4.9 Archeologie en cultuurhistorie
Door de ondertekening van het Verdrag van Malta (Valletta, 1992), dat vertaald is in de wet op de archeologische Monumentenzorg, heeft Nederland zich verplicht tot het beschermen van het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van het verdrag is het archeologische erfgoed waar mogelijk te behouden. Bij nieuwe ontwikkelingen moet derhalve onderzocht worden of sprake is van archeologische waarden. Als archeologische waarden aanwezig zijn, zal moeten worden bepaald hoe hier mee om te gaan.
Archeologisch adviesbureau RAAP heeft in september 2006 archeologisch onderzoek
[1] uitgevoerd. literatuur onderzoek geeft een verhoogde trefkans op archeologische sporen. Daarom is een verkennend booronderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek is gebleken dat er bij enkele boringen mogelijk archeologische vindplaatsen zijn. Het onderzoeksbureau stelt in het rapport dat het uitvoeren van proefsleuven onderzoek noodzakelijk is.
Adviesbureau RAAP heeft naar aanleiding van het eerste archeologisch onderzoek in april 2007 een proefsleuvenonderzoek
[2] uitgevoerd. De eindconclusie is dat er te weinig, en te weinig intacte archeologische resten zijn aangetroffen om de vindplaats als behoudenswaardig aan te kunnen merken. Er is dan ook geen vervolgonderzoek nodig.
De bovenvermelde onderzoeken zijn uitgevoerd voor het deel van de voormalige veevoederfabriek. Gedurende planvorming is het plangebied vergroot. Hierdoor is er door bureau RAAP beoordeeld of er extra archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Deze beoordeling is opgenomen in een notitie opgesteld door bureau RAAP. Deze notitie
[3] concludeert dat het niet te verwachten is dat in het vergrote bouwplangebied alsnog waardevolle archeologische resten aangetroffen zullen worden. Deze conclusie is mede gebaseerd op het feit dat in het onderzoek uit 2006 ook de omgeving is meegenomen in de beoordeling.
De brief is beoordeeld door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag heeft aangegeven dat voor het deel van de woningbouwvergroting wel degelijk nog kans is op het vinden van archeologische sporen. Derhalve is voor het relevante deel alsnog een dubbelbestemming waarde archeologie opgenomen met als verplichting dat bij het roeren van de grond nader onderzoek uitgevoerd zal worden.
De notitie geeft tevens aan dat in het deel van het gebied dat voor natuurontwikkeling ingericht wordt, gezien de te verwachte beperkte werkzaamheden in de bodem en de lage trefkans op archeologische sporen, geen archeologische resten verstoord zullen worden. Voor dit deel is dan ook geen dubbelbestemming opgenomen.
Conclusie
Het plangebied is uitgebreid archeologisch onderzocht. Op basis van een verkennend onderzoek is geconcludeerd dat er mogelijk archeologisch waardevolle resten aanwezig kunnen zijn. Het vervolg proefsleuvenonderzoek heeft echter geconcludeerd dat er te weinig sporen zijn. Het plangebied is gaande de planvorming vergroot. Op basis van een aanvullende notitie en de beoordeling door het bevoegd gezag is bepaald voor welke delen alsnog een dubbelbestemming waarde archeologie opgenomen is.
[1] RAAP Archeologisch vooronderzoek S.L. van Alterenlaan 3 Lopik, nr 1739, september 2006 [2] RAAP Archeologisch proefsleuvenonderzoek, S.L. van Alterenlaan 3 Lopik, nr 1476, april 2007 [3] Archeologische notitie, S.L. van Alterenlaan 3 Lopik, kenmerk 86880L3.062603.doc, maart 2010