direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22L Lagestraat 20 Niftrik
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0296.TAMLagestraat20-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Toepassingsbereik

1.1 Omgevingsplan Wijchen

Dit plan wijzigt het omgevingsplan Wijchen in die zin dat na hoofdstuk 22 van het omgevingsplan Wijchen een hoofdstuk 22L wordt ingevoegd, bestaande uit de regels van dit plan. De hoofdstukken in dit plan moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22L van het omgevingsplan Wijchen. In de artikelkop van de artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22L.' gelezen worden. In de kop van de bijlagen moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22L.' gelezen worden.

1.2 Tijdelijk omgevingsplan - bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Buitengebied Wijchen met identificatienummer NL.IMRO.0296.BGBuitengebied-DF02 is niet van toepassing op de locatie, bedoeld in 1.4.

1.3 Tijdelijk omgevingsplan - bruidsschat

De regels in afdeling 22.2 en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit plan.

1.4 Verwijzing naar verbeelding

De regels van dit plan zijn van toepassing op de locatie: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22L Lagestraat 20 Niftrik, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMLagestraat20-OW01.

Artikel 2 Begripsbepalingen

2.1 Van toepassing verklaring

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit plan.

2.2 Aanvullende begrippen

In aanvulling op het bepaalde in 2.1 worden voor de toepassing van de regels in dit plan de begrippen als bedoeld in 2.3 tot en met 2.69 gehanteerd.

2.3 Plan

Het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22L Lagestraat 20 Niftrik met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMLagestraat20-OW01 van de gemeente Wijchen bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten zoals vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMLagestraat20-OW01 met de in dit plan opgenomen regels en de daarbij behorende bijlagen.

2.4 Locatievlak

een geometrisch bepaald vlak dat is aangewezen voor een gebruiksdoel.

2.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

2.6 aan- of uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;

2.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en paardenhouderijen;

2.8 beroep en/of bedrijf aan huis

een beroep dan wel een bedrijf, waarvan de activiteiten niet publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal door een van de bewoners van een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

2.9 bedrijfsactiviteiten

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;

2.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

2.11 bebouwingspercentage

een in de regels of op de kaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein (bouwperceel, bestemmingsvlak etc.) aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd;

2.12 bed & breakfast

een verblijfsrecreatieve nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan maximaal acht gasten, verspreid over maximaal vier kamers voor de duur van maximaal zeven aaneengesloten overnachtingen; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

2.13 bedrijfsactiviteiten

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;

2.14 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

2.15 bestaand

t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

t.a.v. werken of werkzaamheden: zoals legaal aanwezig op het tijdstip van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel toegestaan krachtens omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

2.16 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

2.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

2.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

2.19 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

2.20 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

2.21 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

2.22 bouwwerk

elke constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

2.23 carport

een bouwwerk in de vorm van een dakconstructie dat wordt ondersteund door palen of kolommen; en waarvan de begrenzing wordt gevormd door maximaal één eigen wand, dan wel - aan maximaal 3 zijden - door gevels van aansluitende gebouwen;

2.24 cultuurhistorische waarden

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door de ten gevolge van een vroeger cultuur- of levenspatroon ontstane in het terrein waarneembare vormen van landschap en bebouwing, welke hetzij van waarde zijn voor de wetenschap, hetzij een zodanige historische waarde bezitten dat het behoud van belang is te achten;

2.25 dakhelling

de hoek die het dakvlak maakt ten opzichte van het horizontale vlak;

2.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen, verhuren en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

2.27 erf

dat deel van een bouwperceel, zowel binnen als buiten het bouwvlak, waarop ingevolge de regels bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht;

2.28 extensief recreatief medegebruik

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;

2.29 gastouderschap

kinderopvang welke plaatsvindt in een gastgezin, na tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau. Een geregistreerde gastouder verzorgt de opvang op het eigen woonadres of op het adres van één van de ouders. Als de opvang bij de ouders plaatsvindt, kunnen daar ook kinderen van andere ouders worden opgevangen;

2.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

2.31 geschakeld

bebouwing waarbij het hoofdgebouw niet grenst aan een ander hoofdgebouw, maar waarbij het hoofdgebouw door een bijbehorend bouwwerk is geschakeld aan een ander hoofdgebouw;

2.32 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of hoofdzakelijk afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf. Afhankelijkheid van de grond kent hierbij de volgende aspecten: voedervoorziening, mestafzet of het bieden van een natuurlijk substraat voor plantaardige teelten.Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Melkveebedrijven en productiegerichte paardenhouderijen worden ook aangemerkt als een grondgebonden agrarisch bedrijf;

2.33 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen niet tot het hoofdgebouw worden gerekend;

2.34 hooischelf

bijgebouw of schuilstal bestaande uit twee delen, te weten een overdekte en geheel door wanden omsloten onderbouw met daarop een losse, langs een aantal geleiders, in hoogte beweegbare kap. De ruimte tussen de onderbouw en de beweegbare kap mag niet worden dichtgebouwd en dient enkel ten behoeve van de opslag van stro, hooi en vergelijkbare producten;

2.35 horeca

een bedrijf, gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van nachtverblijf;

de horecabedrijven zijn in vier categorieën te onderscheiden:

  • categorie 1: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie overwegend tijdens winkeltijden plaatsvindt, zoals een lunchroom, broodjeszaak, en een ijssalon;
  • categorie 2: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de avonduren plaatsvindt, zoals een cafetaria, snackbar, afhaalcentrum, automatiek;
  • categorie 3: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de middag- en avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant, hotel en pension;
  • categorie 4: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals bar-dancings, discotheken, nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie;

2.36 huishouden

persoon of groep personen die een gemeenschappelijke huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

2.37 internetwinkel

Detailhandel zonder showroom, waarvan de handel alleen via internet en andere media loopt zonder dat hierbij de mogelijkheid tot afhalen bestaat.

2.38 kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

:

2.39 kampeerplaats

standplaats voor een kampeermiddel;

2.40 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief verblijf;

2.41 kleine windturbine

windturbine bedoeld voor het leveren van stroom aan de/het ter plaatse aanwezige woning/bedrijf, waarbij reststroom aan het net doorgezet kan worden. De windturbine heeft een ashoogte van niet meer dan 15 meter en een tiphoogte van niet meer dan 20 meter;

2.42 kunstwerken

bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;

2.43 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

2.44 luifel

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

2.45 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

2.46 minicamping

een kleinschalig kampeerterrein als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of een burgerwoning;

2.47 nevenactiviteit

activiteiten die in ruimtelijke en/of bedrijfseconomische zin een ondergeschikt bestanddeel vormen van de totale bedrijfsactiviteiten op een bouwperceel;

2.48 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

2.49 ondergeschikte bouwdelen

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen, zonnepanelen, airco-installaties en andere ondergeschikte (dak)opbouwen;

2.50 ondergeschikte functie

een functie die in ruimtelijke en/of bedrijfseconomische zin ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie binnen een bestemming;

2.51 paardenbak

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining;

2.52 overkapping

een bouwwerk in de vorm van een dakconstructie dat wordt ondersteund door palen of kolommen; en waarvan de begrenzing wordt gevormd door maximaal één eigen wand, dan wel - aan maximaal 3 zijden - door gevels van aansluitende gebouwen;

2.53 peil

de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van een gebouw;-

voor overige bouwwerken geldt de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende terrein;

2.54 recreatief medegebruik

die vormen van recreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik;

2.55 schuilstal

gebouw ten behoeve van het bieden van schuilgelegenheid aan gehouden dieren welke noodzakelijk is in het kader van dierenwelzijn;

2.56 sleufsilo

agrarische bedrijfsvoorziening in de vorm van een (doorgaans betonnen) keerwand van maximaal 3 m hoog en dichte vloerafdekking, ten behoeve van opslag van veevoeder (hooi, stro, gras e.d.);

2.57 sociale relatie

de band tussen twee of meerdere mensen op maatschappelijk (sociaal) gebied. Dit kan een familieband zijn maar ook een andere relatie is mogelijk bijvoorbeeld vrienden;

2.58 stacaravan

een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede, gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

2.59 streekgebonden producten

producten, gemaakt met grondstoffen die als streekeigen worden beschouwd en/of volgens streektraditie geteelde producten, en/of producten die volgens een specifieke bereidingswijze of receptuur van een bepaalde regio wordt geproduceerd;

2.60 teeltondersteunende voorzieningen

ondersteunende voorzieningen ten behoeve van vollegronds groente-, fruit-, bloemen, en boomteelt; te onderscheiden in de volgende categorieen:

  • laag/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,5 m, uitsluitend nodig zolang de teelt het vereist zoals insectengaas, afdekfolies, acryldoek, lage tunnels;
  • laag/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van maximaal 1,5 m en met een permanent karakter zoals een containerveld;
  • hoog/ tijdelijk: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van minimaal 1,5 m, uitsluitend nodig zolang de teelt het vereist, zoals menstoegankelijke wandelkappen, schaduwhallen en hagelnetten (tijdelijk voorzover het het gebruik van hagelnetten betreft; de bij de hagelnetten behorende constructiepalen zijn permanent);
  • hoog/ permanent: teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van minimaal 1,5 m met een permanent karakter, zoals stellingenteelt en regenkappen;

2.61 tunnel(kas)

een werk of bouwwerk voorzien van een bedekking van lichtdoorlatend materiaal en dienend tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen;

2.62 verbeelding

de kaart met de bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;

2.63 verkoopvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

2.64 vloeroppervlak

de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;

2.65 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

2.66 voorgevellijn

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

2.67 vrijstaand

bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd;

2.68 wonen

het verblijven van één huishouden in een woning;

2.69 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

2.70 zorg-voor-elkaar-woning

een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (hoofd)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van (toekomstige) mantelzorg danwel een leeftijd van 60 of ouder gehuisvest is. Het kan hierbij gaan om een permanent bijbehorend bouwwerk of om een tijdelijke woonunit. Er moet sprake zijn van een sociale relatie tussen de bewoners van de (hoofd)woning en de zorg-voor-elkaar-woning.

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

3.1 Meetbepalingen

In aanvulling op en indien van toepassing in afwijking van het bepaalde in artikel 22.24 van dit omgevingsplan, gelden de meetbepalingen van Artikel 3:

3.2 de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens;

3.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

3.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

afbeelding "i_NL.IMRO.0296.TAMLagestraat20-OW01_0012.png"

3.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

3.6 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

3.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

3.8 de verticale diepte van een gebouw

de diepte van ondergrondse bebouwing, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer van het bijbehorende hoofdgebouw.

Hoofdstuk 2 Specifieke regels over functies

Artikel 4 Agrarisch

4.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMLagestraat20- OW01 is aangewezen voor het gebruiksdoel Agrarisch.

4.2 Functieomschrijving Agrarisch
4.2.1 Algemeen

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Agrarisch heeft de volgende functies:

  • a. bedrijfsmatig dan wel hobbymatig agrarisch grondgebruik;
  • b. het beweiden van gronden door landbouwdieren;
  • c. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. doeleinden van openbaar nut;
  • f. tuin- en erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen, bosschages;
  • g. de opwekking van duurzame energie in de vorm van windenergie en zonne-energie alsmede warmte-koude opslag;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. behoud, beheer en herstel en/of ontwikkeling van de verschillende karakteristieke landschapstypen en het waarborgen van de dynamiek daarbinnen;
  • j. het behoud, beheer en herstel van aardkundige en landschappelijke waarden. De landschappelijke waarden worden gevormd door het open en grootschalige karakter van het gebied, de regelmatige verkavelingspatronen en met name het contrast met de hoger gelegen, besloten rivierduinen;
  • k. ter plaatse van de aanduiding "cultuurhistorische waarden": het behoud, beheer en herstel van de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden van de gebouwen en de omgeving;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen, tuinen en sloten, en overeenkomstig de in 4.3 opgenomen nadere regels.

4.3 Gebruiksactiviteit - nadere regels
4.3.1 Agrarisch bouwvlak

Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak” zijn agrarische bedrijfsgebouwen toegestaan.

4.3.2 Type agrarisch bedrijf

Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mag een grondgebonden agrarisch bedrijf worden uitgeoefend.

4.3.3 Nevenactiviteiten

Voor nevenactiviteiten gelden de volgende bepalingen:

  • 1. nevenactiviteiten zijn toegestaan in de vorm van agrarisch technisch hulpbedrijven, agrarisch verwante bedrijven, buitengebied gebonden bedrijven en/of dagrecreatie;
  • 2. nevenactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij anders is aangegeven;
  • 3. maximaal 25% van de bebouwde oppervlakte van het agrarische bedrijf tot een maximum van 350 m² van de bedrijfsgebouwen, mag worden gebruikt voor een onder 1 genoemde nevenactiviteit;
  • 4. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten in ondergeschikte vorm. Hiervoor geldt de volgende voorwaarde:
    • a. maximaal mag 100 m² verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
  • 5. horeca is niet toegestaan, behoudens ondersteunende horeca bij nevenactiviteiten in de vorm van dagrecreatie.

4.3.4 Inpandige statische opslag

Inpandige statische opslag is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen;
  • 2. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • 3. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • 4. detailhandel is niet toegestaan.

4.3.5 Extensief recreatief medegebruik

De gronden gelegen binnen deze bestemming mogen worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik zijn beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.

4.3.6 Duurzame energie

Het opwekken van duurzame energie is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie.

4.3.7 Tuin

Het inrichten en gebruiken van gronden als tuin is toegestaan, voorover het gronden betreft, die onderdeel uitmaken van de bij een bedrijfswoning behorende tuin dan wel voorzover het gronden betreft, direct grenzend aan locaties die zijn aangewezen voor het gebruiksdoel Wonen.

4.3.8 Aan huis verbonden beroep

Binnen deze functie is gebruik van een deel van de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte beroepsactiviteit aan huis toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • 1. het (mede) ten behoeve van een aan huis verbonden beroep in gebruik te nemen vloeroppervlak maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en/of de bijgebouwen mag bedragen met een maximum van 80 m²;
  • 2. degene die de activiteiten in de woning en/of de bijgebouwen uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • 3. de activiteit mag niet leiden tot gebruik van extra parkeerruimte binnen het openbaar gebied;
  • 4. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden; hieronder worden niet begrepen handelsactiviteiten via het internet;
  • 5. vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen niet zijn toegestaan.

4.3.9 Aan huis verbonden bedrijf

Aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten zijn niet toegestaan, behoudens met toepassing van een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.8.9.

4.4 Gebruiksactiviteit - verboden
4.4.1 Algemeen

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die:

  • a. niet ten dienste staat van de in 4.2 genoemde functies van de gronden; en
  • b. niet in overeenstemming is met de in 4.3 opgenomen nadere regels over het gebruik van gronden en bouwwerken.

4.4.2 Milieuzone - spuitvrije zone

Binnen de aanduiding ‘milieuzone – spuitvrije zone’ is het gebruik maken van chemische gewasbeschermings- en bestrijdingsmiddelen en/of andere verspuitbare middelen die leiden tot schadelijke effecten op het goed woon- en leefklimaat niet toegestaan.

4.4.3 Opslaan, storten of bergen

Het is in ieder geval verboden om gronden te (laten) gebruiken voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, tenzij het opslag in het kader van de agrarische of agrarisch gerelateerde productie ten behoeve van een nevenactiviteit buiten het bouwvlak betreft, voorzover deze opslag in het kader van de oogst én voor maximaal één aaneengesloten periode van één maand plaatsvindt.

4.5 Bouwactiviteiten - algemeen
4.5.1 Functionele relatie

Bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in 4.2;

4.6 Bouwactiviteit - bouwwerken binnen het bouwvlak
4.6.1 Algemene regels

Ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" mogen uitsluitend worden opgericht:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen;
  • b. teeltondersteunende voorzieningen;
  • c. één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per agrarisch bedrijf;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch bedrijf.

4.6.2 Maatvoering en situering bebouwing binnen bouwvlak

De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak is als volgt:

BEDRIJFSGEBOUWEN PER BOUWVLAK   MAX.  
goothoogte   6 m  
goothoogte koelcellen   8 m  
(nok)hoogte   12 m  

KASSEN   MAX.  
goothoogte   7 m  
(nok)hoogte   10 m  

BEDRIJFSWONING   MAX.  
goothoogte   6 m  
(nok)hoogte   10 m  

BIJGEBOUWEN BIJ BEDRIJFSWONING   MAX.  
gezamenlijke oppervlakte per woning   120 m2; indien de bestaande oppervlakte groter is dan 120 m2 geldt de bestaande oppervlakte als maximum  
goothoogte   3 m  
(nok)hoogte   6 m  
hoogte onderbouw van een hooischelf   2,5 m  
goothoogte van een hooischelf   6 m  

BOUWWERKEN, GEEN GEBOUWEN ZIJNDE   MAX.  
hoogte mestbassins of waterbassins   8,5 m  
hoogte silo's (niet zijnde sleufsilo's)   15 m  
hoogte sleufsilo's   3 m  
hoogte erfafscheidingen   2 m  
hoogte overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   6 m  
hoogte carports/overkappingen   3 m  
gezamenlijke oppervlakte carports/overkappingen per bedrijfswoning   20 m  

4.6.3 Inhoud bedrijfswoning

Voor de inhoud van bedrijfswoningen geldt het volgende:

  • a. indien de bestaande inhoud van een woning groter is dan 350 m3 maar kleiner dan 450 m3 dan mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan 600 m3;
  • b. indien de bestaande inhoud van een woning groter is dan 450 m3 maar kleiner dan 800 m3, dan mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan 800 m3.;
  • c. indien de bestaande inhoud van de bedrijfswoning groter is dan 800 m3, dan mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan deze bestaande inhoud.

4.6.4 Herbouw

Aanvullend gelden voor herbouw van een woning de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten van de woning;
  • b. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning.

4.6.5 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" en uitsluitend in één bouwlaag, deze ondergrondse ruimten mogen uitsluitend facilitair van aard zijn, zoals mestkelders, technische ruimtes e.d.,
  • b. ondergrondse ruimten (kelders) bij bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag en mogen uitsluitend worden gesitueerd onder de bedrijfswoning (met inbegrip van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen) dan wel tot maximaal 25 m2 buiten de bedrijfswoning, alsmede onder de vrijstaande bijgebouwen.
4.7 Bouwactiviteit - bouwwerken buiten het bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken geldt het volgende:

  • a. uitsluitend mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat het oprichten van sleufsilo's, kuilvoerplaten en mestplaten niet is toegestaan;
  • b. ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale hoogte van 2 m;
  • c. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een hoogte die niet meer mag bedragen dan 3 m, alsmede permanente constructiepalen ten behoeve van de (tijdelijke teeltondersteunende) hagelnetten met een hoogte van maximaal 6 m;
  • d. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan;
  • e. paardenbakken zijn toegestaan indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de paardenbak dient ten behoeve van hobbymatig gebruik;
    • 2. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen het bouwvlak of binnen een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Wonen;
    • 3. de paardenbak wordt aansluitend aan het bouwvlak of een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Wonen - 1 gesitueerd;
    • 4. de paardenbak wordt zodanig gesitueerd en/of ingepast dat deze geen onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden vormt;
    • 5. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
    • 6. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 1200 m2;
    • 7. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. schuilstallen zijn toegestaan indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de schuilstal dient noodzakelijk te zijn in het kader van dierenwelzijn;
    • 2. aannemelijk dient te worden gemaakt dat er geen mogelijkheid bestaat om de schuilstal op te richten binnen het direct aangrenzende, bijbehorende agrarisch bouwperceel, een locatie die is aangewezen als wonen of locatie die is aangewezen als een andere niet agrarische functie;
    • 3. de oppervlakte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 30 m²;
    • 4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 5. bij een schuilstal in de vorm van een hooischelf mag de hoogte van de onderbouw niet meer bedragen dan 2,5 m en de nokhoogte niet meer dan 6 m;
    • 6. de schuilstal wordt landschappelijk ingepast; dit betekent dat bij de situering zoveel mogelijk aansluiting dient te worden gezocht bij bestaande landschapselementen, perceelsafscheidingen of aangrenzende bebouwing;
    • 7. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 4.2 onder j genoemde waarden.
4.8 Omgevingsplanactiviteit
4.8.1 Omgevingsvergunning inhoud woning
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning en in afwijking van het bepaalde in 4.6.2 en 4.6.3 de toegestane inhoud van de woningen te vergroten;
  • 2. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • a. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 1000 m3;
    • b. de voorgeschreven goot- en bouwhoogte mag met maximaal 10% van de voorgeschreven maatvoering worden verhoogd;
    • c. de welstandcommissie wordt expliciet betrokken bij het besluit om al dan niet medewerking te verlenen aan de genoemde omgevingsvergunning;
    • d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, dat wordt onderbouwd en gevisualiseerd in een terrein-/ beplantingsplan;
    • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
    • f. het plan mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven.

4.8.2 Omgevingsvergunning schuilstal
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning buiten het bouwvlak een schuilstal mogelijk te maken.
  • 2. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • a. de schuilstal dient noodzakelijk te zijn in het kader van dierenwelzijn;
    • b. aannemelijk dient te worden gemaakt dat er geen mogelijkheid bestaat om de schuilstal op te richten binnen het direct aangrenzende, bijbehorende agrarisch bouwperceel, woonfunctie of andere niet agrarische functie;
    • c. de oppervlakte van de schuilstal mag niet meer bedragen dan 30 m²;
    • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • e. bij een schuilstal in de vorm van een hooischelf mag de hoogte van de onderbouw niet meer bedragen dan 2,5 m en de nokhoogte niet meer dan 6 m;
    • f. de schuilstal wordt landschappelijk ingepast; dit betekent dat bij de situering zoveel mogelijk aansluiting dient te worden gezocht bij bestaande landschapselementen, perceelsafscheidingen of aangrenzende bebouwing;
    • g. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 4.3 genoemde waarden.

4.8.3 Omgevingsvergunning kleine windturbines
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een windturbine ten behoeve van (aanvullende) stroomvoorziening op het perceel mogelijk te maken.
  • 2. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • a. de ashoogte van de kleine windturbine mag niet meer bedragen dan 15 m;
    • b. de tiphoogte van de kleine windturbine mag niet meer bedragen dan 20 m;
    • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
    • d. de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 4.3 genoemde waarden.

4.8.4 Omgevingsvergunning herbouw
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 4.6.4 teneinde verplaatsing of herbouw van een woning buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, en/of buiten de bestaande fundamenten toe te staan.
  • 2. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • a. de nieuwe situering van de woning is stedebouwkundig en milieukundig aanvaardbaar;
    • b. door de herbouw wordt het landelijk karakter niet onevenredig aangetast;
    • c. de belangen van in de omgeving aanwezige functies en waarden mogen niet onevenredig worden geschaad.

4.8.5 Omgevingsvergunning goothoogte t.b.v kapschuur
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 4.6.2 voorzover het de maximale goothoogte van bijgebouwen bij de woning betreft, teneinde een maximale goothoogte van 4,5 m aan één zijde te kunnen toestaan ten behoeve van een zgn kapschuur (schuur met ongelijke goothoogte).
  • 2. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de voorwaarde dat het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

4.8.6 Omgevingsvergunning oppervlakte bijgebouwen bij bedrijfswoning
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 4.6.2 teneinde de (her)bouw van een bijgebouw toe te staan, terwijl de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen behorende bij de woning, groter is dan 120 m².
  • 2. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • a. de bouw mag uitsluitend de herbouw van legaal gebouwde/vergunde bijgebouwen, behorende bij de (bedrijfs)woning, betreffen;
    • b. de herbouw betreft geen (voormalige) (agrarische) bedrijfsgebouwen.

4.8.7 Minicampings
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden te gebruiken ten behoeve van een minicamping en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen.
  • 2. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan op gronden gelegen op of direct grenzend aan het agrarisch bouwvlak, tot maximaal 100 m uit het (agarisch) bouwvlak gerekend vanaf de achtergrens en/of zijdelingse grens van het bouwvlak ,
    • b. of direct grenzend aan de locatie die is aangewezen als wonen, tot maximaal 100 m uit de grens van de locatie van de bij de minicamping behorende woning, gemeten vanaf de achtergrens / zijdelingse grens van de locatie die is aangewezen als Wonen;
    • c. de minicamping dient gesitueerd te zijn op een afstand van minimaal 100 m van een (locatie die is aangewezen als wonen ten behoeve van een) woning van derden;
    • d. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans);
    • e. er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan;
    • f. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan binnen het agrarisch bouwvlak, met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 50 m2, en een maximale hoogte van 6 m; de voorzieningen worden, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing, of anders aansluitend aan de bestaande bebouwing;
    • g. het inrichten van een recreatieruimte/kantine is toegestaan, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
    • h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. De initiatiefnemer dient hiertoe een door het bevoegd gezag goed te keuren landschapsplan en realisatie overeenkomst te overleggen;
    • i. de voorziening is uitsluitend toegestaan in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
    • k. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • l. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
    • m. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
    • n. de omgevingsvergunning mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 4.2 omschreven waarden.

4.8.8 Teeltondersteunende voorzieningen
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden buiten het bouwvlak te (laten) gebruiken voor het plaatsen van teeltondersteunende voorzieningen (niet zijnde een bouwwerk).
  • 2. Het bepaalde onder 1 geldt niet voor lage/tijdelijke voorzieningen in de vorm van afdekfolie en insectengaas.
  • 3. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • a. de teeltondersteunende voorzieningen zijn noodzakelijk ten behoeve van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
    • b. het plaatsen van teeltondersteunende voorzieningen leidt niet tot een onevenredige aantasting van de karakteristiek van onderhavige gronden, zoals omschreven in 4.2.

4.8.9 Omgevingsvergunning aan huis verbonden bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.3.9 voor de uitoefening van een aan huis gebonden (bedrijfs)activiteit, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het ten behoeve van de aan huis gebonden (bedrijfs)activiteit in gebruik te nemen vloeroppervlak bedraagt maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning en/of de bijgebouwen met een maximum van 80 m²;
  • b. degene die de activiteiten in de woning en/of de bijgebouwen uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd, tenzij wordt aangetoond dat geen onevenredige parkeerdruk ontstaat in het openbaar gebied;
  • d. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit alsmede handelsactiviteiten via het internet;
  • f. vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

Artikel 5 Groen

5.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMLagestraat20- OW01 is aangewezen voor het gebruiksdoel Groen.

5.2 Functieomschrijving Groen

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Groen heeft de volgende functies:

  • a. plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten;
  • b. tuinen;
  • c. bos;
  • d. natuurwaarden;
  • e. water(lopen);
  • f. paden en in- en uitritten;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. beeldende kunstwerken;
  • j. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

5.3 Gebruiksactiviteit - verboden
5.3.1 Algemeen

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 5.2 genoemde functies van de gronden.

5.4 Gebruiksactiviteit - nadere regels
5.4.1 In- en uitritten

In- en uitritten zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen en als toegang voor parkeerkelders.

5.4.2 Speelvoorzieningen
  • 1. Speelvoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van speelplaatsen of sport- of trapvelden met de hierbij behorende voorzieningen met een oppervlakte die niet groter is dan 100 m².
  • 2. Bij maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van het bepaalde onder 1 teneinde respectievelijk speelvoorzieningen in de vorm van speelplaatsen en sport-/c.q. trapvelden met de hierbij behorende voorzieningen met een oppervlakte groter dan 100 m² en hondenuitlaatplaatsen toe te staan op een locatie die niet overeenkomstig is aangeduid, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • a. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
    • b. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan.
5.5 Bouwactiviteiten - algemeen
5.5.1 Functionele relatie

Bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in 5.2;

5.6 Bouwactiviteit - gebouwen
5.6.1 Algemene regels

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte per gebouw mag maximaal 25 m² bedragen;
  • b. de goothoogte en de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen.
5.7 Bouwactiviteit - bouwwerken, geen gebouwen zijnde
5.7.1 Algemene regels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bestaande, ten tijde van de ter visielegging van het ontwerp van dit plan, legaal aanwezige bouwwerken geen gebouw zijnde, zijn toegestaan en de hoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande legale hoogte;
  • b. voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van speeltoestellen, en beeldende kunstwerken, de hoogte maximaal 2 meter bedraagt;
  • c. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van in- en uitritten als bedoeld in 5.4.1 zijn tevens toegestaan beneden peil.
5.8 Omgevingsplanactiviteit
5.8.1 Jongerenontmoetingsplaats
  • 1. De bouw van en het gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van een jongerenontmoetingsplaats is verboden zonder omgevingsvergunning.
  • 2. De omgevingsvergunning bedoeld onder 1 wordt alleen verleend indien:`
    • a. de verkeersveiligheid niet onevenredig wordt aangetast;
    • b. een onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat is niet toegestaan;
    • c. er wordt een afstand van 50 meter tot de dichtstbijzijnde woning in acht wordt genomen;
    • d. de bouwhoogte mag maximaal 3,75 meter bedragen;
    • e. het bebouwingsoppervlakte mag maximaal 25m² bedragen.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummerNL.IMRO.0296.TAMLagestraat20- OW01 is aangewezen voor het gebruiksdoel Verkeer - Verblijfsgebied.

6.2 Functieomschrijving Verkeer - Verblijfsgebied

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Verkeer - Verblijfsgebied heeft de volgende functies:

  • a. wegen, voet- en fietspaden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. bermen, plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten;
  • e. tuinen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. jongerenontmoetingsplekken;
  • h. water(lopen);
  • i. beeldende kunstwerken;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;

een en ander met daarbij behorende voorzieningen en bouwwerken.

6.3 Gebruiksactiviteit - verboden
6.3.1 Algemeen

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 6.2 genoemde functies.

6.4 Gebruiksactiviteit - nadere regels
6.4.1 Speelvoorzieningen
  • 1. Speelvoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van speelplaatsen of sport- of trapvelden met de hierbij behorende voorzieningen met een oppervlakte die niet groter is dan 100 m².
  • 2. Bij maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van het bepaalde onder 1 teneinde respectievelijk speelvoorzieningen in de vorm van speelplaatsen en sport-/c.q. trapvelden met de hierbij behorende voorzieningen met een oppervlakte groter dan 100 m² en hondenuitlaatplaatsen toe te staan op een locatie die niet overeenkomstig is aangeduid, onder de voorwaarde dat:
    • a. de verkeersveiligheid mag niet in het gedrang komen;
    • b. er is geen sprake van een onevenredige afbreuk van het woon- en leefklimaat van de omgeving.

6.4.2 Jongerenontmoetingsplekken

Jongerenontmoetingsplekken dienen aan de volgende regels te voldoen:

  • a. de afstand tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt niet minder dan 50 m;
  • b. de oppervlakte per jongerenontmoetingsplek bedraagt niet meer dan 25 m²;
  • c. de bouwhoogte van een jongerenontmoetingsplek bedraagt niet meer dan 3,75 m.
6.5 Bouwactiviteiten - algemeen
6.5.1 Functionele relatie

Bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in 6.2;

6.6 Bouwactiviteit - gebouwen
6.6.1 Algemene regels

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte per gebouw mag maximaal 25 m2 bedragen;
  • b. de bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van een jongerenontmoetingsplek maximaal 3,75 m mag bedragen.
6.7 Bouwactiviteit - bouwwerken, geen gebouwen zijnde
6.7.1 Algemene regels

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. met uitzondering van speeltoestellen, beeldende kunstwerken en geluidwerende voorzieningen, bedraagt de hoogte niet meer dan 2 meter.

Artikel 7 Wonen

7.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMLagestraat20- OW01 is aangewezen voor het gebruiksdoel Wonen.

7.2 Functieomschrijving Wonen

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Wonen heeft de volgende functies:

  • a. wonen;
  • b. gastouderschap zoals bedoeld in 7.4.1;
  • c. internetwinkel als bedoeld in 7.4.2;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. tuinen, erven;
  • f. in- en uitritten en ontsluitingspaden;
  • g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging.

een en ander met de daarbij behorende voorzieningen.

7.3 Gebruiksactiviteit - verboden
7.3.1 Algemeen

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 7.2 genoemde functies van de gronden.

7.4 Gebruiksactiviteit - nadere regels
7.4.1 Gastouderschap

In een woning en/of de bijbehorende bijbehorende bouwwerken is het uitvoeren van gastouderschap toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. het (mede) ten behoeve van gastouderschap in gebruik te nemen vloeroppervlak mag maximaal 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken bedragen met een maximum van 50 m2;
  • b. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de activiteit mag niet leiden tot gebruik van extra parkeerruimte in het openbaar gebied;
  • d. vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

7.4.2 Internetwinkel

In een woning en/of de bijbehorende bijbehorende bouwwerken is het uitvoeren van een internetwinkel toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. het (mede) ten behoeve van een internetwinkel in gebruik te nemen vloeroppervlak mag maximaal 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken bedragen met een maximum van 50 m2;
  • b. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de activiteit mag niet leiden tot gebruik van extra parkeerruimte in het openbaar gebied;
  • d. vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
7.5 Gebruiksactiviteit - voorwaardelijke verplichting
7.5.1 Sloop agrarische opstallen
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken overeenkomstig het bepaalde in 7.2 is enkel toegestaan onder de voorwaarde dat de bestaande agrarische opstallen, zoals op bijlage 1 bij de regels aangeduid, zijn gesloopt.

7.5.2 Landschappelijke inpassing
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken overeenkomstig het bepaalde in 7.2 is enkel toegestaan onder de voorwaarde dat er binnen een termijn van maximaal 1 jaar na ingebruikname uitvoering is gegeven aan de aanleg en vervolgens instandhouding van de landschappelijke inpassing, zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels;
  • b. Bij maatwerkvoorschrift kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde onder a en het gebruik als bedoeld onder a toe te staan, indien er binnen een termijn van maximaal 1 jaar na ingebruikname uitvoering is gegeven aan de aanleg en vervolgens instandhouding van een ander maar naar het oordeel van het bevoegde gezag gelijkwaardige landschappelijke inpassing.

7.5.3 Waterberging

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor de activiteiten overeenkomstig het bepaalde in 7.2 is uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. In het plangebied wordt voldoende waterberging en/of -infiltratie gerealiseerd zoals benoemd in paragraaf 4.9 van de motivering van het omgevingsplan. Dit betekent dat in het plangebied voorzieningen van voldoende bergings- en/of infiltratiecapaciteit gerealiseerd moet worden, om een bui van T=100+10% volledig op te vangen en te verwerken (bergen en/of infiltreren).
  • b. de waterberging als bedoeld onder a dient duurzaam in stand te worden gehouden.
7.6 Bouwactiviteit - algemeen

Bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in 7.2.

7.7 Bouwactiviteit - algemene regels
7.7.1 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de volgende bebouwingstypologie is van toepassing:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • d. de voorgevel dient in of niet meer dan 3 meter achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  • e. de afstand tot de zijdelingse grenzen van het bouwperceel dient minimaal 3 meter te bedragen, met dien verstande dat de afstand 0 meter mag bedragen aan de zijde waar dat noodzakelijk is voor de bouw van aaneengebouwde woningen;
  • f. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 65°;
  • g. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m), maximale bouwhoogte (m)' aangegeven hoogten;
  • h. 'in afwijking van het bepaalde onder g mag ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' de goothoogte en bouwhoogte van dit gebouw niet meer bedragen dan op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande goothoogte en bouwhoogte.

7.7.2 Bijbehorende bouwwerken voor de voorgevel
  • a. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken vóór de voorgevelrooilijn en aan, voor zover niet gelegen binnen het bouwvlak, de naar het openbaar gebied gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw, gelden de volgende regels:
    • 1. de horizontale diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m, met uitzondering van de rug-aan-rug woningen, waarbij de horizontale diepte niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 2. de breedte mag niet meer bedragen dan 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,5 m, met een maximum van 4 m;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 8 m²;
    • 5. de afstand tot het openbaar gebied mag niet minder bedragen dan 2 m, met uitzondering van de rug-aan-rug woningen, waarbij de afstand tot het openbaar gebied minder dan 2 m mag bedragen.
  • b. Voor carports en overkappingen is het bepaalde onder 1 niet van toepassing maar geldt 7.7.4 onder d.

7.7.3 Bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel
  • 1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken achter de voorgevelrooilijn gelden de volgende regels:
    • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
    • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel maximaal 150 m² bedragen;
    • c. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag maximaal 60% bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel minimaal 20 m² mag bedragen;
    • d. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,5 meter, tot een maximum van 4 meter;
    • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;
    • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 5 meter bedragen.
    • g. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 65°.
  • 2. Voor carports en overkappingen is het bepaalde onder 1 niet van toepassing maar geldt 7.7.4 onder d.

7.7.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van terreinafscheidingen maximaal 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van speeltoestellen en vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan respectievelijk 3 m en 8 m;
  • c. de bouwhoogte van pergola's niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • d. voor carports en overkappingen geldt dat:
    • 1. deze 1 m voor of ten minste 0,5 m achter de voorgevel worden gebouwd;
    • 2. de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 3. de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 2 m.
7.8 Bouwactiviteit - specifieke beoordelingsregels
7.8.1 Afwijkende dakhelling

In afwijking van het bepaalde in 7.7.1 onder f en 7.7.3 onder 1 sub g kan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken toch worden verleend, mits er voldaan wordt aan het volgende:

  • a. de verandering mag niet leiden tot een aantasting van het bebouwde karakter in de directe omgeving; er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • b. er vindt geen toename plaats van het aantal woningen op het bouwperceel.

7.8.2 Hogere goothoogte ten behoeve van een entreeportaal

In afwijking van het bepaalde in 7.7.1 onder g en 7.7.2 onder a sub 3 kan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken toch worden verleend, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de afwijking is nodig ten behoeve van een hogere goot- en bouwhoogte aan de voorgevel ten behoeve van een uitbouw in de vorm van een entreeportaal;
  • b. de horizontale diepte bedraagt maximaal 1 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van het entreeportaal bedraagt ten hoogste 70% van de maximaal toegestane bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • d. de breedte van het entreeportaal bedraagt maximaal 20 % van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
  • e. de afstand tot het openbaar gebied bedraagt minimaal 2 m;
  • f. de afwijking mag geen onevenredige afbreuk ten gevolge hebben ten aanzien van het straat- en bebouwingsbeeld;
  • g. de afwijking mag geen onevenredige afbreuk ten gevolge hebben ten aanzien van de woon- en leefklimaat.
7.9 Bouwactiviteit - beeldkwaliteit
7.9.1 Algemeen

Het bepaalde in 7.9 geldt in plaats van het bepaalde in artikel 22.29 lid 1 onder b en lid 2 en artikel 22.35 sub i van dit omgevingsplan.

7.9.2 Beoordelingsregel beeldkwaliteit
  • a. De omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken wordt alleen verleend als het uiterlijk en de plaatsing van het bouwwerk, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, geen onaanvaardbare afbreuk doet aan een goede omgevingskwaliteit.
  • b. Het eerste lid is niet van toepassing als het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning toch moet worden verleend.
  • c. Of sprake is van een onaanvaardbare afbreuk aan een goede omgevingskwaliteit als bedoeld in het eerste lid, wordt beoordeeld volgens de criteria van de beleidsregels, bedoeld in artikel 4.19 van de Omgevingswet.
  • d. Het beeldkwaliteitsplan zoals zoals opgenomen in bijlage 3 is een beleidsregel als bedoeld in artikel 4.19 van de Omgevingswet.

7.9.3 Vergunningvoorschriften beeldkwaliteit

Aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken kunnen met betrekking tot het uiterlijk en de plaatsing van het bouwwerk voorschriften worden verbonden die nodig zijn met het oog op het in het eerste lid van 7.9.2 genoemde belang.

7.9.4 Aanvraagvereisten beeldkwaliteit

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt voor de toetsing aan het bepaalde in 7.9.2:

  • a. tekeningen van alle gevels van het bouwwerk, inclusief de gevels van belendende bebouwing, waaruit blijkt hoe het geplande bouwwerk in de directe omgeving past;
  • b. principedetails van gezichtsbepalende delen van het bouwwerk;
  • c. kleurenfoto's van de betaande situatie en de omliggende bebouwing; en
  • d. een opgave van de toe te passen bouwmaterialen in de uitwendige scheidingsconstructie en de kjleur daarvan, waaronder in ieder geval het materiaal en de kleur van de gevels, het voegwerk, kozijnen, ramen en deuren, balkonhekken, dakgoten, boeidelen en de dakbedekking.
7.10 Bouwactiviteit - geluid

Ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geluid Lagestraat 20' geldt de verplichting dat bij gevels van woningen waar de geluidbelasting volgens het bijgevoegde akoestisch onderzoek (bijlage 4 bij de regels) hoger is dan 53 Lden de woningen zijn voorzien van een geluidluwe buitenruimte en een verblijfsruimte aan de geluidsluwe zijde.

7.11 Maatwerkvoorschrift of vergunningvoorschrift - situering en maatvoering bouwwerken

Bij maatwerkvoorschrift of vergunningvoorschrift bij de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken, kunnen nadere eisen aan de situering en de afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gesteld, in verband met:

  • a. het voorkomen van een onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van de naastgelegen gronden;
  • b. de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit;
  • c. de verkeersveiligheid en brandveiligheid.
7.12 Omgevingsplanactiviteit
7.12.1 Beroep en/of bedrijf aan huis
  • 1. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een bedrijf aan huis is verboden zonder omgevingsvergunning.
  • 2. De omgevingsvergunning bedoeld onder 1 wordt alleen verleend indien:
    • a. het ten behoeve van de aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteit in gebruik te nemen vloeroppervlak maximaal 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken bedraagt met een maximum van 100 m²;
    • b. degene die de activiteiten in de woning en/of de bijbehorende bouwwerken uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
    • c. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gesitueerd, tenzij wordt aangetoond dat geen onevenredige parkeerdruk ontstaat in het openbaar gebied;
    • d. de activiteit qua aard, milieubelasting en uitstraling past in een woonomgeving;
    • e. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat.
    • f. er geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit alsmede handelsactiviteiten via het internet;
    • g. er vanaf de openbare weg geen zichtbare excessieve reclame-uitingen aanwezig zijn;
    • h. bij de uitoefening van de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit alleen huishoudelijk afvalwater wordt geloosd.

7.12.2 Bed & Breakfast
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van een bed & breakfast.
  • 2. De omgevingsvergunning bedoeld onder 1 wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • a. de bed & breakfast wordt gehouden in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
    • b. de bed & breakfast ondergeschikt is van aard;
    • c. de voor bed & breakfast gebruikte oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²;
    • d. ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen zijn maximaal 8 (éénpersoons)bedden toegestaan;
    • e. er geen sprake is van permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers;
    • f. er een nachtregister wordt bijgehouden;
    • g. het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de omliggende functies;
    • h. de verkeersaantrekkende werking afgestemd is op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • i. er op eigen terrein wordt worden voorzien in de parkeerbehoefte;
    • j. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast.

7.12.3 Zorg-voor-elkaar-woning
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van een zorg-voor-elkaar-woning.
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld onder 1 wordt alleen verleend als sprake is van één van de volgende situaties:
    • a. er is sprake van een leeftijd van 60 jaar of ouder. In dit geval hoeft de behoefte aan mantelzorg niet te worden aangetoond; of:
    • b. er bestaat aantoonbare behoefte aan mantelzorg. Deze behoefte dient te worden aangetoond door middel van een verklaring van een onafhankelijke deskundige; of:
    • c. er is sprake van een progressieve aandoening waarbij aantoonbaar binnen 10 jaar een mantelzorgbehoefte ontstaat. Deze behoefte dient te worden aangetoond door middel van een verklaring van een onafhankelijke deskundige.
  • 3. De omgevingsvergunning bedoeld onder 1 wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • a. in geval van een tijdelijke woonunit mag deze slechts aanwezig zijn gedurende de periode dat sprake is van de situaties zoals genoemd in lid a van dit artikel en maximaal drie maanden nadat bewoning van de woonunit is beëindigd;
    • b. bewoning van het bijbehorend bouwwerk of de woonunit wordt direct beëindigd nadat de situatie zoals genoemd in lid a van dit artikel is komen te vervallen, tenzij niet direct een geschikte vervangende zelfstandige woonruimte beschikbaar is. In dat geval mag bewoning van het bijbehorend bouwwerk of de woonunit maximaal 12 maanden worden voortgezet nadat de situatie zoals genoemd in lid 1 van dit artikel is komen te vervallen;
    • c. de bouwhoogte van de tijdelijke woonunit mag niet meer bedragen dan:
      • in geval van een plat dak, 3 meter;
      • in geval van een hellend dak, 4 meter;
    • d. het bijbehorend bouwwerk of de tijdelijke woonunit is gelegen binnen het bouwvlak dan wel de afstand tot het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 50 meter;
    • e. de oppervlakte van de zorg-voor-elkaar-woning bedraagt niet meer dan 100 m², met dien verstande dat:
      • bij gebruik van een bijbehorend bouwwerk de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet mag worden overschreden;
      • bij gebruik van een tijdelijke woonunit overschrijding van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan;
    • f. de bewoning vindt niet plaats op de verdiepingen van een bijbehorend bouwwerk;
    • g. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk of woonunit voor bewoning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de omgeving en belangen van derden;
    • h. er mag geen onevenredige extra parkeerdruk ontstaan in de openbare ruimte;
    • i. er bestaan geen milieuhygiënische en ruimtelijke belemmeringen tegen het gebruik van het bijbehorend bouwwerk of woonunit voor bewoning;
    • j. het karakter van de omgeving moet voor wat betreft de aanwezige landschapswaarden gehandhaafd blijven. Indien noodzakelijk moet hiervoor de woonunit landschappelijk worden ingepast.

Hoofdstuk 3 Algemene regels over functies

Artikel 8 Aanvraagvereisten

  • 1. De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit plan. In het bijzonder geldt dat:
    • a. het bepaalde in artikel 22.284 van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit in dit plan; en
    • b. het bepaalde in 22.286 van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit in dit plan.
  • 2. In aanvulling op het bepaalde onder 1 worden bij de aanvraag om omgevingsvergunning die gegevens en bescheiden overlegd die naar het oordeel van het bevoegde gezag noodzakelijk zijn voor een toets aan de beoordelingsregels.

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Bouwactiviteit - algemeen

10.1 Specifieke beoordelingsregel - algemene afwijkingen

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 kan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken toch worden verleend voor een bouwwerk, waarbij:

  • a. wordt afgeweken van de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de voorgeschreven afmetingen en afstanden:
  • b. het bepaalde onder a is uitsluitend op de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken van toepassing indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
    • 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige stedenbouwkundige en/of architectonische waarden;
  • c. wordt afgeweken van locatiegrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het GML-bestand als bedoeld in 1.4, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
  • d. wordt afgeweken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het in het GML-bestand als bedoeld in 1.4, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt.

Artikel 11 Gebruiksactiviteit - algemeen

11.1 Verboden gebruik

Het is in ieder geval verboden om:

  • a. gronden en/of bouwwerken te gebruiken ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf en prostitutie;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij een woning te gebruiken als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  • c. onbebouwde grond in gebruik te nemen of laten nemen en/of te geven als stort- en overslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • d. een woning in gebruik te geven of te nemen anders dan voor het gebruik voor wonen door één huishouden.
11.2 Evenementen

Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen is toegestaan.

Artikel 12 Aanduidingsregels - algemeen

12.1 hogere geluidwaarde wegverkeerslawaai

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone – hogere geluidwaarde wegverkeerslawaai', bedraagt het gezamenlijk geluid wat betreft wegverkeer op de aangeduide gevels de maximaal getoetste geluidbelasting zoals aangegeven in het bijgevoegde akoestisch onderzoek (bijlage 4 bij de regels).

Artikel 13 Maatwerkvoorschrift

Burgemeester en wethouders kunnen met een maatwerkvoorschrift afwijken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van dit plan, teneinde toestemming te verlenen voor de plaatsing van een antennemast voor mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de antennemast wordt geplaatst binnen een locatievlak waarin geen woningen aanwezig zijn;
  • b. de antennemast leidt ook overigens niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. de antennemast is aantoonbaar noodzakelijk voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie en site-sharing behoort aantoonbaar niet tot de mogelijkheden;
  • d. de antennemast is niet hoger dan noodzakelijk voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie met een maximum van 40 m.

Artikel 14 Parkeren

14.1 Bouwactiviteit

De vergunning voor het bouwen, in stand houden en gebruiken van een gebouw wordt alleen verleend indien er wordt voorzien in voldoende parkeermogelijkheden op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. De toename van de parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de op dat moment geldende beleidsregels "Parkeerbeleidsplan gemeente Wijchen".

14.2 Gebruiksactiviteit
14.2.1 Verbod

Het is in ieder geval verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken:

  • a. indien gedurende het gebruik van een gebouw en de bijbehorende gronden, niet in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien volgens de normering zoals deze is opgenomen in de op dat moment geldende beleidsregel "Parkeerbeleidsplan gemeente Wijchen";
  • b. indien niet in voldoende mate publieke parkeerplaatsen beschikbaar blijven voor de bestaande functies waarbij rekening mag worden gehouden met dubbelgebruik. De parkeerplaatsen ten behoeve van de bestaande voorzieningen dienen vrij toegankelijk en van goede kwaliteit te zijn, waarbij deze eveneens op een reële loopafstand tot de omliggende functies moeten zijn gelegen.

14.2.2 Instandhouding parkeervoorzieningen

Ruimte(n) voor het parkeren van voertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte(n) krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

14.2.3 Laden en lossen

Indien het gebruik van een terrein van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet (zoals bepaald in de beleidsregels "Parkeerbeleidsplan gemeente Wijchen" en de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren, Van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (10 december 2018)) in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

14.2.4 Maatwerkvoorschrift

Bij maatwerkvoorschrift kan, indien op een andere wijze kan worden voldaan aan de parkeerbehoefte, worden afgeweken van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 15 Toepassingsbereik

De regels van dit hoofdstuk zijn van toepassing binnen het plangebied zoals opgenomen in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMLagestraat20-.

Hoofdstuk 4 Regels ter bescherming van waarden en objecten

Artikel 16 Leiding - Gas

16.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in hoofdstuk 2 en 3.

16.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMLagestraat20- OW01 is aangewezen als Leiding - Gas.

16.3 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als Leiding - Gas heeft mede als functie de aanleg en instandhouding van een gastransportleiding;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

16.4 Bouwactiviteit - algemeen

Bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in 16.3.

16.5 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegde gezag is bevoegd om de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit te verlenen in afwijking van 16.4 teneinde het oprichten van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de op deze gronden liggende hoofdfunctie toe te staan, mits hierbij uit hoofde van de bescherming van de leiding, alsmede uit oogpunt van externe veiligheid geen bezwaar bestaat; dienaangaande wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

16.6 Aanlegactiviteit
16.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende aanlegactiviteiten uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van (half-)verhardingen;
  • b. het vergraven, ophogen, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • d. het verwijderen van beplanting;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze ingraven c.q. indrijven van voorwerpen;
  • f. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • g. het graven van sloten en het leggen van (drainage)leidingen.

16.6.2 Uitzondering vergunningsplicht

Het onder 16.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.

16.6.3 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden geen veiligheidsrisico's ontstaan en de leidingen niet worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in 16.6.1 wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

Artikel 17 Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied

17.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in hoofdstuk 2 en 3.

17.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMLagestraat20-OW01 is aangewezen als Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied.

17.3 Functieomschrijving
  • 1. Een locatie die is aangewezen als Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied heeft mede als functie het behoud, beheer en versterking van de cultuurhistorische waarden van de cultuurhistorisch waardevolle gebieden.
  • 2. De cultuurhistorisch waardevolle gebieden als bedoeld in 1 betreffen de gebieden die zijn opgenomen in de Cultuurhistorische waarderingskaart, zoals deze opgenomen in bijlage 5 bij de regels bij dit plan, en zijn aangeduid als cultuurlandschappelijke waardering zeer hoog, hoog en middelhoog. De waardering van deze gebieden is gebaseerd op de beleidsnota 'Samen in verscheidenheid' en in bijlage 6 nader beschreven.
    • a. Onder de gebieden zoals genoemd in 2 bevinden zich ook de oude bebouwingslinten en de belangrijkste (historische) doorgaande wegen en waterlopen. De cultuurhistorische waarden van deze gebieden bestaan uit:
      • de mate van visueel-ruimtelijke relatie met de (agrarische) percelen en het onderscheid daarin tussen de verschillende landschapstypen (open, half-open of gesloten);
      • de overwegend agrarische oorsprong van de bebouwing in de linten;
      • de maat en schaal van de bebouwing;
      • de variatie van rooilijnen en bouwmassa's langs de linten;
      • de compactheid van de bebouwingsensembles op de afzonderlijke percelen;
      • hoofdgebouwen die gericht zijn op de bebouwingslinten;
      • een herkenbaar onderscheid in situering en massa tussen hoofd- en bijgebouwen.
17.4 Maatwerkvoorschrift

Burgemeester en wethouders kunnen met een maatwerkvoorschrift en gelet op het bepaalde in 17.3 nadere eisen stellen ten aanzien van de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing.

17.5 Aanlegactiviteit
17.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende aanlegactiviteiten te verrichten:

  • a. het aanbrengen van (half-)verhardingen;
  • b. het rooien of vellen van houtgewas;
  • c. afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • d. graven of dempen van sloten;
  • e. verwijderen van perceelsrandbeplanting;
  • f. aanleggen van wegen of paden;
  • g. wijzigen van perceels- of kavelgrenzen;
  • h. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting anders dan het herplanten van gerooide / gevelde houtopstanden;
  • i. het verwijderen van wegen of paden.

17.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod van 17.5.1 geldt niet voor aanlegactiviteiten:

  • a. die het normale onderhoud betreffen en/of plaatsvinden in het kader van het normale beheer en gebruik van de gronden
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit artikel.
  • c. die plaatsvinden ter plaatse van een 'bouwvlak' of ter plaatse van een locaties die zijn aangewezen als een niet-agrarische functie..

17.5.3 Aanvraagvereisten

De aanvrager overlegt bij zijn aanvraag de gegevens en bescheiden die nodig zijn voor de beoordeling als bedoeld in 17.5.4.

17.5.4 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien de aanlegactiviteiten geen onevenredige aantasting tot gevolg hebben van de cultuurhistorische waarden.

Hoofdstuk 5 Overgangsregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken
18.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van dit plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

18.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 18.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 18.1.1 met maximaal 10 %.

18.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 18.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd zijn met het omgevingsplan zoals dat gold voor inwerkingtreding van dit plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik
18.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

18.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met dit plan strijdige gebruik, bedoeld in 18.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

18.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 18.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

18.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 18.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het omgevingsplan voor inwerkingtreding van dit plan.