direct naar inhoud van Regels
Plan: Schokkerhoek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Schokkerhoek met identificatienummer NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301 van de gemeente Urk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en aan de niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.6 achtergevel:

de oorspronkelijke gevel van het hoofdgebouw die tegenover de voorgevel ligt;

1.7 achtergevelrooilijn:

de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd, dan wel indien er geen sprake is van een bouwvlak, de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw zonder aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

1.8 ambachtelijke bedrijvigheid:

kleinschalige bedrijven die gericht zijn op het overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken, of herstellen en installeren van goederen die verband houden met het ambacht;

1.9 ander-werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;

1.10 balkon:

een boven de grond gelegen open ruimte met balustrade aan of in de buitenmuur van een huis, welke ruimte vanuit de woning toegankelijk is;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.13 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.14 bedrijf aan huis:

het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitvoeren van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omgeving in een woning met behorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden

1.15 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bestemd voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daarin blijvend en onlosmakelijk verbonden is met de bestemming van het gebouw of het terrein;

1.16 beroep aan huis:

het beroepsmatig verlenen van diensten door een bewoner van de woning waarbij het gebouw behoort, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, niet bestaande uit ambachtelijke activiteiten en/of detailhandelsactiviteiten;

1.17 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroep en/of een bedrijf aan huis, dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.18 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):
  • legitieme bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning;
  • het legitieme gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.22 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.25 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, onder welk gedeelte niet is begrepen een vliering of onderbouw;

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.27 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.29 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.30 bruto vloeroppervlak:

bruto-oppervlakte als bedoeld in NEN2580;

1.31 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bijbehorend bouwwerk;

1.32 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 dienstverlening:

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.34 eerste woonlaag:

de woonlaag op de begane grond;

1.35 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbiedt;

1.36 extensief recreatief gebruik:

recreatief gebruik van gronden, zoals varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.37 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 geluidsgevoelige functie:

bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.39 geluidsgevoelige gebouwen:

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidsgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;

1.40 grootschalige detailhandel:

een detailhandelsonderneming of instelling met een ondergrens van 1.500 m² bruto vloeroppervlak, waarvan uitgezonderd perifere detailhandel en supermarkten;

1.41 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien er meerdere gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;

1.42 horeca:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren worden verstrekt, al dan niet voor consumptie ter plaatse;

1.43 huishouden:

een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen -band gerelateerde personen, dat gezamenlijk een eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in een woning, zoals een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep. Kamergewijze bewoning door studenten of seizoensarbeiders wordt niet beschouwd als één huishouden.

1.44 indoor-leisure:

inpandige voorzieningen ten behoeve van sport, cultuur en ontspanning, zoals een bowlingcentrum, fitnesscentrum, museum, poolcentrum, sauna en wellness;

1.45 internetwinkel:

detailhandel via internet, met dien verstande dat:

  • a. het te koop aanbieden, de uitstalling ten verkoop en het verkopen uitsluitend geschieden via internet en niet fysiek ter plaatse;
  • b. en het leveren van goederen overwegend plaatsvindt via post-, pakket- of soortgelijke bezorgdiensten.
1.46 kangoeroewoning:

een gebouw bestaande uit 2 wooneenheden waarvan er één ondergeschikt is ten opzichte van de als hoofdwoning aan te merken woning, waarbij de ondergeschikte wooneenheid bestemd is voor de huisvesting van maximaal 2 personen al dan niet zorgbehoeftig;

1.47 kantoor:

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening -niet zijnde detailhandel -al dan niet met een (publiekgerichte) baliefunctie;

1.48 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.49 landschapswaarden:

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch opzicht;

1.50 ligplaats:

de ruimte die door een plezier- of vrachtvaartuig, al dan niet met tussentijdse onderbrekingen, wordt ingenomen, waarbij het vaartuig gedurende het gebruik van de ligplaats direct met het land is verbonden

1.51 maatschappelijke voorziening:

educatieve, (sociaal-)medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.52 milieugevoelige functie:

functies die gevoelig zijn voor hinder door geur, stof, geluid en/of, gevaar, zoals wonen, medische zorgverlening, onderwijs en kinderopvang;

1.53 normaal onderhoud:

werkzaamheden met het doel objecten in zodanige conditie te houden of te brengen dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.54 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.55 nutsvoorziening:

een voorziening ten dienste van een bedrijf, zoals een gas- en elektriciteitsbedrijf, dat opereert in een sector die beschouwd wordt van openbaar nut te zijn omdat het belangrijke producten of diensten ten nutte van het publiek levert;

1.56 ondersteunende horeca:

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair is gericht op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van kleine eetwaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse. De openingstijden van de horeca-activiteiten zijn gelijk aan de openingstijden van de hoofdactiviteit.

1.57 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen en ander openbaar gebied, niet zijnde water, dat voor publiek algemeen toegankelijk is;

1.58 opslag:

de opslag van goederen, met uitzondering van het stallen van auto's ten behoeve van de verkoop;

1.59 overig bouwwerk (ander bouwwerk):

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.60 particulier opdrachtgeverschap:

een situatie waarin een burger of een groep van burgers - in dat laatste geval georganiseerd als rechtspersoon zonder winstoogmerk of krachtens overeenkomst - ten minste het economische eigendom verkrijgt en volledige zeggenschap heeft over en verantwoordelijkheid draagt voor het gebruik van de grond, het ontwerp en de bouw van de eigen woning.

1.61 patiowoning:

een eengezinswoning bestaande uit een grondgebonden woonlaag , waarbij de buitenruimte geheel is ingesloten door de bouwmassa van de woning, de aangrenzende woning(en) en/of muren;

1.62 peil:

bovenkant afgewerkte begane grondvloer;

1.63 perifere detaihandel:

detailhandel in volumineuze artikelen. Hieronder worden verstaan ABC-goederen (auto's, boten, caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair en woninginrichting;

1.64 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.65 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig), waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf waaronder begrepen een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.66 supermarkt:

een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel waar in hoofdzaak levensmiddelen, voedingsmiddelen - inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel – en in beperkte mate huishoudelijke artikelen worden verkocht, met een brutovloeroppervlak van ten minste 650 m²;

1.67 verbeelding/plankaart:
  • de digitale verbeelding van het bestemmingsplan;
  • de analoge verbeelding van het bestemmingsplan (plankaart);
1.68 verdieping(en)

de bouwlaag, respectievelijk bouwlagen, die boven de begane grondbouwlaag is/zijn gelegen;

1.69 versmarkt:

een detailhandelsbedrijf al dan niet in de vorm van een zelfbedieningszaak waar in hoofdzaak levensmiddelen, voedingsmiddelen - inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel – en in beperkte mate huishoudelijke artikelen worden verkocht, met een brutovloeroppervlakte kleiner dan 650 m2 bvo;

1.70 voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies:

(recreatie)woningen met bijbehorende tuinen; scholen, kinderdagverblijven en zorginstellingen met bijbehorende buitenterreinen en recreatieverblijven;

1.71 voorgevel:

de naar de weg, niet zijnde voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen, gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, één van die gevels;

1.72 voorste perceelsgrens:

de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste perceelsgrens aan;

1.73 waterwoning:

woningen op, in, of aan het water;

1.74 winkelvloeroppervlakte (wvo):

de voor het publiek toegankelijke vloeroppervlakte in de winkel;

1.75 wijkgebouw:

een wijkgebouw is een gebouw waar verschillende wijkverzorgende functies terecht kunnen en dito activiteiten worden georganiseerd, zoals een kleinschalige ruimteverhuur, een jeugdpunt, een steunpunt, een centrum voor jeugd en gezin, de GGD, etc. Een wijkgebouw functioneert als ontmoetingsplek.

1.76 woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, krachtens aard en indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden;

1.77 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.78 Wro:

de Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de bouwhoogte van een waterwoning:

vanaf de waterspiegel tot aan het hoogste punt van een waterwoning, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.8 het bebouwingspercentage:

de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op een bouwperceel, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van een bouwvlak indien dat in de planregels wordt aangegeven;

2.9 overige:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, ingangspartijen, galerijen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, dan wel de rooilijn met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden.

2.10 peil:

het peil is bepaald in de beleidsregels 'Peilenplan', zoals die geldt op het moment van de indiening van de bouwaanvraag.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. detailhandel;
  • b. horeca in categorie 1 en categorie 2, zoals genoemd in bijlage 3 behorende bij deze regels;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. kerkgebouw met daarbij behorende woning in de vorm van een pastorie / kosterswoning;
  • e. wonen,
  • f. vrije beroepen aan huis, zoals opgenomen in bijlage 2; ;
  • g. ondersteunende horeca;
  • h. bouwwerken;
  • i. verhardingen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. wegen, voet- en fietspaden;
  • m. water.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. het aantal schoolgebouwen niet meer mag bedragen dan 2;
  • c. het aantal versmarkten niet meer mag bedragen dan 1;
  • d. het aantal kerkgebouwen niet meer mag bedragen dan 1;
  • e. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' is aangeduid, waarbij de kosterswoning/pastorie niet wordt meegeteld.
  • f. een kerkgebouw met bijbehorende kosterswoning / pastorie uitsluitend mag worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kerk';
  • g. een schoolgebouw uitsluitend mag worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs';
  • h. de bruto vloeroppervlakte per schoolgebouw niet meer mag bedragen dan 2.500 m2;
  • i. de bruto vloeroppervlakte van een wijkgebouw niet meer mag bedragen dan 1.500 m2;
  • j. de bruto vloeroppervlakte van gebouwen ten behoeve van horeca categorie 1 en categorie 2 in totaal niet meer mag bedragen dan 150 m2;
  • k. de bruto vloeroppervlakte van gebouwen ten behoeve van detailhandel, exclusief een versmarkt, in totaal niet meer mag bedragen dan 400 m2;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan aangeduid;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan aangeduid;
  • n. in afwijking van het bepaalde onder l mag de bouwhoogte van een kerktoren niet meer bedragen dan 40 meter en niet minder dan 25 meter;
  • o. woningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de verdieping(en), met uitzondering van de kosterswoning / pastorie
  • p. wanneer woningen worden gebouwd op de verdieping(en), geldt in afwijking van het bepaalde onder l, dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 15 meter.
3.2.2 Kosterswoning / pastorie
  • a. de goothoogte van een kosterswoning / pastorie mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • b. de bouwhoogte van een kosterswoning / pastorie mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • c. de afstand van de voorgevel van de kosterswoning / pastorie tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens / perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • d. de inhoud van een kosterswoning / pastorie mag niet meer bedragen dan 700 m3;
  • e. de regels onder sub a tot en met c zijn niet van toepassing als de kosterswonining / pastorie inpandig in het kerkgebouw wordt gerealiseerd. In dat geval geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingshoogte'.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een kosterswoning / pastorie

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een kosterswoninng / pastorie gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1 m achter de voorgevel van de woning, dan wel achter het verlengde daarvan, worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een kosterswoning / bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat:
    • 1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel, na aftrek van de oppervlakte van het hoofdgebouw, niet meer dan 50% bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 30 m² bedraagt;
  • d. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 5 m;
  • e. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt niet minder dan 1 m, tenzij in de zijdelingse bouwperceelsgrens wordt gebouwd;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwgrens aan de voorzijde van de woning worden overschreden ten behoeve van de bouw van een erker, met dien verstande dat deze:
    • 1. geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 1 m;
    • 2. geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m;
    • 3. geen grotere breedte mag hebben dan 75% van de breedte van de gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw waartoe hij behoort;
    • 4. niet tot gevolg mag hebben dat de afstand van de woning tot de aan de weg/ woonstraat gelegen bouwperceelsgrens minder dan 3 m bedraagt.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 10 meter mag bedragen.
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 3 meter mag bedragen.
3.2.5 Ruimtelijke kwaliteit
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van gebouwen wordt slechts verleend, indien voldaan wordt aan redelijke eisen van welstand, zoals die zijn vastgelegd in de door de gemeenteraad vastgestelde beleidsregels 'Beeldkwaliteit';
  • b. Bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a worden de beleidsregels betrokken zoals die op het moment van de indiening van de aanvraag gelden.
3.2.6 Parkeren
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond, dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de beleidsregels 'Parkeren';
  • b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a en toestaan, dat minder parkeergelegenheid wordt gerealiseerd dan hiervoor is opgenomen in de beleidsregels 'Parkeren', mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan de in de beleidsregels 'Parkeren' daarvoor gestelde voorwaarden;
  • c. Bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a en b worden de beleidsregels betrokken zoals die op het moment van de indiening van de aanvraag gelden.
3.2.7 Goed woon- en leefklimaat
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen voor milieugevoelige functies wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond, dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat, volgens de regels, zoals deze hiervoor zijn opgenomen in de beleidsregels 'Goed woon- en leefklimaat';
  • b. Bij de beslissing op de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld onder a worden de beleidsregels betrokken zoals die op het moment van de indiening van de aanvraag gelden.
3.2.8 Goede waterhuishouding
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond, dat er sprake is van een goede waterhuishouding, volgens de regels, zoals deze hiervoor zijn opgenomen in de beleidsregels 'Goede waterhuishouding';
  • b. Bij de beslissing op de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld onder a worden de beleidsregels betrokken zoals die op het moment van de indiening van de aanvraag gelden.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en/of afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. externe veiligheid.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Algemeen

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik:

  • a. als seksinrichting;
  • b. ten behoeve van buitenopslag
  • c. ten behoeve van een supermarkt;
  • a. ten behoeve van een beroep aan huis, niet zijnde een vrij beroep, en een bedrijf aan huis.
3.4.2 Parkeren

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van:

  • a. gronden of bouwwerken waarbij niet wordt of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering, zoals deze hiervoor is opgenomen in de beleidsregel 'Parkeren', zoals die ten tijde van de vergunningverlening gold;
  • b. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a en toestaan dat minder parkeergelegenheid wordt gerealiseerd dan hiervoor is opgenomen in de beleidsregel 'Parkeren', mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan de in de beleidsregel 'Parkeren' daarvoor gestelde voorwaarden.
  • c. bij de beoordeling of er sprake is van strijdig gebruik als bedoeld onder a en of afgeweken kan worden zoals bepaald onder b worden de beleidsregels betrokken zoals die op dat moment gelden.
3.4.3 Milieugevoelige functies

Verandering van het gebruik van een gebouw van een niet milieugevoelige functie naar een milieugevoelige functie is uitsluitend toegestaan indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is aangetoond, dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat, volgens de regels, zoals deze hiervoor zijn opgenomen in de beleidsregels 'Goed woon- en leefklimaat';
  • b. bij de beoordeling als bedoeld onder a worden de beleidsregels betrokken zoals die op dat moment gelden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 3.4 ten behoeve van het toestaan van een beroep aan huis, niet zijnde een vrij beroep en een bedrijf aan huis, mits:

  • a. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in de beleidsregels 'Werken aan huis gemeente Urk 2008'.
  • b. parkeren plaatsvindt op eigen terrein, waarbij wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de beleidsregels 'Parkeren'.
  • c. bij de beoordeling of afgeweken kan worden, zoals bepaald onder a en b, worden de beleidsregels betrokken zoals die gelden op het moment van de aanvraag.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 3.1 genoemde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • a. aanleg watergangen en waterpartijen;
  • b. dempen van oppervlaktewater;
  • c. aanbrengen terreinverharding;
  • d. aanleggen van wegen;
3.6.2 Uitzonderingen

Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
3.6.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien er sprake is van een goede waterhuishouding, waarbij:

  • a. de regels in acht worden genomen die zijn opgenomen in de beleidsregels 'Goede waterhuishouding', zoals die ten tijde van de aanvraag van de vergunning geldt.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening de bestemming van de gronden met de bestemming Centrum te wijzigen en een supermarkt toe te staan, mits:

  • a. aangetoond is dat er behoefte is aan een supermarkt;
  • b. aangetoond is dat er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur;
  • c. het aantal supermarkten en versmarkten in totaal niet meer bedraagt dan 1.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 1 behorende bij deze regels onder de categorieën 1 tot en met 2;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', perifere detailhandel en grootschalige detailhandel;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. indoor-leisure;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - kinderboerderij', uitsluitend een kinderboerderij waarbij tevens dagbesteding voor mensen met een beperking, ondersteunende horeca, detailhandel in zelfgemaakte artikelen, een speeltuin en natuur- en mileueducatie is toegestaan, met ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bijbehorende bedrijfswoning,
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. ondersteunende horeca;
  • h. bouwwerken;
  • i. verhardingen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. water.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. de oppervlakte van bouwpercelen voor indoor-leisure mag in totaal niet meer bedragen dan 15.000 m2 binnen het gehele plangebied;
  • b. de oppervlakte van bouwpercelen voor maatschappelijke voorzieningen mag in totaal niet meer bedragen dan 10.000 m2 binnen het gehele plangebied;
  • c. de oppervlakte van bouwpercelen voor bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 1 behorende bij deze regels onder de categorieën 1 en 2 zonder bedrijfswoning mag in totaal niet meer bedragen dan 20.000 m2, waarbij de maximale oppervlakte per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 2.500 m2;
  • d. per bouwperceel mag niet meer dan 1 bedrijf worden gevestigd;
  • e. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 2', moet bebouwing ten minste 5 meter uit de voorste perceelsgrens worden gebouwd.
4.2.2 Gebouwen algemeen

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. de gebouwen dienen te worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan aangeduid, met dien verstande dat ter plaatse waar de maximumbouwhoogte 17 meter mag bedragen:
    • 1. de bouwhoogte van ten hoogste 10% van de gebouwen minimaal 12 meter dient te bedragen en maximaal 17 meter mag bedragen; en
    • 2. de maximale bouwhoogte van de overige binnen het aanduidingsvlak te bouwen gebouwen maximaal 10 meter mag bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan aangeduid;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'minimum bebouwingspercentage' het bebouwingspercentage niet minder mag bedragen dan aangeduid;
  • e. de winkelvloeroppervlakte van grootschalige en perifere detailhandel in totaal niet meer mag bedragen dan 1.000 m2.
4.2.3 Bedrijfswoning bij kinderboerderij

Voor het bouwen van een bedrijfswoning bij de kinderboerderij gelden de volgende regels:

  • a. er is bij de kinderboerderij maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • c. de bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • d. de afstand van de voorgevel van de bedrijfswoning tot de naar de weg gekeerde perceelsgrens / perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m;
  • e. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 700 m3 bedragen
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1 m achter de voorgevel van de woning, dan wel achter het verlengde daarvan, worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat:
    • 1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel, na aftrek van de oppervlakte van het hoofdgebouw, niet meer dan 50% bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 30 m² bedraagt;
  • d. de goothoogte en respectievelijk de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 5 m;
  • e. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt niet minder dan 1 m, tenzij in de zijdelingse bouwperceelsgrens wordt gebouwd;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwgrens aan de voorzijde van de woning worden overschreden ten behoeve van de bouw van een erker, met dien verstande dat deze:
    • 1. geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 1 m;
    • 2. geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m;
    • 3. geen grotere breedte mag hebben dan 75% van de breedte van de gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw waartoe deze behoort;
    • 4. niet tot gevolg mag hebben dat de afstand van de woning tot de aan de weg / woonstraat gelegen bouwperceelsgrens minder dan 3 m bedraagt.
4.2.5 Ruimtelijke kwaliteit
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van gebouwen wordt slechts verleend, indien voldaan wordt aan redelijke eisen van welstand, zoals die zijn vastgelegd in de door de gemeenteraad vastgestelde beleidsregels 'Beeldkwaliteit';
  • b. Bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a worden de beleidsregels betrokken zoals die op het moment van de indiening van de aanvraag gelden.
4.2.6 Parkeren
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de beleidsregels 'Parkeren';
  • b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a en toestaan, dat minder parkeergelegenheid wordt gerealiseerd dan hiervoor is opgenomen in de beleidsregels 'Parkeren' mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan de in de beleidsregel 'Parkeren' daarvoor gestelde voorwaarden.
  • c. Bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a en b worden de beleidsregels betrokken zoals die op het moment van de indiening van de aanvraag gelden.
4.2.7 Goede waterhuishouding
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond, dat er sprake is van een goede waterhuishouding, volgens de regels, zoals deze hiervoor zijn opgenomen in de beleidsregels 'Goede waterhuishouding';
  • b. Bij de beslissing op de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld onder a worden de beleidsregels betrokken zoals die op het moment van de indiening van de aanvraag gelden.
4.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 10 meter bedragen.
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en/of afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. externe veiligheid.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Algemeen

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik:

  • a. als seksinrichting;
  • b. ten behoeve van buitenopslag op de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - buitenopslag uitgesloten'.
  • c. voor zover het betreft gronden die niet zijn voorzien van de aanduiding 'buitenopslag uitgesloten', voor buitenopslag op de gronden die zijn gelegen vóór de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
  • d. de uitstalling van motorvoertuigen (auto's) ten behoeve van de verkoop voor de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan.
4.4.2 Parkeren

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van:

  • a. gronden of bouwwerken waarbij niet wordt of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering, zoals deze hiervoor is opgenomen in de beleidsregel 'Parkeren', zoals die ten tijde van de vergunningverlening gold;
  • b. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a en toestaan dat minder parkeergelegenheid wordt gerealiseerd dan hiervoor is opgenomen in de beleidsregel 'Parkeren', mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan de in de beleidsregel 'Parkeren' daarvoor gestelde voorwaarden.
  • c. bij de beoordeling of er sprake is van strijdig gebruik als bedoeld onder a en of afgeweken kan worden zoals bepaald onder b worden de beleidsregels betrokken zoals die op dat moment gelden.
4.4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 4.4.1 onder d voor wat betreft de uitstalling van motorvoertuigen (auto's) mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik past qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling in de omgeving;
  • b. de activiteit dient deel uit te maken van de hoofdactiviteit die binnen deze gronden wordt uitgeoefend.
4.4.4 Milieugevoelige functies

Verandering van het gebruik van een gebouw van een niet milieugevoelige functie naar een milieugevoelige functie is uitsluitend toegestaan indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. er is aangetoond, dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat, volgens de regels, zoals deze hiervoor zijn opgenomen in de beleidsregels 'Goed woon- en leefklimaat';
  • b. bij de beoordeling als bedoeld onder a worden de beleidsregels betrokken zoals die op dat moment gelden.
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 4.1 genoemde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • a. aanleg watergangen en waterpartijen;
  • b. dempen van oppervlaktewater;
  • c. aanbrengen terreinverharding;
  • d. aanleggen van wegen;
4.5.2 Uitzonderingen

Het onder 4.5.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
4.5.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 4.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien er sprake is van een goede waterhuishouding, waarbij:

  • a. de regels in acht worden genomen die zijn opgenomen in de beleidsregels 'Goede waterhuishouding', zoals die ten tijde van de aanvraag van de vergunning geldt;

Artikel 5 Groen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. structurele groenvoorzieningen;
  • b. water;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • e. maximaal 6 ontsluitingswegen voor autoverkeer, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • f. bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen en verlichting.
5.2 Bouwregels

Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van de in lid 5.2 genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien en voor zover dit noodzakelijk is voor:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Voorwaardelijke verplichting
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'haag' moet in verband met de realisatie van een woning op het bouwperceel met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' een dubbele bomenrij van ten minste 3 meter worden gerealiseerd en in stand worden gehouden.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 5.1 genoemde gronden die zijn aangeduid als 'parkeerterrein' de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van parkeerplaatsen.
  • b. aanleg watergangen en waterpartijen;
  • c. dempen van oppervlaktewater;
  • d. aanbrengen terreinverharding;
  • e. aanleggen van wegen;
5.5.2 Uitzonderingen

Het onder 5.5.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
5.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 5.5.1 onder a. zijn slechts toelaatbaar indien:
    • 1. bij de aanleg van parkeergelegenheid de normering in acht wordt genomen, zoals deze hiervoor is opgenomen in de beleidsregels 'Parkeren', zoals die ten tijde van de aanvraag om vergunning gelden;
    • 2. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder 1 en toestaan dat minder parkeergelegenheid wordt gerealiseerd dan hiervoor is opgenomen in de beleidsregels 'Parkeren', mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan de in de beleidsregels 'Parkeren' daarvoor gestelde voorwaarden.
  • b. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 5.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien er sprake is van een goede waterhuishouding, waarbij:
    • 1. de regels in acht worden genomen die zijn opgenomen in de beleidsregels 'Goede waterhuishouding', zoals die ten tijde van de aanvraag van de vergunning geldt;

Artikel 6 Groen - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen;
  • b. in beperkte mate voor fiets- en voetpaden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. parkeren;
  • e. water;
  • f. bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen en verlichting.
6.2 Bouwregels

Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van de in lid 6.2 genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien en voor zover dit noodzakelijk is voor:

  • a. de sociale veiligheid;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 6.1 genoemde gronden de volgende werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van parkeerplaatsen;
  • b. aanleg watergangen en waterpartijen;
  • c. dempen van oppervlaktewater;
  • d. aanbrengen terreinverharding;
  • e. aanleggen van wegen;
6.4.2 Uitzonderingen

Het onder 6.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
6.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 6.4.1 onder a zijn slechts toelaatbaar indien:
    • 1. bij de aanleg van parkeergelegenheid de normering in acht wordt genomen, zoals deze hiervoor is opgenomen in de beleidsregels 'Parkeren', zoals die ten tijde van de aanvraag om vergunningverlening gelden;
    • 2. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a en toestaan dat minder parkeergelegenheid wordt gerealiseerd dan hiervoor is opgenomen in de beleidsregels 'Parkeren', mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan de in de beleidsregels 'Parkeren' daarvoor gestelde voorwaarden.
  • b. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien er sprake is van een goede waterhuishouding, waarbij:
    • 1. de regels in acht worden genomen die zijn opgenomen in de beleidsregels 'Goede waterhuishouding', zoals die ten tijde van de aanvraag van de vergunning geldt.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een kinderboerderij;
  • b. watergangen, sloten en andere waterpartijen, groenvoorzieningen, fietsenstallingen, paden en parkeervoorzieningen;
  • c. bijbehorende voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Uitsluitend de hieronder genoemde gebouwen, bouwwerken en andere bouwwerken zijn toegestaan, met inachtneming van de daarvoor aangegeven bouwregels ten aanzien van de goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte:

  • a. kantoor-, vergader- en kleedruimte met een maximum goothoogte van 5,5 m en een maximum bouwhoogte van 10,5 m;
  • b. schuur, met een maximum goothoogte van 5,5 m en een maximum bouwhoogte van 10,5 m;
  • c. bezoekersruimte, met een maximum goothoogte van 5,5 m en een maximum bouwhoogte van 10,5 m;
  • d. bouwwerken voor onderhoud en beheer, met een maximum goothoogte van 3 m en een maximum bouwhoogte van 5,5 m;
  • e. bouwwerken voor dierenverblijfplaats, met een maximum goothoogte van 3 m en een maximum bouwhoogte van 5,5 m;
  • f. bouwwerken voor opslag, met een maximum goothoogte van 3 m en een maximum bouwhoogte van 5,5 m;
  • g. palen en masten, met een maximum bouwhoogte van 6 m;
  • h. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximum bouwhoogte van 3 m;
  • i. gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak;
  • j. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 1.000 m2.
7.3 Nadere eisen

Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering, alsmede met betrekking tot de landschappelijke inpassing van in lid 7.2 genoemde gebouwen, bouwwerken en andere bouwwerken, indien en voor zover dit noodzakelijk is:

  • a. om de ruimtelijke samenhang met de overige bebouwing veilig te stellen;
  • b. om een milieuhygiënisch verantwoorde situering te bevorderen;
  • c. om een onevenredige inbreuk op het aanwezige woon- en leefmilieu te voorkomen;
  • d. ter bescherming van de aanwezige landschapswaarden van het omringende gebied.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 7.2 lid 2 voor het toestaan van een maximale oppervlakte van 1.200 m2.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ontsluitingswegen gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'water', tevens water en een brug;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'brug', tevens een brug;
  • d. het behoud van de vliegroute van vleermuizen, die is aangeduid met de aanduiding 'ecologie', waarbij het bepaalde in lid 22.2 van toepassing is;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal', tevens geluidwerende voorzieningen;
  • f. bijbehorende voorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels

Op de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. de hoogte van de brug ter plaatse van de aanduiding 'water' maximaal 12 meter mag bedragen;
  • b. de doorvaarthoogte van de brug ter plaatse van de aanduiding 'water' minimaal 2,5 m dient te bedragen;
  • c. de doorvaartbreedte van de brug ter plaatse van de aanduiding 'water' minimaal 8,8 m dient te bedragen.
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 5 m.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van de in lid 8.2 genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien en voor zover dit noodzakelijk is voor:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.4.1 Voorwaardelijke verplichting

Ten aanzien van de voor 'Verkeer' aangewezen gronden van de Urkerweg geldt, dat het gebruik van de bestemming 'Verkeer' uitsluitend is toegestaan, indien ter plaatse van de aanduiding 'geluidwal' geluidwerende voorzieningen zijn gerealiseerd van ten minste 2 m hoog. De geluidwerende voorziening moet binnen 3 maanden na ingebruikname van de rotonde op de Urkerweg worden gerealiseerd en in stand worden gehouden. Deze voorwaardelijke verplichting is niet van toepassing op bestaand legaal gebruik.

8.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 8.1 genoemde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • a. aanleg watergangen en waterpartijen;
  • b. dempen van oppervlaktewater;
  • c. aanbrengen terreinverharding;
  • d. aanleggen van wegen;
8.5.2 Uitzonderingen

Het onder 8.5.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
8.5.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 8.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien er sprake is van een goede waterhuishouding, waarbij:

  • a. de regels in acht worden genomen die zijn opgenomen in de beleidsregels 'Goede waterhuishouding', zoals die ten tijde van de aanvraag van de vergunning geldt.

Artikel 9 Verkeer - Parkeren

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeren' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeren;
  • b. groen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van de in lid 9.2 genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien en voor zover dit noodzakelijk is voor:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 9.1 genoemde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • a. aanleg watergangen en waterpartijen;
  • b. dempen van oppervlaktewater;
  • c. aanbrengen terreinverharding;
  • d. aanleggen van wegen;
9.4.2 Uitzonderingen

Het onder 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
9.4.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien er sprake is van een goede waterhuishouding, waarbij:

  • a. de regels in acht worden genomen die zijn opgenomen in de beleidsregels 'Goede waterhuishouding', zoals die ten tijde van de aanvraag van de vergunning geldt;

Artikel 10 Verkeer - Verblijf

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonerven;
  • b. woonstraten;
  • c. parkeerplaatsen;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. speelplaatsen en buurtgroen;
  • f. water;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels

Op de in lid 10.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering van de in lid 10.2 genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien en voor zover dit noodzakelijk is voor:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 10.1 genoemde gronden de volgende andere werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van parkeerplaatsen
  • b. aanleg watergangen en waterpartijen;
  • c. dempen van oppervlaktewater;
  • d. aanbrengen terreinverharding;
  • e. aanleggen van wegen;
10.4.2 Uitzonderingen

Het onder 10.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
10.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 10.4.1 onder a zijn slechts toelaatbaar indien:
    • 1. bij de aanleg van parkeergelegenheid de normering in acht wordt genomen, zoals deze hiervoor is opgenomen in de beleidsregels 'Parkeren', zoals die op het moment van de aanvraag geldt;
    • 2. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a en toestaan dat minder parkeergelegenheid wordt gerealiseerd dan hiervoor is opgenomen in de beleidsregel 'Parkeren', mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan de in de beleidsregel 'Parkeren' daarvoor gestelde voorwaarden.
  • b. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 10.4.1 zijn slechts toelaatbaar indien er sprake is van een goede waterhuishouding, waarbij:
    • 1. de regels in acht worden genomen die zijn opgenomen in de beleidsregels 'Goede waterhuishouding', zoals die ten tijde van de aanvraag van de vergunning geldt;

Artikel 11 Water - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen, waterpartijen, oevers en taluds;
  • b. waterhuishouding;
  • c. beroeps- en recreatievaart;
  • d. instandhouding en ontwikkeling van daar voorkomende natuur- en landschapswaarden;
  • e. het behoud van de vliegroute van vleermuizen, die is aangeduid met de aanduiding 'ecologie', waarbij het bepaalde in lid 22.2 van toepassing is;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'brug', tevens een brug;
  • g. kunstwerken, waaronder duikers;
  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op de in lid 11.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
11.2.2 Brug

Ter plaatse van de aanduiding 'brug' als bedoeld in lid 11.1 onder f gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van de brug mag maximaal 7 meter bedragen;
  • b. de doorvaarthoogte dient minimaal 2 m te bedragen;
  • c. de doorvaartbreedte dient minimaal 3 m te bedragen.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering, van de in lid 11.2 genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien en voor zover dit noodzakelijk is voor:

  • a. de (water)verkeersveiligheid;
  • b. ter bescherming van de aanwezige landschaps- en natuurwaarden van het omringende gebied;
  • c. de landschappelijke inpassing.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik:

  • a. als ligplaats ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats'.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 11.1 genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vergraven en egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verbreden en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
  • c. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
  • e. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tengevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'ecologie': het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, zoals wegen, paden, terrassen en parkeervoorzieningen.
11.5.2 Uitzonderingen

Het onder 11.5.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
11.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 11.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet wordt gekomen.

Artikel 12 Water - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. watergangen, waterpartijen, groen, oevers, tuinen en taluds;
  • b. waterhuishouding;
  • c. extensief recreatief gebruik;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - waterwoningen', waterwoningen en vrije beroepen zoals opgenomen in bijlage 2;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'brug', uitsluitend een brug en geen duiker;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - duiker', een duiker of brug;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - aanlegplaats', steigers en vlonders;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'tuin', tuin;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. bijbehorende voorzieningen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
  • a. De realisering van de bestemming 'Water - 2' mag niet eerder plaats vinden dan nadat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - beperking vaarverkeer' een permanente voorziening ter wering van de doorvaartmogelijkheid vanaf en naar de Urkervaart is uitgevoerd.
  • b. Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.
12.2.2 Waterwoningen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - waterwoningen' als bedoeld in lid 12.1 onder d gelden in afwijking van het bepaalde onder 12.2.1 onder b de volgende bouwregels:

  • a. waterwoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - waterwoningen';
  • b. het aantal waterwoningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van een waterwoning mag niet meer bedragen dan 10 meter gemeten vanaf de aangrenzende waterlijn;
  • d. de onderlinge afstand tussen waterwoningen mag niet minder bedragen dan 6 meter;
  • e. per waterwoning mag niet meer dan 1 bijgebouw worden gebouwd;
  • f. het bijgebouw mag uitsluitend worden gebouwd op de gronden voorzien van de aanduiding 'tuin';
  • g. de oppervlakte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m2;
  • h. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • i. steigers en vlonders mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aanduidingen 'specifiek vorm van wonen - waterwoningen' en 'tuin';
  • j. per waterwoning mag de totale oppervlakte van steigers en vlonders niet meer bedragen dan de bebouwde oppervlakte van de begane grond van de waterwoning;
  • k. de bouwhoogte van vlonders en/of steigers mag niet meer bedragen dan 1,5 meter ten opzichte van de waterspiegel.
12.2.3 Brug

Ter plaatse van de aanduiding 'brug' als bedoeld in lid 12.1 gelden voor een brug de volgende bouwregels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'brug' mag uitsluitend een brug worden gebouwd;
  • b. de hoogte van de brug mag maximaal 6 meter bedragen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'brug' dient de doorvaarthoogte in het midden van het gedeelte van de brug welke is gesitueerd boven het water minimaal 2 meter te bedragen.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'brug' dient de doorvaarbreedte minimaal 5 meter te bedragen.
12.2.4 Ruimtelijke kwaliteit

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - waterwoningen' respectievelijk 'brug' als bedoeld in lid 12.2.2 en 12.2.3 gelden de volgende bouwregels:

  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van gebouwen en bouwwerken wordt slechts verleend, indien voldaan wordt aan redelijke eisen van welstand, zoals die zijn vastgelegd in de door de gemeenteraad vastgestelde beleidsregels 'Beeldkwaliteit';
  • b. Bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a worden de beleidsregels betrokken zoals die gelden op het moment van de indiening van de aanvraag.
12.2.5 Parkeren

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - waterwoningen' als bedoeld in lid 12.1 gelden de volgende bouwregels:

  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond, dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de beleidsregels 'Parkeren';
  • b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a en toestaan, dat minder parkeergelegenheid wordt gerealiseerd dan hiervoor is opgenomen in de beleidsregels 'Parkeren', mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan de in de beleidsregel 'Parkeren' daarvoor gestelde voorwaarden.
  • c. Bij de beslissing op de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld onder a en b worden de beleidsregels betrokken zoals die gelden op het moment van de indiening van de aanvraag.
12.2.6 Goed woon- en leefklimaat
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van de waterwoningen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat, volgens de regels, zoals deze hiervoor zijn opgenomen in de beleidsregels 'Goed woon- en leefklimaat';
  • b. Bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a worden de beleidsregels betrokken zoals die gelden op het moment van de indiening van de aanvraag.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering en maatvoering, indien en voor zover dit noodzakelijk is voor:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden:

  • a. ten behoeve van een beroep aan huis, niet zijnde een vrij beroep, en een bedrijf aan huis;
  • b. ten behoeve van een kantoorfunctie;
  • c. gronden of bouwwerken waarbij niet wordt of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering, zoals deze hiervoor is opgenomen in de beleidsregel 'Parkeren';
  • d. het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder c en toestaan, dat minder parkeergelegenheid wordt gerealiseerd dan hiervoor is opgenomen in de beleidsregel 'Parkeren', mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan de in de beleidsregel 'Parkeren' daarvoor gestelde voorwaarden;
  • e. bij de beoordeling of er sprake is van strijdig gebruik als bedoeld onder d en of afgeweken kan worden zoals bepaald onder d worden de beleidsregels betrokken zoals die gelden op het moment van de indiening van de aanvraag.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 12.4 ten behoeve van het toestaan van een beroep aan huis, niet zijnde een vrij beroep en een bedrijf aan huis, mits:

  • a. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in de beleidsregels 'Werken aan huis gemeente Urk 2008'.
  • b. parkeren plaats vindt op eigen terrein, waarbij wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de beleidsregels 'Parkeren'.
  • c. bij de beoordeling of afgeweken kan worden zoals bepaald onder a en b worden de beleidsregels betrokken zoals die gelden op het moment van de aanvraag.
12.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 12.1 genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleg watergangen en waterpartijen;
  • b. dempen van oppervlaktewater;
  • c. aanbrengen terreinverharding;
  • d. aanleggen van wegen;
12.6.2 Uitzonderingen

Het onder 12.6.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
12.6.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 12.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien er sprake is van een goede waterhuishouding, waarbij:

  • a. de regels in acht worden genomen die zijn opgenomen in de beleidsregels 'Goede waterhuishouding', zoals die ten tijde van de aanvraag van de vergunning geldt;

Artikel 13 Wonen - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. vrije beroepen zoals opgenomen in bijlage 2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ontsluitingspad', een ontsluitingspad;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ‘milieuzone - gewasbeschermingsgevoelige functies' zijn voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies niet toegestaan.

met de daarbij behorende:

  • e. bouwwerken;
  • f. tuinen;
  • g. erven;
  • h. paden;
  • i. parkeervoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Woningen

Voor het bouwen van de woningen gelden de volgende regels:

  • a. woningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'minimum aantal woningen' mag het aantal woningen niet minder bedragen dan aangeduid;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan aangeduid;
  • d. ter plaatse van de aanduidingen zijn uitsluitend toegestaan:
    • 1. vrijstaand', uitsluitend vrijstaande woningen;
    • 2. 'twee-aaneen', uitsluitend 2 woningen aaneengebouwd;
    • 3. 'aaneengebouwd', uitsluitend in aantallen van meer dan 2 aaneengebouwd;
    • 4. kangoeroewoningen, uitsluitend ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - kangoeroewoning';
    • 5. patiowoningen, uitsluitend ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - patiowoning';
    • 6. 'gestapeld', uitsluitend woningen in meer dan 3 bouwlagen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m), maximum goothoogte (m), minimum bouwhoogte (m) mogen de goothoogte en bouwhoogte niet meer en niet minder bedragen dan aanduid;
  • f. de oppervlakte van de bouwwerken op een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 50% van dat bouwperceel. Dit geldt niet voor bouwpercelen waar gestapelde woningen worden gerealiseerd;
  • g. de voorgevel van de woning dient in de aangeduide gevellijn te worden gebouwd;
  • h. ter plaatse van de aanduidingen 'zone - 1', 'zone -2' en 'zone - 3' dienen de hoofdgebouwen te zijn voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 30° en ten hoogste 75°;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' dient de voorgevel van de bebouwing aaneengesloten te worden gebouwd;
  • j. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag, voorzover niet aaneen gebouwd, aan de niet aangebouwde zijde niet minder dan 3 m bedragen.
  • k. wanneer woningen van een platte afdekking worden voorzien, dan geldt dat de goothoogte gelijk is aan de bouwhoogte;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'haag' is de realisatie van een woning op het bouwperceel slechts toegestaan indien een in de winter groenblijvende en bladdragende haag met een minimale hoogte van 3 m wordt aangebracht en in stand wordt gehouden.
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' is de realisatie van een woning op het bouwperceel slechts toegestaan indien ter plaatse van de aanduiding 'haag' op gronden met de bestemming Groen - 1 een in de winter groenblijvende en bladdragende haag met een minimale hoogte van 3 m wordt aangebracht en in stand wordt gehouden.
13.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 1 m achter de voorgevel van de woning, dan wel achter het verlengde daarvan, worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'kap' geldt, dat, voor zover een bijgebouw geheel of gedeeltelijk wordt geplaatst vóór de achtergevel van het hoofdgebouw, deze dient te zijn voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 30° en ten hoogste 75°;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een woning mag niet meer bedragen dan 100 m², met dien verstande dat:
    • 1. het bebouwingspercentage van het bouwperceel, na aftrek van de oppervlakte van het hoofdgebouw, niet meer dan 50% bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer dan 30 m² bedraagt;
  • e. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 3,5 m respectievelijk 6 m;
  • f. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt niet minder dan 1 m, tenzij in de zijdelingse bouwperceelsgrens wordt gebouwd;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwgrens aan de voorzijde van de woning worden overschreden ten behoeve van de bouw van een erker, met dien verstande dat deze:
    • 1. geen grotere bouwdiepte mag hebben dan 1 m;
    • 2. geen grotere goothoogte mag hebben dan 3 m;
    • 3. geen grotere breedte mag hebben dan 75% van de breedte van de gevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw waartoe hij behoort;
    • 4. niet tot gevolg mag hebben dat de afstand van de woning tot de aan de weg/ woonstraat gelegen bouwperceelsgrens minder dan 3 m bedraagt.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • b. ten aanzien van erf- en terreinafscheidingen gelden de volgende regels:
    • 1. voor de voorgevel tot 1 meter achter de voorgevel en het verlengde daarvan mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 m;
    • 2. 1 meter achter de voorgevel, of in het verlengde hiervan, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m.
13.2.4 Ruimtelijke kwaliteit
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van gebouwen wordt slechts verleend, indien voldaan wordt aan redelijke eisen van welstand, zoals die zijn vastgelegd in de door de gemeenteraad vastgestelde beleidsregels 'Beeldkwaliteit';
  • b. Bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a worden de beleidsregels betrokken zoals die op het moment van indiening van de aanvraag gelden.
13.2.5 Parkeren
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond, dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de beleidsregels 'Parkeren';
  • b. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a en toestaan, dat minder parkeergelegenheid wordt gerealiseerd dan hiervoor is opgenomen in de beleidsregels 'Parkeren' mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en wordt voldaan aan de in de beleidsregel 'Parkeren' daarvoor gestelde voorwaarden.
  • c. Bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a en b worden de beleidsregels betrokken zoals die op het moment van indiening van de aanvraag gelden.
13.2.6 Goed woon- en leefklimaat
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van de gebouwen ten behoeve van milieugevoelige functies wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat, volgens de regels, zoals deze hiervoor zijn opgenomen in de beleidsregels 'Goed woon- en leefklimaat';
  • b. Bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a worden de beleidsregels betrokken zoals die op het moment van indiening van de aanvraag gelden.
13.2.7 Goede waterhuishouding
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond, dat er sprake is van een goede waterhuishouding, volgens de regels, zoals deze hiervoor zijn opgenomen in de beleidsregels 'Goede waterhuishouding';
  • b. Bij de beslissing op de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld onder a worden de beleidsregels betrokken zoals die op het moment van de indiening van de aanvraag gelden.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • 1. de plaats en/of afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:
    • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de verkeersveiligheid;
    • c. de milieusituatie;
    • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • e. de sociale veiligheid;
    • f. externe veiligheid.
  • 2. de dakvorm als bepaald in lid 13.2.1 onder i respectievelijk de nokrichting als bepaald in lid 13.2.1 onder k zoals nader opgenomen in de beleidslijn 'Beeldkwaliteit', zoals die geldt op het moment van indienen van de aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen.
13.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in 13.2.1 onder e, mits:
    • 1. de afwijking niet meer bedraagt dan 1 meter
    • 2. wordt voldaan aan de minimaal en/of maximaal vereiste bouwlagen zoals is opgenomen in de beleidsregels 'beeldkwaliteit'.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in 13.2.2 onder g sub 4 voor het bouwen van een erker, waarbij de afstand tot de aan de weg gelegen bouwperceelsgrens minder dan 3 m bedraagt, mits de afstand niet minder dan 1 m wordt.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 13.2.1 onder j, ten behoeve van een afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van minder dan 3 meter, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 2. het bebouwingsbeeld;
    • 3. de verkeersveiligheid.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 13.2.1 onder l en m, en de realisatie van een woning op het bouwperceel toestaan zonder dat een in de winter groenblijvende en bladdragende haag met een minimale hoogte van 3 m wordt aangebracht en in stand wordt gehouden, mits aangetoond wordt dat:
    • 1. de bedrijfsvoering van de agrariër niet wordt belemmerd, voor zover dat is gerelateerd aan de geldende spuitzone;
    • 2. er geen nadelige effecten optreden voor de gezondheid van de bewoners van de woning.
13.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden:

  • a. ten behoeve van een beroep aan huis, niet zijnde een vrij beroep, en een bedrijf aan huis;
  • b. ten behoeve van een kantoorfunctie;
  • c. of bouwwerken waarbij niet wordt of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering, zoals deze hiervoor is opgenomen in de beleidsregel 'Parkeren';
  • d. bij de beoordeling of er sprake is van strijdig gebruik als bedoeld onder c worden de beleidsregels betrokken zoals die op dat moment gelden;
  • e. ten behoeve van parkeren op het woonperceel en voor de voorgevel;
  • f. het gebruik van gronden door 'voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies' ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies'.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 13.5 ten behoeve van het toestaan van een beroep aan huis, niet zijnde een vrij beroep en een bedrijf aan huis, mits:
    • 1. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in de beleidsregels 'Werken aan huis gemeente Urk 2008'.
    • 2. parkeren plaats vindt op eigen terrein, waarbij wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de beleidsregels 'Parkeren'.
    • 3. bij de beoordeling of afgeweken kan worden zoals bepaald onder 1 en 2 worden de beleidsregels betrokken zoals die gelden op het moment van de aanvraag.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 13.5 en toestaan , dat minder parkeergelegenheid wordt gerealiseerd dan hiervoor is opgenomen in de beleidsregel 'Parkeren' mits:
    • 1. dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse, en
    • 2. wordt voldaan aan de in de beleidsregel 'Parkeren' daarvoor gestelde voorwaarden.
    • 3. bij de beoordeling of afgeweken kan worden zoals bepaald onder 1 en 2 worden de beleidsregels betrokken zoals die gelden op het moment van de aanvraag.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 13.5 en toestaan, dat gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - voor gewasbeschermingsmiddelen door 'voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies' gevoelige functies' worden gebruikt, mits:
    • 1. de bedrijfsvoering van de agrariër niet wordt belemmerd, voor zover dat is gerelateerd aan de geldende spuitzone;
    • 2. er geen nadelige effecten optreden voor de gezondheid van de bewoners van de woning;
    • 3. het gebruik is toegestaan op grond van lid 13.1.
13.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 13.1 genoemde gronden de volgende andere werken uit te voeren:

  • a. aanleg watergangen en waterpartijen;
  • b. dempen van oppervlaktewater;
  • c. aanbrengen terreinverharding;
  • d. aanleggen van wegen.
13.7.2 Uitzonderingen

Het onder 13.7.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
13.7.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 13.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien er sprake is van een goede waterhuishouding, waarbij:

  • a. de regels in acht worden genomen die zijn opgenomen in de beleidsregels 'Goede waterhuishouding', zoals die ten tijde van de aanvraag van de vergunning geldt;

Artikel 14 Wonen - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. vrije beroepen zoals opgenomen in bijlage 2;
  • c. behoud van de erfsingels om de bouwpercelen;

met de daarbij behorende:

  • d. bouwwerken;
  • e. tuinen;
  • f. erven;
  • g. randbeplanting;
  • h. paden;
  • i. parkeervoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
  • a. gebouwen mogen uitsluiten binnen het bouwvlak worden gebouwd.
14.2.2 Woningen
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan aangeduid;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan aangeduid;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' mogen de goot- en bouwhoogte van de woningen niet meer bedragen dan aangeduid;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient de uitwendige bouwvorm van het bouwwerk, bepaald door de goothoogte, nokhoogte, nokrichting, dakvorm en dakhelling, alsmede de situering op het perceel, zoals deze was op 26 augustus 2004, gehandhaafd te worden.
14.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een woning mag niet meer bedragen dan 120 m²;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m,
14.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van:

  • a. het bepaalde in 14.2.2 onder d voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in lid 14.2 indien:
    • 1. het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit, en/of;
    • 2. handhaving van het bepaalde in lid 14.2.2 onder d niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruiker van het bouwwerk en door middel van financiële tegemoetkomingen of anderszins de onevenredige nadelige gevolgen voor de eigenaar en/of gebruiker niet opgeheven kunnen worden.
  • b. het bepaalde in 14.2.2 onder c voor het toestaan van een grotere goothoogte van de woning tot maximaal 6 meter, uitsluitend onder gelijktijdige toepassing van het bepaalde in dit lid onder a sub 2.
14.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de gronden:

  • a. ten behoeve van een beroep aan huis, niet zijnde een vrij beroep, en een bedrijf aan huis;
  • b. ten behoeve van een kantoorfunctie.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 14.4 ten behoeve van het toestaan van een beroep aan huis, niet zijnde een vrij beroep en een bedrijf aan huis, mits:

  • a. wordt voldaan aan de voorwaarden zoals opgenomen in de beleidsregels 'Werken aan huis gemeente Urk 2008'.
  • b. parkeren plaats vindt op eigen terrein, waarbij wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze hiervoor is opgenomen in de beleidsregels 'Parkeren'.
  • c. bij de beoordeling of afgeweken kan worden zoals bepaald onder a en b worden de beleidsregels betrokken zoals die gelden op het moment van de aanvraag.
14.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in lid 14.1 genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters, alsmede het rooien van erfsingel en randbeplanting op erven en groensingels langs hoofdwegen.
14.6.2 Uitzonderingen

Het onder 14.6.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
14.6.3 Toelaatbaarheid
  • a. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 14.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet wordt gekomen.

Artikel 15 Gemengd - Uit te werken

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Uit te werken’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 1 behorende bij deze regels onder de categorieën 1 tot en met 2;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. indoor-leisure;
  • d. bedrijfswoningen;
  • e. perifere detailhandel en grootschalige detailhandel;
  • f. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. ondersteunende horeca, waarbij geldt, dat ondersteunende horeca niet is toegestaan in bedrijfswoningen;
  • h. bouwwerken;
  • i. verhardingen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. water.
15.2 Uitwerkingsregels
15.2.1 Algemeen

Het bevoegd gezag werkt de in artikel 15.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van bouwpercelen voor indoor-leisure mag in het totale plangebied niet meer bedragen dan 15.000 m2;
  • b. de oppervlakte van bouwpercelen voor maatschappelijke voorzieningen mag in het totale plangebied niet meer bedragen dan 10.000 m2;
  • c. de oppervlakte van bouwpercelen voor bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 1 behorende bij deze regels onder de categorieën 1 tot en met 2 zonder bedrijfswoning mag in het totale plangebied niet meer bedragen dan 20.000 m2, waarbij de maximale oppervlakte per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 2.500 m2;
  • d. de oppervlakte van bouwpercelen voor bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 1 behorende bij deze regels onder de categorieën 1 tot en met 2 met bedrijfswoningen mag in het totale plangebied niet meer bedragen dan 30.000 m2, waarbij het bouwperceel per bedrijf niet groter is dan 1.000 m2.
  • e. het totale aantal bedrijfswoningen in het plangebied mag niet meer bedragen dan 30;
  • f. het totale winkelvloeroppervlak van grootschalige en perifere detailhandel mag in het totale plangebied niet meer bedragen dan 2.000 m2. Hierbij geldt dat aangetoond moet worden dat:
    • 1. er behoefte is aan grootschalige en / of perifere detailhandel
    • 2. er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur;
  • g. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • h. aan de ontwikkeling dient een door het college goedgekeurd inrichtingsplan ten grondslag te liggen;
  • i. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • j. de bedrijfsvoering van bedrijven in de omgeving van het plangebied mogen niet negatief worden beïnvloed;
  • k. tussen percelen met milieugevoelige functies en de agrarische percelen aan de oostkant en zuidkant van het plangebied waar planologisch fruitteelt is toegestaan dient een afstand van ten minste 26 meter te worden aangehouden. Een kortere afstand is toegestaan wanneer wordt aangetoond dat er ter plaatse van de percelen van de milieugevoelige functies sprake is van een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering inzake de agrarische percelen niet negatief wordt beïnvloed.
  • l. op de gronden zijn tevens de regels zoals opgenomen in artikel 26 van toepassing.
15.2.2 Fasering
  • a. het uitwerkingsplan kan pas worden vastgesteld, wanneer minimaal 60 procent van de bebouwing, die is toegestaan op gronden met de bestemming Gemengd is vergund.
15.2.3 Beleidsregels

Bij de uitwerking worden de volgende beleidsregels via de regels van het uitwerkingsplan van toepassing verklaard:

  • a. beleidsregels 'Parkeren'
  • b. beleidsregels 'Goed woon- en leefklimaat'
  • c. beleidsregels 'Beeldkwaliteit'
  • d. beleidsregels 'Hogere waarde geluid'
  • e. beleidsregels 'Goede waterhuishouding'
  • f. beleidsregels 'Duurzaamheid'
  • g. beleidsregels 'Archeologie'
  • h. beleidsregels 'Peilenplan'
  • i. beleidsregels 'Internetwinkels'

zoals die op het moment van vaststelling van het uitwerkingsplan gelden.

15.3 Bouwregels
  • a. Zolang en voor zover een hiertoe strekkend uitwerkingsplan nog niet in werking is getreden, mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 16 Wonen - Uit te werken 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. vrije beroepen, zoals opgenomen in bijlage 2;
  • c. woonstraten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. terreinen en verhardingen;
  • i. bouwwerken.
16.2 Uitwerkingsregels
16.2.1 Algemeen

Het bevoegd gezag werkt de in artikel 16.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal middels uitwerking te bouwen woningen mag niet meer bedragen 345, waarbij het totale aantal woningen, exclusief de bedrijfswoningen, in het plangebied niet meer mag bedragen dan 1.438.
  • b. van het middels uitwerking toegestane aantal woningen dient ten minste 15 % bestemd te worden als sociale woningbouw (huur en koop);
  • c. van het middels uitwerking toegestane aantal woningen dient ten minste 10 % bestemd te worden voor realisering middels particulier opdrachtgeverschap;
  • d. de goothoogte van grondgebonden woningen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte van grondgebonden woningen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • f. de bouwhoogte van woongebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • g. de ontsluitingswegen, woonstraten, langzaamverkeersroutes en groenvoorzieningen dienen zoveel mogelijk aan te sluiten op de infrastructuur van het aangrenzende woon-/werkgebied;
  • h. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • i. aan de ontwikkeling dient een door het college goedgekeurd inrichtingsplan ten grondslag te liggen;
  • j. de oppervlakte van de bouwwerken op een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 50% van dat bouwperceel. Dit geldt niet voor bouwpercelen waar gestapelde woningen worden gerealiseerd:
  • k. tussen percelen met milieugevoelige functies en de agrarische percelen aan de oostkant en zuidkant van het plangebied waar planologisch fruitteelt is toegestaan dient een afstand van ten minste 26 meter te worden aangehouden. Een kortere afstand is toegestaan wanneer wordt aangetoond dat er ter plaatse van de percelen van de mlieugevoelige functies sprake is van een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering inzake de agrarische percelen niet negatief wordt beïnvloed.
  • l. de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven in de omgeving van het plangebied mogen niet onevenredig worden beïnvloed;
  • m. op de gronden zijn tevens de regels zoals opgenomen in artikel 26 van toepassing.
16.2.2 Fasering
  • a. het uitwerkingsplan kan pas worden vastgesteld, wanneer minimaal 60 procent van het maximum aantal woningen, dat is toegestaan op gronden met de bestemming Wonen - 1 is gerealiseerd.
16.2.3 Beleidsregels

Bij de uitwerking worden de volgende beleidsregels via de regels van het uitwerkingsplan van toepassing verklaard:

  • a. beleidsregels 'Parkeren'
  • b. beleidsregels 'Goed woon- en leefklimaat'
  • c. beleidsregels 'Beeldkwaliteit'
  • d. beleidsregels 'Hogere waarde geluid'
  • e. beleidsregels 'Goede waterhuishouding'
  • f. beleidsregels 'Duurzaamheid'
  • g. beleidsregels 'Archeologie';
  • h. beleidsregels 'Werken aan huis gemeente Urk 2008'
  • i. beleidsregels 'Peilenplan'
  • j. beleidsregels 'Internetwinkels'

zoals die op het moment van vaststelling van het uitwerkingsplan gelden.

16.3 Bouwregels
  • a. Zolang en voor zover een hiertoe strekkend uitwerkingsplan nog niet in werking is getreden, mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 17 Wonen - Uit te werken 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. vrije beroepen, zoals opgenomen in bijlage 2;

met de daarbijbehorende:

  • c. woonstraten en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. terreinen en verhardingen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
17.2 Uitwerkingsregels

Het bevoegd gezag werkt de in artikel 17.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal middels uitwerking te bouwen woningen mag niet meer bedragen dan 125, waarbij het totale aantal woningen exclusief de bedrijfswoningen in het plangebied niet meer mag bedragen dan 1.438;
  • b. van het middels uitwerking toegestane aantal woningen dient ten minste 15% bestemd te worden als sociale woningbouw (huur/ koop);
  • c. van het middels uitwerking toegestane aantal woningen dient ten minste 10%. bestemd te worden voor realisering middels particulier opdrachtgeverschap;
  • d. de goothoogte van grondgebonden woningen mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de bouwhoogte van grondgebonden woningen mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • f. de bouwhoogte van woongebouwen mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • g. de ontsluitingswegen, woonstraten, langzaamverkeersroutes en groenvoorzieningen dienen zoveel mogelijk aan te sluiten op de infrastructuur van het aangrenzende woon-/werkgebied;
  • h. aan de ontwikkeling dient een door het college goedgekeurd inrichtingsplan ten grondslag te liggen;
  • i. de oppervlakte van de bouwwerken op een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 50% van dat bouwperceel. Dit geldt niet voor bouwpercelen waar gestapelde woningen worden gerealiseerd:
  • j. de bestaande (woon)boerderijen aan de Domineesweg 26 en de Karel Doormanweg 62 en 64 gelden krijgen een woonbestemming; een (mede) agrarische bestemming op deze percelen is niet toegestaan. Deze drie woningen zijn geen onderdeel van de uitwerkingsregels voor de woningen zoals bepaald onder a tot en met c;
  • k. tussen percelen met milieugevoelige functies en de agrarische percelen aan de oostkant en zuidkant van het plangebied waar planologisch fruitteelt is toegestaan dient een afstand van ten minste 26 meter te worden aangehouden. Een kortere afstand is toegestaan wanneer wordt aangetoond dat er ter plaatse van de percelen van de milieugevoelige functies sprake is van een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering inzake de agrarische percelen niet negatief wordt beïnvloed.
  • l. de bedrijfsvoering van bedrijven in de omgeving van het plangebied mogen niet onevenredig worden beïnvloed;
  • m. op de gronden zijn tevens de regels zoals opgenomen in artikel 26 van toepassing.
17.2.1 Fasering
  • a. het uitwerkingsplan kan pas worden vastgesteld, wanneer minimaal 60 procent van het maximum aantal woningen, dat is toegestaan op gronden met de bestemming 'Wonen - Uit te werken 1' is vergund.
17.2.2 Beleidsregels

Bij de uitwerking worden de volgende beleidsregels via de regels van het uitwerkingsplan van toepassing verklaard:

  • a. beleidsregels 'Parkeren';
  • b. beleidsregels 'Goed woon- en leefklimaat';
  • c. beleidsregels 'Beeldkwaliteit';
  • d. beleidsregels 'Hogere waarde geluid';
  • e. beleidsregels 'Goede waterhuishouding';
  • f. beleidsregels 'Duurzaamheid';
  • g. beleidsregels 'Archeologie';
  • h. beleidsregels 'Werken aan huis gemeente Urk 2008'.
  • i. beleidsregels 'Peilenplan'
  • j. beleidsregels 'Internetwinkels'

zoals die op het moment van vaststelling van het uitwerkingsplan gelden.

17.3 Bouwregels
  • a. Zolang en voor zover een hiertoe strekkend uitwerkingsplan nog niet in werking is getreden, mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 18 Leiding - Gas

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en de bescherming van gasleidingen met een strook van 5 meter ter weerszijden van de aangeduide leiding.

18.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.
18.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

18.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde onder 18.3 indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.5.1 Vergunningsplicht
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de lid 18.1 genoemde gronden, de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, die de veiligheid kunnen schaden of de continuïteit van de energievoorziening in gevaar kunnen brengen:
    • 1. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
    • 3. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen;
    • 4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting en of bomen;
    • 5. het vellen of rooien van houtgewas.
18.5.2 Uitzonderingen
  • a. Het onder 18.5.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:
    • 1. die het normale onderhoud en beheer van de gasleiding betreffen;
    • 2. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.
  • b. De werken en werkzaamheden als bedoeld onder 18.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de belangen van de gasleidingen en/of energievoorziening ontstaat of kan ontstaan.
  • c. Advisering
    • 1. Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld onder 18.5 wordt het advies ingewonnen van de bevoegde beheerder van de gasleiding.
18.5.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, als bedoeld in lid 18.5.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/ of functies welke het plan beoogt te beschermen dan wel door hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet wordt gekomen.

Artikel 19 Leiding - Riool

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, de instandhouding en bescherming van de rioolpersleiding.

19.2 Bouwregels

Binnen deze dubbelbestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd. Op de in 19.1 bedoelde gronden mag in afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen niet worden gebouwd met uitzondering van gebouwen ten behoeve van het leidingbeheer, met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bebouwde oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 25 m²;
  • b. de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter.
19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 19.2 voor wat betreft het oprichten van bebouwing overeenkomstig de ter plaatse geldende basisbestemming, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de rioolpersleiding, in verband waarmee de bevoegde leidingbeheerder wordt gehoord.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Vergunningsplicht
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de in 19.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het vergraven en egaliseren van gronden;
    • 2. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
    • 3. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
    • 4. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    • 5. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 19.4.1 onder a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functies die het plan beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  • c. Bij de afweging als bedoeld in 19.4.1 onder b wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming.
19.4.2 Uitzonderingen

Het onder 19.4.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud en beheer van de gasleiding betreffen;
  • b. die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene bouwregels

21.1 Bestaande bebouwing
  • a. Indien de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan afwijkt van de in de planregels gegeven regels, mag in afwijking van deze regels, de bestaande:
    • 1. goot- en bouwhoogte;
    • 2. oppervlakte van een bouwwerk;
    • 3. oppervlakte van een bouwvlak;
    • 4. inhoud;
    • 5. afstanden;

als maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende maatvoering, inhoud of oppervlakte op een legale wijze bij of krachtens de Wet op de Ruimtelijke Ordening, Wet ruimtelijke ordening en -voorzover van toepassing- de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen.

21.2 Woningbouwcategorieën ex artikel 3.1 Wro

Het percentage sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en woningen die middels particulier opdrachtgeverschap worden uitgevoerd binnen de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Centrum', 'Gemengd' en 'Water - 2' dient overeenkomstig de daarvoor aangegeven percentages van het totaal aantal te bouwen woningen gerealiseerd te worden, waarbij het volgende geldt:

  • 1. op de gronden aangeduid als 'zone - 1' mag het totaal aantal woningen niet meer bedragen dan 119, waarbij geldt dat minimaal 4,2% van de toegestane 119 woningen als sociale woningen moeten worden gerealiseerd en minimaal 8,4% van de 119 toegestane woningen bij wijze van particulier opdrachtgeverschap;
  • 2. op de gronden aangeduid als 'zone - 2' mag het totaal aantal woningen niet meer bedragen dan 139, waarbij geldt dat minimaal 25,1% van 139 toegestane woningen als sociale woningen moeten worden gerealiseerd en minimaal 8,6% van de 139 toegestane woningen bij wijze van particulier opdrachtgeverschap;
  • 3. op de gronden aangeduid als 'zone - 3' mag het totaal aantal woningen niet meer bedragen dan 172, waarbij geldt dat minimaal 37,2% van 172 toegestane woningen als sociale woningen moeten worden gerealiseerd en minimaal 12,,7% van de 172 toegestane woningen bij wijze van particulier opdrachtgeverschap;
  • 4. op de gronden aangeduid als 'zone - 4' mag het totaal aantal woningen niet meer bedragen dan 93, waarbij geldt dat minimaal 12.9% van de 93 toegestane woningen als sociale woningen moeten worden gerealiseerd en minimaal 13,9% van de 93 toegestane woningen bij wijze van particulier opdrachtgeverschap;
  • 5. op de gronden aangeduid als 'zone - 5' mag het totaal aantal woningen niet meer bedragen dan 82, waarbij geldt dat minimaal 23,1% van de 82 toegestane woningen als sociale woningen moeten worden gerealiseerd en minimaal 4,8% van de 82 toegestane woningen bij wijze van particulier opdrachtgeverschap;
  • 6. op de gronden aangeduid als 'zone - 6' mag het totaal aantal woningen niet meer bedragen dan 25, waarbij geldt dat minimaal 16% van de 25 toegestane woningen bij wijze van particulier opdrachtgeverschap moet worden gerealiseerd;
  • 7. op de gronden aangeduid als 'zone - 7' mag het totaal aantal woningen niet meer bedragen dan 15, waarbij geldt dat minimaal 100% van de 15 toegestane woningen als sociale woningen moeten worden gerealiseerd.
21.3 Hogere waarde geluid
  • a. Ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - maximum hogere waarde geluid 53 dB' en 'overige zone - maximum hogere waarde geluid 58 dB' geldt, dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een geluidsgevoelig gebouw slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond, dat de geluidbelasting op de relevante gevel van de woning niet meer bedraagt dan aangeduid;
  • b. Bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning gelden de regels zoals opgenomen in de beleidsregels 'Hogere waarde geluid';
  • c. Bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a en b worden de beleidsregels betrokken, zoals die op het moment van indiening van de aanvraag gelden.
21.4 Duurzame ontwikkeling
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van gebouwen wordt slechts verleend, indien er sprake is van een 'duurzame ontwikkeling' in de gevallen en conform de eisen zoals opgenomen in de beleidsregels 'Duurzaamheid';
  • b. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden wordt slechts verleend, indien er sprake is van een 'duurzame ontwikkeling' in de gevallen en conform de eisen zoals opgenomen in de beleidsregels 'Duurzaamheid';
  • c. Bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a worden de beleidsregels betrokken zoals die op het moment van indiening van de aanvraag gelden.
21.5 Verkeersmonitoring
  • a. In het plangebied mogen op de gronden met inachtneming van de bestemmingen Wonen - 1, Wonen - Uit te werken 1 en Wonen - Uit te werken 2 in totaal maximaal 1.200 woningen worden gerealiseerd.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a mag een omgevingsvergunning voor het bouwen worden verleend voor in totaal 1.438 woningen, mits aangetoond is dat er daardoor geen belemmeringen optreden op de verkeersafwikkeling op de wegvakken en kruispunten op het aansluitende omliggende wegennet.
  • c. het aantonen dat er geen belemmeringen optreden op de verkeersafwikkeling vindt plaats op basis van een verkeersmonitoring;
  • d. het college van burgemeester en wethouders monitort jaarlijks vanaf de start van de realisatie van het plan Schokkerhoek de verkeersafwikkeling op het omliggende wegennet;
  • e. in de in lid d bedoelde rapportage legt het college van burgemeester en wethouders verantwoording af over de resultaten en geeft het college aan of deze aanleiding geven tot maatregelen op het gebied van de verkeersafwikkeling.
21.6 Archeologie
21.6.1 Bescherming archeologische waarden

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone – archeologie' geldt dat bij het realiseren van gebouwen en overige bouwwerken, en het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, wordt aangetoond dat behoudenswaardige archeologische waarden niet worden aangetast. Ten behoeve van de toets of aan hieraan is voldaan, wordt de 'beslisboom archeologie' doorlopen, zoals opgenomen in de beleidsregels Archeologie.

21.6.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in 21.6.1 indien en voorzover de in 21.6.1 genoemde activiteiten dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze activiteiten zullen leiden tot een verstoring van een vindplaats en waarbij één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

22.1 Gebruik
  • a. Het is verboden de gronden of opstallen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.
  • b. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een woning ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning.
  • c. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van:
    • 1. gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
    • 2. gebouwen ten behoeve van een internetwinkel;
    • 3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woonruimte;
    • 4. omzetting of verkamering van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte;
    • 5. gronden als staanplaats voor onderkomens;
    • 6. gronden als opslag-, stort- of bergplaats van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen, materialen en producten, voor zo ver niet noodzakelijk in verband met het normale beheer en onderhoud van de gronden.
22.2 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van het op zodanig wijze aanbrengen van openbare verlichting, terreinverlichting, dan wel andere kunstmatige verlichting op gronden en/of aan bouwwerken langs de Urkervaart, niet zijnde vervanging van reeds voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan aanwezige verlichting, waardoor de vliegroute van vleermuizen, zijnde de gronden aangeduid met de aanduiding 'ecologie' niet meer als zodanig zal worden gebruikt.
  • b. Met het oog hierop dient bij het aanbrengen van nieuwe verlichting langs de Urkervaart uit een door een deskundige opgestelde verklaring of rapport te blijken, dat deze verlichting de vliegroute van vleermuizen niet zodanig zal verstoren, dat het gebruik hiervan afneemt.
22.3 Afwijken van de gebruiksregels
22.3.1 internetwinkels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 22.1 ten behoeve van het toestaan van internetwinkels, mits:

  • a. er sprake is van een 'aanvaardbare uitstraling' van de internetwinkel' zoals aangegeven in de beleidsregels 'Internetwinkels';
  • b. bij de beslissing op de aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld onder a worden de beleidsregels betrokken zoals die op het moment van indiening van de aanvraag gelden.

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voorzover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m² en een maximale goothoogte van 3 m, in verband waarmee bij het oprichten van bedoelde bouwwerken langs een weg, de kade of een waterloop, de wegbeheerder en/of het waterschap gehoord worden;
  • b. het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bebouwingsgrenzen, voorzover niet zijnde bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de analoge verbeelding;
  • c. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van palen en masten, met een hoogte van niet meer dan 12 m.

Artikel 24 Algemene wijzigingsregels

24.1 Algemeen

Met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub a, Wet ruimtelijke ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen voor wat betreft het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de verbeelding.

Artikel 25 Algemene procedureregels

Bij gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen op grond van artikel 3.6, lid 1, sub d, Wet ruimtelijke ordening is de volgende procedure van toepassing:

  • a. Het ontwerpbesluit voor het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter inzage;
  • b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend door publicatie op de gemeentelijke website alsmede door publicatie in één of meer in de gemeente verschijnende dag- of nieuwsbladen;
  • c. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijke en / of mondelinge zienswijzen tegen het ontwerpbesluit in te dienen bij burgemeester en wethouders;
  • d. Burgemeester en wethouders nemen binnen vier weken na afloop van de terinzagelegging een beslissing, mits er geen zienswijzen zijn ingediend. Is na de ter inzage wel sprake van zienswijzen dan geldt een beslissingstermijn van 8 weken. De beslissing is, indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen zijn ingediend, met redenen omkleed.

Artikel 26 Overige regels

26.1 Algemene nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bebouwing en beplanting in verband met het in acht te nemen van afstanden tot wegen ten aanzien van verkeersveiligheid en in verband met het in acht nemen van afstanden tot watergangen.

26.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze gelden op het moment van vaststelling van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Schokkerhoek'.