direct naar inhoud van 4.4 Bodemkwaliteit
Plan: De Burght - Oostburg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.006bpbur10-0120

4.4 Bodemkwaliteit

Het beleid van de provincie Zeeland gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit. Voor alle bestemmingen waar een functiewijziging of herinrichting wordt voorzien, dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch bodemonderzoek, te worden verricht.

Indien op grond van historische informatie blijkt dat in het verleden activiteiten hebben plaatsgevonden met een verhoogd risico op bodemverontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Op basis van geconstateerde belemmeringen uit dit onderzoek, kan vervolgens worden nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om die belemmeringen weg te nemen (functiegericht saneren).

In opdracht van de Gemeente Sluis is door Grond-, Gewas- en Milieulaboratorium “Zeeuws-Vlaanderen” B.V. een tweetal verkennende bodemonderzoeken uitgevoerd. Onderstaand wordt volstaan met het vermelden van de conclusies en aanbevelingen uit deze rapporten3 .

Verkennend bodemonderzoek H.A. Callenfelsstraat (ong.)

In de zintuiglijk matig puinhoudende bovengrond (0-50 cm -mv) wordt een lichte verontreiniging met lood geconstateerd. In de zintuiglijk matig tot sterk puinhoudende ondergrond (40-100 cm-mv) wordt een sterke verontreiniging lood aangetoond. In de zintuiglijk niet verontreinigde ondergrond (90-200 cm -mv) worden ook analytisch geen verontreinigingen gedetecteerd.

In het grondwater uit peilbuis P1 wordt en sterke verontreiniging arseen en een lichte verontreiniging kwik aangetoond.

Op basis van de matige verontreiniging lood in de ondergrond (bodemlaag circa 40-100 cm-mv) en de sterke verontreiniging arseen in het grondwater worden vervolgonderzoeken en/of nader te nemen maatregelen in principe noodzakelijk geacht, er zijn met betrekking tot de voorgenomen activiteiten mogelijk risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig.

De aangetoonde verontreiniging lood in de grond is gezien het vooronderzoek hoogstwaarschijnlijk van historische oorsprong en komt vaker voor in oude dorpskernen. Bij woningbouw is het gebruikelijk de standaard aanpak voor immobiele verontreinigingen toe te passen. Deze aanpak bestaat uit het aanbrengen van een leeflaag of verhardingslaag om zodoende contactmogelijkheden met de verontreiniging te voorkomen.

De aangetoonde verontreiniging arseen in het grondwater betreft vermoedelijk een verhoogde achtergrondwaarde, die vaker in deze regio wordt aangetroffen. Het analyseresultaat kan desgewenst door middel van een herbemonstering van peilbuis P1 worden geverifieerd.

In de huidige situatie kunnen op de onderzoekslocatie mogelijk risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zijn. Tijdens de uitvoering van de voorgenomen bouwactiviteiten dient contact met de verontreinigde grond zoveel mogelijk voorkomen te worden.

Indien grondafvoer plaatsvindt is het Bouwstoffenbesluit van kracht, onderhavig onderzoeksrapport kan in dat geval door het bevoegd gezag (Gemeente/Waterschap) als niet afdoende worden beschouwd.

Verkennend bodemonderzoek Ledelplein (ong.)

In de bovengrond (zintuiglijk geen verontreiniging) wordt een matige verontreiniging lood geconstateerd. In de ondergrond tot 1.0 m-mv (zintuiglijk verontreinigd met puin) wordt een lichte verontreiniging kwik aangetoond. In de bodemlaag 1.5-2.0 m-mv ter plaatse van boring 4 (zintuiglijk verontreinigd met puin) worden lichte verontreinigingen koper en kwik en een sterke verontreiniging lood geconstateerd.

Op basis van de matige verontreiniging lood in de bovengrond alsmede de sterke verontreiniging in de ondergrond ter plaatse van boring 4 worden vervolgonderzoeken en/of nader te nemen maatregelen in principe noodzakelijk geacht.

Aanvullend bodemonderzoek Ledelplein (ong.)

In overleg met de gemeente is daarom door Grond-, Gewas- en Milieulaboratorium “Zeeuws-Vlaanderen” B.V. rondom boring 4 een nader bodemonderzoek uitgevoerd4 . Uit dit onderzoek blijkt dat de sterke verontreiniging lood zowel in het horizontale als het verticale vlak is ingekaderd. In tegenstelling tot voorgaand verkennend bodemonderzoek wordt ditmaal ten hoogste een lichte verontreiniging lood aangetoond. Mogelijk betrof de voorheen aangetroffen sterke verontreiniging een beperkte puntverontreiniging of 'spot'.

Ter plaatse van het aanvullend onderzochte terreingedeelte worden zowel in de bovengrond als in de ondergrond geen verontreinigingen geconstateerd.

De in het verkennend bodemonderzoek in de bovengrond aangetroffen matige verontreiniging met lood is niet nauwkeuriger bekeken. Er geldt dan ook nog steeds dat op basis van de matige verontreiniging vervolgonderzoeken en/of nader te nemen maatregelen in principe noodzakelijk worden geacht.

Echter de aangetoonde verontreinigingen zijn gezien het vooronderzoek hoogstwaarschijnlijk van historische oorsprong en komen door de gehele oude dorpskern voor. Bij woningbouw dient de standaard aanpak voor immobiele verontreinigingen toegepast te worden. Deze aanpak bestaat uit het aanbrengen van een leeflaag of verhardingslaag om zodoende contactmogelijkheden met de verontreiniging te voorkomen.

Op grond van voorgaande onderzoeken wordt geconcludeerd dat in de huidige situatie op de onderzoekslocatie mogelijk risico's voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig kunnen zijn. Tijdens de uitvoering van de voorgenomen bouwactiviteiten dient contact met de verontreinigde grond zoveel mogelijk voorkomen te worden.

Indien grondafvoer plaatsvindt is het Bouwstoffenbesluit van kracht, onderhavig onderzoeksrapport kan in dat geval door het bevoegd gezag (Gemeente/Waterschap) als niet afdoende worden beschouwd.

Conclusie

De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Wel geldt als aandachtspunt dat tijdens de uitvoering van de voorgenomen bouwactiviteiten contact met de verontreinigde grond zoveel mogelijk voorkomen dient te worden.