direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal beleid
Plan: Bestemmingsplan Zuidzijdseweg 142a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0331.01ZZweg142a-OB01

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Structuurvisie 2005 - 2015

In het streekplan 2005-2015, vormen de begrippen kwaliteit, uitvoering en samenwerking de rode draad. Het streekplan, dat vanaf 1 juli 2008 automatisch de juridische status van een structuurvisie heeft, is op 13 december 2004 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht. Op 23 juni 2008 hebben Provinciale Staten van Utrecht de Beleidslijn nieuwe Wro vastgesteld. Daarbij zijn uitgangspunten gehanteerd, waarin het Streekplan beleidsneutraal is omgezet. In de Beleidslijn nieuwe Wro is het provinciaal belang aangegeven. Dat zijn richtinggevende beleidsuitspraken die in het Streekplan 2005-2015 zijn opgenomen. Doorvertaling hiervan heeft plaatsgevonden in de provinciale ruimtelijke verordening.

Met het omgevingsbeleid wil de provincie de kwaliteit van de leefomgeving ten minste behouden en waar mogelijk verbeteren. Daarbij is de provincie zich ervan bewust, dat zij een onderdeel is van een groter geheel. Ontwikkelingen in de provincie Utrecht kunnen van invloed zijn op de kwaliteit van de hele Randstad. Het versterken van de kwaliteit van de Randstad als geheel vormt voor de provincie een uitgangspunt. Voorts gaat de provincie het accent meer leggen op de uitvoering van de structuurvisie. Dat past ook bij de nieuwe rol van de provincie als initiator en regisseur. Zij gaat zich nadrukkelijker manifesteren om de geambieerde ruimtelijke kwaliteit daadwerkelijk te realiseren. Om een kwaliteitssprong te kunnen maken is samenwerken een voorwaarde. Samenwerking met andere besturen, samenwerking met marktpartijen en samenspraak met maatschappelijke organisaties. Alleen dan is het mogelijk om in een gebied met een hoge druk op de ruimte te komen tot een duurzaam aantrekkelijke leefomgeving. Provinciaal uitgangspunt is dat ruimtelijke vraagstukken dienen te worden opgelost op het laagste bestuurlijke niveau waarop deze vraagstukken zich voordoen.

3.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening (2009)

Op 21 september 2009 hebben Gedeputeerde Staten van Utrecht de Provinciale ruimtelijke verordening vastgesteld. Het Ontwerp van de verordening is gebaseerd op artikel 4.1, eerste lid, van de Wro. Doel van de verordening is om provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. De verordening bevat daartoe bepalingen die bij het opstellen van gemeentelijke bestemmingsplannen, wijzigingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen, in acht moeten worden genomen. De verordening heeft alleen betrekking op nieuwe plannen en besluiten. Dit betekent dat geldende bestemmingsplannen niet onder de werking van de verordening vallen. De verordening bevat geen bepalingen die de burger rechtstreeks binden. Normen uit de verordening moeten eerst vertaald worden in een gemeentelijk planologisch besluit.

De Provinciale ruimtelijke verordening heeft dezelfde inhoudelijke doelstelling als het voorheen geldende streekplan. De hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid worden weergegeven voor de periode van 2005 tot 2015. In het streekplan wordt vastgelegd waar wat te bouwen met betrekking tot verschillende aspecten, zoals natuur, recreatie en wegen. In het streekplan worden de verschillende ruimtelijke functies gewogen en worden er keuzes ten aanzien van de ruimtelijke ordening gemaakt. Het streekplan dient als toetsingskader van gemeentelijk bouw- en bestemmingsplannen.

Het primaire doel van het provinciale beleid is het creëren van een veilige, gezonde en duurzame leefomgeving. Dit wordt uitgewerkt aan de hand van de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om de ruimtelijke kwaliteit vast te kunnen stellen worden en enkele criteria gehanteerd die zijn vastgesteld door het Rijk:

  • ruimtelijke diversiteit;
  • economische en maatschappelijke functionaliteit;
  • culturele diversiteit;
  • sociale rechtvaardigheid;
  • duurzaamheid;
  • aantrekkelijkheid;
  • menselijke maat.

Deze criteria zijn doorvertaald naar de schaal en eigenheid van de provincie Utrecht. Utrecht kent een grote variatie in woon- en werkmilieus, een diversiteit aan kwalitatief hoogwaardige landschapstypen en een centrale ligging. Deze aspecten vormen de kernkwaliteiten van de provincie. Het behouden en versterken van deze kernkwaliteiten wordt in het provinciale beleid gedaan aan de hand van een aantal hoofdbeleidslijnen:

  • 1. Zorgvuldig ruimtegebruik ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen in zowel het stedelijk als in het landelijk gebied.
  • 2. Water vormt een ordenend principe en vormt bij nieuwe ruimtelijk afwegingen een vertrekpunt.
  • 3. De beschikbaarheid van bestaande infrastructuur en de capaciteit van deze infrastructuur zijn mede bepalend bij het kiezen van nieuwe verstedelijkingslocaties.
  • 4. Op het gebied van verstedelijking wordt gestreefd naar een gedifferentieerd aanbod van wonen, werken en voorzieningen. Nieuwe woningbouw wordt vooral toegelaten in het stadsgewest Utrecht en het gewest Eemland. Veenendaal en Woerden vormen twee regionale opvangkernen. Daarbuiten is het beleid terughoudend.
  • 5. Ten aanzien van het landelijk gebied wordt een beleid gevoerd dat is gericht op het versterken van zowel de identiteit, de landschappelijke diversiteit als de vitaliteit en op de kwaliteit van de natuur en de ecologische samenhang.

Planspecifiek

Hoofdstuk 4 van de Provinciale ruimtelijke verordening gaat over het landelijk gebied. Het principe geldt dat deze open moet blijven en niet voor verdergaande verstedelijking in aanmerking komt. Het gaat in dit plan niet om een stedelijke functie maar om een landelijke (bedrijfs)functie. Het plangebied wordt aangeduid als 'Landelijk gebied 2' met de aanduiding 'Veenweidegebied' en valt in het Groene Hart. In deze gebieden staat de ontwikkeling van de grondgebonden landbouw met zorg voor landschappelijke kwaliteiten voorop.

3.2.3 Provinciale ruimtelijke structuurvisie en Provinciale ruimtelijke verordening (2012)

De provincie Utrecht werkt momenteel aan een nieuwe Provinciale ruimtelijke structuurvisie. In de Provinciale ruimtelijke structuurvisie beschrijft de provincie het ruimtelijk beleid voor de periode tot 2025. De Provinciale ruimtelijke structuurvisie wordt in essentie gemaakt om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via het ruimtelijk beleid wil de provincie bijdragen aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is. Het voorontwerp van de Provinciale ruimtelijke structuur is vastgesteld op 5 juli 2011. De ontwerp Provinciale ruimtelijke structuurvisie heeft vanaf 3 april ter inzage gelegen. Tegelijk met de Provinciale ruimtelijke structuurvisie zal er ook een Provinciale ruimtelijke verordening worden vastgesteld.

Ook in het toekomstige beleid, zoals vastgelegd in de ontwerpen van de Provinciale ruimtelijke structuurvisie en Provinciale ruimtelijke verordening, beaamt de provincie Utrecht dat de grondgebonden landbouw in de vorm van melkveehouderij en fruitteelt de steunpilaren van het agrarisch gebied vormen. De provincie Utrecht wil de agrariërs in de toekomst blijven ondersteunen door groeiruimte te bieden met beleid dat gericht is op groei met bijbehorende randvoorwaarden en verbreding. De maximale bouwperceelgrootte is opnieuw vastgesteld op 1.5 hectare. Dit maximum is bepaald op basis van de huidige landbouwstructuur, de economische omvang van de landbouw, het Utrechts landschap, het milieu en het voorkomen van te omvangrijke stallen. Voor het grootste gedeelte van de Utrechtse landbouwbedrijven is dit maximum voldoende. Daarbij maakt het plangebied deel uit van het door de provincie Utrecht aangewezen “Landbouwkerngebied”. Dit zijn gebieden waar de landbouw in Utrecht de beste uitgangspositie heeft om duurzaam te produceren. De ligging van de Landbouwkerngebieden is gebaseerd op de productieomstandigheden, grondsoort, waterhuishouding, ligging of beheerfunctie. De Landbouwkerngebieden zijn tevens de gebieden waar de provincie Utrecht het vanuit ruimtelijk oogpunt belangrijk acht dat de landbouw de hoofdgebruiker en -beheerder blijft. In deze gebieden heeft landbouw dan ook het primaat. De provincie Utrecht neemt daarbij in acht dat landbouwkerngebieden in veel gevallen waardevolle landschappen zijn. Dit heeft volgens de provincie Utrecht geen directe gevolgen voor de landbouw. Daarom vraagt de provincie, gemeenten in hun ruimtelijke plannen regels op te stellen die bijdragen aan het behouden van de bouwpercelen en de landbouwgrond voor de landbouw.

Planspecifiek

Het voorliggende plan past binnen het toekomstig beleid van de provincie Utrecht waarin het plangebied in de ontwerp Provinciale ruimtelijke structuurvisie onderdeel uit maakt van het Landbouwkerngebied en waarvoor, met inachtneming van onder andere de landschappelijke waarden, een maximale grootte van een agrarisch bouwperceel van 1,5 hectare is vastgesteld.