor gronden waarop de geluid- en/of geurzone(s) zijn gelegen.

  • bestemmingsplan Stuijvenburchstraat 143, vastgesteld op 10 mei 2022;
  • bestemmingsplan Herziening Wilhelminapark - Palisiumpark, vastgesteld op juni 2021;
  • bestemmingsplan Coldenhovenseweg, vastgesteld op 2 april 2021;
  • bestemmingsplan Beschermingszone bestrijdingsmiddelen, vastgesteld 25 oktober 2012.

De regels van die plannen blijven ongewijzigd in stand op grond van artikel 15.4 van de planregels.

1.6 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft de huidige situatie in het plangebied.

Hoofdstuk 3 beschrijft de belangrijkste beleidskaders bij dit plan.

Hoofdstuk 4 gaat in op de milieueffectrapportage die is uitgevoerd ten behoeve van dit plan, en beschrijft de keuze voor het voorkeursalternatief.

Hoofdstuk 5 beschrijft de belangrijkste ontwikkelingen in het plangebied die, op grond van het voorkeursalternatief, mogelijk worden gemaakt en worden gereguleerd via dit inpassingsplan.

Hoofdstuk 6 beschrijft de belangrijkste effecten van het plan op de leefomgeving en gaat in op het aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Hoofdstuk 7 bevat een toelichting op de regels van het inpassingsplan.

Hoofdstuk 8 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Historie

Het dorp Eerbeek is ontstaan langs de Eerbeekse Beek. De beek ontspringt op het Veluws massief. De constante aanvoer van water maakte het dorp een goede locatie voor het vestigen van watermolens. Na de industriële revolutie zijn de watermolens omgebouwd naar fabrieken.

De industrie aan de beek heeft zich met de tijd verder ontwikkeld. Er is woningbouw gekomen, onder andere voor arbeiders bij de fabrieken. Zo is de huidige situatie ontstaan waarin industrie (thans Folding Boxboard Eerbeek) midden in de kern Eerbeek is gesitueerd. Gedurende deze geschiedenis heeft de Eerbeekse Beek voortdurend een industrieel karakter gehad vanwege het gebruik door de papier- en kartonfabrieken. De beek is meerdere malen verlegd, omdat dit beter was voor de bedrijfsvoering en om te voorkomen dat de Eerbeekse Beek ongewenst belast wordt met regenwater van het terrein van de papier- en kartonfabriek en onbedoelde lozingen.

De historie van de papierindustrie is ook terug te zien aan de spoorlijn aan de noordzijde van het terrein van Folding Boxboard Eerbeek. De Koning Willem III-lijn liep van Zwolle tot Dieren. In 1887 werd de aftakking Apeldoorn-Dieren gerealiseerd. Over dit spoor reed een stoomtrein die diende voor passagiersvervoer en vervoer van goederen, zoals hout en papier, van en naar de papierindustrie. Dit is te zien aan de aftakkingen die onder andere bij het terrein van Folding Boxboard Eerbeek en het Burgersterrein werden gemaakt. In de huidige situatie is dit treinspoor van de VSM (Veluwsche Stroomtrein Maatschappij). Het is een museumlijn geworden waar nog met de stoomtrein tussen Apeldoorn en Dieren gereden kan worden.

2.2 Ruimtelijke structuur

De directe omgeving van het fabrieksterrein van Folding Boxboard Eerbeek kent een zeer afwisselend beeld.

  • Langs de Coldenhovenseweg staat lintbebouwing met deels een afwisseling van historische panden aan beide zijden van de weg. Dit betreft onder andere een aantal (voormalige) directiewoningen op het terrein van Folding Boxboard Eerbeek.
  • Er is sprake van eenvoudige bedrijfsbebouwing, die plaatselijk ook het historische lint raakt van de Coldenhovenseweg.
  • De Eerbeekse Beek is in het dorp op een aantal plekken ruimtelijk onderbroken door de verschillende bedrijfsterreinen, waaronder dat van Folding Boxboard Eerbeek.
  • Er ligt een groenzone aan de oostzijde (en deels ook aan de westzijde) van het fabrieksterrein van Folding Boxboard Eerbeek. Dit is een belangrijke afscheiding tussen de woonbebouwing en de fabriek met grote, oude bomen.
  • In de omgeving van de papier- en kartonfabriek ligt het station, waarvan de stationsomgeving in de toekomst toeristisch en recreatief aantrekkelijk wordt gemaakt.

2.3 Productieproces en functionele inrichting

Folding Boxboard Eerbeek produceert vouwkarton voor hoogwaardige toepassingen. Het gaat met name om karton voor verpakkingen van levensmiddelen en geneesmiddelen. Het vouwkarton moet daarom aan hoge eisen voldoen. Op dit moment wordt alleen gebruikt gemaakt van zogenaamde maagdelijke vezels. Tot voor kort werd ook oud papier toegepast, dat ontinkt werd. Met de toepassing van oud papier als grondstof kan momenteel niet worden voldaan aan de huidige specificaties voor het karton dat Folding Boxboard Eerbeek produceert.

Voor de productie van het vouwkarton worden houtchips (houtsnippers) aangevoerd. Ook wordt deels papierpulp aangevoerd, en worden hulpstoffen zoals klei en latex aangevoerd.
Na een voorbewerking van de aangevoerde stoffen, worden in de kartonmachine verschillende lagen nat karton op elkaar geperst en daarna gedroogd. [Vraag van FvhH: is dit nat karton of natte pulp? Die vraag kan BHA niet beantwoorden. Deze tekst staat ook in het MER] Door met verschillende pulpsoorten en lagen te werken, wordt karton met diverse eigenschappen gemaakt. Na droging wordt het karton gesneden en wordt het in vellen of op rollen gewikkeld verpakt. Het product is dan gereed om te worden vervoerd naar afnemers of naar een opslaglocatie.

In onderstaande figuur is de huidige inrichting van het fabrieksterrein weergegeven, waarbij is aangegeven welke functie ieder gebouw heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.BP19137-0005_0003.jpg"

Figuur: huidige inrichting bedrijfslocatie

Het bedrijf heeft een omgevingsvergunning voor de productie van:

  • 200.000 ton (gereed) karton per jaar (waarvan in 2019 137.500 ton benut);
  • 80.000 ton ontinkte stof per jaar (op dit moment niet benut).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De wetgever heeft in de Wet ruimtelijke ordening, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens een provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Van de belangen die door het Barro worden beschermd is alleen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) van belang voor dit inpassingsplan. Het plangebied ligt op 230 meter van het NNN (GNN, zie ook paragraaf 3.2).

Conclusie

Dit inpassingsplan moet voldoen aan de vereisten die uit het Barro voortvloeien voor wat betreft het Natuurnetwerk Nederland. Dit is beschouwd in het MER. De conclusies zijn opgenomen in paragraaf 6.2.7.4 van deze toelichting. Het inpassingsplan is op dit punt in overeenstemming met het Barro.

3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening: Laddertoets

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet een zogenoemde 'Laddertoets' worden uitgevoerd als een ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Daarbij wordt het nut en de noodzaak van een bouwplan getoetst aan de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Dit is een toetsingskader dat ervoor bedoeld is ongewenste leegstand te voorkomen en zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik te stimuleren.

Met dit inpassingsplan krijgen gronden waarop voorheen de bestemming 'Wonen' rustte, de bestemming 'Bedrijf – Papier en kartonfabriek'. Dit is een deel van het braakliggende terrein ten westen van het fabrieksterrein aan de Poelkampstraat (een ander deel krijgt de bestemming 'Groen'). De gronden zijn in eigendom van Folding Boxboard Eerbeek. Op onderstaande afbeelding zijn deze gronden aangeduid met 'vergroten terrein'.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.BP19137-0005_0004.jpg"

De behoefte aan deze bedrijfsuitbreiding is beschreven en onderbouwd in de memo 'Nut en noodzaak van veranderingen FBE' (Arcadis, augustus 2022) die als bijlage 1 aan deze toelichting is gehecht. De uitbreiding is nodig om voldoende ruimte te hebben op het fabrieksterrein voor herinrichting, die is gericht op het voorkomen van overlast naar de omgeving. Zo is meer ruimte nodig, ten opzichte van de huidige inrichting, voor:

  • het inrichten van een deel van het terrein voor wachtend vrachtverkeer;
  • te zorgen voor goede doorstroming van het verkeer op het fabrieksterrein;
  • een grotere parkeerruimte aan te leggen voor busjes en personenauto's op het zuidelijk deel van fabrieksterrein;
  • toepassing van mitigerende maatregelen in de vorm van geluidswanden.

De herinrichting van het fabrieksterrein en de achtergronden ervan worden verder beschreven in hoofdstuk 5 van deze plantoelichting.

In het inpassingsplan zijn waar nodig regels opgenomen die waarborgen dat de bedrijfsaanpassingen plaatsvinden in samenhang met maatregelen die zijn of worden getroffen om overlast voor omwonenden tegen te gaan. Dit is verder beschreven in hoofdstuk 5 en 7 van deze toelichting.

Naast het voorkomen van overlast is het aanpassen van het fabrieksterrein van maatschappelijk belang vanwege:

  • het behoud van de werkgelegenheid: Folding Boxboard Eerbeek heeft circa 200 werknemers en zorgt indirect voor werkgelegenheid bij andere bedrijven in de regio Eerbeek;
  • het terugdringen van het gebruik van plastic verpakkingen: de papier- en kartonfabriek produceert verpakkingsmateriaal dat als alternatief voor kunststof kan worden ingezet; en
  • het belang van circulariteit: Folding Boxboard Eerbeek gebruikt restproducten als grondstof en het geproduceerde vouwkarton kan na gebruik meermaals worden gerecycled. Ook wordt het grondwater, dat door het bedrijf wordt onttrokken, meermaals gebruik zowel binnen het eigen proces als (daarna) bij een andere papierfabriek.

[Elementen van de notitie van Arcadis die meer in brede zin nut & noodzaak van, en maatregelen in samenhang, met de ontwikkelingen beschrijven, zijn niet hier opgenomen; deze komen aan bod in hst. 5.]

[wel genoemd in de notitie maar vooralsnog niet in deze toelichting omdat dat meer vragen oproept dan beantwoord:

  • Het saneren en het niet meer kunnen gebruiken van de ontschorsingsinstallatie. Op dit moment beschikt FBE over een vergunning voor een ontschorsingsinstallatie. FBE laat deze uit de vergunning halen.
  • 5. Egaliseren van delen van het fabrieksterrein. Om piekgeluiden van intern verkeer te beperken zal FBE delen van het fabrieksterrein egaliseren.
  • 6. Technische maatregelen op installaties. FBE vervangt een deel van de bestaande geluidsdempers door nieuwe betere geluidsdempers.]

Conclusie

Het inpassingsplan is in overeenstemming met de eisen uit hoofde van de Laddertoets en is daarmee te beschouwen als in overeenstemming met de goede ruimtelijke ordening.

3.1.3 Nationale Omgevingsvisie (NOVI, 2020)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie vastgesteld. Hierin zijn de kaders van het nieuwe rijksbeleid opgenomen. Deze Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012). De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.

In de Nationale Omgevingsvisie wordt door het Rijk een langetermijnvisie gegeven op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI bestaat uit een visie, toelichting en uitvoeringsagenda. De combinatie van deze drie documenten zorgt voor een toetsing die leidt tot nationale strategische keuzes en gebiedsgericht maatwerk.

De NOVI beschrijft een toekomstperspectief met ambities. Ook worden de 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven beschreven. Die opgaven zijn in feite het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen.

De vier prioriteiten

De Uitvoeringsagenda beschrijft de vier prioriteiten. De opgaven uit de toelichting kunnen veelal niet apart van elkaar worden aangepakt. Als een samenhangende, integrale aanpak nodig is, over de sectoren heen, vraagt dit een andere inzet. De samenhang tussen opgaven manifesteert zich rond vier prioriteiten:

  • 1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Drie afwegingsprincipes

Het doel van de Omgevingswet is het bereiken van een balans tussen:

  • het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en
  • doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.

Beschermen en ontwikkelen sluiten elkaar niet per definitie uit en kunnen elkaar zelfs versterken. Soms gaan beschermen en ontwikkelen niet altijd en overal zonder meer samen en zijn soms echt onverenigbaar. Een optimale balans tussen deze twee vergt steeds een zorgvuldige afweging en prioritering van ongelijksoortige belangen. Om dit afwegingsproces en de omgeving inclusieve benadering richting te geven, is in de NOVI een drietal afwegingsprincipes geformuleerd:

  • 1. Combineren boven enkelvoudig
  • 2. Kenmerken & identiteit
  • 3. Afwentelen voorkomen

Conclusie

Het plangebied ligt niet in een gebied waarvoor de NOVI gerichte belangen of opgaven kent. Wel sluit het inpassingsplan aan op de doelen van de NOVI zoals die hiervoor zijn beschreven.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland (actualisatieplan 6 Omgevingsvisie) is op 19 december 2018 vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland en op 1 maart 2019 in werking getreden. In de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland zet de provincie een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal:

Gezond en veilig:

  • een gezonde leefomgeving, schone en frisse lucht, een schoon milieu, een niet vervuilde bodem, voldoende schoon en veilig (drink)water, bescherming van onze flora en fauna;
  • voorbereid zijn op klimaatverandering, zoals hitte, droogte, bosbranden en overstromingen;
  • aandacht hebben voor verkeersveiligheid en veilige bedrijvigheid.

Schoon en welvarend:

  • een dynamisch, duurzaam en aantrekkelijk woon-, werk- en ondernemersklimaat, goed bereikbaar en met een goed functionerende arbeidsmarkt en dito kennis- en onderwijsinstellingen;
  • het tegengaan van schadelijke uitstoot, afval en uitputting van grondstoffen;
  • het investeren in nieuwe, alternatieve vormen van energie.

De focus wordt verdiept door middel van 7 ambities voor een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. De 7 ambities zijn energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en woon- en leefomgeving. Elk van deze ambities is in meer of mindere mate aan de orde bij de plannen van Folding Boxboard Eerbeek, zij het dat de nadruk ligt op het in onderlinge samenhang realiseren van een circulair-economische onderneming en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

De Omgevingsvisie bevat thematische visieschetsen. De visieschetsen dienen als onderlegger om met partners het gesprek te voeren over de thema's, vraagstukken en oplossingsrichtingen, zowel op de schaal van Gelderland als op regionale en lokale schaal.

De voor het onderhavige plan relevante kaarten uit de visie betreffen:

  • de themakaart Waterbeleid, waarop het plangebied valt onder "intrekgebieden";
  • de themakaart ruimtelijk beleid, waarop het plangebied valt onder 'Windenergie aandachtsgebied' en 'Grote zonneparken'.

Conclusie

Dit inpassingsplan past binnen de omgevingsvisie Gaaf Gelderland en draagt bij aan de verschillende provinciale ambities.

 

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Op grond van artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en omtrent de daarbij behorende toelichting. De provinciale verordening Provinciale Staten van Gelderland hebben van deze bevoegdheid gebruik gemaakt door op 24 september 2014 de Omgevingsverordening Gelderland vast te stellen. Sindsdien is de omgevingsverordening een aantal keren geactualiseerd en herzien. In deze omgevingsverordening zijn de provinciale verordening (op grond van artikel 4.1 Wro), milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening samengevoegd. De geactualiseerde verordening die op dit moment van kracht is, anticipeert op het in werking treden van de Omgevingswet.

De omgevingsverordening is een van de instrumenten om de ambities uit omgevingsvisie te realiseren. In de verordening zijn regels opgenomen die nodig zijn om de provinciale ambities waar te maken, provinciale belangen veilig te stellen of wettelijke plichten na te komen. Net als de omgevingsvisie richt de omgevingsverordening zich op de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. In de omgevingsverordening zijn bijna alle regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, verkeer en bodem opgenomen.

De volgende onderwerpen uit de Omgevingsverordening zijn mogelijk relevant voor het plangebied.

  • Natuur en landschap (bescherming kwaliteit Gelders natuurnetwerk) . Het plangebied ligt op 230 meter van het GNN. De effecten zijn beschouwd in het MER. De conclusies zijn opgenomen in paragraaf 6.2.7.4 van deze toelichting. Het inpassingsplan is op dit punt in overeenstemming met de omgevingsverordening,
  • Bedrijventerrein . De omgevingsverordening bevat regels over uitbreiding van bedrijventerreinen. Dit inpassingsplan heeft echter geen betrekking op een 'bedrijventerrein'. Een bedrijventerrein heeft betrekking op een locatie voor meedere bedrijven. Het inpassingsplan is op dit punt in overeenstemming met de omgevingsverordening.
  • Klimaatadaptatie . Voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, bevat de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico’s van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. De aspect wateroverlast en droogte zijn in dit verband onderdeel van de watertoets. Dit is beschouwd in het MER. De conclusies zijn opgenomen in paragraaf 6.2.8. De in de omgevingsverordening genoemde aspecten van waterveiligheid en hitte zijn niet relevant voor de nieuwe ontwikkelingen die dit plan mogelijk maakt.

[In de crashtest heeft Henriette in algemene zin verwezen naar provinciale regels over solitaire bedrijven. In de geldende omgevingsverordening hebben wij die niet aangetroffen, dus dit punt hebben wij niet verwerkt. Misschien kan iets preciezer worden aangegeven waarop wordt gedoeld.]

Conclusie

Dit provinciaal inpassingsplan past binnen de omgevingsverordening van de provincie Gelderland.

3.2.3 Uitvoeringsprogramma Circulaire economie 2021-2023

Het Uitvoeringsprogramma Circulaire economie 2021-2023 is gericht op de volgende doelstellingen:

  • reductie grondstoffenverbruik;
  • het sluiten van kringlopen;
  • minder afhankelijk worden van geïmporteerde grondstoffen;
  • duurzame verdienmodellen voor het bedrijfsleven.

Mede met het oog op deze doelstellingen is in het MER voor dit inpassingsplan in beeld gebracht welke kansen voor verduurzaming samenhangen met de ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt (zie paragraaf 6.2.14 van deze toelichting).

Het plan is in lijn met de doelen van het uitvoeringsprogramma.

3.2.3.1 Gelders Energie Akkoord

Het Gelders Energie Akkoord is gericht op de volgende doelstellingen:

  • 1,5 % energiebesparing (2013 – 2023)
  • 16% energieverbruik wordt duurzaam opgewekt (2023)
  • Emissie broeikasgassen in 2030 55% minder dan in 1990 en in 2050 100% minder dan in 1990

Mede met het oog op deze doelstellingen is in het MER voor dit inpassingsplan in beeld gebracht welke kansen voor verduurzaming samenhangen met de ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, specifiek voor de volgende afgeleide doelen (zie paragraaf 6.2.14 van deze toelichting):

  • energiebesparing en elektrificatie;
  • reductie van emissie van CO2 veroorzaakt door mobiliteit en bedrijfsactiviteiten;
  • stimuleren van het opwekken van duurzame energie ter plaatse;
  • vermindering van het verbruik van primaire grondstoffen;
  • verkorten van transportafstanden van grondstoffen.

Het plan is in lijn met de doelen van het uitvoeringsprogramma.

3.3 Waterschap

Blauw Omgevingsprogramma 2022-2027

Waterschap Vallei en Veluwe heeft op 21 november 2021 het Blauw Omgevingsprogramma (BOP) vastgesteld. In dit plan is beschreven welke doelstellingen het waterschap nastreeft voor periode 2022-2027 en hoe zij die doelstellingen wil gaan halen. Het waterbeheerplan is uitgewerkt in de volgende vijf programma's:

  • Waterveiligheid: Het programma 'Waterveiligheid' draait om de bescherming tegen overstromingen vanuit het primaire en het regionale watersysteem.
  • Watersysteem: Dit programma draait om een goed functionerend watersysteem s: klimaatbestendig, robuust, veerkrachtig en stuurbaar. Daarbij let het waterschap onder ander op kwaliteit van het water en de verbinding met andere instellingen.
  • Wonen en zuiveren: In het programma 'Wonen en zuiveren' speelt het zuiveren van afvalwater een centrale rol. Verder vormt een waterinclusieve bebouwde omgeving een speerpunt.
  • Circulaire economie: Afvalvermindering, slim hergebruik en optimalisatie van de verschillende installaties zijn voorbeelden van opgaven.
  • Energietransitie: Het waterschap wil een proactieve rol innemen in de energietransitie. Dat vraagt om een duurzame opwekking van de energie of het tegengaan van verspilling in de processen.

Waterschap Vallei en Veluwe: Keur 2013
De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (o.a. dijken en kaden), watergangen (o.a. kanalen, rivieren, sloten, beken) en andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen, wegen en gemalen). De Keur maakt het mogelijk dat het waterschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren en initiatieven van derden kan toetsen.

De regels in de Keur hebben betrekking op het lozen, afvoeren, onttrekken of aanvoeren van grondwater en water uit sloten en andere waterlopen. Ook kent de Keur verbodsbepalingen over zaken die niet mogen in of om waterlopen. Iedereen die werkzaamheden uitvoert of activiteiten plant in en op waterlopen heeft met de Keur te maken.

Het is zonder vergunning van het waterschap verboden om water, afkomstig van een uitbreiding van verhard oppervlak, te lozen op watergangen indien gebeurt via nieuw verhard oppervlak binnen de bebouwde kom en het totaal aaneengesloten nieuwe oppervlak meer bedraagt dan 0,15 ha.

De eis van het waterschap ten aanzien van een toename aan verharding is dat voor het oppervlak aan nieuwe verharding, dat gaat lozen op oppervlaktewater, een compenserende waterberging moet worden aangelegd van 60 mm ofwel 600 m³ per hectare nieuw verhard oppervlak.

Daarnaast moet oppervlaktewater dat door een toename van verharding of anderszins gedempt wordt, voor 100% gecompenseerd worden door nieuw te graven oppervlaktewater.

In overleg met het waterschap moet bepaald worden hoe de watercompensatie ingevuld moet worden. Ook kan het waterschap aanvullende randvoorwaarden en eisen stellen en aandachtspunten benoemen.

Voor het wijzigen of aanleggen van een waterstaatswerk (zoals een oppervlaktewaterlichaam of een ondersteunend kunstwerk) is een vergunning van het waterschap vereist. Negatieve gevolgen voor de doorstroming van bestaande watergangen moeten worden voorkomen. Als een nieuw oppervlaktelichaam wordt aangesloten op een bestaand watersysteem moet het oppervlaktewaterlichaam voldoen aan zodanig afmetingen dat het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam, als onderdeel van het totale watersysteem, kan worden gewaarborgd

Over dit inpassingsplan heeft vooroverleg plaatsgevonden met het Waterschap Vallei en Veluwe in het kader van de watertoets. Aan de eisen die het waterschap stelt ten aanzien van compensatie verhard oppervlak wordt voldaan. Ook is het waterschap nauw betrokken bij de planontwikkeling in verband met de aanleg van de nieuwe weg door 't Haagje en het verleggen van de Eerbeekse Beek.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Eerbeek-Loenen 2030

Binnen Eerbeek-Loenen 2030 wordt opgavegericht gewerkt. Om de papierindustrie blijvend te kunnen verbinden aan Eerbeek is forse inzet op het vestigingsklimaat noodzakelijk. Dit is belangrijk, omdat op het moment dat de industrie uit Eerbeek en Loenen zou vertrekken, dit verstrekkende gevolgen heeft voor Eerbeek en omgeving.

Het programma Eerbeek-Loenen 2030 is veelomvattend en divers. Naast het project voor Folding Boxboard Eerbeek wordt binnen Eerbeek-Loenen 2030 aan verschillende projecten gewerkt, van energietransitie van de papierindustrie, tot een Logistiek Centrum in Eerbeek en een goede routering en verbetering van de leefbaarheid en verkeersveiligheid door vrachtverkeer.

Conclusie

Het inpassingsplan is onderdeel van het programma Eerbeek-Loenen 2030 en draagt bij aan de drie pijlers van Eerbeek Loenen 2023 (vestigingsklimaat, woon- en leefklimaat en energietransitie).

 

3.4.2 Regionale Structuurvisie de Voorlanden - regio Stedendriehoek

Het plangebied maakt onderdeel uit van De Voorlanden. De raad van de gemeente Brummen heeft op 26 november 2009 de Regionale Structuurvisie De Voorlanden van de Stedendriehoek en de Aanvulling Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 voor het bundelingsgebied gewijzigd vastgesteld. Ook de raden van de andere gemeenten in de Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer, Epe, Lochem, Voorst en Zutphen) hebben deze visies vastgesteld.

Met de Regionale Structuurvisie De Voorlanden legt de regio Stedendriehoek de ruimtelijke visie voor het landelijk gebied voor de komende twintig jaar vast. Samen met de in 2007 vastgestelde Regionale Structuurvisie van het Bundelingsgebied ontstaat zo een samenhangend richtinggevend kader voor beleid en uitvoering.

De sleutelbegrippen uit de visie zijn: ruimtelijke samenhang, een ontwikkelingsgerichte en integrale benadering en aandacht voor lokale kwaliteiten. Het herwaarderen van de Eerbeekse Beek en aandacht voor het ruimtelijke en milieutechnische spanningsveld tussen de papierindustrie en de woonomgeving zijn hier onderdeel van.

Voor het versterken van het regionaal stedelijk netwerk Stedendriehoek is bundeling het leidende principe. Dit houdt in dat het regionale programma voor wonen, werken en voorzieningen zoveel mogelijk gebundeld moet worden gerealiseerd binnen het stedelijk netwerk.

Conclusie

Dit inpassingsplan sluit aan bij de doelstellingen van de Regionale Structuurvisie.

3.4.3 Regionaal Programma Werklocaties

De Cleantech Regio, waarvan Eerbeek deel uitmaakt, heeft eind 2017 een Regionaal Programma Werklocaties (RPW) opgesteld voor periode 2016-2025. Aan deze en andere RPW's heeft de provincie aanvullende eisen gesteld, inhoudend dat zij een integraal ruimtelijk afwegingskader zijn voor nieuwe bedrijventerreinen en aandacht hebben voor bestaand areaal (zoals verduurzaming, energietransitie, circulariteit, biodiversiteit, ruimte voor wonen en werken, et cetera). In die vorm stelt het RPW vast dat zich in Eerbeek-Loenen het grootste papiercluster van Nederland bevindt. Die papierindustrie is nauw verweven met wonen en natuur, waardoor verschillende opgaven samen komen: natuurbehoud op de Veluwe, human capital aspecten (beschikbaarheid van voldoende en goed opgeleid personeel), mobiliteit en logistiek, leefbaarheid in het dorp, ruimte voor industriële groei, hergebruik van grondstoffen, bodemwaterniveau, beschikbaarheid van schoon drinkwater.

De ambitie is dat de papiersector in de Cleantech Regio verduurzaamt door energiebesparing, hergebruik van warmte, biomassa en afval en opwekking van duurzame energie.

Conclusie

De planontwikkeling die dit inpassingsplan mogelijk maakt is geheel in overeenstemming met de doelstellingen en ambities van het RPW.

3.5 Gemeentelijk beleid

 

3.5.1 Visie centrum Eerbeek & Eerbeekse Beek

Voor het gebied aan de noord- en oostzijde van het plangebied is de Structuurvisie Visie centrum Eerbeek & Eerbeekse Beek van kracht. Met betrekking tot de omgeving van Folding Boxboard Eerbeek en de Volmolenweg neemt de structuurvisie een eerbiedigende werking aan ten opzichte van het onderhavige provinciaal inpassingsplan. De structuurvisie bevat in dat kader de tekst: 'nader te bepalen in afstemming op provinciaal inpassingsplan Folding Boxboard Eerbeek (FBE) voormalig Mayr-Melnhof'.

Conclusie

De Visie centrum Eerbeek & Eerbeekse Beek maakt nog geen keuzes over de Eerbeekse Beek, in afwachting van dit inpassingsplan.

3.5.2 Toekomstvisie 2030 Innoveren met oude waarden

In de Toekomstvisie Innnoveren met oude waarden maakt de gemeente Brummen keuzes voor de toekomst. Hiermee geeft het de koers aan richting 2030. Aan de hand van vijf themabijeenkomsten heeft de gemeente samen met de gemeenschap de visie vormgegeven. De vijf thema's zijn: wonen, zorg en welzijn, lokale economie, recreatie en toerisme, (duurzame) energie en milieu en de rol van de gemeente. De keuzes en speerpunten die op basis van de thema's zijn vastgesteld zijn:

  • ruimte voor papier en landgoederen;
  • samen gezond wonen, werken en leven;
  • op groene voet met groene vingers.

Papier en landgoederen zijn de kernwaarden die Brummen - en daarbinnen de kern Eerbeek - uniek maken. Deze kernwaarden krijgen dan ook alle ruimte. Niet alleen fysiek en bedrijfsmatig, maar op zoveel mogelijk terreinen worden deze kernwaarden binnen de gemeente Brummen versterkt.

Conclusie

Met dit plan wordt aangesloten bij de speerpunten van de toekomstvisie. De beoogde ontwikkeling past binnen de toekomstvisie.

3.5.3 Nota Ruimtelijke Kwaliteit Brummen 2013

De Nota Ruimtelijke Kwaliteit Brummen, voorheen de welstandsnota, bevat handvatten voor verbouwingen en beschrijft hoe omgegaan dient te worden met verbouwingen aan huizen, bedrijven, landgoederen en monumenten. Ook worden suggesties gegeven over duurzaamheid en worden oplossingsrichtingen gegeven voor de herindeling van boerenerven. Op basis van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit Brummen valt het plangebied onder de categorie 'Historische dorpsgebieden en linten'.

Historisch gegroeide dorpsgebieden vormen waardevolle elementen in het huidige beeld van de gemeente. Ze vormen de historische context van veel objecten van cultuurhistorische waarde, zijn belangrijke schakels binnen het wegennetwerk en ondersteunen de oriëntatie binnen de gemeente.

Voor bedrijfsterreinen binnen de historische dorpsgebieden en linten geldt dat ze belangrijk zijn voor de economie en werkgelegenheid. Het beleid is gericht op het stimuleren van de ruimtelijke kwaliteit en het dynamische en eigentijdse karakter van dit bedrijfsterrein. Het streven van de gemeente is gericht op het bereiken van een zekere samenhang in plaatsing, volume en uitstraling van de bedrijfsbebouwing, zonder het individuele karakter van de bedrijven en hun eigen identiteit aan te tasten.

Conclusie

Het inpassingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit te vergroten door het bedrijf in te passen in groenzones en het bedrijf te omsluiten met veelal groene geluidswanden. Aan de visuele uitstraling van het bedrijf (o.a. door hoogtematen) is nadrukkelijk aandacht besteed. Daarmee wordt aangesloten bij de Nota Ruimtelijke Kwaliteit Brummen.

3.6 Conclusie

De ontwikkelingen waarin voorliggend inpassingsplan voorziet, passen binnen de relevante beleidskaders op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau.

Hoofdstuk 4 MER en keuze voorkeursalternatief

4.1 Inleiding

Een specifieke doelstelling van dit inpassingsplan is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor direct omwonenden (zie ook hoofdstuk 1). Daarom is het belangrijk om in beeld te brengen wat de gevolgen voor de leefomgeving zijn van de voorgenomen ontwikkelingen. Besluitvorming over ruimtelijke plannen vraagt om een integrale afweging tussen belangen: er wordt gezocht naar een oplossing waarbij de verschillende belangen naast elkaar tot hun recht komen. Om bij grotere projecten het milieubelang volwaardig mee te kunnen nemen in de besluitvorming wordt vaak een procedure van een milieueffectrapportage (m.e.r.-procedure) doorlopen en wordt een milieueffectrapport (MER) opgesteld. In het MER worden de milieueffecten in beeld gebracht die kunnen optreden als gevolg van de voorgenomen activiteit. Soms is het opstellen van een MER verplicht. Dat is in dit geval ook zo, omdat in het inpassingsplan een besluit wordt genomen over de nieuwe pulpinstallatie. Daarom is een MER opgesteld. Het MER is als bijlage bij dit inpassingsplan gevoegd. Het MER dient zowel als onderbouwing voor dit inpassingsplan, als voor de omgevingsvergunning met betrekking tot de nieuwe pulpinstallatie (zie paragraaf 5.2.2).

In het MER is onderzoek gedaan naar verschillende alternatieven voor de inrichting van de papier- en kartonfabriek en voor de aan- en afrijdroutes van vrachtverkeer. Er is in beeld gebracht wat de milieueffecten van die alternatieven zijn (fase 1). Mede op basis van dat onderzoek is een voorkeursalternatief bepaald: het project zoals het in dit inpassingsplan is vastgelegd. Vervolgens zijn in het MER de milieueffecten van het voorkeursalternatief beschreven (fase 2).

Dit hoofdstuk beschrijft de achtergronden en werkwijze van het m.e.r.-onderzoek, de resultaten van fase 1 van het MER en de afweging die heeft geleid tot de keuze voor het voorkeursalternatief.

4.2 Werkwijze en proces op hoofdlijnen

Het proces van totstandkoming van het MER is als volgt verlopen (zie ook paragraaf 1.6.5 van het MER).

  • 1. 1e Notitie reikwijdte en detail (NRD) . De NRD van 28 juli 2022 beschreef de voorgenomen aanpak van het MER, zoals welke alternatieven zouden worden onderzocht, welke onderzoeksmethodiek zou worden toegepast en hoe de effectbeoordeling zou plaatsvinden. Gedeputeerde Staten legden de NRD ter inzage van 11 augustus tot en met 21 september 2020.
  • 2. Nader onderzoek alternatieven routering. De ingediende zienswijzen op de NRD hebben aanleiding gegeven om onderzoek te doen naar alternatieven voor de routering van het vrachtverkeer. Het betreft een onderzoek naar alternatieven voor de bestaande aan- en afrijdroute. Het onderzoek heeft ertoe geleid dat alternatieve aan- en afrijdroutes zijn meegenomen in het MER, ten behoeve van een verbeterde inpassing van het terrein van Folding Boxboard Eerbeek in de omgeving. Ook zijn wijzigingen doorgevoerd voor de inrichting van het terrein van Folding Boxboard Eerbeek.
  • 3. Definitieve NRD. Gedeputeerde Staten stelden op 2 maart 2021 de definitieve NRD vast. Deze gaat uit van twee alternatieven voor de inrichting van het terrein van FBE en vijf alternatieve aan- en afrijdroutes voor vrachtverkeer van en naar het fabrieksterrein.
  • 4. MER fase 1 . In fase 1 zijn voor het fabrieksterrein alle milieuaspecten van beide alternatieven onderzocht, en voor de alternatieven voor de aan- en afrijdroutes alleen de onderscheidende milieuaspecten.
  • 5. Tussentijds advies Commissie voor de m.e.r. De onderzoeksresultaten van fase 1 van het MER zijn voorgelegd aan de Commissie voor de m.e.r. met het verzoek een tussentijdse toetsing uit te voeren. Op 14 oktober 2021 heeft de Commissie voor de m.e.r. het tussentijds toetsingsadvies uitgebracht. Dit is samengevat in paragraaf 1.11 van het MER. Naar aanleiding van het advies zijn varianten uitgewerkt op de alternatieven voor de aan- en afrijdroute, namelijk combinaties van C met D.
  • 6. Keuze voorkeursalternatief . Mede op basis van het MER fase 1, in samenhang met een afweging van andere belangen zoals maatschappelijke impact en financiële overwegingen is een keuze gemaakt voor het voorkeursalternatief. Het voorkeursalternatief gaat uit van inrichtingsalternatief 2 voor het fabrieksterrein FBE en variant E van de aan- en afrijdroute. In de fase voorafgaand en rond het tot stand komen van het voorkeursalternatief heeft participatie plaatsgevonden. Dit is nader beschreven in paragraaf 8.2 van deze toelichting.
  • 7. MER fase 2 . In fase 2 zijn de milieueffecten van het voorkeursalternatief nader in beeld gebracht. Daarbij is ook gekeken of optimalisaties mogelijk waren om milieueffecten te verminderen. Waar geen optimalisatie mogelijk was, is onderzocht welke mitigerende maatregelen kunnen worden genomen. In fase is de eindsituatie onderzocht (het voorkeursalternatief) maar ook de milieueffecten van de stappen om tot die eindsituatie te komen (ontwikkelsituaties).
  • 8. Vastleggen voorkeursalternatief . Op basis van de onderzoeksresultaten is een definitief, geoptimaliseerd voorkeursalternatief vastgesteld dat uiteindelijk is vastgelegd in dit inpassingsplan.

Het bovenstaande wordt, waar nodig, in de volgende paragrafen nader beschreven en toegelicht.

4.3 Alternatieven (fase 1)

4.3.1 Inleiding

In fase 1 van het MER zijn alternatieven onderzocht enerzijds voor de inrichting van het fabrieksterrein van Folding Boxboard Eerbeek en anderzijds voor de aan- en afrijdroutes voor vrachtverkeer. De alternatieven zijn uitgebreid beschreven in hoofdstuk 3 en 5 van het MER. Hieronder is een toelichting op hoofdlijnen opgenomen.

4.3.2 Inrichtingsalternatieven

De alternatieven voor de inrichting van het terrein van Folding Boxboard Eerbeek worden inrichtingsalternatieven genoemd (zie paragraaf 3.2 van het MER). Uitgangspunt voor de inrichtingsalternatieven is een goede balans tussen de ontwikkelwensen van Folding Boxboard Eerbeek en de bescherming van de omwonenden, gelet op de doelen van dit inpassingpslan:

  • het mogelijk maken van een toekomstbestendige bedrijfsvoering voor Folding Boxboard Eerbeek en;
  • het borgen van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in Eerbeek.

Er zijn twee inrichtingsalternatieven onderzocht. Deze zijn in het MER als volgt aangeduid:

  • alternatief 1 (opslagbunker houtchips westelijk van de pulpinstallatie)
  • alternatief 2 (opslagbunker houtchips noordelijk van de pulpinstallatie)

Beide alternatieven gaan uit van benutting van de vergunde productiecapaciteit van 200.000 ton (gereed) karton/papier per jaar en de productie van 80.000 ton ontinkte stof per jaar.

Beide alternatieven gaan uit van inwaarts zoneren. Dat Inwaarts zoneren houdt in dat fabrieksonderdelen bedrijfsonderdelen die overlast voor de omgeving kunnen veroorzaken worden geplaatst op de plekken waar deze de minste overlast voor de omgeving veroorzaken overlast het kleinst is. Concreet houdt dat in dat de overlast veroorzakende onderdelen zo ver mogelijk in het midden (inwaarts) op het terrein van Folding Boxboard Eerbeek geplaatst worden, op zo groot mogelijke afstand van omwonenden. 

Het belangrijkste onderdeel van de papier- en kartonfabriek waarvoor inwaarts zoneren wenselijk is, is de nieuwe pulpinstallatie met de transportbanden, vanwege geluid en geur. Voor Uit het oogpunt van geluid en geur is de meest optimale locatie hetzelfde, namelijk op zo groot mogelijke afstand van omwonenden. Concreet houdt dat in dat de pulpinstallatie zo ver mogelijk in het midden (inwaarts) op het terrein van Folding Boxboard Eerbeek geplaatst wordt, op zo groot mogelijke afstand van omwonenden.

Het verschil tussen de inrichtingsalternatieven 1 en 2 is de locatie van de opslagbunker voor houtchips, de locatie van de veiligheidsvoorraad houtchips, en de locatie van fabrieksonderdelen die noodzakelijkerwijs samenhangen met het proces van de kartonproductie voorafgaand aan de verwerking van houtchips in de pulpinstallatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.BP19137-0005_0005.jpg"

Figuur: Inrichtingsalternatief 1

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.BP19137-0005_0006.jpg"

Figuur: Inrichtingsalternatief 2

Schoorsteen pulpinstallatie

In de eerste fase is ook gekeken naar de hoogte van de schoorsteen van de pulpinstallatie. De schoorsteen is één van de geurbronnen van Folding Boxboard Eerbeek. De hoogte kan invloed hebben op de geureffecten in de omgeving, en op de zichtbaarheid. In het MER zijn daarom meerdere hoogtes bekeken, namelijk 20 meter, 25 meter en 30 meter.

4.3.3 Aan- en afrijdroutes

Er zijn vijf alternatieven onderzocht voor aan- en afrijdroutes van de papier- en kartonfabriek.

  • A. Noord: vanaf de Loubergweg, over het terrein van de Machine Fabriek Eerbeek (MFE) langs het spoor, en vervolgens via een oversteek over de Coldenhovenseweg naar een nieuwe inrit aan de noordzijde van het terrein van Folding Boxboard Eerbeek.
  • B. Midden: vanaf de Loubergweg over het MFE-terrein, en gedeeltelijk langs het spoor. De route loopt via een oversteek over de Coldenhovenseweg naar een nieuwe inrit ter hoogte van het midden van het fabrieksterrein van Folding Boxboard Eerbeek.
  • C. Zuid: vanaf de Loubergweg via het oude politiebureau naar de Coldenhovenseweg. Het vrachtverkeer rijdt via een nieuwe inrit aan de Coldenhovenseweg het terrein van Folding Boxboard Eerbeek op.
  • D. Bestaande route: route D is een optimalisering van de huidige route. Aanpassingen zijn onder andere een aanpassing aan de bocht Coldenhovenseweg - Volmolenweg, waardoor vrachtwagens hier makkelijker de draaicirkels kunnen maken. Daarnaast is onderzocht hoe de situatie waarbij personenauto's parkeren op de Coldenhovenseweg en daarbij vrachtverkeer hinderen, kan worden verbeterd.
  • E. 't Haagje via Wethouder Sandersstraat: vanaf de Coldenhovenseweg via de Wethouder Sandersstraat/'t Haagje naar de bestaande entree van Folding Boxboard Eerbeek aan de Volmolenweg. In 't Haagje is een nieuwe route door het groen voorzien. De Eerbeekse Beek moet hiervoor worden verlegd.

De alternatieven zijn schetsmatig aangegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.BP19137-0005_0007.png"

Figuur: Alternatieven aan- en afrijdroutes

4.3.4 Onderzochte alternatieven

Voor elk van de inrichtingsalternatieven voor het terrein van Folding Boxboard Eerbeek (zie 4.3.2) is gekeken of die kan worden gecombineerd met de routes A tot en met E (zie paragraaf 4.3.3). Voor route B zijn ook nog twee verschillende opties voor de routering op het fabrieksterrein van FBE bekeken. Beide opties gaan uit van een inrit vanaf de Coldenhovenseweg ter hoogte van het midden van het fabrieksterrein. In B1 rijdt een deel van het verkeer naar het noorden en een deel naar het zuiden en in B2 rijdt al het verkeer naar het zuiden.

Niet alle combinaties van de twee inrichtingsalternatieven met de vijf alternatieven voor aan- en afrijdroutes en routes op het terrein van Folding Boxboard Eerbeek zijn mogelijk. Route A (waarbij een nieuwe inrit wordt gerealiseerd aan de noordzijde van het fabrieksterrein) kan alleen worden gecombineerd met inrichtingsalternatief 2, omdat in inrichtingsalternatief 1 de losplaats voor houtchips niet goed te bereiken is vanaf de inrit aan de noordzijde. Inrichtingsalternatief 1 kan niet worden gecombineerd met B1 omdat dan geen efficiënte bedrijfsvoering mogelijk is, en deze combinatie niet verkeersveilig is.

Alle combinatiesdie mogelijk zijn, zijn onderzocht. Onderstaande tabel toont de alternatieven die mogelijk zijn en die in het MER zijn onderzocht.

Alternatief   Naam/ toelichting  
1-B2   Midden, over het MFE terrein zuidelijk om kartonlijn  
1-C   Zuid, via het terrein van het oude politiebureau  
1-D   Optimaliseren bestaande route  
1-E   't Haagje via Wethouder Sanderstraat  
2-A   Noord, langs het spoor, terrein T splitsing (beide zijden kartonlijn)  
2-B1   Midden, over het MFE terrein T splitsing (beide zijden kartonlijn)  
2-B2   Midden, over het MFE terrein zuidelijk om kartonlijn  
2-C   Zuid, via het terrein van het oude politiebureau  
2-D   Optimaliseren bestaande route  
2-E   't Haagje via Wethouder Sanderstraat  

4.3.5 Nader onderzoek combinaties en optimalisaties

Naar aanleiding van het advies van de Commissie voor de m.e.r. (zie paragraaf 4.2) zijn nog combinaties van de aan- en afrijdroutes C en D bekeken.

De volgende combinatie en optimalisaties van route C en D zijn onderzocht:

  • Aan- en afrijdroute C (C plus). Deze route komt overeen met C route C, alleen ligt de route ten noorden van de woningen Volmolenweg 2 tot en met 8 (even) in plaats van op de locatie van die woningen. Deze optimalisatie is erop gericht om meer woningen te kunnen behouden ten opzichte van route C. Ook worden hiermee de Volmolenweg en de Coldenhovenseweg gevrijwaard van vrachtverkeer van en naar Folding Boxboard Eerbeek.

Twee verschillende combinaties van de routes C en D:

  • Combinatie-variant 1. Deze route gaat net als route D over de Coldenhovenseweg maar vervolgens via de gronden ten noorden van de woningen Volmolenweg 2 tot en met 8 (even) naar het fabrieksterrein. Ook in deze optimalisatie kunnen ten opzichte van routre C meer woningen worden behouden. De Volmolenweg wordt gevrijwaard van vrachtverkeer van en naar Folding Boxboard Eerbeek (maar de Coldenhovenseweg niet).
  • Combinatie-variant 2. Deze variant gaat net als D over de Coldenhovenseweg maar vervolgens over de locatie van de woningen Volmolenweg 2 tot en met 8 (even).

4.3.6 Vergelijking effecten alternatieven met referentiesituatie

In het MER zijn de effecten van de hiervoor beschreven combinaties van alternatieven vergeleken met de 'referentiesituatie'. De aannames die zijn gedaan voor de referentiesituatie zijn in detail toegelicht in paragraaf 4.1.4 van het MER. De belangrijkste uitgangspunten hierbij zijn als volgt. [Opmerkingen uit crashtest niet verwerkt; in plaats daarvan 1 op 1 aangesloten bij het MER]

  • Voor de productie in de referentiesituatie in 2030 is uitgegaan van de productie van Folding Boxboard Eerbeek zoals die was in 2019. Folding Boxboard Eerbeek produceerde in 2019 137.500 ton karton.
  • Er is uitgegaan van de huidige pulpinstallatie.
  • Er is geen rekening gehouden met de productie van ontinkte stof.
  • Het verkeer van en naar Folding Boxboard Eerbeek is gelijk is aan de huidige situatie.
  • Kleine ontwikkelingen op het fabrieksterrein die onderdeel zijn van de autonome ontwikkeling.
  • Er wordt geen rekening gehouden met realisatie van het Logistiek Centrum Eerbeek (LCE).

4.4 Keuze voorkeursalternatief en fase 2 van het MER

4.4.1 Proces op hoofdlijnen

Het voorkeursalternatief is de combinatie van inrichtingsalternatief 2 met aan- en afrijroute (E) (zie paragraaf 4.3 voor een beschrijving van de alternatieven). Zoals beschreven in paragraaf 4.2 is het voorkeursalternatief gekozen mede op basis van het MER fase 1. Daarbij zijn de milieueffecten afgewogen in samenhang met andere belangen zoals maatschappelijke impact en financiële overwegingen.

Voorafgaand aan de keuze van het voorkeursalternatief is de keuze en het ontwerp van het voorkeursalternatief onderwerp geweest van gesprekken met de omgeving. De onderzoeksresultaten zijn besproken met belangstellenden, zowel via één-op-één gesprekken als tijdens bijeenkomsten, en belangstellenden zijn in de gelegenheid gesteld inbreng te geven over de keuze van het voorkeursalternatief. Zie hierover verder paragraaf 8.2.1 van deze toelichting.

In fase 2 van het MER zijn de milieueffecten van het voorkeursalternatief nader in beeld gebracht. Daarbij is ook gekeken of optimalisaties mogelijk waren om milieueffecten te verminderen. Waar geen optimalisatie mogelijk was, is onderzocht welke mitigerende maatregelen kunnen worden genomen.Op basis van de onderzoeksresultaten is een definitief, geoptimaliseerd voorkeursalternatief vastgesteld dat uiteindelijk is vastgelegd in dit inpassingsplan.

4.4.2 Keuze voor het voorkeursalternatief op basis van brede afweging

De keuze voor het voorkeursalternatief is beschreven in de notitie 'Folding Boxboard Eerbeek B.V. – Van alternatieven naar een VKA' van 16 november 2021 die als bijlage bij deze plantoelichting is gevoegd. In de notitie wordt de keuze onderbouwd. De onderbouwing is samengevat in paragraaf 7.3 van het MER en hieronder.

De keuze voor alternatief 2E is gebaseerd op een brede afweging. Samenvattend is in de brede afweging het volgende betrokken.

  • de effecten op het milieu en de omgeving;
  • het participatieproces met de omgeving;
  • de eigendomssituatie;
  • de financiële haalbaarheid;
  • het tussentijds advies van de Commissie voor de m.e.r.

De effecten op het milieu en de omgeving

Het betreft de effecten zoals bepaald in fase 1 van het milieuonderzoek. Die effecten worden beschreven in paragraaf 4.4.4.

Het participatieproces met de omgeving

Het participatieproces met de omgeving is vastgelegd in de notitie 'Bundeling reacties omgevingsproces september-november 2021' die als bijlage bij deze toelichting is gevoegd (zie ook paragraaf 8.2.1). In het participatieproces is door omwonenden aangegeven dat de volgende punten belangrijk gevonden worden bij de keuze voor het VKA:

  • Zorg voor een goede balans tussen industrie en wonen/leefbaarheid. Het economische belang mag niet vooropgesteld worden.
  • Zorg dat er geen toename van hinder is en zo min mogelijk mensen hinder ondervinden. Houd daarbij ook rekening met nieuw gehinderden.
  • Houd rekening met eigendommen van derden en kans op waardevermindering

Eigendomssituatie en financiële haalbaarheid

Voor overwegingen ten aanzien van de eigendomssituatie en financiële haalbaarheid wordt verwezen naar de notitie 'Folding Boxboard Eerbeek B.V. – Van alternatieven naar een VKA' die als bijlage bij deze toelichting is gevoegd.

Tussentijds advies van de Commissie voor de m.e.r.

Het tussentijds advies van de Commissie voor de m.e.r. over aanvullende informatie die de commissie nodig acht om een VKA te kunnen kiezen, is opgevolgd door uitvoering van het aanvullende onderzoek dat is beschreven in paragraaf 4.3.5

4.4.3 Keuze voor het voorkeursalternatief 2E

Keuze voor inrichtingsalternatief 2

Op basis van de uitkomsten van de milieuonderzoeken is geconstateerd dat inrichtingsalternatief 1 een grote verslechtering voor de omgeving oplevert, door het geluid van de lange en hoge transportbanden. Bovendien is het niet mogelijk om inrichtingsalternatief 1 zodanig te verbeteren dat voldaan kan worden aan de afgegeven hogere grenswaarden met betrekking tot industrielawaai (HGW). Dit betekent dat inrichtingsalternatief 1 niet wordt beschouwd als een reëel alternatief.

Bij inrichtingsalternatief 2 is ook bij verschillende woningen sprake van een overschrijding van de afgegeven hogere grenswaarden, maar bij minder woningen dan bij inrichtingsalternatief 1. Bovendien zijn er in dit alternatief mogelijkheden tot optimalisatie. Er is daarom gekozen voor inrichtingsalternatief 2.

Als schoorsteenhoogte wordt 25 meter gekozen. Dit is het optimum voor de aspecten geur en visuele beleving. Een hogere schoorsteen leidt niet tot significant minder geuroverlast, maar heeft wel een negatief effect op visuele beleving. Een lagere schoorsteen leidt wel tot meer geuroverlast.

Keuze voor aan- en afrijdroute E 

Uit de milieuonderzoeken volgt dat geen van de aan- en afrijdroutes er direct in positieve of negatieve zin uitspringt. Belangrijke conclusie is dat met betrekking tot het aspect verkeerslawaai er geen onderscheidend effect is. In alle alternatieven blijft het aantal gehinderden (bijna) gelijk. Wel verschuift in de alternatieven die in een nieuwe aan- en afrijdroute voorzien (A, B, C en E), de locatie waar gehinderden zich bevinden. Verder zijn er verschillen tussen de alternatieven met betrekking tot onder andere de mate van aantasting van de groenstructuren, stedenbouw en visuele beleving en verkeersveiligheid. Deze verschillen zijn, met uitzondering van het aspect verkeersveiligheid en stedenbouw, niet groot.

Gelet daarop is het aspect verkeersveiligheid relevant voor de brede afweging, en de andere milieuaspecten niet. Hierna wordt daarom per route specifiek ingegaan op het aspect verkeersveiligheid.

Route D

De aan- en afrijdroute D voorziet in optimalisatie van de bestaande route. Op het aspect verkeersveiligheid scoort deze route negatief. Dit heeft te maken met de toename van het aantal vrachtwagenbewegingen. Ook beschouwde optimalisaties leiden slechts tot een suboptimale situatie. Daarom valt route D af.

Routes A, B en C

De uitkomsten van de milieuonderzoeken zijn voor de nieuwe aan- en afrijdroutes A, B en C in grote mate vergelijkbaar. De aan- en afrijdroutes A, B en C hebben als voordeel verbetering van de verkeersveiligheid. Nadelen van deze drie routes zijn de forse maatschappelijke impact (sloop van diverse panden en/of herinrichting terreinen) en de relatief hoge kosten.

De aanvullend onderzochte geoptimaliseerde routes en/of combinaties van routes komen slechts deels tegemoet aan die nadelen.
Bij route C-plus kunnen de woningen Volmolenweg 2 – 8 (even nummers) behouden blijven, maar ook bij route C-plus blijft sprake van een grote maatschappelijke impact. Ook bij deze route moeten panden worden gesloopt en terreinen worden heringericht. Ook is sprake van een negatief effect op de groenstrook en heeft deze variant mogelijk effect op de verkeersveiligheid ter plaatse van de kruising met de Coldenhovenseweg. Daarom valt C-plus af.

Bij de C/D combinaties geldt dat de verkeersveiligheid niet op een toekomstbestendige manier kan worden verbeterd, maar suboptimaal blijft. Omdat de verkeersveiligheid een zeer belangrijk aspect is, vallen dan ook de combinaties C/D af.

Gezien de beperkte milieuwinst, de grote ingrepen in de fysieke ruimte, de hoge kosten en daarmee de lage kosteneffectiviteit vallen de aan- en afrijdroute A, B, C, C-plus en C/D af.

Route E

Route E scoort op verkeersveiligheid, oppervlakte groen, groenbeleving, stedenbouwkundige structuur en visuele beleving slechter dan de routes A, B en C, maar er zijn goede mogelijkheden om de verkeersveiligheid, de landschappelijke inpassing van de route en de visuele beleving te optimaliseren. Rekening houdend met de mogelijkheden voor optimalisatie is route E wat de milieuaspecten betreft grotendeels vergelijkbaar met de route A, B en C. Voor route E hoeven geen woningen en andere panden te worden gesloopt. Wel loopt de route deels over particulier eigendom. De maatschappelijke impact van route E is dus kleiner dan die van de route A, B en C. Aanvullend is route E kosteneffectiever.

Eindconclusie keuze aan-/afrijdroute

De uitkomst van de brede afweging is dat aan- en afrijdroute E de voorkeur heeft. Route E scoort zonder mitigerende maatregelen op verschillende milieuaspecten (verkeersveiligheid, stedenbouw laag en midden, visuele beleving) minder goed dan bijvoorbeeld de routes B en C. Er zijn echter goede mogelijkheden om de verkeersveiligheid, de landschappelijke inpassing van de route en de visuele beleving te optimaliseren. Voor alternatief E is veel minder particulier eigendom nodig dan voor aan- en afrijdroutes A, B en C. Tot slot is de kosteneffectiviteit van aan- en afrijdroute E veel groter: de geraamde kosten zijn veel lager, terwijl ook bij route E de verkeersveiligheid kan worden verbeterd en de structuur van Eerbeek kan worden versterkt door het meer beleefbaar maken van de Eerbeekse Beek.

4.4.4 Optimalisatie van het voorkeursalternatief (MER fase 2)

Ook het gekozen voorkeursalternatief kende nog optimalisatiemogelijkheden. Daarom is in het MER fase 2 onderzocht hoe het voorkeursalternatief nog geoptimaliseerd kan worden met het nemen van maatregelen. Dit onderzoek heeft zich vooral gericht op geluid, verkeersveiligheid en visuele beleving. Dit onderzoek is in detail toegelicht in paragraaf 7.4 van het MER.

Het geoptimaliseerde voorkeursalternatief is beschreven in het volgende hoofdstuk.

Hoofdstuk 5 Ontwikkelingen in het plangebied: voorkeursalternatief

5.1 Inleiding

Zoals beschreven in paragraaf 4.4 is het voorkeursalternatief de combinatie van inrichtingsalternatief 2 met aan- en afrijroute (E) . Het voorkeursalternatief onderscheidt zich hiermee van de andere alternatieven op de volgende punten (zie paragraaf 4.3 voor een uitgebreidere beschrijving van de alternatieven):

  • de (nieuwe) opslagbunker voor houtchips wordt gerealiseerd ten westen van de pulpinstallatie;
  • er wordt een nieuwe aan- en afrijdroute gerealiseerd door het Haagje.

Deze ontwikkelingen worden in dit hoofdstuk beschreven. Daarnaast beschrijft dit hoofdstuk andere ontwikkelingen die dit inpassingsplan mogelijk maakt, en de maatregelen die in samenhang daarmee worden genomen met het oog op een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen ontwikkelingen en maatregelen die zijn voorzien met betrekking tot de papier- en kartonfabriek (paragraaf 5.2), met betrekking tot de aan- en afrijdroute (paragraaf 5.3) en met betrekking tot de groene omkadering (paragraaf 5.4).

5.2 Ontwikkelingen papier- en kartonfabriek

5.2.1 Algemeen: Folding Boxboard Eerbeek

Folding Boxboard Eerbeek produceert vouwkarton voor hoogwaardige toepassingen. Het gaat met name om karton voor verpakkingen van levensmiddelen en geneesmiddelen. Het vouwkarton moet daarom aan hoge eisen voldoen. Op dit moment wordt alleen gebruikt gemaakt van zogenaamde maagdelijke vezels. Eerder werd ook oud papier toegepast, dat ontinkt werd. Dat is momenteel niet meer het geval.

Om concurrerend te blijven en daarmee de werkgelegenheid te behouden is het productievolume belangrijk. Daarom wilFBE wil in de toekomst de productiecapaciteit van 137.500 ton papier/karton per jaar in 2019 vergroten binnen de huidige vergunning. Die vergunning laat de productie toe van 200.000 ton (gereed) papier/karton per jaar en de productie van 80.000 ton ontinkte stof per jaar.

Er vinden meerdere wijzigingen van de bedrijfsvoering plaats. In deze paragraaf worden de belangrijkste ontwikkelingen vermeld. Een compleet overzicht is opgenomen in het MER.

5.2.2 Vervanging pulpinstallatie

In de pulpinstallatie worden (voorbewerkte en gemengde) houtchips verwerkt tot houtpulp. Houtpulp is de grondstof voor het papier en de karton dat de fabriek produceert. De huidige pulpinstallatie is technisch afgeschreven en het voornemen bestaat deze te vervangen door een nieuwe pulpinstallatie. Samenhangend met de nieuwe pulpinstallatie zijn aanpassingen van overige onderdelen van het productieproces en de inrichting van het terrein en de gebouwen nodig.

  • Vervanging van de huidige opslagbunker. De aangevoerde houtchips worden opgeslagen, voorbewerkt en gemengd in een opslagbunker. Vervolgens worden de houtchips vervoerd naar de pulpinstallatie. Daar worden de houtchips verwerkt tot houtpulp. De bestaande opslagbunker wordt vervangen door een nieuwe, grotere opslagbunker met een grotere capaciteit. Die capaciteit sluit aan op de productiecapaciteit 200.000 ton karton en papier per jaar. De nieuwe opslagbunker bestaat uit een aantal vakken voor de opslag van verschillende soorten houtchips. Voorts omvat de opslagbunkers installaties voor het voorbewerken, mengen en wassen van de houtchips.
  • Grotere opslaglocatie voor de veiligheidsvoorraad (reservevorraad) houtchips. De aangevoerde houtchips worden zoveel mogelijk direct gelost in de opslagbunker. Omdat de aanvoer van houtchips onderhevig is aan fluctuaties, is - in aanvulling op de voorraad in de opslagbunker - een veiligheidsvoorraad houtchips vereist. Hiervoor is een opslaglocatie nodig. Ook voor deze opslaglocatie geldt dat deze groter moet worden, passend bij de productie van 200.000 ton karton en papier per jaar. Het betreft opslag in de open lucht.
5.2.3 Uitbreiding van bestaande gebouwen

Doordat klanten van Folding Boxboard Eerbeek steeds specifiekere eisen stellen, dient het karton steeds vaker te worden versneden in rollen of vellen in klant-specifieke afmetingen. Daarom wordt de capaciteit van de deze nabewerking vergroot. Hiervoor is het noodzakelijk om de bedrijfshallen waar deze nabewerking plaatsvindt uit te breiden.

5.2.4 Ingebruikname van grond aan de Poelkampstraat

Langs de Poelkampstraat ligt nu braakliggende grond die in eigendom is van Folding Boxboard Eerbeek. Deze grond wordt opgesplitst in een groenzone en een deel dat onderdeel wordt van het fabrieksterrein. De inrichtingsgrens van Folding Boxboard Eerbeek wordt hiervoor verlegd. Folding Boxboard Eerbeek wil haar terrein vergroten om ruimte te kunnen maken voor een opstelplek voor wachtend vrachtverkeer op het huidige fabrieksterrein. Ook wil Folding Boxboard Eerbeek meer ruimte maken voor intern transport op het fabrieksterrein. Deze ruimte maakt Folding Boxboard Eerbeek deels op het huidige fabrieksterrein en deels op de uitbreiding. De uitbreiding van het fabrieksterrein zal ook gebruikt worden voor de opslag.

5.2.5 Te slopen woningen

De woningen Coldenhovenseweg 36 en 38, Volmolenweg 10 en 18 en de Kloosterstraat 5 zijn eigendom van Folding Boxboard Eerbeek. De woningen (op termijn) gesloopt. Daarvoor zijn verschillende redenen.

  • De woningen Coldenhovenseweg 36 en 38 zijn van oorsprong bedrijfswoningen en worden nu bewoond door oud-medewerkers van de papier- en kartonfabriek. Na beëindiging van de huidige huurovereenkomsten zullen de woningen worden gesloopt omdat deze een slechte bouwkundige staat hebben en vlakbij de kartonlijn zijn gelegen.
  • De woningen Volmolenweg 10 en 18 moeten wijken om ruimte te maken voor groen en de aangepaste ontsluiting van het fabrieksterrein.
  • Ter plaatse van de Kloosterstraat 5 komt de nieuwe opslag voor houtchips in combinatie met een geluidswand.
5.2.6 Bedrijfsvilla's

De bedrijfsvilla's Coldenhovenseweg 22 en 30 gaan in de nieuwe situatie dienen als kantoor van Folding Boxboard Eerbeek. Het gebouw dat al in gebruik is als kantoor/kantine, Coldenhovenseweg 14, behoudt in de nieuwe situatie deze functie.

Tenslotte worden de bedrijfswoningen Kloosterstraat 19 en 21 gehandhaafd als bedrijfswoningen. Hier wonen medewerkers van Folding Boxboard Eerbeek.

Sloop van al deze bedrijfsvilla's is niet wenselijk omdat de panden een karakteristieke uitstraling hebben.

5.2.7 Geluidswerende voorzieningen

Rond het fabrieksterrein worden diverse geluidswerende voorzieningen gerealiseerd:

  • aan de zijde van de Poelkampstraat, doorlopend langs de achterzijde van de woningen aan de Volmolenweg (even huisnummers 20 en hoger);
  • rondom de inrit nabij de Volmolenweg;
  • aan de noordzijde, langs de Kloosterstraat en het spoor.

De realisatie van de geluidswerende voorzieningen vindt op verschillende momenten plaats, afhankelijk van de ontwikkelingen op het fabrieksterrein. Realisatie van de geluidswand aan de noordzijde is bijvoorbeeld gekoppeld aan de ingebruikname van de nieuwe pulpinstallatie. De hoogtes van de verschillende geluidswerende voorzieningen zijn afgestemd op de benodigde geluidswerende werking en de visuele effecten (zie hoofdstuk 6). Ook zullen geluidswerende voorzieningen (grotendeels) een groene uitstraling hebben.

Door de aanleg van groene geluidswerende voorzieningen is er van buitenaf minder zicht op de gebouwen en activiteiten op het fabrieksterrein. De keuze voor groene wanden zorgt voor een visuele verbetering en heeft een meerwaarde voor ecologie.

In onderstaande figuur is de locatie aangegeven van de geluidswerende voorzieningen op het fabrieksterrein en langs de nieuwe weg door 't Haagje (zie paragraaf 5.4)

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.BP19137-0005_0008.png"

Figuur: locatie geluidswerende voorzieningen

5.3 Nieuwe aan- en afrijdroute door groenzone 't Haagje

Een andere belangrijke ontwikkeling is een nieuwe weg door 't Haagje. Deze weg vormt een verbinding tussen de Wethouder Sandersstraat en de Volmolenweg. Deze weg zal gebruikt worden als aan- en afrijdroute naar het fabrieksterrein van Folding Boxboard Eerbeek. In samenhang met de realisatie van de nieuwe weg worden ook omliggende wegen heringericht.

De nieuwe weg wordt verdiept aangelegd (maximaal 1 meter beneden de kruin van de woonstraat 't Haagje) en langs een groot deel van deze nieuwe weg komen geluidswerende voorzieningen van twee meter hoog (gemeten vanaf de kruin van de woonstraat 't Haagje). De weg krijgt een asfaltverharding. De maximale snelheid is 30 km per uur. Aan de westzijde komt tegen de wand een grondwal met beplanting te liggen.

De Volmolenweg tussen de nieuwe route en de Coldenhovenseweg wordt afgewaardeerd naar autoluw gebied en zal alleen vanaf de Coldenhovenseweg bereikbaar zijn. De woonstraat 't Haagje wordt aan één zijde afgesloten (aan de zijde van de Volmolenweg).

5.4 Groene omkadering

Zoals hiervoor beschreven, wordt er veel aandacht gegeven aan de landschappelijke en visuele inpassing van de papier- en kartonfabriek en de omliggende wegen. Daartoe is een landschapsplan opgesteld, dat als bijlage bij de regels van dit plan is gevoegd. Dit landschapsplan geeft ontwerpprincipes en ontwerpeisen voor de inrichting van de omgeving van Folding Boxboard Eerbeek, de landschappelijke inpassing van de nieuwe aan- en afrijdroute, en de herinrichting van de Eerbeekse Beek. Met ontwerpprincipes en -eisen wordt bedoeld: de gedachte die achter het uitwerken van een ontwerp zit en regels die daaruit voortvloeien.

Fabrieksterrein: ingang en Eerbeekse Beek

Ter plaatse van de ingang van het fabrieksterrein aan de Volmolenweg wordt aangesloten bij de groene inrichting van 't Haagje (zie hierna).

De Eerbeekse Beek, die nu nog over het fabrieksterrein loopt, wordt verlegd naar de zuidzijde van de Volmolenweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.BP19137-0005_0009.png"

Figuur: impressie entree Folding Boxboard Eerbeek, Volmolenweg

Groenzone langs 't Haagje  

De groenzone langs 't Haagje krijgt een parkachtig karakter met een wandelpad langs de Eerbeekse Beek. Het parkachtige karakter ontstaat door afwisselende beplanting, gericht op het doorbreken van het zicht vanaf de woonstraat 't Haagje op de nieuwe weg. De Eerbeekse Beek moet voor de nieuwe weg deels worden verlegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.BP19137-0005_0010.jpg"

Figuur: Impressie/doorsnede van de nieuwe route en groenzone langs 't Haagje

Poelkampstraat, Volmolenweg (ten westen van de bedrijfsentree) en Kloosterstraat

Langs de Poelkampstraat en achter de woningen Volmolenweg (even huisnummers, 20 en hoger) wordt een groenzone gerealiseerd naast de beplante geluidswand. In deze zone worden ook parkeerplaatsen en huisvuilcontainer-opstelplaatsen gerealiseerd ten behoeve van de woningen aan Poelkampstraat.

De ruimte tussen de Kloosterstraat en het fabrieksterrein blijft een groene uitstraling houden. Daarnaast wordt in deze zone langsparkeren mogelijk gemaakt ten behoeve van bezoekers van het centrum van Eerbeek.

Volmolenweg (ten westen van de bedrijfsentree), Coldenhovenseweg en Eerbeekse Beek

De Volmolenweg tussen de nieuwe route en de Coldenhovenseweg wordt heringericht als autoluw gebied, en is alleen vanaf de Coldenhovenseweg bereikbaar. 't Haagje wordt eveneens aan één zijde afgesloten (aan de zijde van de Volmolenweg).

De te verleggen Eerbeekse Beek komt ook deels te liggen langs de Coldenhovenseweg, ter hoogte van de woning Volmolenweg 2. Het te verleggen deel van de beek sluit aan op de oorspronkelijk loop van de beek, door de groenzone in de groenzone langs de Coldenhovenseweg. De Coldenhovenseweg wordt gedeeltelijk versmald/heringericht om ruimte te geven aan de beek.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.BP19137-0005_0011.jpg"

Figuur: Impressie/doorsnede van de nieuwe ligging van de Eerbeekse Beek ter plaatse van de Volmolenweg

5.5 Stapsgewijze ontwikkeling

Dit inpassingsplan is erop gericht om het voorkeursalternatief mogelijk te maken, dat hiervoor is beschreven. Folding Boxboard Eerbeek zal het voorkeursalternatief voor het fabrieksterrein echter niet in één keer realiseren. De veranderingen op het fabrieksterrein worden stapsgewijs doorgevoerd. Het MER noemt dit 'ontwikkelsituaties'. Het MER onderscheidt de ontwikkelsituaties 1A, 1A+1B en 2. De situatie na realisatie van ontwikkelsituatie 2 komt overeen met het voorkeursalternatief. Het inpassingsplan laat alle ontwikkelsituaties toe. Hieronder worden de ontwikkelsituaties kort beschreven. De ontwikkelsituaties zijn in detail beschreven in paragraaf 8.2 van het MER.

Ontwikkelsituatie 1A

In deze situatie worden de volgende onderdelen gerealiseerd.

  • Realiseren van geluidswerende voorzieningen aan de zijde van de Poelkampstraat, doorlopend langs de achterzijde van de woningen aan de Volmolenweg (even huisnummers 20 en hoger.
  • Sloop van de woningen Volmolenweg 10 en 18 (zie paragraaf 5.2.2).
  • Realiseren van nieuwe personeelsparkeerplaatsen (in totaal 69) op het fabrieksterrein aan de zuidzijde.
  • Verplaatsen van de portiersloge en de poort naar de zuidwestzijde van het fabrieksterrein, waardoor meer ruimte ontstaat voor wachtende vrachtwagens en voor intern transport.
  • Realiseren van een sprinklertank en het bijhorend pomphuis in de zuidwesthoek van het terrein.
  • Verplaatsen van de opslag van de houtchips (in het MER aangeduid als 'veiligheidsvoorraad') naar het braakliggende terrein langs de Poelkampstraat. Aan de zijde van de Poelkampstraat komt een geluidswand.

[Reactie uit crashtest om deze opsomming aan te vullen met:

  • aanpassen inrit
  • inrichting groenzone
  • wijziging beekloop

niet verwerkt omdat we de beschrijving van de ontwikkelsituaties in de plantoelichting niet kunnen laten afwijken van de beschrijving in het MER. Deze elementen worden in het MER hier ook niet genoemd. De laatste twee punten komen aan bod bij de beschrijving van de ontwikkelingen in de omgeving van het fabrieksterrein. Waar het eerste thuishoort, weet ik niet]

In ontwikkelsituatie 1A wordt nog gebruik gemaakt van de huidige pulpinstallatie.

Ontwikkelsituatie 1A is onderzocht voor een scenario waarbij de maximaal vergunde productiecapaciteit wordt benut en voor een scenario waarbij wordt uitgegaan van de huidige productiecapaciteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.BP19137-0005_0012.jpg"

Figuur: Ontwikkelsituatie 1A

Ontwikkelsituatie 1A+1B

De belangrijkste ontwikkeling in deze fase is de nieuwe pulpinstallatie midden op het terrein. Met de aanleg van een nieuwe pulpinstallatie worden de houtchipsopslag, transportbanden en gebouwen die onderdeel uitmaken van het proces om pulp te vervaardigen elders gesitueerd. Concreet vinden de volgende ontwikkelingen op het terrein plaats:

  • Realiseren van de nieuwe pulpinstallatie met bijhorende schoorsteen, tank en bleektoren.
  • Realiseren van een groene geluidswand ten westen van de nieuwe pulpinstallatie. [Opmerkingen uit crashtest niet verwerkt om in lijn te blijven met het MER]
  • Realiseren van geluidswerende voorzieningen aan de noord- en noordwestzijde van het terrein.
  • Deels groen inrichten van de strook tussen de Kloosterstraat en de nieuwe geluidswand.
  • Realiseren van gebouwen voor verwerking en opslag van houtchips ten noorden van de nieuwe pulpinstallatie (12 tot 15 meter hoog).
  • Realiseren van een houtchipsopslag achter geluidswand langs de Kloosterstraat (de houtchipsopslag die in fase 1A is gerealiseerd, vervalt weer).
  • Slopen van de woning Kloosterstraat 5 om plaats te maken voor de houtchipsopslag (zie paragraaf 5.2.2).
  • Realiseren van transportbanden voor het vervoer van houtchips tussen de gebouwen voor verwerking en opslag en de nieuwe pulpinstallatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.BP19137-0005_0013.jpg"

Figuur: Ontwikkelsituatie 1A + 1B

Ontwikkelsituatie 2

In deze ontwikkelsituatie vinden de volgende ontwikkelingen op het terrein plaats:

  • Verlengen van de kartonlijn en de hal met snijmachines ten behoeve van het nabewerken van karton.
  • Realiseren van een hal ten behoeve van het nabewerken van karton, aansluitend aan de hierboven genoemde hallen.
  • Herinrichten van de parkeerplaats (om ruimte te maken voor de hiervoor genoemde hallen); de parkeerplaats biedt ruimte aan 85 personenauto's.
  • Uitbreiden van het magazijn.
  • Verplaatsen van de expeditie (laden en lossen van vrachtwagens) van de zuidzijde naar de westzijde van het magazijn.
  • Realiseren van een opslag voor grondstoffen (in zogenoemde 'bigbags') achter de noordelijke geluidswand.
  • Realiseren van een opslagruimte voor grondstoffen achter de geluidswand langs de Poelkampstraat.
  • Uitbreiden van de walsen- en viltenopslag, die centraal op het fabrieksterrein ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.BP19137-0005_0014.jpg"

Figuur 8.3 Ontwikkelsituatie 1A+1B+2

Hoofdstuk 6 Effecten op de leefomgeving

[Niet alle (redactionele) opmerkingen uit de crashtest verwerkt omdat deze soms achterhaald zijn door actuele mer-teksten. In die situaties is het MER gevolgd.]

6.1 Inleiding

In het MER is in beeld gebracht welke effecten van het voorkeursalternatief heeft op de leefomgeving. De resultaten hiervan zijn beschreven in dit hoofdstuk. In paragraaf 6.2  wordt ingegaan op de resultaten van het MER. In paragraaf wordt 6.3 ingegaan op de beoordeling van het aanvaarbaar woon- en leefklimaat.

6.2 Resultaten van het MER

6.2.1 Inleiding

Per milieuaspect wordt een beschrijving gegeven van het toetsingskader, de effecten van het project op basis van de resultaten van de diverse onderzoeken en de conclusie.

Ontwikkelsituaties

Het voorkeursalternatief heeft betrekking op het eindbeeld van de voorziene (her)inrichting van het fabrieksterrein en aan- en afrijdroutes voor vrachtverkeer. Zoals beschreven in paragraaf 5.5 vindt de realisatie van dat eindbeeld niet in één keer plaats. Er is voorzien in een stapsgewijze ontwikkeling volgens de ontwikkelsituaties 1A, 1A + 1B en 2). Het voorkeursalternatief komt overeen met de situatie na realisatie van ontwikkelsituatie 2. In het MER is voor elke ontwikkelsituatie afzonderlijk in beeld gebracht wat de milieueffecten zijn. In de effectbeschrijving hieronder is uitgegaan van de effecten na realisatie van ontwikkelsituatie 2 (het voorkeursalternatief). De effecten van de tussenliggende ontwikkelsituaties 1A en 1A + 1B zijn, alleen voor zover die afwijken, beschreven in paragraaf 6.2.17.

Relatie met Logistiek Centrum Eerbeek (LCE)

Naast dit inpassingsplan voor Folding Boxboard Eerbeek is een inpassingsplan in voorbereiding voor het Logistiek Centrum Eerbeek (LCE). Naar verwachting gaan de procedures gelijk oplopen. Het LCE is voorzien op de Kollergang Zuid west. Bij de onderzoeken die zijn uitgevoerd voor het inpassingsplan Folding Boxboard en omgeving is geen rekening gehouden met de komst van het LCE. Dit sluit aan bij een 'worst case' benadering van het MER. Het inpassingsplan voor het LCE zal naar verwachting bepalen dat pendeltransport tussen de fabrieken en het LCE elektrisch zal plaatsvinden. Dit zou betekenen dat een aantal verkeersbewegingen die kunnen worden toegerekend aan Folding Boxboard Eerbeek elektrisch zullen zijn. De positieve milieueffecten hiervan zijn in het MER voor dit inpassingsplan niet verdisconteerd.

6.2.2 Verkeer en vervoer

Verkeersveiligheid

Beoordeling

Bij het thema verkeer wordt alleen ingegaan op het thema verkeersveiligheid (dit is toegelicht in hoofdstuk 4 van het MER). Voor de verkeersveiligheid is de aan- en afrijdroute voor het vrachtverkeer van en naar Folding Boxboard Eerbeek bepalend. Het inpassingpslan voorziet in een nieuwe route voor (vracht)verkeer langs 't Haagje en via de Wethouder Sandersstraat. Hierdoor rijdt het vrachtverkeer niet meer langs opritten van woningen, waardoor de nieuwe route veiliger is. De nieuwe route wordt ingericht voor het gebruik door vrachtverkeer. Vrachtauto's steken bij de entree van Folding Boxboard Eerbeek de Volmolenweg haaks over. Het uitzicht op het kruisende verkeer is daarmee goed; voor chauffeurs is geen sprake van dode hoeken. Bij de aansluiting van de nieuwe weg op de Wethouder Sandersstraat moet het vrachtverkeer voorrang geven aan het verkeer op de Wethouder Sandersstraat. Hier is sprake van een T-splitsing en het zicht op het kruisende verkeer is goed; er zijn geen zichtbelemmeringen. De vormgeving van de aansluiting is voldoende ruim zodat een vrachtwagen die voorrang moet verlenen, geen belemmering vormt voor het (vracht)verkeer richting Folding Boxboard Eerbeek noch voor het overige verkeer. Vrachtwagens hoeven dus niet achteruit te rijden om elkaar te passeren zoals nu het geval is op de Coldenhovenseweg en de Volmolenweg. Ook hierdoor verbetert de verkeersveiligheid.

Conclusie

De conclusie is dat de nieuwe route de verkeersveiligheid in de omgeving van Folding Boxboard Eerbeek licht verbetert. Dit effect is beoordeeld als positief.

Aanvullende (verkeers)maatregelen

De gemeente Brummen zal de verkeersbesluiten nemen die nodig zijn voor een veilig gebruik van de weg, zoals een parkeerverbod rondom de poort en maatregelen samenhangende met het autoluw maken van de Volmolenweg.

Parkeren

In de bestaande situatie heeft Folding Boxboard Eerbeek 93 parkeerplaatsen op eigen terrein voor werknemers en bezoekers. Dit aantal wordt de komende jaren uitgebreid tot tenminste 135 plaatsen. Dit aantal is gebaseerd op een inschatting van het bedrijf welke parkeerbehoefte er is tijdens piekdagen, zoals onderhoudstops. Voor reguliere dagen wordt rekening gehouden met een parkeerbehoefte van 80-100, op basis van de volgende uitgangspunten, gebaseerd op de feitelijke praktijk:

  • circa 50 werknemers in dagdienst;
  • circa 25 werknemers in ploegen (avond/nacht);
  • circa 20 bezoekers (overdag);
  • kortdurende overlap van parkeerbehoefte dag- en ploegendienst;
  • circa 30% komt met de fiets;

In de bestaande reguliere situatie is er sprake van een geringe parkeeroverlast als gevolg van parkeren door werknemers en bezoekers van de papier- en kartonfabriek. Het inpassingsplan voorziet niet in een uitbreiding van de fabriek die leidt tot een structurele toename van werknemers en bezoekers. Het voorziene aantal parkeerplaatsen is voldoende om zowel tijdens reguliere dagen als tijdens onderhoudstops parkeeroverlast in de omgeving van de papierfabriek te voorkomen. Het aantal parkeerplaatsen is vastgelegd in de planregels.

6.2.3 Geluid

6.2.3.1 Algemeen

Voor het aspect geluidshinder is gekeken naar de effecten van industrielawaai (het geluid dat afkomstig is van de papier- en kartonfabriek), wegverkeerslawaai (het geluid dat afkomstig is van de openbare weg) en piekgeluiden. In het MER is, volgens de voorgeschreven methodiek, gekeken naar het aantal mensen dat 'ernstige hinder' dan wel 'ernstig slaapverstoord' kan worden door het geluid afkomstig van de papier- en kartonfabriek.

6.2.3.2 Industrielawaai

Het aantal ernstig gehinderden neemt in het voorkeursalternatief licht af ten opzichte van de referentiesituatie. Het aantal ernstig slaapverstoorden neemt heel beperkt toe (maximaal twee slaapverstoorden). Omdat de verschillen minder zijn dan 25% ten opzichte van de referentiesituatie, is de beoordeling in het MER neutraal.

De geluidsbelasting als gevolg van industrielawaai is ook beoordeeld ten opzichte van de geldende geluidzone. Conclusie is dat overal wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarde van 50 dB(A) of de eerder vastgestelde hogere grenswaarde (HGW).

Tijdens het onderzoek is wel naar voren gekomen dat er een aantal woningen binnen de zone zijn gelegen waarvoor in het verleden ten onrechte geen hogere grenswaarde is vastgesteld. Dit wordt gecorrigeerd. Deze hogere waarden worden gelijktijdig met dit inpassingsplan alsnog vastgesteld door middel van een besluit hogere grenswaarden.

6.2.3.3 Wegverkeerslawaai

Voor het bepalen van de effecten van wegverkeerslawaai is onderzocht wat de toename van geluid is als gevolg van extra verkeer wanneer Folding Boxboard Eerbeek volledige productie draait. In tegenstelling tot de referentiesituatie zal het vrachtverkeer en een deel van het personenverkeer gebruik maken van de nieuwe aan- en afrijdroute door ’t Haagje.

Conclusie is dat zowel het aantal ernstig gehinderden als het aantal ernstig slaapverstoorden licht af neemt. Omdat de verschillen minder zijn dan 25% ten opzichte van de referentiesituatie, is de beoordeling in het MER neutraal.

De geluidsbelasting als gevolg van wegverkeer is ook beoordeeld ten opzichte van de wettelijke voorkeurswaarden voor geluid van wegverkeer, zoals die geldt voor 50 km wegen (hoewel de nieuwe weg een 30 km weg wordt). Conclusie is dat overal wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarde voor 50 km wegen van 50 dB(A) of een eerder vastgestelde hogere grenswaarde.

Als gevolg van de nieuwe aan- en afrijdroute komt de geluidsbelasting bij 17 woningen onder de voorkeurswaarde te liggen terwijl de geluidsbelasting in de huidige situatie boven de voorkeurswaarde ligt. Het betreft woningen aan de Volmolenweg en de Coldenhovenseweg. Tegelijkertijd zijn er nieuwe woningen aan de Wethouder Sandersstraat waarbij de geluidsbelasting boven de voorkeurswaarde komt te liggen terwijl dat eerder niet zo was. Dit is het gevolg van de nieuwe aan- en afrijdroute.

Conclusie is dat per saldo een positief effect is.

6.2.3.4 Cumulatie

In het MER is ook gekeken naar het gecombineerde effect van industrielawaai en wegverkeerslawaai. Conclusie is dat het aantal ernstig gehinderden licht afneemt. Ook het aantal ernstig slaapverstoorden neemt licht af. Omdat de verschillen ten opzichte van de referentiesituatie minder zijn dan 25%, is de beoordeling conform de beoordelingsschaal voor alle ontwikkelsituaties neutraal.

6.2.3.5 Piekgeluiden

Piekgeluiden kunnen ertoe leiden dat mensen schrikken of 's nachts wakker worden. In het MER is onderzoek gedaan naar de volgende specifieke piekgeluiden :

  • dichtslaande deuren van personenauto’s bij personeelswissel in de nachtperiode op de parkeerplaats aan de zuidzijde;
  • vrachtwagens die in de nachtperiode voor 7 uur aankomen;
  • klapperen van containers die los op de vrachtwagens staan.

De conclusie is dat het aantal woningen waar piekgeluiden optreden afneemt. Het MER beoordeelt dit effect als positief tot zeer positief. Dit wordt met name veroorzaakt doordat vrachtwagens in de toekomst niet langer op de openbare weg, maar op het fabrieksterrein van Folding Boxboard Eerbeek zullen wachten. Het klapperen van containers die los op vrachtwagens staan leidt in de toekomst tot minder piekgeluiden en minder overlast omdat de vrachtwagens over de nieuwe ontsluitingsweg rijden, die wordt geasfalteerd. Ook worden piekgeluiden beperkt door het voorschrift dat ten hoogste één vrachtwagen vóór 7 uur met draaiende motor op het fabrieksterrein mag wachten (artikel 3.4.7 onder a, sub 2).

Piekgeluiden bij individuele woningen

Het MER concludeert dat er bij een aantal individuele woningen sprake is van maximale geluidniveaus (van piekgeluiden) die liggen boven de gehanteerde grenswaarden.

Voor piekgeluiden bestaan er geen wettelijke grenswaarden zoals voor industrielawaai. Voor piekgeluiden wordt de aanvaardbaarheid in het kader van vergunningverlening beoordeeld aan de hand van de 'Handreiking industrielawaai en vergunningverlening'. In de handreiking zijn grenswaarden opgenomen van 70 dB(A) in de dagperiode, 65 dB(A) in de avondperiode en 65 dB(A) in de nachtperiode. In de Handreiking wordt sterk aanbevolen dat de maximale geluidsniveaus niet hoger mogen zijn dan deze grenswaarden. Wel kan voor de dagperiode een uitzondering worden toegelaten ('ontheffing') tot maximaal 5 dB(A) extra als er sprake is van een voor de bedrijfsvoering onvermijdbare situatie waarin technische noch organisatorische maatregelen soelaas bieden om het geluidsniveau te beperken.

Uit het MER is gebleken dat bij een aantal woningen sprake is van maximale geluidniveaus die boven de (verruimde) grenswaarden van 75 dB(A) in de dagperiode, 65 dB(A) in de avondperiode en 65 dB(A) in de nachtperiode liggen. Dit kan worden vermeden door de volgende maatregelen te nemen:

  • egaliseren van het terrein tussen de inrit en poort zodat er als gevolg van het rijden van de vrachtwagens in de nachtperiode voor 7 uur 's geen piekgeluiden optreden;
  • egaliseren van heftruckroute 9 aan de noordzijde zodat er in de nachtperiode geen piekgeluiden optreden als gevolg van het klepperen van de lepels van de heftrucks.

De benodigde eisen met betrekking tot egalisering worden opgenomen in de omgevingsvergunning. De toezichthouder die het bedrijf geregeld bezoekt houdt dan in de gaten of rijroutes voldoende geëgaliseerd zijn.

Na deze mitigerende maatregelen kan bij een aantal woningen nog sprake zijn van een overschrijding van de grenswaarden van 70 dB(A) in de dagperiode als gevolg van:

  • eventuele vrachtwagens die het terrein bij de noordelijke ingang (Coldenhovenseweg 15) benaderen voor het bevoorraden van de kantine (zie paragraaf 7.3 voor een toelichting op deze aanrijdroute);
  • heftrucks op het fabrieksterrein.

Voor deze overschrijdingen zijn geen mitigerende maatregelen mogelijk en deze activiteiten zijn noodzakelijk voor de bedrijfsvoering. Daarom zal hiervoor een ontheffing worden aangevraagd. Hierbij speelt een rol dat het gaat om bestaande activiteiten. In de woningen zal sprake zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat omdat bij een goed onderhouden woning de gevelwering minimaal 20 dB zal bedragen. De maximale geluidniveaus in de woningen zullen in de dag- en nachtperiode in dat geval beneden de 55 dB(A) en 45 dB(A) liggen zodat sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.

6.2.3.6 Mitigerende maatregelen

Piekgeluiden

In de vorige paragraaf zijn de maatregelen beschreven die worden genomen en die ten grondslag hebben gelegen aan de effectbeoordeling. Zoals daar beschreven zijn voor enkele piekgeluiden geen maatregelen beschikbaar en zal de exploitant van de papier- en kartonfabriek een ontheffing aanvragen.

Wegverkeerslawaai en industrielawaai

In het MER zijn diverse maatregelen voorgeschreven die erop zijn gericht om de geluidsbelasting vanwege de papier- en kartonfabriek en de aan- en afrijdroute te beperken. Deze maatregelen zijn in het MER als uitgangspunt genomen. De maatregelen zijn in detail beschreven in hoofdstuk 7.

6.2.4 Trillingen

Hindereffect voor personen

Voor hinder door trillingen is in het MER getoetst aan de SBR richtlijn B. Dit is een meet- en beoordelingsrichtlijn van de Stichting bouwresearch (SBR). Dit is een algemeen aanvaarde manier van het meten en beoordelen van trillingen. Voor trillingen bestaan geen wettelijke normen.

De conclusie van het MER is dat het voorkeursalternatief een positief effect zal hebben op het effect trillingen. Dit wordt vooral veroorzaakt door de nieuwe aan- en afrijdroute.

Op het fabrieksterrein is de nieuwe pulpinstallatie een potentiële bron van trillingen. De verwachting is dat de nieuwe pulpinstallatie geen tot weinig hinder zal veroorzaken omdat in het ontwerp rekening wordt gehouden met het trillingsgeïsoleerd opstellen van de trillingsbronnen van de installatie.

Trillingen in de huidige situatie

Naar aanleiding van klachten van omwonenden en onderzoek van de ODRA heeft Folding Boxboard Eerbeek onderzocht wat de bron is van trillingen die in de huidige situatie optreden. Daarbij is vastgesteld dat de trillingen afkomstig zijn van de wikkelinstallatie. Deze wikkelinstallatie is een onderdeel van de kartonmachine . Op deze wikkelinstallatie worden de moederrollen karton die afkomstig zijn van de kartonmachine versneden tot smallere en kleinere rollen. Deze rollen worden deels direct aan klanten geleverd en worden deels versneden tot vellen op een van de snijmachines. Folding Boxboard Eerbeek heeft inmiddels maatregelen genomen met het oog op een vermindering van trillingen. Een uitgebreide beschrijving van deze maatregelen is opgenomen in het achtergrondrapport geluid bij het MER.

In aanvulling op deze maatregelen is door de leverancier van de wikkelinstallatie nader onderzoek uitgevoerd naar de oorzaak van de trillingen. Op basis van dit onderzoek heeft de leverancier aangegeven dat met een grote mate van zekerheid kan worden gesteld dat de drukrol van de machine de oorzaak is voor het ontstaan van resonanties. Deze nieuwe aandrukwals is onderdeel van het investeringsprogramma en projectenprogramma van Folding Boxboard Eerbeek.

Met de hierboven beschreven aanpassingen van de wikkelinstallatie kan worden voldaan aan de in de voorschriften van omgevingsvergunning uit 2006 opgenomen eisen ten aanzien van trillingen. Nadat de ombouw van de wikkelinstallatie is afgerond, zal met de ODRA nader worden afgestemd wanneer controlemetingen kunnen worden uitgevoerd.

Incidentele pieken als gevolg van vallen of stoten worden ook door bewoners gevoeld. Dit wordt omschreven als een rol die valt of een harde klap alsof iemand een deur dicht gooit. Dit zal ook in de toekomst kunnen plaatsvinden omdat de activiteiten niet wijzigen. In de vigerende vergunning is een trillingsvoorschrift opgenomen om deze trillinghinder te beperken. Dit zal ook bij een nieuwe omgevingsvergunning milieu geregeld moeten worden.

Schade aan bouwwerken

Voor schade aan gebouwen als gevolg van trillingen is in het MER getoetst aan de SBR richtlijn A. Dit is een meet- en beoordelingsrichtlijn van de Stichting bouwresearch (SBR). Dit is een algemeen aanvaarde manier van het meten en beoordelen van trillingen. Voor trillingen bestaan geen wettelijke normen.

Het effect op dit punt wordt neutraal beoordeeld. Er worden geen grenswaarden overschreden.  

6.2.5 Luchtkwaliteit

Beoordeling

Het effect op luchtkwaliteit is beoordeeld aan de hand van verschillende criteria:

  • het wettelijke criterium 'niet in betekenende mate' (NIBM). Dit betekent dat een kleine verslechtering (of verbetering) van de luchtkwaliteit (onder de 1,2 µg/m3 voor NO 2 en PM 10) als neutraal wordt beoordeeld;
  • de wettelijke grenswaarden voor de concentraties van stoffen in de buitenlucht;
  • de recent aangescherpte advieswaarden van de WHO (geen wettelijke grenswaarden).

De conclusie is dat het effect op de wettelijke criteria (NIBM en wettelijke grenswaarden) neutraal is.

De WHO-advieswaarde voor PM2,5 (fijn stof) wordt wel overschreden. Dit effect wordt beoordeeld als neutraal. Dit omdat NO2 en PM10 wel aan de WHO waarden voldoen en omdat de invloed van provincie en Folding Boxboard Eerbeek op deze waarden zeer beperkt is (zie hierna).

Mitigerende maatregelen

Er zijn geen mitigerende maatregelen beschikbaar die kunnen bijdragen aan het wegnemen van de overschrijding van de WHO-advieswaarde voor PM2,5. Individuele inrichtingen, projecten, gemeenten en zelfs provincies kunnen niet tot slechts beperkt invloed uitoefenen op het voldoen aan de WHO advieswaarden. Een vergaande daling van de concentratieniveaus tot onder de WHO advieswaarde voor PM2,5 kan alleen worden bereikt door het doorvoeren van (vergaande) maatregelen op nationale schaal (zoals de initiatieven in het Schone Lucht Akkoord) en op internationale schaal.

6.2.6 Geur

Beoordeling

Voor het aspect geur zijn de volgende onderdelen beschouwd:

  • beoordeling GES-score;
  • bestemmingsplan Eerbeek;
  • Gelders geurbeleid.

GES-score

GES staat voor gezondheidseffectscreening. De GES-score is een maat voor het effect op de gezondheid van de omwonenden. Voor geur bestaan de GES-scores 1, 3, 4 en 6. Deze scores staan voor een milieugezondheidkwaliteit van respectievelijk goed, vrij matig, matig en onvoldoende. In de referentiesituatie vallen alle woningen rondom Folding Boxboard Eerbeek waar een GES-score voor te bepalen is, in GES-score 4. GES score 4 houdt in dat er sprake is van matige hinder.

Uit het MER blijkt dat als gevolg van het voorkeursalternatief het aantal woningen met GES-score 4 op termijn afneemt. Dit effect wordt beoordeeld als positief tot zeer positief.

Dit effect wordt veroorzaakt doordat de nieuwe pulpinstallatie een condensor heeft. De huidige pulpinstallatie heeft die niet. Hierdoor komt er uit de nieuwe pulpinstallatie minder geur vrij dan uit de huidige. Als gevolg hiervan worden andere geurbronnen, gerelateerd aan de kartonlijn, in het voorkeursalternatief dominanter dan geur veroorzaakt door de pulpinstallatie. Die andere geurbronnen worden als minder hinderlijk ervaren.

Bestemmingsplan Eerbeek

In het bestemmingsplan Eerbeek zijn geurcontouren opgenomen. Deze zijn in dit inpassingsplan overgenomen.Uit het MER blijkt dat het voorkeursalternatief past binnen die contouren.

Gelders geurbeleid

Voor toetsing aan het Gelders geurbeleid is gekeken naar de geureffecten alleen van de bronnen van Folding Bodboard Eerbeek. Dat is anders dan bij de toetsing aan het bestemmingsplan, waarbij gekeken is naar de opgetelde (gecumuleerde) effecten met de bronnen van De Jong Packaging De Hoop, dat binnen dezelfde contouren ligt.

Er is gekozen voor een onderzoek specifiek voor de bronnen bij Folding Boxboard Eerbeek omdat hiermee inzichtelijker wordt wat de invloed van deze papier- en kartonfabriek is op de geurblootstelling in de verschillende situaties. Daarnaast sluit deze aanpak beter aan bij het Gelders geurbeleid, dat uitgaat van bronnen binnen een inrichting.

Bij dit onderzoek is gekeken naar het effect op het gebied van geur op een aantal woningen in de directe nabijheid van Folding Boxboard Eerbeek. Deze woningen dienen als indicatie voor de blootstelling van de geur in de nabijheid van de fabriek. Voor de onderzochte woningen wordt de richtwaarde uit het Gelders geurbeleid overschreden. In de referentiesituatie is dat niet voor alle onderzochte woningen het geval. De grenswaarde wordt in geen enkel geval overschreden. Daarom is de beoordeling aan de hand van het Geldergeurbeleid negatief.

Mitigerende maatregelen

Voor het aspect geur zijn geen mitigerende maatregelen beschikbaar. De belangrijkste bronnen van geur op het fabrieksterrein zijn in het voorkeursalternatief al zodanig op het fabrieksterrein gepositioneerd dat de geurhinder naar de omgeving zoveel mogelijk wordt voorkomen (zie paragraaf 4.3.2 over inwaarts zoneren en de hoogte van de schoorsteen van de pulpinstallatie). Het verhogen van de schoorsteen tot 30 meter zou een beperkt effect hebben, maar het zou geen invloed hebben op de ordegrootte van de overschrijding ten opzichte van het Gelders geurbeleid. Op basis van het voorgaande is in het belang van visuele hinder toch voor een lagere variant gekozen (zie paragraaf 4.4.3.

6.2.7 Natuur
6.2.7.1 Algemeen

Voor het aspect natuur is gekeken naar de effecten op plant- en diersoorten, en naar de effecten op beschermde en kwetsbare natuurgebieden.

6.2.7.2 Soorten

Dwergvleermuis

Binnen het plangebied zijn drie verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis aanwezig in de woningen Coldenhovenseweg 22 (zomer- en een paarverblijfplaats) en Kloosterstraat 19 (één paarverblijfplaats). De gebouwen blijven behouden, waardoor geen verblijfplaatsen van vleermuizen verloren gaan.

Steenmarter

Binnen het plangebied zijn mogelijk minder frequent gebruikte verblijfplaatsen van steenmarter aanwezig in woningen Kloosterstraat 5 en Volmolenweg 10. Door de sloop van deze woningen gaan mogelijk verblijfplaatsen van steenmarter verloren. Daarnaast zijn mogelijk verblijfplaatsen aanwezig in dichte struwelen, takken- en puinhopen die met de inrichting verloren kunnen gaan.

Huismus

Binnen het plangebied zijn twee jaarrond beschermde nestplaatsen van huismus aanwezig één huismusnest in de woning aan de Coldenhovenseweg 38 en één in de woning Volmolenweg 10. Beide woningen worden gesloopt waardoor de twee jaarrond beschermde nesten van huismus verloren gaan.

Beekprik

In de Eerbeekse Beek zijn diverse beekprikken en paai- en opgroeiplekken van beekprik aangetroffen. Bij toekomstige werkzaamheden in of aan de Eerbeekse Beek gaat mogelijk leefgebied van de beekprik verloren, als er geen mitigerende maatregelen worden genomen.

Overige vogelsoorten

Binnen het plangebied zijn diverse algemene vogelsoorten broedend aangetroffen of te verwachten. Bij werkzaamheden in het broedseizoen worden nesten van deze vogels mogelijk verstoord of beschadigd.

Samengevat gaan er mogelijke verblijfplaatsen verloren als gevolg van het slopen van bebouwing. Het onderdeel 'soortbescherming' van de Wet natuurbescherming staat niet in de weg aan vaststelling van het inpassingsplan, als de juiste mitigerende maatregelen worden genomen. De beoordeling in het MER is negatief omdat er een ontheffing van de Wet natuurbescherming moet worden aangevraagd.

6.2.7.3 Natura 2000-gebied

PM (tekst in MER nog niet definitief)

6.2.7.4 Gelders Natuurnetwerk (GNN) en Groene Ontwikkelingszone (GO)

Het dichtstbijzijnde gebied van het GNN en de GO ligt op een afstand van 230 meter ten oosten van het plangebied. Fysieke verstoring van het GNN zal niet plaatsvinden. Wel kunnen externe effecten optreden vanuit het plangebied, bijvoorbeeld als gevolg van extra geluid of beweging. Door de afschermende werking van de tussenliggende bebouwing en infrastructuur en de afstand tot GNN/GO-gebied, kan echter worden vastgesteld dat het inpassingsplan geen negatieve effecten kan hebben op de kernkwaliteiten van het GNN of de GO. De toename van verkeer op de wegen (o.a. de N786 en de N787) langs de GNN/GO is procentueel laag, op een nu al grote verkeersstroom. Dit zal niet leiden tot (extra) effecten. De beoordeling van effecten op de GNN/GO is daarom neutraal.

6.2.7.5 Mitigerende maatregelen

Beekprik, huismus, steenmarter

Voor de sloop van de woningen op de adressen Volmolenweg 10, Coldenhovensesweg 38 en Kloosterstraat 5 en werkzaamheden in de Eerbeekse beek is een ontheffing nodig op grond van de Wet natuurbescherming voor beekprik, huismus en steenmarter. Deze ontheffing kan worden verleend omdat effecten in voldoende mate gemitigeerd kunnen worden op de volgende wijze.

  • Voor de beekprik kan de functionaliteit van de leefomgeving gegarandeerd worden doordat bij aanpassingen aan de beekloop eenvoudig meer kwalitatief geschikt leefgebied gecreëerd kan worden voor de beekprik. Ook kan en tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden de beekprik worden ontzien door de werkzaamheden buiten de kwetsbare voortplantingsperiode uit te voeren. Voor de beekprik bevat het inpassingsplan specifieke voorschriften (artikel 7.3.2), zoals nader toegelicht in hoofdstuk 7.
  • Effecten op de huismus kunnen gemitigeerd worden door het realiseren van voldoende nieuwe nestplaatsen en functioneel leefgebied en door huismussen tijdens het uitvoeren van de sloopwerkzaamheden te ontzien door de werkzaamheden buiten het kwetsbare broedseizoen uit te voeren.
  • Effecten op de steenmarter kunnen voorkomen worden door het voldoende realiseren van nieuwe verblijfplaatsen en schuilmogelijkheden en door steenmarters tijdens het uitvoeren van de sloopwerkzaamheden te ontzien door de werkzaamheden buiten de kwetsbare voortplantingsperiode uit te voeren.

De ontheffing voor wat betreft de huismus en de steenmarter wordt, in het kader van de gecoördineerde voorbereiding, samen met dit inpassingsplan in procedure gebracht. [PM tekst eventueel nog aanvullen op basis van concept-ontwerp-ontheffing, zodra die beschikbaar is].

Broedplaatsen

Werkzaamheden mogen geen broedplaatsen van aanwezige vogels verstoren of beschadigen. Dit is mogelijk door de werkzaamheden uit te voeren tussen half oktober en half februari. Wanneer werkzaamheden buiten deze periode worden uitgevoerd, wordt geadviseerd om voorafgaand aan de werkzaamheden een broedvogelcontrole door een ter zake deskundige uit te laten voeren.

6.2.8 Water
6.2.8.1 Algemeen

Voor het aspect water is gekeken naar de onderdelen:

  • grondwaterkwaliteit;
  • grondwaterkwantiteit;
  • oppervlaktewaterkwaliteit;
  • oppervlaktewaterkwantiteit.
6.2.8.2 Watertoets

Criterium grondwaterkwaliteit

Oppervlakkige vervuiling kan vanaf het maaiveld afstromen naar het grondwater. Doordat er qua functie vrijwel niets verandert, zal het effect op grondwater zeer klein zijn. Er wordt dan ook geen significant effect op de grondwaterkwaliteit verwacht. Daarom wordt het effect op het criterium grondwaterkwaliteit als neutraal beoordeeld.

Criterium grondwaterkwantiteit

Aanleg van verhard oppervlak leidt tot een verminderde infiltratie van regenwater in de bodem en daarmee tot verminderde grondwateraanvulling, doordat regenwater sneller afgevoerd wordt. Voor alle werkzaamheden (zowel op het fabrieksterrein van Folding Boxboard Eerbeek, als voor de nieuwe aan- en afrijdroute) is er een toename van verhard oppervlak van 13.210 m2. Rekening houdend met de regels van het waterschap betekent dit een compensatieopgave van 793 m3. Voor deze toename zijn verschillende compensatiemogelijkheden binnen het plangebied aanwezig, zoals bergingsbassin, greppels of wadi's. Daarom wordt het effect in het MER als neutraal beoordeeld.

Criterium oppervlaktewaterkwaliteit

Afstromend wegwater neemt vervuiling met zich mee naar het oppervlaktewater. Daarnaast treedt er verwaaiing op van vervuiling op het wegdek, wat in het oppervlaktewater terecht kan komen. Omdat de toename oppervlakteverharding als gevolg van de aanleg van de nieuwe aan- en afrijdroute door 't Haagje relatief beperkt is, zijn de effecten zeer beperkt. Door de verlegging van de Eerbeekse Beek komt deze weliswaar naast de Coldenhovenseweg en Volmolenweg te liggen, maar omdat er een fysieke afscheiding tussen de beek en deze wegen wordt gerealiseerd kan er geen water direct de beek in stromen. Hierdoor zijn de effecten zeer beperkt. De ontwikkelingen op het fabrieksterrein spelen zich niet af in de nabijheid van oppervlaktewater met een hogere status voor waterkwaliteit. Er wordt dan ook geen significant effect op de oppervlaktewaterkwaliteit verwacht. Daarom wordt dit criterium beoordeeld als neutraal.

Er wordt nog een bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de nieuwe ligging van de beek. Mocht hier een zware verontreiniging worden gevonden, dan dient deze gesaneerd te worden. In de eindsituatie zal deze verontreiniging dus weggenomen zijn (zie verder paragraaf 6.2.9 over bodemkwaliteit).

Criterium oppervlaktewaterkwantiteit

Er zal een toename van de verharding gerealiseerd worden. Dit leidt tot een versnelde afvoer van hemelwater naar het oppervlaktewater, en heeft daarmee een negatief effect. Hoe meer verharding hoe meer versnelde afvoer. Versnelde afvoer leidt tot een zwaardere belasting van het watersysteem en een hoger risico op wateroverlast. De versnelde afvoer zal echter, door maatregelen zoals hiervoor beschreven, worden gecompenseerd. Daarmee is de beoordeling neutraal.

6.2.8.3 Mitigerende maatregelen

Er ligt een compensatieopgave van 793 m3. Er in het plangebied ruimte om deze in te vullen overeenkomstig de regels van het waterschap.

6.2.9 Bodemkwaliteit

Bij graafwerkzaamheden kan het - in het geval de bodem verontreinigd is - nodig zijn om vooraf de bodem te saneren. Vanuit milieuoogpunt is het saneren van verontreinigde grond positief, omdat er vervuiling uit het milieu wordt verwijderd. Om na te gaan of sprake is van bodemverontreiniging in het plangebied zijn een vooronderzoek en verkennend onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn beschreven in het MER (paragraaf 9.13).

6.2.10 Stedenbouw en visuele beleving
6.2.10.1 Algemeen

Voor het thema stedenbouw en visuele beleving is in beeld gebracht wat de gevolgen zijn van activiteiten op en buiten het fabrieksterrein van Folding Boxboard Eerbeek op de stedenbouwkundige kenmerken en structuren en visuele beleving in de omgeving.

6.2.10.2 Stedenbouwkunde

Het aspect stedenbouw is beschouwd op drie schaalniveaus:

  • het schaalniveau hoog (het effect op het niveau van het dorp en het omliggende landschap);
  • het schaalniveau midden (het effect op het niveau van het dorp);
  • het schaalniveau laag (het effect op het niveau van het plangebied).

Schaalniveau hoog

Op het hoogste schaalniveau heeft het voorkeursalternatief geen invloed op de kenmerkende stedenbouwkundige structuren. De stedenbouwkundige hoofdstructuren blijven behouden. De effecten die op het meer lokale schaalniveau optreden (zie schaalniveau midden en laag) hebben weliswaar effect op de herkenbaarheid maar leiden niet tot een fundamentele wijziging of aantasting van de structuren op dit schaalniveau. De beoordeling is daarom neutraal.

Schaalniveau midden

Op het middelste schaalniveau heeft de doorsnijding van de groenstrook langs 't Haagje een negatieve invloed op kenmerkende stedenbouwkundige structuren. De betreffende groenstrook vormt één van de doorgaande groenstructuren in Eerbeek, waar tevens de Eerbeekse Beek doorheen stroomt. In de referentiesituatie wordt deze groenstrook plaatselijk al onderbroken door bedrijventerreinen, waaronder het terrein van Folding Boxboard Eerbeek. Het is in de referentiesituatie dus al geen volledig doorgaande structuur meer. Het feit dat de groenstructuur in de lengterichting wordt doorsneden waardoor over de gehele lengte de groenzone wordt verstoord heeft een negatieve invloed op deze stedenbouwkundige structuur. Een positief effect van het voorkeursalternatief is dat de beek weer zichtbaar wordt en daarmee de continuïteit van beek wordt hersteld. Per saldo leidt dit tot een neutrale beoordeling.

Schaalniveau laag

Evenals op het midden schaalniveau heeft de doorsnijding van de groenzone langs 't Haagje een negatieve invloed. Met maatregelen, zoals de groene wanden, kan de impact van de doorsnijding beperkt worden. Feit blijft dat de bestaande groenstrook op deze manier aanzienlijk smaller en minder goed herkenbaar is als robuuste groene structuur. Positief is het weer zichtbaar maken van de beek. Daarmee wordt de continuïteit verbeterd. De beek zal echter niet of beperkt begeleid worden met groen wanneer deze in het straatprofiel van de Volmolenweg en Coldenhovenseweg ligt. De onderbreking van de groene structuur die de Eerbeekse beek over grotere lengte begeleid wordt daarmee niet opgeheven. Aan de oostzijde en westzijde van het bedrijventerrein blijft voldoende ruimte over om de groene noord-zuid georiënteerde structuren te behouden en te versterken.

Langs de Kloosterstraat, ter hoogte van de nieuwe pulpinstallatie, wordt de groenzone iets smaller. Dit heeft echter geen effect op de stedenbouwkundige structuur. Aan de noordzijde van de Kloosterstaat wordt de strook in voorgenoemde ontwikkelsituaties wat breder. Door de realisering van geluidswanden en een groenzone langs de Poelkampstraat en de Volmolenweg (ter plaatse van de zuidelijke entree) wordt de stedenbouwkundige structuur aan de westzijde en de zuidzijde van het fabrieksterrein versterkt.

Per saldo is de beoordeling op dit schaalniveau negatief. De doorsnijding van de groenstrook van 't Haagje weegt voor dit criterium zwaarder dan de verbeteringen op en rondom het fabrieksterrein.

6.2.10.3 Visuele beleving

Gesteld kan worden dat vanaf de Poelkampstraat het zicht op de fabriek grotendeels wordt weggenomen door de groene geluidswanden. Ook het zicht op de fabriek vanuit de achtertuinen van de Volmolenweg (westelijk van de zuidelijke entree) wordt voor een groot deel weggenomen. Langs de Kloosterstaat wordt een deels beplante en door groen afgeschermde legioblokkenwand geplaatst, die op iets meer afstand van de weg komt te liggen dan de huidige groene afscheiding. De hoogte van de groene wand en de mogelijkheden voor een groene inrichting leiden er toe dat de zichtbaarheid van het fabrieksterrein niet groter wordt.

Vanaf de centrumzijde (spoorzone) wordt een groot deel van het zicht op de fabriek weggenomen door de groene wand van deels 7 meter en deels 4 meter hoog. Ook dit heeft een positief effect. De beleving van de fabriek aan de oostzijde zal maar beperkt wijzigen. De nieuwe hal voor transport en rolverwerking ter plaatse van de achtertuinen Volmolenweg geeft wel een negatief effect op de visuele beleving. De bebouwing van de fabriek zal ten opzichte van de huidige situatie beter zichtbaar zijn. Per saldo is er sprake van een zeer positief effect op de visuele beleving.

Het karakter van de groenzone langs 't Haagje zal wel in belangrijke mate veranderen. De zone wordt smaller en zal een meer besloten karakter hebben. Ook zullen langsrijdende vrachtwagens over de nieuwe route deels zichtbaar blijven, wat een storend effect heeft op de beleving. Verder verdwijnt er oppervlak recreatief gebruiksgroen. Anderzijds zijn er ook kansen met betrekking tot het beleefbaar maken van de beek. Per saldo is de beoordeling in dit deel van het plangebied negatief.

6.2.10.4 Mitigerende maatregelen

In het inpassingsplan zijn meerdere voorschriften opgenomen gericht op de verbetering van de landschappelijke inpassing en de visuele beleving van de papier- en kartonfabriek en de aan- en afrijdroutes. In het bijzonder het landschapsplan, dat als bijlage bij de regels is gevoegd, geeft richting aan de inrichting van de omgeving van de fabriek en de weg. Een nadere toelichting op het landschapsplan is opgenomen in paragraaf 5.4; een nadere toelichting op de opgenomen voorschriften is opgenomen in hoofdstuk 7.

6.2.11 Cultuurhistorie
6.2.11.1 Historische (steden)bouw

Gemeentelijke monumenten en rijksmonumenten

In het plangebied en in de directe omgeving daarvan liggen geen rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Daarom heeft de voorgenomen activiteit geen invloed op rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Het dichtstbijzijnde monument is het stationsgebouw (gemeentelijk monument). Dit gebouw wordt niet beïnvloedt door de voorgenomen activiteit, omdat het op voldoende afstand staat.

Monumenten Inventarisatie Project

In het Monumenten Inventarisatie Project (provincie Gelderland, 1993) is geïnventariseerd welke bebouwing beeldbepalend en waardevol is. In het Monumenten Inventarisatie Project zijn het badhuis en de oude machinehal genoemd. Het betreft gebouwen op het fabrieksterrein. Het badhuis is ook nu nog volledig aanwezig. Het gebouw blijft onveranderd. De oude machinehal is nog deels aanwezig. Voor de plaatsing van de nieuwe opslagbunker voor houtchips worden de lage gedeelten hiervan gesloopt. Ondanks de vermelding in het Monumenten Inventarisatie Project is de oude machinehal geen waardevol industrieel erfgoed. Het voorkeursalternatief heeft daarom geen negatief effect op historisch (steden)bouwkundige waarden.

De gebouwen buiten het fabrieksterrein die genoemd zijn in het Monumenten Inventarisatie Project zijn de villa's langs de Coldenhovenseweg (nummers 14, 22, 30) en de villa langs de Kloosterstraat (19/21). De villa's zijn niet wettelijk beschermd maar zijn vanuit historisch (steden)bouwkundig perspectief wel waardevol vanwege de verbondenheid met de geschiedenis van de papierindustrie. Dit geldt zowel voor de villa aan de Kloosterstraat als voor de villa's aan de Coldenhovenseweg.

De villa's blijven behouden. Daarom heeft het inpassingsplan geen invloed op de fysieke kwaliteit van de villa's. Omdat de aan- en afrijdroute niet langs de villa's loopt, maar langs 't Haagje, heeft deze ook geen invloed op de beleefde kwaliteit en de inhoudelijke kwaliteit van de villa's. De beleefde kwaliteit heeft betrekking op de uitstraling van rust en ruimte rondom de villa's. De inhoudelijke kwaliteit heeft betrekking op de verbondenheid van de villa's met de historie van de papierindustrie, die kenmerkend is voor Eerbeek.

De villa's Coldenhovenseweg 14, 22 en 30 krijgen een kantoorfunctie voor Folding Boxboard Eerbeek. Dit heeft geen invloed om de historische (steden)bouwkundige waarde van de villa's. Bij de villa aan de Kloosterstraat wordt een geluidswand tussen de achtertuinen en de bedrijfslocatie geplaatst. Ook dit heeft geen invloed op de historische (steden)bouwkundige waarde van de villa.

Het voorkeursalternatief wordt voor historische (steden)bouw neutraal beoordeeld.

6.2.11.2 Historische geografie

De historisch-geografische elementen die aangetast kunnen worden door dit project zijn de Eerbeekse Beek en de lintstructuur van de Coldenhovenseweg, als gevolg van de aanleg van de aan- en afrijdroute. Deze route loopt langs de Eerbeekse Beek, over 't Haagje. De landschappelijke inpassingsmaatregelen met een verdiepte ligging, geluidswallen en een natuurlijke inrichting rondom de route, hebben tot doel om negatieve effecten op landschappelijke waarden en op het woon- en leefklimaat te mitigeren.

De beek wordt deels verlegd. Het gedeelte dat in de referentiesituatie ondergronds over het fabrieksterrein stroomt, komt te vervallen zodat de loop van de beek weer grotendeels zichtbaar is. Dit is vanuit historisch-geografisch oogpunt een positief effect. Zowel nu als in de toekomst wordt echter niet de geheel oorspronkelijke loop gevolgd. Daarmee is het effect neutraal.

Het voorkeursalternatief wordt voor historische geografie per saldo neutraal beoordeeld.

6.2.11.3 Mitigerende maatregelen

Er worden geen mitigerende maatregelen voorgesteld in het MER. Als het gaat om de effecten op de Eerbeekse Beek gaat de beoordeling uit van de maatregelen die zijn opgenomen in dit inpassingsplan (zie hoofdstuk 7). Binnen het voorkeursalternatief zijn geen verdere maatregelen mogelijk.

Vanwege het belang van de villa's als historisch (steden)bouwkundig waardevol zijn in het inpassingsplan regels opgenomen om te voorkomen dat de villa's worden gesloopt of het aanzicht ervan wordt veranderd (zie hoofdstuk 7).

6.2.12 Archeologie
6.2.12.1 Fabrieksterrein en omgeving

Uit het archeologisch vooronderzoek en verkennend booronderzoek ter plaatse van het fabrieksterrein blijkt dat de kans reëel is dat er archeologische resten aanwezig zijn. Er geldt een lage verwachting voor het Paleo- en Mesolithicum (periode die 10.500 jaar geleden begon na de laatste ijstijd). Dergelijke vindplaatsen kenmerken zich overwegend door zogenaamde vuursteenstrooiingen zonder sporen-niveau. Verwacht wordt dat dergelijke vindplaatsen al verloren zijn gegaan. Voor de overige perioden blijft de verwachting onveranderd, met als toevoeging dat vooral een sporenniveau wordt verwacht. Deze worden verwacht in de zones ten westen, oosten en noorden van het huidige fabrieksterrein, direct langs de Eerbeekse Beek en ter plaatse van de historische erven en bebouwing.

6.2.12.2 Aan- en afrijdroutes

In de omgeving van de nieuwe aan- en afrijdroute door ‘t Haagje komen zones voor met een lage, middelhoge tot hoge verwachting op archeologische resten: bewoningsresten uit de periode Laat-Paleolithicum – Late-Middeleeuwen en resten die samenhangen met de aanwezigheid van het beekdal.

6.2.12.3 Beoordeling

Door de benodigde bodemingrepen is sprake van een groot risico op aantasting van archeologische waarden. De beoordeling is daarom zeer negatief.

Er is vervolgonderzoek nodig. Dit is in dit inpassingsplan gewaarborgd via de regels die horen bij de bestemmingen Waarde-Archeologie, die zijn overgenomen uit het paraplubestemmingsplan Archeologie van de gemeente Brummen.

6.2.12.4 Mitigerende maatregelen

Vanuit het thema archeologie verdient het de voorkeur zo min mogelijk te graven op plaatsen waar de bodem nog ongestoord is. Waar dit niet voorkomen kan worden, dient het archeologisch advies voortvloeiend uit het verkennend booronderzoek opgevolgd te worden. Dit is geborgd via de planregels. Daarnaast zijn voor het thema archeologie geen mitigerende maatregelen mogelijk.

6.2.13 Gezondheid

In het MER zijn de milieueffecten die relevant zijn voor gezondheid ook in samenhang bekeken in het kader van het integraal gezondheidseffect. De relevante thema's zijn: geluid, lucht, geur, trillingen, verkeersveiligheid, aanwezigheid van groen, visuele beleving en grof stof.

Er is voor het integraal gezondheidseffect geen apart beoordelingskader. De score van zeer negatief tot zeer positief wordt bepaald door de beoordeling van de onderliggende thema's. Bij het 'optellen' van de thema's, wegen alle thema's gelijk mee. Dit kan een vertekend beeld geven, aangezien niet alle thema's als even zwaarwegend ervaren worden door omwonenden.

Na afstemming met omwonenden in het proces voorafgaand aan de keuze voor het voorkeursalternatief is gebleken dat omwonenden het vooral belangrijk vinden dat er geen toename van hinder is, dat zo min mogelijk mensen hinder ondervinden, en dat rekening wordt gehouden met nieuw gehinderden. De thema's van het integraal gezondheidseffect die hier betrekking op hebben, zijn alle genoemde effecten met uitzondering van de hoeveelheid gebruiksgroen en visuele beleving. Tegelijk is bekend dat gebruiksgroen in de leefomgeving en een positieve visuele beleving van de leefomgeving van invloed zijn op de gezondheid van bewoners. Daarom wordt voor fase 2 het integraal gezondheidseffect op dezelfde wijze bepaald als in fase 1, met een gelijke weging van alle thema's.

De beoordeling van het voorkeursalternatief is voor lucht en geluid neutraal. Voor geur, trillingen (hinder) en verkeersveiligheid is de beoordeling positief.

De hoeveelheid gebruiksgroen neemt af als gevolg van de doorsnijding van 't Haagje. Dit is een negatief effect.

De visuele beleving verschilt per locatie. Rondom het fabrieksterrein wordt deze beter, rondom 't Haagje wordt de visuele beleving slechter.

Verspreiding van grof stof als gevolg van de houtchipsvoorraad buiten wordt beperkt door de 7 meter hoge geluidwand, en zal daarom verbeteren ten opzichte van de huidige situatie, waarin geen sprake is van een dergelijke wand.

Alles overwegend, zijn voor gezondheid de negatieve effecten van de nieuwe aan- en afrijdroute van invloed. De negatieve effecten betreffen de hoeveelheid gebruiksgroen die afneemt (ter plaatse van 't Haagje) en de visuele beleving die slechter wordt (ter plaatse van 't Haagje). Daarnaast zijn de effecten voor geur, trillingen en verkeersveiligheid als positief beoordeeld.

Op grond van het voorgaande beoordeelt het MER het integrale gezondheidseffect als neutraal.

6.2.14 Duurzaamheid en klimaat

Voor duurzaamheid en klimaat is geen effectbeoordeling uitgevoerd. Het MER geeft een overzicht van kansen en mogelijke knelpunten, mede in relatie tot het beleid en de doelen van de provincie Gelderland (zie paragraaf 3.2).

Uitgaande van de maximaal vergunde capaciteit neemt de CO2 emissie en het gasverbruik van Folding Boxboard Eerbeek af als gevolg van de nieuwe pulpinstallatie. Ook het specifieke gasverbruik gaat in de toekomst sterk afnemen.

Specifieke knelpunten zijn er niet geconstateerd. Wel zijn er verschillende kansen voor verduurzaming van de bedrijfsvoering van Folding Boxboard Eerbeek en zijn er kansen voor de overheid. Die kansen zijn hieronder samengevat. Een uitgebreide toelichting is opgenomen in paragraaf 9.14 van het MER.

Kansen voor verduurzaming Folding Boxboard Eerbeek

  • Bestaande en nieuwe daken benutten door de aanleg van groene daken (vegetatie) en/of het toepassen van zonnepanelen. Hierdoor kan water beter worden vastgehouden, wordt hittestress tegengegaan, wordt de biodiversiteit gestimuleerd en kan duurzame energie worden opgewekt. Voor bestaande daken zijn de mogelijkheden echter beperkt als gevolg van de dakconstructie en onderhoudsaspecten.
  • Hemelwater infiltreren door middel van infiltratiekratten.
  • Groene elektriciteit inkopen, wellicht is er ook voor het gebruik van gas vergroening mogelijk.
  • In samenwerking met Industriewater Eerbeek onderzoeken hoe de zuivering van het afvalwater dusdanig kan worden geoptimaliseerd waardoor Folding Boxboard Eerbeek dit water kan gaan hergebruiken waardoor de grondwateronttrekking kan worden verminderd en verdroging wordt tegengegaan.
  • Onderzoek blijven doen naar het uitbannen van toevoegingen aan de producten die schadelijk kunnen zijn voor het milieu en/of hergebruik belemmeren.
  • Verder verschuiving van de herkomst van houtchips van buiten uit de Benelux naar Nederland, België en Duitsland waardoor de totale transportkilometers afnemen.
  • De groenstroken en geluidwallen die het bedrijf realiseert kunnen net als hierna voor de provincie en gemeente beschreven specifiek ontworpen worden om de biodiversiteit te stimuleren, bestaand groen kan beschermd worden en in beheer en onderhoud daarvan kunnen maatregelen worden getroffen om de biodiversiteit te stimuleren, denk aan bijvoorbeeld nestkasten en bij het planten van bomen en struiken aan soorten die biodiversiteit stimuleren

In de memo 'Nut en noodzaak van veranderingen FBE' (Arcadis, augustus 2022) die als bijlage 1 aan deze toelichting is gehecht, is ingegaan op duurzaamheidsmaatregelen die Folding Boxboard Eerbeek van plan is te treffen. De hiervoor genoemde infiltratie van hemelwater is tevens onderdeel van de opgave voor watercompensatie die is beschreven in paragraaf 6.2.8.2.

Kansen voor verduurzaming voor de provincie en/of gemeente

  • Bij de aanbesteding van werken in het plangebied (waar mogelijk) klimaatneutraal materieel inzetten.
  • Extra waterberging realiseren in de vorm van een wadi en/of specifieke bergingsvoorzieningen langs wegen, voor dit laatste is het van belang om hiervoor voldoende ruimte te creëren in het ontwerp.
  • Groenstroken en geluidswallen kunnen specifiek ook ten behoeve van stimulering van biodiversiteit worden ontworpen, ook het realiseren van nestplaatsen voor vogels en het planten van oude/verdwenen boom-en struiksoorten behoort tot de mogelijkheden.
  • De herinrichting van de Eerbeekse Beek optimaliseren ten behoeve van het vasthouden van water en het stimuleren van biodiversiteit door bijvoorbeeld de leembodem van de beek te herstellen.
  • Effecten van het VKA op provinciale doelstellingen voor circulaire economie en energie.

[Opmerking: deze 'kansen voor verduurzaming voor de provincie en/of de gemeente' blijven een beetje in het luchtledige hangen omdat er niets is opgenomen over wat de provincie van plan is te doen met deze kansen. Kan hier iets over worden gezegd? Zie in dit verband ook het beleidskader in par. 4, dat iets hogere eisen lijkt (met nadruk zeg ik 'lijkt') te stellen]

6.2.15 Externe veiligheid

De papier- en kartonfabriek is geen risicobron als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en het Besluit risico's zware ongevallen 2015.

In en rondom het plangebied zijn twee risicobronnen aanwezig: een ondergrondse aardgasleiding en een gasontvangststation (ook wel aangeduid als 'gasdrukmeet- en regelstation'). De aardgasleiding loopt vanuit de Wethouder Sandersstraat en langs 't Haagje over een deel van het terrein van Folding Boxboard Eerbeek tot het gasontvangststation dat op het westelijk deel van het terrein van Folding Boxboard Eerbeek staat. De gasleiding en het gasontvangststation zijn in beheer bij Gasunie.

De leiding en het gasontvangststation zijn in de huidige situatie al aanwezig en veranderen, los van een beoogde geringe verlegging, niet door de voorgenomen activiteit. Hierdoor ontstaat geen groter risico gericht op de planlocatie dan in de referentiesituatie het geval is.

De externe veiligheid rondom de leiding en het gasontvangststation zijn geborgd via regels.Op grond van het Activiteitenbesluit (artikel 3.12) moeten vaste afstanden worden aangehouden tussen een gasontvangststation en (beperkt) kwetsbare objecten, zoals woningen en kantoren. In verband met mogelijke kantoren op het fabrieksterrein is in het inpassingsplan een veiligheidzone opgenomen waarmee die afstand wordt geborgd (artikel 15.5). De regels in het inpassingsplan voor de bestemming Leiding - Gas, waaronder regels over bouwen en aanleggen nabij de gasleiding, waarborgen de veiligheid in verband met de gasleiding.

Het effect van de voorgenomen activiteit op externe veiligheid is gezien het bovenstaande niet nader onderzocht in dit MER en voor dit milieuaspect is dus geen score toegekend. Zoals hiervoor toelicht, kunnen effecten worden uitgesloten.

6.2.16 Aanlegfase

Waar nodig zijn in het MER de effecten van de aanlegfase in beeld gebracht. De aanlegfase heeft betrekking op de situatie dat bouw- en aanlegwerkzaamheden plaatsvinden die nodig zijn om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. De aanlegfase is beschouwd voor de volgende milieuaspecten:

  • geluid;
  • trillingen;
  • natuur (stikstof).

Geluid

Fabrieksterrein

Het bouwlawaai ter plaatse van het fabrieksterrein bestaat uit een bouwrijp en sloopfase, ruwbouw en afbouw. In de bouwrijp- en sloopfase worden shovels, mobiele kranen, kiepwagens en een mobiele telescoopkraan gebruikt. Tijdens de ruwbouw wordt een mortelschroef, dieplader, betonmixer, mobiele kraan en mobiele telescoopkraan gebruikt. Tijdens de afbouw wordt een mobiele telescoopkraan en een dieplader gebruikt. Het is niet de verwachting dat deze werkzaamheden leiden tot onaanvaardbare hinder waarbij de dagwaarden en maximale blootstellingsduur ten aanzien van geluidhinder omdat de aanlegwerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvinden en de duur (het aantal dagen) en de geluidemissie van de werkzaamheden beperkt is.

Omgeving

Het bouwlawaai buiten het fabrieksterrein bestaan uit werkzaamheden met betrekking tot de aanpassingen aan de Eerbeekse beek, de herinrichting van de Volmolenweg, Coldenhovenseweg en de aanleg van de nieuwe weg. Hierbij worden vrachtwagens, shovels, mobiele graafmachine, tractoren met grondkarren gebruikt. Het is niet de verwachting dat deze werkzaamheden leiden tot onaanvaardbare hinder waarbij de dagwaarden en maximale blootstellingsduur ten aanzien van geluidhinder worden overschreden, omdat de aanlegwerkzaamheden ook hier alleen in de dagperiode plaatsvinden en de duur (het aantal dagen) en de geluidemissie van de werkzaamheden beperkt is.

Aandachtspunten ten aanzien van geluidhinder zijn het frezen en zagen van het asfalt en de uitlaat van de mortelschroef (indien niet elektrisch).

Trillingen

Trillingen in de omgeving van het fabrieksterrein worden mogelijk veroorzaakt door werkzaamheden met betrekking tot de aanpassingen aan de Eerbeekse Beek, de herinrichting van de Volmolenweg, Coldenhovenseweg en de aanleg van de nieuwe aan- en afrijdroute. Hierbij worden vrachtwagens, shovels, mobiele graafmachine, tractoren met grondkarren gebruikt. Het is niet de verwachting dat deze werkzaamheden leiden tot onaanvaardbare hinder, waarbij de streefwaarden ten aanzien van trillinghinder worden overschreden, omdat de aanlegwerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvinden en de duur (het aantal dagen) beperkt is.

Aanlegwerkzaamheden op het fabrieksterrein bestaan uit een bouwrijp en sloopfase, ruwbouw en afbouw. In de bouwrijp en sloopfase worden shovels, mobiele kranen, kiepwagens en een mobiele telescoopkraan gebruikt. Tijdens de ruwbouw wordt een mortelschroef, dieplader, betonmixer, mobiele kraan en mobiele telescoopkraan gebruikt. Tijdens de afbouw wordt een mobiele telescoopkraan en een dieplader gebruikt. Het is niet de verwachting dat deze werkzaamheden leiden tot onaanvaardbare hinder, waarbij de streefwaarden ten aanzien van trillinghinder worden overschreden, omdat ook in dit geval de aanlegwerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvinden en de duur (het aantal dagen) beperkt is.

Aandachtspunten ten aanzien van trillinghinder zijn het afladen en verplaatsen van de mortelschroef en het graven in de grond.

Mitigerende maatregelen

Aanbevolen wordt om bij incidentele trillingen te evalueren of trillingen bij het neerzetten van zware rollen karton verder beperkt kan worden door bijvoorbeeld de werkmethode aan te passen. ['Aanbevolen wordt' staat niet lekker in de plantoelichting. Kan dit iets stelliger worden geformuleerd, bijvoorbeeld via verwijzing naar een voorschrift in de vergunning?]

Natuur (stikstof)

De effecten van de aanlegfase op het gebied van stikstof zijn al beschreven in paragraaf 6.2.7.3 bij de effecten van de gebruiksfase (op grond van de Wet natuurbescherming moeten de effecten van de aanleg- en gebruiksfase in samenhang worden beschouwd en beoordeeld.

6.2.17 Effecten ontwikkelsituaties 1A en 1A + 1B

De voorgaande paragrafen (paragraaf 6.2.2 t/m 6.2.16) beschrijven de effecten van het voorkeursalternatief. Dit komt overeen met de situatie na realisatie van ontwikkelsituatie 2 (zie paragraaf 6.2.1 en paragraaf 5.5 voor een toelichting op de ontwikkelsituaties).

De milieueffecten van de ontwikkelsituatie 1A + 1B komt over de hele linie overeen met de milieueffecten van ontwikkelsituatie 2.

De effecten van ontwikkelsituatie 1A wijken soms af. In onderstaande tabel is aangegeven in welke gevallen de verwachte milieueffecten van ontwikkelsituatie 1A afwijkt van de milieueffecten die hiervoor zijn beschreven voor ontwikkelsituatie 2. Daarbij wordt waar nodig onderscheid gemaakt tussen ontwikkelsituatie 1 A met de huidige productie en ontwikkelsituatie 1 A met een hogere productie. Ter vergelijking is in de tabel ook het resultaat voor het voorkeursalternatief opgenomen.

N.B. De tabel geeft alleen de resultaten weer waar die voor ontwikkelsituatie 1A afwijken van ontwikkelsituatie 2. Een nadere toelichting op de beoordeling van de ontwikkelsituaties is opgenomen in hoofdstuk 9 van het MER.

  Voorkeursalternatief   Ontwikkelsituatie 1 A  
Geluid      
Industrielawaai: aantal slaapverstoorden t.o.v. referentiesituatie   Neemt heel beperkt toe   Blijft gelijk  
Piekgeluiden: aantal woningen waar piekgeluiden optreden   Neem af   Blijft in de nacht en dagperiode gelijk  
Geur      
GES-score: aantal woningen met GES-score 4   Neemt af   Blijft gelijk (uitgaande van de huidige productie)  
Gelders geurbeleid: overschrijding richtwaarde   Komt voor   Komt niet voor (uitgaande van de huidige productie)  
Stedenbouw en visuele beleving      
Visuele beleving: effecte   Zeer positief   Positief  

6.3 Integrale beoordeling aanvaardbaar woon- en leeflklimaat

[PM input provincie]

Hoofdstuk 7 Toelichting op de planregels

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is waar nodig een toelichting opgenomen op de regels van dit inpassingpslan.

7.2 Artikel 3 Bedrijf - Papier- en kartonfabriek

7.2.1 Algemeen

De bedrijfsactiviteiten van Folding Boxboard Eerbeek zijn geregeld via artikel Artikel 3 Bedrijf - Papier- en kartonfabriek. In het artikel zijn regels opgenomen om vast te leggen welke activiteiten mogen worden verricht en aan welke voorwaarden daarbij moet worden voldaan. De regels zijn erop gericht dat er geen onaanvaardbare effecten optreden, gelet op de belangen van de goede ruimtelijke ordening en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de volgende paragrafen worden de regels in meer detail toegelicht.

7.2.2 Papier- en kartonfabriek

Artikel 3.1 regelt dat een papier- en kartonfabriek is toegestaan. Ook het maken van pulp voor het eigen gebruik van de fabriek is toegestaan (artikel 3.1 aanhef en onder a). De productiecapaciteit is vastgelegd op de huidige vergunde situatie. In de begripsbepalingen is een begripsbepaling opgenomen van productiecapaciteit.

7.2.3 Eisen en maatregelen met het oog op geluidshinder

Specifiek met het oog op het voorkomen van geluidshinder zijn meerdere regels opgenomen.

  • Bepaalde bedrijfsactiviteiten worden alleen op specifieke plaatsen toegelaten (artikel 3.1). Die plaatsen zijn zo gekozen dat de geluidshinder naar de omgeving zoveel als redelijkerwijs mogelijk wordt beperkt. De bedoelde bedrijfsactiviteiten zijn de nieuwe pulpinstallatie, de nieuwe opslag van houtchips, de nieuwe transportband, het ketelhuis en de kartonlijn (zie paragraaf 5.2 van deze toelichting voor een nadere beschrijving van deze bedrijfsactiviteiten). Onder voorwaarden kan met een vergunning enigszins van deze locaties worden afgeweken (artikel 3.5.1).
  • Er is rekening gehouden met een periode waarin tijdelijk nog de bestaande opslaglocatie voor houtchips en de bestaande pulpinstallatie in gebruik zijn (artikel 3.4.1 en artikel 3.4.2). Voor de pulpinstallatie is dat omdat de opstart van de nieuwe pulpinstallatie tijd in beslag neemt. Gedurende een periode van maximaal 16 weken zal het gebruik van de oude installatie afgewisseld worden met het gebruik van de nieuwe installatie. Hierbij zijn dus ook beide locaties voor houtchipsopslag in gebruik. Beide pulpinstallaties zijn nooit tegelijkertijd in gebruik (dat is technisch ook niet mogelijk). Dat is ook in de regels vastgelegd. [Opmerking: hier lijkt te staan dat beide locaties voor houtchipsopslag gedurende maximaal 16 weken lang tegelijk in gebruik (kunnen) zijn. In de planregels staat 8. Deze termijnen komen van FBE. Passen we de 8 aan naar 16, of kan FBE die 8 realiseren?]
  • Vastgelegd is welke geluidswerende voorzieningen in elk geval moeten worden opgericht, en op welke locatie (artikel 3.2.3).
  • Er is vastgelegd wanneer bepaalde geluidswerende voorzieningen gerealiseerd moeten zijn (artikel 3.4.2 en artikel 3.4.4). De gehanteerde termijnen houden rekening met zaken die de uitvoering raken, zoals het kapseizoen, het feit dat bepaalde werkzaamheden pas kunnen starten als andere werkzaamheden op het fabrieksterrein, die daarmee samenhangen, zijn afgerond, en ook met het feit dat Folding Boxboard Eerbeek vergunningen nodig zal hebben voor het realiseren van (onder meer) de geluidswerende voorzieningen.
  • Bepaalde geluidswerende voorzieningen zijn specifiek nodig om te zorgen dat de nieuwe pulpinstallatie (zie paragraaf 5.2) geen onaanvaardbare geluidshinder veroorzaakt. Daarom is vastgelegd dat pulpmachine niet in bedrijf mag worden genomen, voordat die geluidswerende voorzieningen zijn gerealiseerd (artikel 3.4.2).
  • De geluidswerende voorzieningen als bedoeld in artikel 3.4.4 zijn er onder andere op gericht om geluidshinder van bestaande bedrijfsactiviteiten te beperken.
  • In artikel 3.1 aanhef en onder c is vastgelegd waar de opstelplaats voor vrachtwagens moet worden gerealiseerd. Ook zijn regels opgenomen over het stationair laten draaien van vrachtwagens op de opstelplaats (artikel 3.4.7).
  • Er is vastgelegd dat de ontsluiting van het fabrieksterrein voor vrachtverkeer moet plaatsvinden via de hoofdtoegang aan de Volmolenweg (artikel 3.4.7). Een uitzondering geldt voor vrachtwagens die het terrein kunnen benaderen via de toegang aan de Coldenhovenseweg voor bevoorrading van de kantoren en bedrijfskantine (zie paragraaf 7.3).
  • Er is vastgelegd dat bouwwerken niet zomaar gesloopt mogen worden (artikel 3.6.1). Bestaande bouwwerken kunnen namelijk geluid tegenhouden. Om een bouwwerk te slopen is een vergunning nodig. Daarbij wordt gecontroleerd of de sloop er niet toe leidt dat er een toename plaatsvindt van de geluidbelasting, veroorzaakt door de bedrijfsactiviteiten van Folding Boxboard Eerbeek, op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen (woningen). Ten behoeve van die beoordeling zal Folding Boxboard Eerbeek bij de aanvraag een rapport van een deskundige moeten overleggen. Mochten geluidswerende maatregelen nodig zijn dan zal Folding Boxboard Eerbeek bij een aanvraag moeten aangeven hoe snel die gerealiseerd kunnen worden. Het bevoegd gezag kan indien nodig voorschriften verbinden aan de vergunning met het oog op het nemen van geluidswerende maatregelen. Het sloopverbod geldt niet voor drie woningen en enkele andere gebouwen op het fabrieksterrein. Met de sloop van die gebouwen is in het MER rekening gehouden.
  • Voor een goede doorstroming van het vrachtverkeer op het fabrieksterrein is behalve een opstelplaats voor vrachtwagens een goede route op het fabrieksterrein van belang. In het plan is daarom voorgeschreven dat ruimte vrij moet blijven voor een interne route voor vrachtverkeer (artikel 3.4.7 onder a, sub 4 en artikel 3.2.5).
7.2.4 Eisen met het oog op hinder door grof stof

Met het oog op het voorkomen van hinder door grof stof is geregeld dat de opslag van houtchips mag plaats vinden tot een hoogte van maximaal 5 m (artikel PM). De verspreiding van stof wordt verder beperkt door de naast de opslag te realiseren geluidswerende voorzieningen.

[nog niet verwerkt in regels omdat ODRN nog met uitsluitsel zou komen.]

7.2.5 Eisen en maatregelen met het oog op visuele hinder en landschappelijke inpassing

Specifiek met het oog op het voorkomen van visuele hinder en een zorgvuldige landschappelijke inpassing zijn meerdere regels opgenomen.

  • Bouwhoogtes zijn vastgelegd (artikel 3.2.2). Over het algemeen neemt de toegelaten bouwhoogte af naarmate bouwwerken dichter tegen de grens van het fabrieksterrein aanliggen (zie nadere toelichting in paragraaf 7.2.6 hieronder). Als voor een specifiek object (zoals een schoorsteen) een afwijkende hoogte nodig is, is dat in de regels toegelaten (zie artikel 3.2.2 onder c). De zichtbaarheid wordt waar nodig verder beperkt via de landschappelijke inrichting van de aangrenzende (groen)gebieden (dit is gewaarborgd via artikel 4 Groen). Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de geldende bouwhoogte als dat nodig is om nieuwe silo's, torens of schoorstenen te realiseren. Die vergunning wordt alleen verleend als geen sprake is van onaanvaardbare visuele hinder voor de omgeving.
  • Er is vastgelegd dat de bepaalde geluidswerende voorzieningen aan de buitenzijde een groene uitstraling moeten hebben door het gebruik van planten (artikel 3.2.3). Dit is uitgewerkt in het landschapsplan.
  • Voor de karakteristieke panden (bedrijfswoningen en kantoren) zijn specifieke bouwregels (3.2.7) en een sloopverbod (artikel 3.4.10) opgenomen.
  • Er zijn termijnen gesteld voor de realisatie van de groene omkadering van het fabrieksterrein (artikel 3.4.5) (zie ook de bestemming Groen). Deze termijnen houden rekening met het plantseizoen.
7.2.6 Bouwhoogtes

Met het oog op visuele hinder en ook het voorkomen van geluidsoverlast zijn bouwhoogtes op het fabrieksterrein geregeld.

Het fabrieksterrein is opgedeeld in zones (artikel 3.2.2 onder a) waarbinnen verschillende algemene bouwhoogtes gelden. Aan de randen van het terrein geldt een lagere maximum bouwhoogte dan in het midden van het terrein. De hoogte aan de randen van het terrein is zoveel mogelijk afgestemd op de hoogte van de daar te realiseren geluidswerende voorzieningen. Daardoor zijn de objecten op het terrein minder te zien en te horen.

Los van de indeling in zones gelden er specifieke bouwhoogtes voor de volgende, bestaande, objecten (artikel 3.2.2 onder c):

  • twee silo's van 12 meter en 25 meter;
  • de installatietoren van de pulpinstallatie van 22 meter;
  • vier schoorstenen, waaronder de schoorsteen en daarbij behorende trappentoren van de pulpinstallatie van 25 meter.

Er zjn ook specifieke hoogtes opgenomen voor antenne-installaties, terreinverlichting, vlaggenmasten en dergelijke, alsmede voor erf- en terreinafscheidingen (anders dan geluidswerende voorzieningen).

In onderstaande afbeelding zijn de maximum bouwhoogtes op het fabrieksterrein weergeven.

Joas onderstaande afbeelding nog in lijn brengen met de verbeelding//alleen fabriekterrein opnemen (en de hoogtes die gelden voor de geluidswanden ofwel weglaten of heel duidelijk aangeven)!.

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.BP19137-0005_0015.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.9925.BP19137-0005_0016.jpg"

Figuur: Maximaal toegestane bouwOv fabrieksterrein

7.2.7 Eisen met betrekking tot licht

Ter voorkoming van lichthinder is in de planregels een specifieke gebruiksregel opgenomen die maximale lichtsterktes op woningen voor de dag-, avond- en nachtperioden regelt (artikel 3.4.8). Er zijn grenzen gesteld aan de lichtsterkte vanaf het fabrieksterrein op woningen voor zowel de dag- en avondperiode als voor de nachtperiode. Doel van de gestelde grenswaarden is om lichtinder tegen te gaan.

De regeling is gebaseerd op richtlijnen van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde (NSVV).

Lichtplan Folding Boxboard Eerbeek

Folding Boxboard Eerbeek heeft een lichtplan opgesteld dat rekening houdt met de hiervoor genoemde eisen. Dit lichtplan is gericht op een minimale lichtafstraling op de omringende woningen. Een voorzorgsmaatregel waarmee rekening is gehouden in het ontwerp van verlichting op het fabrieksterrein is dat de armaturen zoveel mogelijk een kantelhoek van 0 graden hebben, waarbij de lichtbundel naar beneden is gericht, en dat de lichtmasten langs de geluidswanden niet hoger zijn dan de geluidswanden zelf.

Omdat de lichtmasten niet in het midden van rijroutes op het fabrieksterrein kunnen worden geplaatst om de vrachtwagens niet te hinderen, zijn het aan de westzijde van het terrein de armaturen wel 10 graden gekanteld. Op deze manier wordt het middenterrein zo veel mogelijk belicht. De aan de westzijde van het terrein te realiseren geluidswand van 7 meter zal lichthinder voor omwonenden wegnemen.

7.2.8 Bouwverbod nabij Volmolenweg 8

Op een deel van het fabrieksterrein vlak bij de achtertuin van de woning Volmolenweg 8 zijn vrijwel geen bouwwerken toegestaan (artikel 3.2.4). Dit zorgt ervoor dat er voldoende afstand behouden blijft tussen de hoge bebouwing van de papier- en kartonfabriek (ter plaatse tot 15 meter) en die achtertuin.

Er is wel een geluidswerende voorzieningen toegestaan. Dat maakt het mogelijk om eventueel een extra geluidswerende voorziening op te richten, naast de voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat verplicht gestelde geluidswerende voorzieningen (waarvoor aanduidingen zijn opgenomen).

Ook zijn waterhuishoudkundige bouwwerken van maximaal 1 meter hoog toegestaan. Dit in verband met waterhuishoudkundige bouwwerken die nodig kunnen zijn vanwege de omlegging van de Eerbeekse Beek van het fabrieksterrein naar de Volmolenweg.

7.2.9 Parkeren

In artikel 3.4.6 zijn regels over parkeren opgenomen. Hiermee wordt bereikt dat er op het terrein van Folding Boxboard Eerbeek voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn voor werknemers en bezoekers (zie ook paragraaf 6.2.2).De voorziene uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen moet zijn gerealiseerd binnen 2,5 jaar na het in werking treden van dit plan. Deze termijn hangt samen met de volgorde waarin werkzaamheden kunnen plaatsvinden. De nieuwe parkeerplaatsen worden gerealiseerd waar nu de ontsluitingsroute op het terrein van FBE ligt, en kunnen dus pas worden gerealiseerd als de nieuwe route klaar is. Voor dat laatste is in het plan een termijn van 1,5 jaar opgenomen (artikel 3.4.7 onder a, sub 4).

7.2.10 Bedrijfswoningen Kloosterstraat 19 en 21

De bedrijfswoningen Kloosterstraat 19 en 21 (zie paragraaf 5.2 van deze toelichting) zijn toegelaten via een aanduiding (artikel 3.1 onder k). In artikel 3.2.6 zijn bouwregels opgenomen voor bedrijfswoningen. De bedrijfswoningen worden omsloten door de bestemming Groen.

7.2.11 Kantoren Coldenhovenseweg 14, 22 en 30

De villa's Coldenhovenseweg 22 en 30 en de kantoorvilla Coldenhovenseweg 14 zijn bestemd voor kantoren ten dienste van de papier- en kartonfabriek (artikel 3.1 aanhef en onder l) (zie ook de toelichting over herbestemming van de villa's Coldenhovenseweg 22 en 30 in paragraaf 5.2). In artikel 3.2.6 zijn bouwregels opgenomen voor bedrijfswoningen. De kantoorvilla's worden omsloten door de bestemming Groen.

7.3 Artikel 4 Groen

De gronden aangrenzend aan het fabrieksterrein en langs 't Haagje hebben de bestemming Groen. Dat geldt dus ook voor het groene gebied langs de Coldenhovenseweg waarin de kantoorvilla's zijn gelegen.

De gronden met de bestemming Groen worden ingericht volgens de eisen van het landschapsplan (artikel 4.3.1). In het belang van de inpassing van de papier- en kartonfabriek zijn hiervoor termijnen opgenomen in artikel 3.4.5 (zie paragraaf 7.2.5)

Het kappen van bomen en het verwijderen van bestaande beplanting is alleen toegestaan met een vergunning (artikel 4.4.1), waarbij wordt getoetst aan de gevolgen voor de landschappelijke kwaliteit (artikel 4.4.2). Desgewenst kan een herplantplicht worden opgelegd (artikel 4.4.3).

Er is voorzien in een aanduiding ten behoeve van een pad dat langs de nieuwe weg tussen de Volmolenweg en de Wethouder Sandersstraat zal worden aangelegd voor het ontsluiten van het perceel kadastraal bekend gemeente Hall sectie E nummer 3128.

Er zijn regels opgenomen over tuinen (artikel 4.1 aanhef en onder c, sub 1), parkeren (artikel 4.1, aanhef en onder i) en bebouwing (artikel 4.2.1 en artikel 4.2.2) ten behoeve van de kantoren en bedrijfswoningen.

Er is een specifieke regeling opgenomen voor de gronden met de bestemming Groen gelegen tussen de percelen aan de Coldenhovenseweg en de nieuwe weg tussen de Volmolenweg en de Wethouder Sandersstraat. De provincie wil de mogelijkheid openhouden dat deze gronden worden overgedragen aan de eigenaren van de aangrenzende tuinen. Voor die situatie zijn regels opgenomen die tuinen toelaten (artikel 4.1 aanhef en onder d). Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zijn op die gronden ook toegestaan, namelijk voor zover daarvoor op grond van bijlage II, artikel 2 bij het Besluit omgevingsrecht geen omgevingsvergunning is vereist voor het bouwen van een bouwwerk of het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.

In de bestemming Groen wordt ook geregeld dat parkeergelegenheid kan worden gerealiseerd ten behoeve van omwonenden en bezoekers van het centrum van Eerbeek en omwonenden, in de vorm van langsparkeren langs de Kloosterstraat en de Poelkamstraat (artikel 4.1 aanhef en onder h).

Artikel 4.3.2 bevat een regeling als uitzondering op het bepaalde in artikel 3.4.7 (zie paragraaf 7.2). Die uitzondering is bedoeld voor het (hooguit twee keer per dag) bevoorraden van de kantoren en kantine van de papier- en kartonfabriek. Daarnaast kan het voorkomen dat de hoofdtoegang aan de Volmolenweg door uitzonderlijke omstandigheden niet kan worden gebruikt. Alleen dan kunnen, maar niet meer dan 12 dagen per jaar, ook andere vrachtwagens op het terrein worden toegelaten via de toegang aan de Coldenhovenseweg.

7.4 Artikel 5 Verkeer

De bestemming Verkeer heeft betrekking op de nieuwe weg door 't Haagje en de Coldenhovenseweg. In de planregels zijn meerdere eisen opgenomen ten aanzien van de inrichting en inpassing van de weg.

De volgende onderdelen van het ontwerp van de nieuwe weg door 't Haagje zijn vastgelegd (artikel 5.1, aanhef en onder a en e, en artikel 5.3.1):

  • de as van de weg;
  • het maximaal 1 meter verdiept aanleggen van de weg;
  • het aantal rijstroken (maximaal 2);
  • de verplichting dat de weg wordt geasfalteerd;
  • de plaatsing en kenmerken van geluidswerende voorzieningen;
  • dat langs de nieuwe weg geen parkeervoorzieningen zijn toegelaten.

De landschappelijke inpassing van de nieuwe weg is gewaarborgd door de verplichting dat de aangrenzende gronden met de bestemming Groen volgens het landschapsplan moeten worden ingericht uiterlijk 1,5 jaar nadat de nieuwe weg in gebruik is genomen (artikel 5.3.2). Verder geldt de eis dat geluidswerende voorzieningen een groene uitstraling moeten hebben (artikel 5.3.1).

7.5 Artikel 7 Water

Via de bestemming Water wordt de loop van de Eerbeekse Beek vastgelegd. Er zijn regels opgenomen om de ecologische waarde van de beek, onder meer als leefgebied van de beekprik, te waarborgen. Er moet daarom in elk geval worden voldaan aan de eisen uit het landschapsplan. Ook voor de vormgeving van de beek is als voorwaarde opgenomen dat wordt aangesloten bij het landschapsplan.

7.6 Artikel 8 Leiding - Gas

De bestemming Leiding - Gas heeft betrekking op een bestaande gastransportleiding van Gasunie die dient om het fabrieksterrein te voorzien van aardgas.

7.7 Artikelen 9, 10 en 11 Archeologie

Archeologische waarden worden beschermd via de bestemmingen Waarde - Archeologie hoog, Waarde - Archeologie laag en Waarde - Archeologie middelmatig. De regels in die bestemmingen zijn ontleend aan het Paraplubestemmingsplan Archeologie van de gemeente Brummen. De bestemmingen voor archeologische waarden die aan gronden in dit inpassingsplan zijn toegekend, zijn gebaseerd op de actuele verwachtingswaarden volgens de archeologische onderzoeken die zijn verricht voor dit inpassingsplan (zie paragraaf 6.2.12).

7.8 Artikel 14 Algemene gebruiksregels (Natura 2000)

Om te voorkomen dat het inpassingsplan significante effecten heeft op Natura 2000-gebieden maakt het inpassingsplan niet méér mogelijk dan is toegelaten in de vergunning op grond van de Wet natuurbescherming die samen met dit inpassingsplan in procedure wordt gebracht. Dit geldt voor grondwateronttrekking en depositie van stikstof. Dit is geregeld in artikel 14.1.

7.9 Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

Geluidzone en milieuzones

In de artikelen 15.1 tot en met 15.4 zijn regels opgenomen met betrekking tot de Geluidzone - industrie en de twee geurzones Milieuzone - geurzone 1 en Milieuzone - geurzone 2. Deze regels zijn ontleend aan het bestemmingsplan Eerbeek (2020) en inhoudelijk niet gewijzigd. Wel is artikel 5.4 aangepast om aan te sluiten bij het werkingsgebied (plangebied) van dit inpassingsplan.

De begrenzing van de geluidzone is aangepast. Een deel van de nu braakliggende gronden aan de Poelkampstraat is aan het fabrieksterrein toegevoegd (zie paragraaf 5.2.4). Deze gronden zijn buiten de zone gelaten. Ook is de grens bij de entree aan de Volmolenweg is aangepast. Dit vanwege de aanpassing van de entree. Verder zijn er minimale correcties aangebracht omdat de binnengrens van de zone niet geheel samenviel met de grens van de eigendom van Folding Boxboard Eerbeek. Onder andere een smalle strook van het trottoir langs de Coldenhovenseweg viel buiten de zone. Dit is nu aangepast. De wijzigingen leiden er niet toe dat er meer geluidsgevoelige objecten in de geluidzone komen te liggen.

De begrenzing van de geurzones is ongewijzigd.

Veilgheidszone

Met artikel 15.5 is een veiligheidszone opgenomen rond het bestaande gasdrukmeet- en regelstation van Gasunie. Uit het Activiteitenbesluit volgt dat vaste afstanden moeten worden aangehouden tussen een gasdrukmeet- en regelstation en (beperkt)kwetsbare objecten zoals woningen en kantoren. Voor het gasdrukmeet- en regelstation in het plangebied gelden de volgende afstanden:

  • 15 meter ten opzichte van kwetsbare objecten;
  • 4 meter ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten.

Binnen de afstand van 15 meter van het gasontvangstation zijn geen kwetsbare objecten (in het bijzonder woningen) aanwezig. Woningen worden in dit inpassingsplan ook niet binnen die afstand toegelaten. De bedrijfswoning aan Kloosterstraat 19 is het dichtstbijzijnde bestaande beperkt kwetsbare object. Deze is gelegen op ruim 20 meter afstand.

Kantoren kunnen afhankelijk van het bruto vloeroppervlakte gelden als beperkt kwetsbaar of kwetsbaar object. Kantoren zijn momenteel niet aanwezig binnen de afstand van 15 meter van het gasdrukmeet- en regelstation, en ze zijn daar door de exploitant ook niet voorzien. Ze zijn echter wel toegelaten op grond van de bestemming Bedrijf - Papier- en kartonfabriek (artikel 3.1). Om uit te sluiten dat kantoren worden gerealiseerd binnen de wettelijke veiligheidscontour van het gasdrukmeet- en regelstation is volledigheidshalve een regeling in het plan opgenomen.

7.10 Artikel 18 Overgangsrecht

Er zijn onderdelen van de bestaande bedrijfssituatie die in de loop van de planperiode verdwijnen, zoals de huidige pulpinstallatie. Dit is nader toegelicht in paragraaf 5.2. Deze onderdelen zijn niet expliciet geregeld in de planregels. Deze onderdelen mogen (tijdelijk) worden gehandhaafd op grond van het overgangsrecht. Dat overgangsrecht zorgt ervoor dat bestaand legaal gebruik mag worden voortgezet.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Economische uitvoerbaarheid

Gelet op het bepaalde in de artikelen 3.1 en 3.26 van de Wro moet in het kader van een inpassingsplan onder andere inzicht worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan.

Het inpassingsplan voorziet in ontwikkelingen op de gronden van Folding Boxboard Eerbeek en in ontwikkelingen in de openbare ruimte nabij de gronden van Folding Boxboard Eerbeek.

Ontwikkelingen op de gronden van Folding Boxboard Eerbeek
De provincie Gelderland en Folding Boxboard Eerbeek hebben een anterieure overeenkomst gesloten in 2020. In verband met onder meer veranderde inzichten is aanvulling van deze overeenkomst gewenst. De provincie en Folding Boxboard Eerbeek zullen daarom verdere afspraken maken.

Folding Boxboard Eerbeek verricht voor haar rekening en risico de ontwikkelingen op haar gronden. Met deze ontwikkelingen zijn forse investeringen gemoeid. De eigenaar van Folding Boxboard Eerbeek, Oaktree Capital Management, is bereid die investeringen te doen. Dit geldt ook voor de investeringen in de voorzieningen om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te borgen, zoals de geluidswanden op het fabrieksterrein van Folding Boxboard Eerbeek, de groenvoorzieningen rond het fabrieksterrein en het behoud van de villa's.

Ontwikkelingen in de openbare ruimte nabij de gronden van Folding Boxboard Eerbeek

De aanleg van de nieuwe weg door 't Haagje en de naast gelegen groenzone, de omlegging van de beek naar de Volmolenweg en een deel van de Coldenhovenseweg en de herinrichting van diverse omliggende wegen zal plaats vinden door de overheid.

De nieuwe weg draagt bij aan het verbeteren van het oplossen van een bestaand leefbaarheidsprobleem. Het betreft een openbare weg. Leefbaarheid is één van de drie pijlers van het programma Eerbeek Loenen 2030. De provincie en de gemeente hebben in 2021 een bestuurlijke overeenkomst getekend voor het programma Eerbeek-Loenen. Onderdeel van die overeenkomst is dat de financiering van de nieuwe weg door 't Haagje (inclusief landschappelijke inpassing) voor rekening van de provincie komt. De provincie, gemeente en het waterschap zullen verdere afspraken maken over de herinrichting van de openbare ruimte. Dat betreft afspraken over de nieuwe weg door 't Haagje, over de groenzone langs 't Haagje, de omlegging van de beek naar de Volmolenweg en een deel van de Coldenhovenseweg en de herinrichting van diverse omliggende wegen.

Voor de ontwikkelingen in de openbare ruimte zijn gronden van een derde nodig. De provincie voert overleg met de grondeigenaar.

8.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.2.1 Verslag van gevoerd overleg en participatie

Eerbeek-Loenen 2030

Het programma Eerbeek-Loenen 2030 richt zich op de drie pijlers: leefbaarheid, vestigingsklimaat en verduurzaming. Met name tussen vestigingsklimaat en leefbaarheid zit spanning. Het dorp en de papier- en kartonindustrie zijn in de loop van tijd met elkaar verweven.

Vanaf de start van het programma Eerbeek-Loenen 2030 zijn de omgeving en belangenvertegenwoordiging nauw betrokken bij het proces om te komen tot een inpassingsplan en de vergunningen. Participatie is integraal onderdeel van het proces geweest. Op verschillende momenten, waaronder de belangrijke keuzemomenten, is de omgeving gevraagd mee te denken en input te leveren. De inbreng van de omgeving is onderdeel van de brede afweging op basis waarvan het bestuur besluiten heeft genomen. Gewerkt is volgens de volgende kernwaarden: transparant en navolgbaar proces, aanspreekbaar en korte lijnen en benutten van kennis en wensen uit de omgeving.

Voor het project is gehandeld volgens een vooraf opgesteld participatieplan. Dit plan is gedurende het proces naar aanleiding van bestuurlijke besluiten of keuzen tussentijds geactualiseerd. Gedurende het proces zijn verschillende keren tussenproducten en conceptstukken gedeeld met de omgeving. Ook is er de mogelijkheid geboden om in gesprek te gaan met inhoudelijke MER-deskundigen. Op meerdere momenten in het proces is de omgeving gevraagd mee te denken en aandachtspunten mee te geven voor het vervolg. Bij de uitnodiging van deze momenten is altijd aangegeven welke participatieruimte benut kon worden voor het leveren van input. Op deze manier is de omgeving de mogelijkheid geboden om een constructieve en inhoudelijke discussie te voeren.

In de participatieverantwoordingsnotitie die is opgenomen als bijlage 2 bij deze toelichting is het volledige communicatie- en participatieproces toegelicht. Ook is een overzicht opgenomen van alle participatiemomenten en de resultaten.

Communicatie tijdens de periodes met COVID 19-maatregelen

Cruciaal bij het participatieproces is goede en eenduidige communicatie. Een groot deel van het proces vond plaats tijdens de periodes met COVID 19-maatregelen. Hierdoor was het tijdelijk niet mogelijk om fysieke bijeenkomsten te organiseren of keukentafelgesprekken te voeren. In deze periodes heeft de provincie intensief gecommuniceerd via de website (www.eerbeekloenen2030.nl) en nieuwsbrief. Ook zijn gesprekken telefonisch en via beeldbellen gevoerd naast aanschrijvingen per post.

 

Participatiemomenten

Bepalende participatiemomenten in het proces zijn hieronder kort beschreven:

 

NRD

In augustus 2020 is de NRD ter visie gelegd. Tijdens de tervisielegging is door veel belanghebbenden verzocht de scope van het project te verruimen. Zorgen waren er over de verkeersafwikkeling via de bestaande route. Eenieder is vervolgens gevraagd om alternatieve routes aan te dragen. Naar aanleiding van deze reacties is besloten om de scope van het MER te verruimen. De nieuwe scope omvat behalve een onderzoek naar twee inrichtingsvarianten voor het terrein van Folding Boxboard Eerbeek, ook een onderzoek naar vijf mogelijke aan- en afrijdroutes naar dit terrein ofwel 10 gecombineerde alternatieven.

 

Publicatie eerste MER resultaten

De 10 gecombineerde alternatieven zijn onderzocht op hun milieueffecten. De MER onderzoeken zijn vroeg in het proces (juni 2021) openbaar gemaakt. Behalve onderzoeksrapporten zijn er voor de belangrijkste thema's ingesproken (en ondertitelde) presentaties op de website gepubliceerd. En er zijn meerdere bijeenkomsten voor belangstellenden georganiseerd om in gesprek te gaan met de MER-specialisten. Met de belangstellenden zijn zowel de onderzoeksopzet als de onderzoeksresultaten besproken. De keuze voor een VKA is een belangrijke keuze voor de omgeving. Daarom zijn belangstellenden geïnformeerd en hebben zij, later in het proces, input kunnen leveren ten behoeve van de keuze van het VKA.

 

Keuze en optimalisatie VKA

Tussen september en november 2021 zijn bijeenkomsten georganiseerd waarin de MER-resultaten van verschillende alternatieven zijn besproken met belangstellenden. De belangstellenden is gevraagd input te leveren voor de keuze van het VKA. Vragen die voorlagen waren: zijn er aanvullende mitigerende maatregelen om de leefbaarheid te vergroten, welk omgevingseffect verdient de meeste aandacht, wat moet de bestuurder meenemen in de keuze voor het VKA.

De opbrengst van deze participatieronde is gebundeld in een nota en onderdeel van de stukken die bestuurlijk zijn voorgelegd voor de keuze van het VKA.

 

Inrichting groenzone 't Haagje

Het VKA voor de nieuwe aan- en afrijdroute gaat door een bestaande groenstrook langs 't Haagje. Met de direct aanwonenden zijn verschillende gesprekken gevoerd over de inrichting van de groenzone en de aansluiting van de particuliere percelen op de her in te richten openbare ruimte. De wensen van de aanwonenden zijn zo veel als mogelijk meegenomen in het ontwerp van de nieuwe aan- en afrijdroute en de inrichting van de groenzone.

8.2.2 Vooroverleg

Het voorontwerp van dit plan is voorgelegd aan de volgende instanties in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening:

  • Gemeente Brummen
  • Gemeente Apeldoorn
  • Waterschap Vallei en Veluwe
  • Gasunie Transport Service B.V.
  • Veiligheidsregio Noord en Oost Gelderland (VNOG)
  • Rijkswaterstaat
  • Tennet
  • Liander
  • Vitens

Daarnaast is de gemeenteraad van Brummen gehoord in het kader van artikel 3.36, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening.

Een verslag van dit vooroverleg is opgenomen in bijlage 3 bij deze toelichting.