Plan: | Bestemmingsplan Zuidzijdseweg 142a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0331.01ZZweg142a-OB01 |
Landschapsontwikkelingsplan
Het landschapsontwikkelingsplan betreft het buitengebied van de gemeenten Montfoort, Oudewater en Lopik. Het plan dient inzicht te geven in de mogelijkheden en keuzen voor de landschapsontwikkeling in haar buitengebied voor de komende circa 30 jaar.
De bevordering van de levensvatbaarheid van de landbouw en met name de veeteelt, om het karakteristieke weidelandschap te behouden, is noodzakelijk. Een economisch verantwoorde bedrijfsvoering wordt sterk bemoeilijkt door het kavelpatroon in het karakteristieke slagenlandschap, echter het behoud van dit landschap is van collectief belang. Nieuwe ontwikkelingen in de landbouw en het landgebruik zullen zover als mogelijk binnen de landschappelijke kaders worden gefaciliteerd, waarbij ruimte wordt geboden aan de creativiteit van de grondeigenaren en de beheerders.
Op basis van de gebiedskwaliteiten, zoals deze zijn voortgekomen uit de analyse, kunnen voor de visie vijf deelgebieden worden benoemd. Een deelgebied wordt gekenmerkt door samenhangende landschappelijke waarden met een eenduidige problematiek en eensluidende doelstellingen.
De indeling in deelgebieden en bijbehorende hoofddoelstellingen is als volgt:
Het plangebied ligt binnen het deelgebied de Lopikerwaard en bevat de volgende doelstellingen:
Planspecifiek
Het plangebied aan de Zuidzijdseweg maakt onderdeel volgens het Landschapsontwikkelingsplan uit van lokaal beleid, waarin het op de bijbehorende plankaart is aangeduid als 'bebouwingslinten, verdichtingszones: besloten, kleinschalig, doorzichten naar openheid, behoud en versterken karakter, beeldcontinuïteit, ontwikkeling groene structuren'. Vestiging van nieuwe bedrijvigheid in het buitengebied is ongewenst. Als kwaliteit van het bebouwingslint wordt aangegeven dat sprake is van waardevolle aaneengesloten occupatieassen van de ontginningen. Bij veranderingen binnen de linten is behoud en versterking van de beeldkwaliteit belangrijk. Uitbreiding van agrarische erven of kleinschalige bedrijven dienen gepaard te gaan met inachtneming van randvoorwaarden van beeldkwaliteit en een erfinrichtingsplan. De huidige opbouw van de linten is daarbij bepalend net als het behoud van doorzichten op het achterliggende land.
Het voorliggende bestemmingsplan betekent een zijdelingse uitbreiding van het agrarisch bouwvlak. Ten opzichte van het in het geldende bestemmingsplan “Landelijk gebied” opgenomen bouwvlak is sprake van een stapsgewijze zijwaartse uitbreiding van het bouwvlak tot maximaal 15 meter. Aan de voorzijde van het bouwperceel is sprake van een versmalling van het bouwvlak. Naast het agrarisch bouwperceel zijn twee agrarische, onbebouwde percelen gelegen. Doordat deze percelen onbebouwd blijven zal het doorzicht op het achterliggende, open landschap behouden blijven.
Voor een goede landschappelijke inpassing van het bouwperceel is een inrichtingsplan opgesteld. In het inrichtingsplan is uitgegaan van houtsingels langs de waterlopen om deze karakteristieke stroken te versterken. Er is gekozen voor een inheemse boomsoort. Daarnaast wordt de bebouwing door de houtsingels uit het zicht gehaald. Aan weerszijde van het perceel ter hoogte van de Wetering zijn verschillende boomgroepen te vinden, deze blijven gehandhaafd. Op het voorterrein zijn hoogstam fruitbomen voorgesteld. Deze zijn op diverse percelen in de omgeving terug te vinden. Vanaf de weg wordt hierdoor de nieuwe stallen uit het zicht gehaald. Langs de boomgaard, de siertuin en de opritten zijn hagen voorgesteld. Deze geven het perceel een groen aanzicht. De achterzijde van het perceel wordt vrijgehouden van bomen en staan alleen hagen direct grenzend aan de kuilvoer opslagplekken.
De uitvoering van het inrichtingsplan is vastgelegd in een overeenkomst tussen de initiatiefnemer en de gemeente Lopik. In de overeenkomst in opgenomen dat het gehele inrichtingsplan uitgevoerd dient te zijn in het eerste plantseizoen na gereedkoming van een deel van de agrarische bedrijfsbebouwing en/of voeropslag, welke mogelijk wordt gemaakt door de bepalingen uit het voorliggende bestemmingsplan. De beplanting dient zodanig te worden aangelegd en onderhouden dat sprake is van een blijvende, duurzame en afschermende werking.