Plan: | Bestemmingsplan Zuidzijdseweg 142a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0331.01ZZweg142a-OB01 |
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd:
Naast deze drie soorten gebieden is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:
De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden.
Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is.
Planspecifiek
Om de gevolgen van het initiatief op de gebiedsbescherming te beoordelen is de site synbiosys.alterra.nl/natura2000 geraadpleegd. Onderstaand een screenshot van die site waarbij alle raadpleegbare gebieden zijn 'aangevinkt'.
Er zijn geen beschermde gebieden in de directe omgeving van het plangebied, op verdere afstand liggen wel Natura 2000 gebieden. In de Aanmeldnotitie m.e.r. (bijlage bij deze toelichting) blijkt uit berekeningen met AAgro-stacks dat de toename van de stikstof depositie op de in de buurt liggende gevoelige habitattypen zeer klein is. Er wordt dan ook geen significant effect verwacht bij het uitbreiden van het bedrijf aan de Zuidzijdseweg 142a.
Wat betreft soortenbescherming in het plangebied geldt bij de sloop van gebouwen, dempen van de bestaande sloot en het aanleggen van de nieuwe sloot en het bouwen van de gebouwen het bepaalde in de Flora- en Faunawet.
Voor de genoemde activiteiten op het perceel Zuidzijdseweg 142a wordt geen ontheffing Flora en Fauna nodig geacht. Gelet op het intensieve landbouwgebruik van het plangebied worden geen bijzondere plant- en diersoorten verwacht. Uitzondering daarop betreft mogelijk de Steenuil, vleermuizen, en Kleine modderkruiper (vissoort). Voor eerstgenoemde soorten is het vooral van belang te weten of er sprake is van amoveren van bestaande gebouwen. Dit is niet het geval. Laatstgenoemde soort kan mogelijk in de te dempen sloot aanwezig zijn. Gelet op de geringe oppervlakte zal er geen sprake zijn van een significant nadelig effect op het voortbestaan van deze soort. Wel is het belangrijk om de algemene zorgplicht i.h.k.v. de Flora en Faunawet na te leven. Dat betekent o.a. dat voorafgaand aan demping alle vissen en amfibieën worden verwijderd en uitgezet in de naastliggende sloot.