direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22o [Sagrex-locatie, Deest]
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0225.TAMdeeLaarstraat15-2502

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Toepassingsbereik

1.1 Omgevingsplan Druten

Dit plan wijzigt het omgevingsplan Druten in die zin dat na hoofdstuk 22 van het omgevingsplan Druten [een hoofdstuk 22o] wordt ingevoegd, bestaande uit de regels van dit plan. De hoofdstukken in dit plan moeten gelezen worden als paragrafen van [hoofdstuk 22o] van het omgevingsplan Druten. In de artikelkop van de artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '[22o.] gelezen worden. In de kop van de bijlagen moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '[22o.] gelezen worden.

1.2 Tijdelijk omgevingsplan - bestemmingsplan

De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in 1.4.

1.3 Tijdelijk omgevingsplan - bruidsschat

De regels in afdeling 22.2 en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit plan.

1.4 Verwijzing naar verbeelding

De regels in dit plan zijn van toepassing op de locatie TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22o [Sagrex-locatie, Deest], waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0225.TAMdeeLaarstraat15-2502.

Artikel 2 Begripsbepalingen

2.1 Van toepassing verklaring

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit plan.

2.2 Aanvullende begrippen

In aanvulling op en indien van toepassing in afwijking van het bepaalde in 2.1 worden voor de toepassing van de regels in dit hoofdstuk de begrippen als bedoeld in 2.3 tot en met 2.29 gehanteerd.

2.3 plan

Het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22o [Sagrex-locatie, Deest] met identificatienummer NL.IMRO.0225.TAMdeeLaarstraat15-2502 van de gemeente Druten bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten zoals vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0225.TAMdeeLaarstraat15-2502 met de in dit plan opgenomen regels en de daarbij behorende bijlagen.

2.4 aanduidingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarnaar in de regels wordt verwezen, en waarmee in samenhang met die regeltekst regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

2.5 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

2.6 archeologische waarde

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanwezige archeologische resten;

2.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

2.8 bebouwingsgrens

de grens van een bouwvlak;

2.9 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dan wel bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.10 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

2.11 bestaande situatie
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  • b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het plan rechtskracht heeft verkregen;
2.12 bijbehorend bouwwerk

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, met dien verstande dat ook via een doorbraak op de eerste verdieping sprake mag zijn van een verbinding met het hoofdgebouw;

2.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats of ligplaats;

2.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

2.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

2.16 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

2.17 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

2.18 bouwwerk, geen gebouw zijnde

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, maar die niet een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

2.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

2.20 erf

dat deel van een bouwperceel, zowel binnen als buiten het bouwvlak, waarop ingevolge de regels bijbehorende bouwwerken mogen worden opgericht;

2.21 extensief recreatief medegebruik

Die vormen van natuurvriendelijke recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie.

2.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte vormt;

2.23 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn indeling of afmeting als het belangrijkste is aan te merken;

2.24 locatiegrens

de grens van een locatievlak;

2.25 locatievlak

een geometrisch bepaald vlak die is aangewezen voor een gebruiksdoel.

2.26 milieucategorie

een classificatie van de milieubelasting van een (bedrijfs)activiteit, die loopt van 1 (zeer lichte belasting) tot 6 (zeer zware belasting), ontwikkeld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'.

2.27 omgevingsplanactiviteit bouwwerken

Een omgevingsplanactiviteit bestaande uit:

  • 1. een bouwactiviteit;
  • 2. het in stand houden van een bouwwerk; en
  • 3. het gebruiken van het bouwwerk.
2.28 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte maaiveld;
2.29 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

3.1 Meetbepalingen

In aanvulling op en indien van toepassing in afwijking van het bepaalde in artikel 22.24 van dit omgevingsplan, gelden de meetbepalingen van Artikel 3.

3.2 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

De kortste afstand van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelsgrens.

3.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

3.4 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

3.5 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

3.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

3.7 Aanvullende meetbepalingen
3.7.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Specifieke regels over functie

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0225.TAMdeeLaarstraat15-2502 is aangewezen voor het gebruiksdoel Bedrijf.

4.2 Functieomschrijving Bedrijf

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Bedrijf heeft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1' de volgende functies:

  • a. de uitoefening van bedrijven in maximaal milieucategorie 3.2, met dien verstande dat uitsluitend de volgende bedrijven zijn toegestaan:
    • 1. grond-, weg-, waterbouw-, loon- en grondverzetbedrijf waaronder inbegrepen:
      • opslag, vervoer en be-/verwerken van groen, grond en bouwmaterialen;
      • inzamelen, sorteren, op- en overslaan van inerte bouw- en afvalstoffen;
      • exploitatie van een grondbank voor partijen grond die vrijkomt uit projecten van de toegestane bedrijven danwel de betrokken (onder)aannemers;
      • de verhuur van kraan- en grondverzetmachines;
      • verwerken en breken van puin met een maximum van 12 dagen per jaar en uitsluitend in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur;
    • 2. bouw-, aanneem-, sloop- en saneerbedrijf;
    • 3. plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven in maximaal milieucategorie 2;
    • 4. transportbedrijf in maximaal milieucategorie 3.1;
  • b. detailhandel met bijbehorende showtuin, met inachtneming van het bepaalde in 4.3.3.

een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals onzelfstandige kantoorruimte, een werk-, was-, tank- en oplaadplaats en voorzieningen ten behoeve van de opwekking en het opslaan van duurzame energie, met dien verstande dat bij het gebruik van deze voorzieningen eventuele koelinstallaties van vrachtwagens niet in gebruik mogen zijn.

4.3 Gebruiksactiviteit - verboden
4.3.1 Algemeen

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 4.2 genoemde functies van de gronden.

4.3.2 Buitenopslag
  • 1. Het is in ieder geval verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken voor buitenopslag, met dien verstande dat:
    • a. in afwijking van het voorgaande geldt dat buitenopslag is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag';
    • b. de hoogte van de buitenopslag niet meer mag bedragen dan 4 m;”

4.3.3 Detailhandel
  • 1. Het is in ieder geval verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken voor detailhandel;
  • 2. In afwijking van het bepaalde onder 1 is het gebruik als bedoeld onder 1 wel toegestaan in de vorm van:
    • a. ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten; en
    • b. ondergeschikte detailhandel in straatstenen, hout en daarmee vergelijkbare bouwmaterialen;

4.4 Gebruiksactiviteit - geboden
4.4.1 Landschappelijk inpassingsplan

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor de activiteiten op een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Bedrijf is slechts toegestaan indien:

  • a. de landschappelijke inpassing is gerealiseerd ter plaatse van het gebied dat is aangeduid als 'ontwikkeling bedrijfsterrein' op en overeenkomstig het Landschappelijk inpassingsplan dat in Bijlage 1 van de regels is opgenomen, waarbij geldt dat de landschappelijke inpassing binnen 12 maanden na ingebruikname van de bedrijfslocatie moet zijn gerealiseerd;
  • b. bij maatwerkvoorschrift kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde onder a en het gebruik als bedoeld onder a toestaan, indien er binnen een termijn van maximaal 1 jaar na ingebruikname uitvoering is gegeven aan de aanleg en vervolgens instandhouding van een ander maar naar het oordeel van het bevoegde gezag gelijkwaardig landschappelijk inpassingsplan;
  • c. de landschappelijke inpassing als hiervoor bedoeld dient duurzaam in stand te worden gehouden.

4.4.2 Aanleg en instandhouding voldoende waterberging

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor de activiteiten op een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Bedrijf is slechts toegestaan indien:

  • 1. in het plangebied voldoende waterberging wordt gerealiseerd conform de ten tijde van de vergunningverlening geldende Beleidsregels van de gemeente Druten en bij waterschapsverordening Waterschap Rivierenland, met dien verstande dat:
    • a. indien verschil bestaat in de beleidsregels van de gemeente en het waterschap de strengste norm van toepassing is.
  • 2. de waterberging als bedoeld onder a dient duurzaam in stand te worden gehouden.

4.5 Gebruiksactiviteit - omgevingsplanactiviteit
4.5.1 Andere milieucategorie
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden te gebruiken ten behoeve van bedrijven anders dan in 4.2 is bepaald.
  • 2. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend, mits:
    • a. deze bedrijven naar aard, milieubelasting en ruimtelijke impact (verkeersaantrekkende werking, ruimtebeslag, aantal arbeidsplaatsen e.d.) vergelijkbaar zijn met de toegestane bedrijven;
    • b. geen sprake is van activiteiten uit bijlage VII van het Besluit kwaliteit leefomgeving en nieuwe activiteiten uit Bijlage V van het Omgevingsbesluit waarvoor een mer-(beoordelings)plicht;
    • c. geen sprake is van activiteiten die in aanzienlijke mate geluid kunnen veroorzaken uit Bijlage VIII van het Besluit activiteiten leefomgeving.
  • 3. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning worden voor de toetsing aan dit omgevingsplan de gegevens en bescheiden verstrekt die voor het bevoegd gezag noodzakelijk zijn om de beoordeling aan de voorwaarden van lid 2 te kunnen doen.

4.6 Bouwactiviteit - algemeen

Bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in 4.2.

4.7 Bouwactiviteit - beoordelingsregel gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'; en
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan aangegeven.

4.8 Bouwactiviteit - beoordelingsregel bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn binnen het gehele locatievlak toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3,0 m;
  • c. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,75 m;
  • d. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6,0 m;
  • e. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van de opwekking en het opslaan van duurzame energie mag niet meer bedragen dan 3,0 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,0 m.

4.9 Bouwactiviteit - afwijken van beoordelingsregels
4.9.1 Hogere bouwhoogte gebouwen
  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit te verlenen in afwijking van 4.7 onder b om het bouwen van gebouwen met een hogere bouwhoogte toe te staan, mits:
    • a. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
    • b. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
    • c. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 13 m.
  • 2. Indien de aanvrager in zijn aanvraag een beroep doet op het bepaalde onder a, overlegt de aanvrager de gegevens en bescheiden die nodig zijn voor de beoordeling in lid a.

4.9.2 Hogere hoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit te verlenen in afwijking van 4.8 om het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte toe te staan, mits:
    • a. dit vanuit het oogpunt van de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
    • b. dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
    • c. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 9 m.
  • 2. Indien de aanvrager in zijn aanvraag een beroep doet op het bepaalde onder a, overlegt de aanvrager de gegevens en bescheiden die nodig zijn voor de beoordeling in lid a.

Artikel 5 Natuur

5.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0225.TAMdeeLaarstraat15-2502 is aangewezen voor het gebruiksdoel Natuur.

5.2 Functieomschrijving Natuur

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Natuur heeft de volgende functies:

  • a. ontwikkeling, herstel en behoud van de landschappelijke en natuurwaarden;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • d. beschoeiing, keerwanden en steigers;
  • e. onverharde of halfverharde paden en wegen;
  • f. fiets- en wandelpaden;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder mede begrepen kades en andere waterkerende of watergeleidende voorzieningen;
  • h. extensief recreatief medegebruik;
  • i. de bewerking, verwerking, ontwatering, opslag en afvoer van grond, zand en grind ten behoeve van zandwinning, alsmede het uitvoeren van herinrichting en reconstructiewerken;
  • j. het uitoefenen van activiteiten die ondersteunend zijn aan de zandwinning;
  • k. geluidswerende voorzieningen;
  • l. ringkade;
  • m. kunstwerken;
  • n. transportvoorzieningen voor water, zand en grind;
  • o. voorzieningen voor de verkeersgeleiding;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals wegen, paden e.d. en bouwwerken en voorzieningen ondersteunend aan de zandwinning.

5.3 Gebruiksactiviteit - verboden
5.3.1 Algemeen

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 5.2 genoemde functies van de gronden.

5.3.2 Specifiek
  • a. Het is in ieder geval verboden om gronden en/of bouwwerken te gebruiken en/of te laten gebruiken voor buitenopslag, tenzij:
    • 1. het valt onder activiteiten die verband houden met de zandwinning of herinrichting, waarvan de hoogte van opgeslagen grond, zand en grind maximaal 10 meter bedraagt.

5.4 Bouwactiviteit - algemeen

Bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in 5.2.

5.5 Bouwactiviteit - algemene regels gebouwen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

5.6 Bouwactiviteit - algemene regels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van transport van zand, grind en water mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt voor:
    • 1. vlaggenmasten maximaal 6 m;
    • 2. lichtmasten maximaal 10 m;
    • 3. projectbord maximaal 5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,5 m.

5.7 Omgevingsplanactiviteit voor werken en werkzaamheden
5.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • f. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling.

5.7.2 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod van 5.7.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

  • a. werkzaamheden welke verband houden met zandwinning en herinrichting, waarvoor een ontgrondingsvergunning is verleend;
  • b. werken of werkzaamheden die verband houden met de aanleg van een grondwal als geluidswerende voorziening of als ringkade;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
  • d. werken of werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • e. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • f. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.

5.7.3 Beoordelingsregels

De in 5.7.1bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er, al dan niet door het stellen van voorwaarden, geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 5.2.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0225.TAMdeeLaarstraat15-2502 is aangewezen voor het gebruiksdoel Verkeer.

6.2 Functieomschrijving Verkeer

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Verkeer heeft de volgende functies:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. bermen en beplanting;
  • e. water, waterberging, waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers, taluds, duikers en bruggen;
  • f. straatmeubilair, speelvoorzieningen en objecten van beeldende kunst;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, faunapassages en voorzieningen voor het openbaar vervoer.

6.3 Gebruiksactiviteit - verboden
6.3.1 Algemeen

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 6.2 genoemde functies van de gronden.

6.4 Bouwactiviteit - algemeen

Bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in 6.2.

6.5 Bouwactiviteit - algemene regels gebouwen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

6.6 Bouwactiviteit - algemene regels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan onderstaand aangegeven:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Maximale bouwhoogte  
Geluidwerende voorzieningen   4,0 m  
Viaducten, ecoducten, tunnels, bruggen en bouwwerken ten behoeve van verkeersgeleiding   12,0 m  
Objecten van beeldende kunst   5,0 m  
Hekwerken   3,0 m  
Lichtmasten   12,0 m  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3,0 m  

Artikel 7 Water

7.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0225.TAMdeeLaarstraat15-2502 is aangewezen voor het gebruiksdoel Water.

7.2 Functieomschrijving Water

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Water heeft de volgende functies:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder mede begrepen waterberging, waterkering, waterstaat, waterhuishouding, waterlopen, waterpartijen, kades, kademuren en andere waterkerende of watergeleidende voorzieningen;
  • b. aanlegsteiger;
  • c. brug;
  • d. de winning, bewerking, verwerking, ontwatering, opslag en afvoer van grond, zand en grind ten behoeve van zandwinning, alsmede het uitvoeren van herinrichting en reconstructiewerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - ontzanding';
  • e. het uitoefenen van activiteiten die ondersteunend zijn aan de zandwinning;
  • f. groenvoorzieningen en oevers;
  • g. kunstwerken, waaronder begrepen een sluis, steiger en stuw;
  • h. extensief recreatief medegebruik;
  • i. transportvoorzieningen voor zand, water en grind;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals bermen, paden, beschoeiingen e.d. en bouwwerken en voorzieningen ondersteunend aan de zandwinning.

7.3 Gebruiksactiviteit - verboden
7.3.1 Algemeen

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 7.2 genoemde functies van de gronden.

7.3.2 Specifiek

Het is in ieder geval verboden om:

  • a. gronden en/of bouwwerken te gebruiken en/of te laten gebruiken voor buitenopslag, tenzij:
    • 1. het valt onder activiteiten die verband houden met de zandwinning of herinrichting, waarvan de hoogte van opgeslagen grond, zand en grind maximaal 10 meter bedraagd;
  • b. gronden te gebruiken ten behoeve van een (jacht)haven en/of als ligplaats voor woonboten.

7.4 Bouwactiviteit - algemeen

Bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in 7.2.

7.5 Bouwactiviteit - algemene regels gebouwen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.

7.6 Bouwactiviteit - algemene regels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van stuwen, sluizen kades en bruggen en andere voorzieningen voor de scheepvaart mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • b. de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van transport van zand, grind en water mag niet meer dan 15 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bedrijfsinstallaties mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.

Hoofdstuk 3 Algemene regels over functies

Artikel 8 Toepassingsbereik

De regels van dit hoofdstuk zijn van toepassing binnen het plangebied zoals opgenomen in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0225.TAMdeeLaarstraat15-2502.

Artikel 9 Aanvraagvereisten

  • 1. De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit plan. In het bijzonder geldt dat:
    • a. het bepaalde in artikel 22.284 van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit in dit plan; en
    • b. het bepaalde in 22.286 van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit in dit plan.
  • 2. In aanvulling op het bepaalde onder 1 worden bij de aanvraag om omgevingsvergunning die gegevens en bescheiden overlegd die naar het oordeel van het bevoegde gezag noodzakelijk zijn voor een toets aan de beoordelingsregels.

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Bouwactiviteit - algemeen

11.1 Specifieke beoordelingsregel - geringe afwijkingen

In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 kan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken toch worden verleend voor een bouwwerk, waarbij:

  • a. wordt afgeweken van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, mits de afwijkingen niet meer dan 10% bedragen van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages;
  • b. geringe overschrijdingen van locatievlakken en/of bouwgrenzen en/of aanduidingsgrenzen plaatsvinden, indien een onnauwkeurigheid, een meetverschil of de feitelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft, mits de grens of grenzen met niet meer dan 2 meter worden overschreden.

11.2 Bestaande afwijkende maatvoering en situering
  • 1. bij de toepassing van het bepaalde in dit plan ten aanzien van de maatvoering en situering van bouwwerken gelden de bouwregels, zoals die in Hoofdstuk 2, Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4 zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • 2. het bepaalde onder 1 geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • 3. in geval van herbouw is het bepaalde onder 1, uitsluitend van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt.

11.3 Ondergrond bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van hoofdgebouwen van (bedrijfs)gebouwen en bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)gebouwen; direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  • b. de verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 meter.
  • c. burgemeester en wethouders kunnen bij maatwerkvoorschrift afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw van (bedrijfs)woningen of bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen, uitsluitend daar waar bovengronds gebouwd mag worden, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast, de bouw niet plaatsvindt onder bedrijfsgebouwen en de ondergrondse bouwwerken dienen ten behoeve van het woongenot.
  • d. burgemeester en wethouders kunnen bij maatwerkvoorschrift afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken onder bedrijfsgebouwen, uitsluitend daar waar bovengronds gebouwd mag worden, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast en de ondergrondse bouwwerken dienen ten behoeve van de bedrijfsvoering.

Artikel 12 Gebruiksactiviteiten - algemeen

12.1 Algemeen verbod

Het gebruiken van gronden en/of bouwwerken is in ieder geval verboden voor zover het gaat om:

  • a. het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting of escortbedrijf;
  • b. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie;
  • c. het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald;
  • d. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald;
  • e. de permanente bewoning van onderkomens en/of gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
  • f. het gebruik en/of laten gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs-/dienst)woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  • g. het gebruik en/of laten gebruiken van bedrijfsgebouwen voor (zelfstandige) bewoning;
  • h. het gebruik en/of laten gebruiken van gronden voor het opslaan, storten, lozen of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, behoudens voor zover zulks in overeenstemming is met de aan een locatie toegewezen functie van de gronden.

12.2 Parkeren
  • a. het is verboden te bouwen dan wel het feitelijk gebruik van gronden en/of bestaande bouwwerken te wijzigen, indien er niet wordt voldaan aan de gestelde eisen ten aanzien van parkeren. Indien een bouwplan en/of het feitelijk gebruik daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op de bij het bouwplan en/of het feitelijk gebruik behorende en daartoe bestemde gronden. De parkeernormen zoals opgenomen in Bijlage 3 Nota parkeernormen, of de rechtsopvolger(s) daarvan, zijn van toepassing.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen bij maatwerkvoorschrift afwijken van de parkeernormen, indien voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in Bijlage 2 Nota parkeernormen of de rechtsopvolger(s) daarvan.
  • c. ruimte(n) voor het parkeren van auto's, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens de Nota Parkeernormen (Bijlage 3) of de rechtsopvolger(s) daarvan, is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

Hoofdstuk 4 Regels ter bescherming van waarden en objecten

Artikel 13 Leiding - Hoogspanningsverbinding

13.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in hoofdstuk 2 en 3.

13.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0225.TAMdeeLaarstraat15-2502 is aangewezen als Leiding - Hoogspanningsverbinding.

13.3 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als Leiding - Hoogspanningsverbinding heeft mede als functie de aanleg, de instandhouding en de bescherming van de bovengrondse hoogspanningsleidingen.

13.4 Bouwactiviteit
13.4.1 Aanvullende beoordelingsregel

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn bouwwerken die ten dienste staan van de functie als bedoeld in 13.3 toegestaan, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 60 m.

13.5 Aanlegactiviteit
13.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende aanlegactiviteiten uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting of bomen;
  • b. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,5 m;
  • c. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren;

13.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod van 13.5.1 geldt niet voor aanlegactiviteiten:

  • a. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit artikel; en
  • b. die het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.

13.5.3 Beoordelingsregel

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien en voor zover geen veiligheidsrisico's ontstaan, de leidingen niet worden aangetast en vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 14 Leiding - Water

14.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in hoofdstuk 2 en 3.

14.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0225.TAMdeeLaarstraat15-2502 is aangewezen als Leiding - Water.

14.3 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als Leiding - Water heeft mede als functie de aanleg, de instandhouding en de bescherming van een waterleiding en daarbij behorende voorzieningen.

14.4 Bouwactiviteit
14.4.1 Aanvullende beoordelingsregel

In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn bouwwerken die ten dienste staan van de functie als bedoeld in 14.3 toegestaan

14.5 Aanlegactiviteit
14.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende aanlegactiviteiten uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • c. het verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • d. het aanleggen van geluid- en andere wallen;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen.

14.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod van 14.5.1 geldt niet voor aanlegactiviteiten:

  • a. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit artikel; en
  • b. die het normale beheer en onderhoud van de leidingen betreffen.

14.5.3 Beoordelingsregel

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien en voor zover geen veiligheidsrisico's ontstaan, de leidingen niet worden aangetast en vooraf advies van de leidingbeheerder is ingewonnen.

Artikel 15 Waarde - Archeologie 3

15.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in hoofdstuk 2 en 3.

15.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0225.TAMdeeLaarstraat15-2502 is aangewezen als Waarde - Archeologie 3.

15.3 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als Waarde - Archeologie 3 heeft mede als functie het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

15.4 Bouwactiviteit
15.4.1 Aanvullende aanvraagvereisten
  • 1. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken dient de aanvrager voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m2 en waarvan de diepte meer bedraagt dan 0,50 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden, waarop de aanvraag betrekking heeft, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • 2. In afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

15.4.2 Aanvullende vergunningvoorschriften

Indien uit het onder 15.4.1 onder 1 genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in 15.4.1 onder 2 sub d, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

15.5 Aanlegactiviteit
15.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende aanlegactiviteiten uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en werkzaamheden meer dan 500 m2 bedraagt:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,50 m onder het maaiveld.

15.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod van 15.5.1 geldt niet voor aanlegactiviteiten:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit artikel.
  • c. op / in gronden plaatsvinden waarvan kan worden aangetoond dat reeds verstoring heeft plaatsgevonden die dieper reikt dan de waardevolle archeologische vondstlaag; bij de beoordeling hiervan kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij een archeologisch deskundige.

15.5.3 Aanvraagvereisten
  • 1. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning dient de aanvrager voor de toetsing aan dit omgevingsplan in ieder geval een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • 2. Een rapport als bedoeld onder 1 is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
  • 3. Indien het rapport bedoeld onder 1 of andere beschikbare informatie als bedoeld onder 2 daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd te stellen kwalificaties zonodig archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden.

15.5.4 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

15.5.5 Voorschriften

Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning de verplichting verbinden tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

Artikel 16 Waterstaat - Waterlopen

16.1 Voorrangsregeling

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in hoofdstuk 2 en 3.

16.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0225.TAMdeeLaarstraat15-2502 is aangewezen als Waterstaat - Waterlopen.

16.3 Functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen als Waterstaat - Waterlopen heeft mede als functie de de waterkering, waterhuishouding en waterstaat.

16.4 Bouwactiviteit
16.4.1 Aanvullende beoordelingsregel
  • 1. In aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan die ten dienste staan van de functie als bedoeld in 16.3, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 4 m.
  • 2. De omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken wordt in aanvulling op het bepaalde in hoofdstuk 2 alleen verleend indien hierbij uit hoofde van de bescherming van de watergang geen bezwaar bestaat.
  • 3. Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag over het bepaalde onder 2, advies in bij de beheerder van de waterkering.

16.5 Aanlegactiviteit
16.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende aanlegactiviteiten te (laten) verrichten:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen;
  • e. het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte.

16.5.2 Uitzondering vergunningplicht

Het verbod van 16.5.1 geldt niet voor aanlegactiviteiten:

  • a. die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige functies van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de functie;
  • b. die op het moment van het in werking treden van dit artikel in uitvoering zijn of legaal kunnen worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde omgevingsvergunning;

16.5.3 Beoordelingsregels
  • 1. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien door die aanlegactiviteiten, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering.
  • 2. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.

 

Hoofdstuk 5 Overgangsregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
17.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van dit plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

17.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 17.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 17.1.1 met maximaal 10 %.

17.1.3 Uitzondering

Het bepaalde in 17.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd zijn met het omgevingsplan zoals dat gold voor inwerkingtreding van dit plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik
17.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met dit plan strijdige gebruik, bedoeld in 17.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 17.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in 17.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het omgevingsplan voor inwerkingtreding van dit plan.