4.8 Water
In het kader van het verkrijgen van een duurzaam watersysteem hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst waterbeleid 21e eeuw (WB’21) ondertekend. Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de “watertoets”: de check van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het watersysteem.
Ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten. Initiatiefnemers van ruimtelijke plannen moeten in een vroegtijdig stadium van het planvormingsproces de waterbeheerder(s) betrekken. De initiatiefnemer vraagt de waterbeheerder(s) om een wateradvies in de vorm van een watertoets. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van het overleg opgenomen. Op basis van de watertoets zal de waterbeheerder Keurontheffing en, indien nodig, een Wvo-vergunning (Wet verontreiniging oppervlaktewater) verlenen.
Beleid algemeen
Het algemene waterbeleid dat op het plangebied van toepassing is, staat beschreven in de Vierde Nota Waterhuishouding van de Rijksoverheid (zie hoofdstuk 3) en het beleid van het Waterschap De Stichtse Rijnlanden. Daarnaast zullen het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) de komende jaren richtinggevend worden voor het regionale waterbeheer in Nederland.
Waterwet (2009)
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de 'watersysteembenadering'. Het doel van de waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, w.o. de Kaderrichtlijn Water. Een opvallend feit is dat met de inwerkingtreding van de nieuwe Waterwet de Wvo-vergunning voor het lozen vanuit gemeentelijke rioolstelsels op het oppervlaktewater en de heffing op riooloverstorten verdwijnen. Deze worden vervangen door algemene regels die zijn geformuleerd in het Besluit lozen buiten inrichtingen (AMvB). Niet alles is echter onder te brengen in de algemene regels. Daartoe introduceert de Waterwet de integrale watervergunning. In de integrale watervergunning gaan zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) op in één aparte watervergunning.
NBW en KRW
Naast het beleid en beheer van het waterschap voor de betreffende regio zullen het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) de komende jaren richtinggevend worden voor het regionale waterbeheer in Nederland. Het NBW betreft vooral kwantiteitsaspecten van het waterbeheer, zoals de waterberging bij hevige regenval. De KRW richt zich met name op de chemische en ecologische waterkwaliteit. Waterschap Hollandse Delta is volop bezig met beide richtlijnen. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland te verbeteren en op orde te houden. Het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen gaan dit samen aanpakken. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat. Nederland krijgt hierdoor steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes. Om deze problemen te bestrijden zijn maatregelen nodig met als uitgangspunt het eerst vasthouden, dan bergen en vervolgens afvoeren van water.
4.8.1 De watertoets
De watertoets is als planologisch ‘instrument’ ingevoerd om vroegtijdig in een planproces middels overleg tussen initiatiefnemer en hoogheemraadschap nadelige effecten op het watersysteem zo veel mogelijk te beperken. Door middel van overleg in het begin van een planproces kunnen dure of gecompliceerde oplossingen voorkomen worden. Het hoogheemraadschap is daarom voorafgaand aan de formele procedure in het kader van de Wet ruimtelijke ordening geconsulteerd.
Onderhavig plangebied is gelegen tegen de waterkering op en naast de Vogelzangsekade.
De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt 28.590 m².
Bestaande situatie
water: 1.549 m²
verhard 4.514 m²
groen: 22.527 m²
Toekomstige situatie
water: 2.162 m²
verhard kavels 4.535 m²
verhard overig 8.109 m²
groen 13.784 m²
Voor het verhard oppervlak in de toekomstige situatie zijn de wegen en bebouwing (verhard kavels) voor 100% meegerekend. De tuinen om de woningen (verhard overig) zijn voor 50% meegerekend. De toename verharding in het plangebied is dan ca. 4.075 m² (4.535 + 0,5*8.109) - 4.514). De verplichte watercompensatie hiervan is 15% = 611 m². In het plangebied worden extra sloten gerealiseerd. Het oppervlakte wordt hierdoor met 613 m² vergroot. Er is derhalve voldoende compensatie voor de toename van verharding.
Waterafvoer
Het vuilwaterafvoer van het plan zal aangesloten en afgevoerd worden via het openbaar riool grenzend aan het plangebied. Het hemelwater zal zoveel als mogelijk afgekoppeld worden van het riool en worden geloosd op open water.
Conclusie
De ontwikkeling van de locatie is voorgelegd aan het waterschap. De watertoets toont aan dat het oppervlak aan verharding in het plangebied in de toekomstige situatie toeneemt. Echter het oppervlakte aan water neemt ook aanzienlijk toe. Hierdoor is er voldoende compensatie gerealiseerd. Bij de inrichting van het gebied is het uitgangspunt daarnaast dat er geen peilwijziging wordt toegepast. Bij eventuele aanpassingen in het watersysteem zal overleg gevoerd worden met het waterschap. Vanuit het aspect water ontstaat derhalve belemmering voor het plan.