direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Schokkerhoek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Voor de aanleg van de Noordoostpolder was Urk een eiland. De Urkers vormen daardoor tot op heden een hechte samenleving. De gemeente Urk is een gemeente waarvan het aantal inwoners sterk groeit. Urk groeit hoofdzakelijk door eigen bevolkingsaanwas. In dat kader is het van belang de continuïteit in de woningproductie en de ontwikkeling van werkgelegenheid te garanderen; het is gewenst, dat de gemeente in planologische zin over voldoende areaal beschikt om op verantwoorde wijze het ontwikkelingsproces te kunnen aansturen.

Het realiseren van de nieuwe woningbouw-, werk- en voorzieningenlocatie 'Schokkerhoek' biedt mogelijkheden om de bewoners van Urk op het voormalige eiland en aansluitend daaraan een plaats te geven. Naast het bieden van voldoende ruimte voor wonen en werken moet tevens rekening worden gehouden met de woonwensen van verschillende bevolkingsgroepen en de specifieke voorzieningen die daarbij horen.

De ontwikkeling van ‘Schokkerhoek’ staat niet op zichzelf. Het bestemmingsplan voor het naastgelegen bedrijventerrein Zwolschehoek wordt eveneens geactualiseerd. Dit plan kent nog beperkte ontwikkelruimte. Voor een deel van het bedrijventerrein is een zogenaamd bestemmingsplan-plus in voorbereiding. In paragraaf 4.3 en 5.1 wordt hier nader op ingegaan. Tegelijkertijd is er zicht op de ontwikkeling van een maritieme servicehaven met binnendijks een 'maritiem' bedrijventerrein. De Maritieme Servicehaven Noordelijk Flevoland (MSNF) is geprojecteerd ten zuidwesten van Urk aan de buitenzijde van de huidige Zuidermeerdijk (circa 10 hectare). Deze haven ligt buiten de gemeentegrenzen van Urk. Het beoogde ontwikkelgebied van het binnendijkse maritiem bedrijventerrein is aangrenzend aan de beoogde locatie voor de Maritieme Servicehaven Flevoland Noord (MSFN) geprojecteerd en ligt direct ten zuiden van de Domineesweg. Tot slot grenst het plangebied aan de noordzijde aan de bestaande woongebieden met bijbehorende voorzieningen.

Doel van voorliggend bestemmingsplan is het vaststellen van een planologisch kader, dat het realiseren van de gebiedsontwikkeling voor Schokkerhoek mogelijk maakt. De gemeente heeft besloten gebruik te maken van de mogelijkheid van artikel 7c van de Crisis- en herstelwet, dat de mogelijkheid biedt voor een zogenaamd bestemmingsplan verbrede reikwijdte. De 14e tranche van het Besluit uitvoering van de Chw, waarin het gehele grondgebied van Urk is aangewezen is in oktober 2016 in werking getreden. Het bedrijventerrein Zwolschehoek en het plangebied Schokkerhoek zijn tevens als ontwikkelingsgebied aangewezen waarvoor een bestemmingsplan-plus moet worden gemaakt (zie paragraaf 5.1).

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is circa 85 hectare groot en bestaat in de huidige situatie voornamelijk uit agrarische percelen en enkele woningen (zie figuur 1.1).

Aan de westzijde van het plangebied ligt het bedrijventerrein 'Zwolschehoek'. De grens van het plangebied wordt hier gevormd door het hart van de Zuidermeertocht. De Zuidermeertocht is deels onderdeel van het plangebied. Aan de zuidzijde wordt het plangebied begrensd door de Domineesweg, inclusief de nieuwe rotonde waar de ontsluitingsweg van het plangebied op de Domineesweg aantakt. De Domineesweg vormt hier tevens de gemeentegrens met de gemeente Noordoostpolder. Aan de oostzijde bepaalt de gemeentegrens van Urk de grens van het plangebied, deze ligt deels ter hoogte van de Karel Doormanweg. De noordzijde, tenslotte, wordt begrensd door de Urkervaart, behalve ter plaatse van de geprojecteerde brug over de Urkervaart. Hier ligt de begrenzing van het plangebied ter plaatse van de nieuw aan te leggen rotonde op de noordzijde van de Urkerweg. In de zuid- en de oostflank van het plangebied bevinden zich enkele agrarische bedrijven en woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging en globale begrenzing plangebied Schokkerhoek (rode contour)

1.3 Geldende bestemmingsplannen

In 2007 is voor het plangebied het bestemmingsplan 'Waterschapwijk' vastgesteld. Dit bestemmingsplan is een kaderstellend plan voor woningbouw en de ontwikkeling van bedrijven. De te realiseren functies zijn in dit plan opgenomen als 'nader uit te werken bestemmingen', met uitzondering van de bestemmingen 'Verkeer' en 'Woondoeleinden, W1 en W2. Om een bouwtitel te kunnen verkrijgen, is het noodzakelijk een uitwerkingsplan danwel een herziening van een vigerend bestemmingsplan vast te stellen.

Een klein deel van het plangebied, te weten de gronden van de bestaande kinderboerderij en waar de brug over de Urkervaart aansluit op de rotonde ten noorden van de Urkervaart, ligt in het bestemmingsplan 'Buitengebied' (vastgesteld 31 mei 207) en bestemmingsplan Urkerhard (vastgesteld op 27 oktober 2011).

De gronden waar het bestemmingsplan aansluit op het Ensgat en de Domineesweg liggen in het bestemmingsplan Bedrijventerrein (vastgesteld op 31 mei 2007).

Voor de gronden geldt met uitzondering van de gronden die liggen in het vigerende bestemmingsplan Waterschapswijk, tevens het facetbestemmingsplan Supermarkten (vastgesteld op 15 december 2016).

Voor het gehele plangebied geldt tevens de 'Parapluherziening Parkeernormen Urk', vastgesteld op 19 maart 2015. Dit bestemmingsplan is opgesteld vanuit overwegingen van uniformiteit en omdat de stedenbouwkundige voorschriften, waaronder de parkeernormering met ingang van 1 juli 2018 uit de Bouwverordening vervallen, waarmee er vanaf dat moment bij het verlenen van een omgevingsvergunning niet meer op basis van de bouwverordening kan worden getoetst aan gemeentelijke parkeernormen. Met het paraplu-bestemmingsplan zijn de parkeernormen voor Urk vastgelegd. Dit is middels de visie en notitie parkeren gebeurd. Het parapluplan is vastgesteld om er voor te zorgen, dat dit beleid voor het hele grondgebied exclusief het oude dorp geldt.

1.4 Noodzaak nieuw bestemmingsplan

Actualisatieplicht

Ingevolgde de Wet ruimtelijke ordening dienen gemeenten iedere tien jaar hun bestemmingsplannen te herzien. Zo wordt gewaarborgd, dat de bouw- en gebruiksmogelijkheden van gronden overeenstemmen met geldende wet- en regelgeving en recente beleidsuitgangspunten. Het vaststellen van een uitwerkingsplan op basis van het moederplan wordt niet beschouwd als een actualisatie van het vigerende plan. Dit betekent, dat, om te voldoen aan de actualisatieplicht er een nieuw bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0002.png"

Figuur 1.2: Verbeelding vigerende bestemmingsplan Waterschapwijk.

Nieuwe inzichten

Op basis van de huidige wet- en regelgeving, nieuwe inzichten in de behoefte en een daaruit voortvloeiend programma (wonen, woonwerkclusters, lichte bedrijvigheid (milieucategorie 1 en 2), indoor-leisure en maatschappelijke en centrumvoorzieningen) is een nieuw stedenbouwkundig plan opgesteld, dat met onderhavig bestemmingsplan planologisch-juridisch wordt geborgd. Dit nieuwe stedenbouwkundige plan kan met het vigerende bestemmingsplan niet worden gerealiseerd.

1.5 Opzet bestemmingsplan en toelichting

In deze toelichting komen achtereenvolgens de volgende aspecten aan de orde:

  • In hoofdstuk 2 'Planbeschrijving' wordt de bestaande en toekomstige invulling van het plangebied beschreven;
  • In hoofdstuk 3 'Beleidskader' volgt vervolgens een beschrijving van het beleidskader dat van toepassing is op het plan;
  • In hoofdstuk 4 'Planologische en milieutechnische randvoorwaarden' worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten behandeld;
  • In hoofdstuk 5 'Juridische aspecten' wordt ingegaan op de juridische aspecten van het bestemmingsplan. Daarbij wordt ook ingegaan op invulling van de mogelijkheden die de Crisis- en herstelwet biedt voor onderhavig plan;
  • In hoofdstuk 6 'Uitvoerbaarheid' komen de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Beschrijving plangebied

2.1.1 Ontstaansgeschiedenis

De omgeving van Urk was al vroeg een interessante plaats voor rondtrekkende mensen. De verschillende terreintypen boden mogelijkheden voor jacht, visserij, verzamelen, akkerbouw en veeteelt. Op diverse plaatsen zijn sporen van bewoning uit de Vroege en Midden Steentijd gevonden, onder andere op de hoger gelegen dekzandruggen rondom Urk. Ook de zone langs het Vechtdal in het zuidoosten van de gemeente was een aantrekkelijke vestigingsplaats.

Met het stijgen van de zeespiegel werd de hoogteligging in toenemende mate een bepalende factor bij de keuze van een vestigingsplaats. Een groot deel van het gebied bleef echter nog droog genoeg en geschikt voor bewoning.

Vanaf de Romeinse tijd werd het gebied steeds natter en er ontstonden verschillende eilanden, zoals Urk en Schokland. De bewoners vestigden zich in nederzettingen rond de pleistocene opduiking van het voormalige eiland Urk. Door het stijgende water werden de eilandbewoners gedwongen over te stappen van akkerbouw naar veeteelt en vervolgens naar de visserij (17e eeuw).

De strijd tegen het water uit zich in het voorkomen van dijkrestanten uit de 12e tot 14e eeuw. Deze liggen ten oosten van het voormalige eiland Urk. In de loop van de 16e eeuw was sprake van bewoning op de plaats van de huidige oude kern Urk.

Het gegeven, dat het voormalige visserseiland Urk, thans gelegen op een knikpunt in de westelijke IJsselmeerdijk, deel is gaan uitmaken van de Noordoostpolder is mede bepalend geweest voor het latere structuurbeeld van de kern. Dit geldt vanaf de eerste dorpsuitbreiding, die vanwege de ligging van de vissershaven ten noorden van het eiland werd gesitueerd. Voor de eilandbewoners was destijds de woonfunctie als bindende factor van essentiële betekenis voor de gewenste integratie tussen het bestaande dorp en de nieuwe uitbreiding.

Ook moest ruimte worden gecreëerd voor uitbreiding van voorzieningen, waarvoor op het compact bebouwde eiland geen plaats meer was. Hierin is voorzien door telkens verspreid in de toegevoegde woonwijken buurt- en/of wijkcentra te situeren, nauwkeurig afgestemd op de zich dan ontwikkelende behoeften.

Wat de groene ruimte betreft, werd aanvankelijk aangesloten op het karakteristieke stenige karakter van Urk. Drie gebieden vormen daarop een uitzondering, namelijk het Urkerbos en de staatsreservaten Toppad en Staartweg. De woongebieden hebben zich vervolgens, in aansluiting op de eerste dorpsuitleg, vanaf het voormalige eiland geheel ten noorden van de Urkervaart in oostelijke richting ontwikkeld. Met het toenemen van de afstand tot het voormalige eiland en de veranderingen in de woonwensen heeft de groenstructuur in de nieuwste woonwijken steeds meer aandacht gekregen. Desondanks hebben de woonbuurten nog steeds een compact karakter waarin de sociale samenhang van de bevolking tot uitdrukking komt.

De oostelijke ontwikkelingsrichting geldt eveneens voor het industrieterrein, met dien verstande dat het zich, na het aan de haven grenzende industrieterrein Lemsterhoek, in een aaneengesloten zone ten zuiden van de Urkervaart en ten noorden van de Domineesweg heeft ontwikkeld.

2.1.2 Ruimtelijk

Omgeving

Het plangebied ligt aan de zuidoostzijde van Urk, ongeveer 3 kilometer van het dorpscentrum op het voormalige eiland. Aan de westzijde wordt het plangebied van het bedrijventerrein 'Zwolschehoek' gescheiden door een watergang, de Zuidermeertocht. Aan de oost- en zuidzijde grenst het plangebied aan het landelijk gebied. Ten noorden van het plangebied ligt het woongebied ‘Oranjewijk’, van het plangebied gescheiden door de Urkerweg en het kanaal de Urkervaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0003.png"

Figuur 2.1: Plangebied en omgeving

Bebouwing

De geclusterde agrarische bouwpercelen aan de Karel Doormanweg en de Domineesweg en de aanwezigheid van een rijtje (4) woningen nabij genoemde clusters zijn karakteristiek voor het Zuiderzeeproject. Het rijtje woningen verwijst naar de periode, dat de stand van de technologische ontwikkelingen in de landbouw in relatie tot de toen uitzonderlijke bedrijfsgrootte noodzaakte tot het in dienst hebben van landarbeiders. Voor het personeel werd een zelfstandige behuizing geboden in de directe nabijheid van de boerderijen in verband met de beperkte mobiliteit. Hoewel deze woningen hun oorspronkelijke functie al lang hebben verloren, zijn ze voor het gebied van de Noordoostpolder karakteristiek en daarmee van cultuurhistorische betekenis.

Ontsluiting

De agrarische bedrijven en woningen aan de zuidzijde van het plangebied liggen aan de Domineesweg (N352). De twee agrarische bedrijven aan de oostzijde zijn ontsloten op de Karel Doormanweg. Ten noorden van het plangebied ligt de Urkervaart met evenwijdig daaraan de Urkerweg (N351). Het plangebied heeft nog geen directe ontsluiting op de Urkerweg.

Het plangebied is over de weg goed bereikbaar via de A6/N352. Daarnaast grenst het plangebied aan de noordzijde aan de Urkervaart, die Urk per water verbindt met (onder andere) Emmeloord en Nagele.

Groen

Het plangebied kent een overwegend agrarisch gebruik als akkerbouwgebied. Kenmerkend voor de Noordoostpolder zijn de verschillende boerderijtypen, rondom voorzien van erfbeplanting en daartussen groepjes voormalige arbeiderswoningen, die bestemd waren voor de arbeiders op de boerderijen. Binnen het plangebied zijn beide vormen van bebouwing aan de Domineesweg en de Karel Doormanweg terug te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0004.png"

Figuur 2.2: Karakteristieke bouwpercelen aan de Domineesweg

Cultuurhistorie

De verkavelingsstructuur met een standaard kavelmaat van 300x800 meter is karakteristiek voor het plangebied. De kavels worden omsloten door watergangen. Ten gevolge van de polderinrichting en de vormgeving van de Urkervaart vindt binnen het plangebied een hoek verdraaiing plaats in de verkavelingsrichting welke loodrecht op de vaart is gericht. Dit gegeven levert voor de locatie een extra karakteristiek op. In de nota Belvedère (1999) was het grondgebied van de gemeenten Noordoostpolder en Urk aangemerkt als Belvederegebied. De Noordoostpolder wordt van uitzonderlijk universele betekenis geacht, als duidelijk voorbeeld van een rationeel landschap uit de twintigste eeuw waarin twee voormalige eilanden, Urk en Schokland, als zelfstandige elementen zijn opgenomen. Eind 2009 verliep de geldigheidsduur van de Nota Belvedere. Vanaf 2009 werd Belvedere in het rijksbeleid vervangen door de MoMo (Modernisering Monumentenzorg), die uiteindelijk leidde tot verplichtingen met betrekking tot cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. In de planvorming is hier rekening mee gehouden.

Water

Aan de noordzijde van het plangebied ligt het kanaal de Urkervaart. De Urkervaart loopt vanaf de Zwolse Vaart bij Emmeloord naar Urk. Het Gemaal Vissering pompt het water bij Urk in en uit het IJsselmeer.

In figuur 2.3 is de legger waterlopen weergegeven met de waterlopen (blauw) gelegen in en om het plangebied (globaal aangegeven met en rode stippellijn). Op de figuur is direct ten noorden van het plangebied de Urkervaart zichtbaar en direct ten westen van het plangebied de Zuidermeertocht. Verder zijn in en rond het plangebied diverse kavelsloten gelegen die voor de aanvoer, afvoer en ontwatering van het gebied zorgen.

De aanwezige kavelsloten zijn afgestemd op het huidige agrarische gebruik van de gronden. Deze kavelsloten staan in open verbinding met de aan het plangebied grenzende Urkervaart. De tochten (hoofdwatergangen) liggen op zo'n 300 m afstand van elkaar. Alle kavels tussen de kavelsloten zijn tweezijdig gedraineerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0005.png"

Figuur 2.3: Legger waterlopen

2.1.3 Functioneel

Het plangebied wordt momenteel voornamelijk gebruikt als agrarisch productiegebied (akkerbouw) in overeenstemming met het primaire doel waartoe de Noordoostpolder in 1942 is drooggelegd en ingericht.

2.2 Beschrijving ontwikkeling

2.2.1 Uitgangspunten

Het plan voor Schokkerhoek kan niet vanuit de gedachte van een 'tabula rasa' ontwikkeld worden. Veel omgevingsfactoren hebben een invloed op de ontwikkelingsmogelijkheden binnen het gebied. In hoofdstuk 4 worden de benoemde omgevingsaspecten nader toegelicht. In deze paragraaf worden deze elementen kort beschreven en wordt aangegeven op welke wijze er rekening mee is gehouden.

Landschap en cultuurhistorie; de archeologische waarden van de ondergrond en de kenmerken van de Noordoostpolder

De locatie maakt onderdeel uit van Noordoostpolder. Kenmerkend voor de polder is de openheid met de vergezichten op de omgeving. Andere kenmerken van de locatie zijn de grote (agrarische) kavels met een rationeel slotenpatroon (om de ongeveer 300 meter).

Binnen de locatie is sprake van een verdraaiing in dit slotenpatroon waardoor 2 hoofdrichtingen in het slotenpatroon herkenbaar zijn. Binnen het plangebied zijn een tweetal clusters gelegen die kenmerkend zijn voor de inrichting van de Noordoostpolder. Een cluster is een door houtwallen / erfsingels omringde verzameling van enkele agrarische bedrijven (de woonhuizen met overige opstallen) aangevuld met een rijtje arbeiderswoningen.

Binnen elk cluster is sprake van meerdere, met erfsingels omzoomde kavels. De rationele verschijningsvorm van het landschap en de karakteristieke vorm dienen behouden te blijven. Ook vanuit het verhaal van deze plek wordt dit doel nagestreefd. Dit maakt deze locatie uniek en onderscheidend ten opzichte van vergelijkbare grote woningbouwontwikkelingen elders in het land (en Urk). De clusters zijn als plek waardevol om te behouden.

Op enkele plekken in de ondergrond van het plangebied schuilen mogelijk archeologische waarden voortkomend uit de ligging van rivierzandduinen. Deze gronden hebben een hoge archeologische verwachtingswaarde. Deze (mogelijke) rivierzandduinen zijn in feite ophogingen waarop eilanden als Schokland en Urk ontstaan zijn en vormen aanleiding om over de identiteit van het gebied na te denken. De archeologisch waardevolle gebieden zijn beschermd via een dubbelbestemming.

In het plan worden de waardevolle kenmerken en elementen uit het verleden zo veel mogelijk betrokken en waar mogelijk behouden.

De wegenstructuur van Urk en ontsluiting van Schokkerhoek

Een ontsluiting van een wijk vraagt om een goede inpassing in het bestaande wegennet van de omgeving. Uitgangspunt is dat de wijk goed bereikbaar is voor zowel het autoverkeer als het fietsverkeer en een goede verbinding mogelijk maakt voor de woongebieden ten noorden van de Urkervaart. Om tot een aantrekkelijke en toekomstige bestendige woonwijk te komen is het nodig dat er een directe oeververbinding komt die de wijk zo dicht mogelijk aansluit bij de kern van Urk, voor auto- en fietsverkeer.

Directe (fiets-)aansluiting van Schokkerhoek op het bedrijventerrein Zwolschehoek is gewenst. Het bedrijfsterrein is momenteel alleen via de Meep (direct) of via de Domineesweg (indirect) verbonden met het (woon)dorp. De ontwikkeling van de nieuwe wijk biedt tevens de mogelijkheid het bedrijfsterrein beter te verbinden met met name de omliggende woonwijken. Hierdoor wordt een groot aantal woonwerk- verplaatsingen korter en zal de verkeersintensiteit op de Meep afnemen. Dit komt ten goede aan de verkeersspreiding binnen Urk. Overigens is een rechtstreekse verbinding in het kader van 'Duurzaam veilig' niet mogelijk.

Een van de uitgangspunten is, dat er geen sprake is van verkeersoverlast in de wijk. Er is sprake van overlast in een woonwijk (door eigen verkeer en/of 'gebiedsvreemd' verkeer) wanneer er verkeersonveilige situaties ontstaan, er overlast is of de verkeersafwikkeling onvoldoende is.

Door de aansluiting van Schokkerhoek op zowel bedrijventerrein Zwolschehoek (en daarmee de Domineesweg) in het zuiden en de Urkerweg in het noorden, zal er gebiedsvreemd verkeer door het plangebied rijden. Zowel de inrichting van deze wegen (profielen) als het gebruik (intensiteiten en daarmee oversteekbaarheid en veiligheid) dienen 'Urks' te zijn; i.c. dienen te passen in het beeld dat op Urk normaal is. De wegen zijn derhalve afgestemd op het wegencategoriseringsplan en bijbehorende inrichtingskenmerken. Wanneer het verkeer in de toekomst door de ontwikkeling van geheel Urk in combinatie met andere factoren toeneemt dan zal een alternatieve verkeersafwikkeling noodzakelijk zijn.

Milieuzonering

Het bedrijventerrein Zwolschehoek is momenteel nog in ontwikkeling. Aan de randen van dit bedrijventerrein zijn, conform het bestemmingsplan, maximaal categorie 3.2 bedrijven toegestaan. Meer in het centrum hebben de categorie 4.2 bedrijven ontwikkelruimte gekregen. De percelen van dit bedrijventerrein, met name aan de oostzijde, zijn nog niet geheel ingevuld. Het bestemmingsplan is echter wel onherroepelijk. Dit betekent, dat vanuit planologisch opzicht de ruimtebesteding vastligt en daarmee bepalend is voor nieuwe ontwikkelingen ten oosten van het bedrijventerrein.

Bij het opstellen van een 'bestemmingsplan-plus' voor een deel van het terrein Zwolschehoek ontstaan er, door maatregelen uit de Crisis- en herstelwet, extra mogelijkheden voor zowel Zwolschehoek als voor het voorliggend plangebied. Hiermee is in dit plan nog geen rekening gehouden.

Aansluitend aan het bedrijventerrein Zwolschehoek ligt een milieucontour waarbinnen op basis van het voorliggend plan geen milieugevoelige functies gerealiseerd mogen worden. Niet-milieugevoelige functies kunnen binnen dit gebied wel gerealiseerd worden, zoals lichte bedrijvigheid, parkeren, ontsluitingswegen en dergelijke. Hierdoor wordt de beschikbare ruimte efficiënt gebruikt. Binnen het plangebied zijn alleen nieuwe bedrijfsmatige functies mogelijk die geen grote milieuhindercontour hebben.

De pastorie / kosterswoning bij de kerk en de woning bij de kinderboerderij liggen in gemengd gebied en hebben op basis van de milieuzonering voldoende afstand tot het bedrijventerrein Zwolschehoek; ze liggen op meer dan 200 meter van de bedrijfspercelen waar maximaal categorie 4.2- bedrijven zijn toegestaan. Teven is het mogelijk te voldoen aan een goed woon- en leefklimaat (zie ook paragraaf 4.3).

Geluidcontouren

In verband met de voorgenomen ontwikkeling en de hieraan gekoppelde ruimtelijke procedure is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In het onderzoek is de geluidbelasting vanwege bestaande en nieuwe wegen op het plangebied alsmede de geluidbelasting vanwege nieuwe wegen op bestaande woningen onderzocht. Ten slotte is er ook gekeken naar de impact van de geluidsbelasting vanuit bestaande bedrijventerreinen op het voorliggende plan.

De ontwikkeling van Schokkerhoek vergroot de verkeersaantrekkende werking van het gebied. Daarnaast wordt er een nieuwe interne weg gerealiseerd voor de ontsluiting van het gebied. Onderzocht is of bij de nieuwe ontsluitingsweg sprake is van een mogelijke overschrijding van de norm van 5 dB bij reconstructie op de bestaande woning op het perceel aan de Urkerweg 60. Hieruit blijkt dat aan de Wet geluidhinder wordt voldaan; wel is hierdoor een hogere grenswaarde noodzakelijk voor de woning Urkerweg 60. Die hogere grenswaarde wordt met de besluitvorming over onderhavig plan vastgesteld (zie paragraaf 4.9).

Het bedrijventerrein Zwolschehoek is een niet gezoneerd industrieterrein. Er is in dat geval geen wettelijk kader om akoestisch onderzoek uit te voeren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is dit onderzoek wel gedaan; daarbij is uitgegaan van een maximale invulling van het vigerende bestemmingsplan Bedrijventerrein. Uit de berekeningsresultaten blijkt, dat de cumulatieve geluidbelasting van het bedrijventerrein en het wegverkeer een aandachtspunt is, met name voor milieugevoelige functies in het gebied direct ten oosten van het bedrijventerrein. In dat gebied zijn daarom voornamelijk niet-milieugevoelige functies als bedrijven en voorzieningen inclusief leisure geprojecteerd. Bovendien dient bij milieugevoelige functies te worden aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Wat hieronder wordt verstaan is aangegeven in de beleidsregels 'Goed woon- en leefklimaat'.

Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)

De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) is Natura 2000 beleid met als doel de stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden te verlagen. Op het grondgebied van Flevoland liggen geen Natura 2000-gebieden die gevoelig zijn voor stikstof. De uitstoot van stikstof in Flevoland komt in de stikstofgevoelige gebieden van met name Overijssel en Friesland terecht. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden die gevoelig zijn voor stikstof betreffen onder andere de Wieden en de Weerribben. In het kader van dit bestemmingsplan is stikstofonderzoek uitgevoerd. In paragraaf 4.8 wordt hier nader op ingegaan.

Programma

Bij een bestemmingswijziging dient rekening te worden gehouden met de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. Dat betekent dat de actuele behoefte aan de ontwikkeling moet worden onderbouwd. Tevens moet worden gemotiveerd waarom er elders binnen bestaand stedelijk gebied daarvoor geen mogelijkheden zijn en geen onaanvaardbare leegstandseffecten zijn te verwachten. Kortom, een duurzame gebiedsontwikkeling.

Vanuit de ladder komt naar voren dat er binnen de planperiode van 20 jaar ruimte is voor de realisatie van 1.438 woningen en circa 11 hectare voor een centrumgebied met een kerk, een versmarkt, 2 basisscholen, een wijkgebouw en voor lichte bedrijfs- en woonwerkfuncties (maximaal 30 bedrijfswoningen), kleinschalige indoor-leisure en een kinderboerderij. Daarnaast is er ruimte voor grootschalige detailhandel met een maximum winkelvloeroppervlakte van 1.000 m2. Het programma wordt in paragraaf 2.2.2 nader gespecificeerd.

De wateropgave

Het Waterschap Zuiderzeeland geeft aan dat bij plannen groter dan 25 ha zogenaamde maatwerkberekeningen nodig zijn. Op basis van indicatieve berekeningen is de conclusie, dat er voor het hele plangebied ca. 2,5 ha open water moet worden gerealiseerd. In het noordelijk gedeelte van het plangebied is ruim 3 hectare water geprojecteerd. Het surplus kan worden 'meegenomen' in toekomstige planontwikkelingen binnen hetzelfde peilgebied. De huidige oostelijke gelegen watergang dient op de Urkervaart blijvend af te wateren. De aanleg van de nieuwe brug over de Urkervaart geeft aan de noordoostkant beperkingen op de vaarroute rondom het geprojecteerde eiland. Aan de oostkant van de brug wordt in het verlengde van het eiland in het nieuw aan te leggen water een afscherming geplaatst langs de Urkervaart, zodat boten niet vanaf die kant en omgekeerd de Urkervaart op /af kunnen varen.

2.2.2 Functioneel

Vanuit de ladder komt naar voren dat er binnen de planperiode van 20 jaar ruimte is voor de realisatie van 1.438 woningen en circa 11 hectare voor een centrumgebied met een kerk, een versmarkt, 2 basisscholen, een wijkgebouw en voor lichte bedrijfs- en woonwerkfuncties (maximaal 30 bedrijfswoningen), kleinschalige indoor-leisure en een kinderboerderij. Daarnaast is er ruimte voor grootschalige detailhandel met een maximum winkelvloeroppervlakte van 1.000 m2. Zowel de woningen als de (werk)voorzieningen richten zicht op de lokale markt. Het programma is hieronder nader gespecificeerd.

Woningen

Er wordt op basis van het onderzoek, dat is uitgevoerd in het kader van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking uitgegaan van maximaal 1.438 woningen in het gehele plangebied dat de komende 20 jaar wordt gerealiseerd. Er is een gedifferentieerd woningbouwprogramma voorzien, zodat alle doelgroepen op de woningmarkt de komende jaren kunnen worden bediend. Het plan omvat de realisatie van grondgebonden woningen (rij-/hoek-, patio-, twee-onder-een-kap- en vrijstaande woningen) en gestapelde woningen. Er is ook aandacht voor woningen geschikt voor ouderen en levensloopbestendige woningen (kangoeroewoningen). Er worden zowel huur- als koopwoningen gerealiseerd. Een deel van de woningen wordt gebouwd bij wijze van (collectief) particulier opdrachtgeverschap.

Maatschappelijke voorzieningen

Onder ‘maatschappelijk’ wordt een brede mix van functies verstaan. Het betreft circa 1 ha aan functies zoals twee basisscholen, een kerk, buitenschoolse opvang en een wijkgebouw. Een wijkgebouw is een plek waar verschillende wijkverzorgende functies terecht kunnen en dito activiteiten worden georganiseerd. Denk daarbij bijvoorbeeld aan kleinschalige ruimteverhuur, een jeugdcentrum, een steunpunt, een centrum voor jeugd en gezin, de GGD, etc. Een wijkcentrum functioneert als ontmoetingsplek.

Kleinschalige indoor-leisure

Diverse voorzieningen (circa 1,5 ha), bestaande uit een brede mix van functies als bowlingcentrum, fitnesscentrum, museum, poolcentrum, sauna en wellness.

Centrumvoorzieningen

Bij centrumvoorzieningen wordt uitgegaan van detailhandelsbedrijven, zoals een versmarkt, een bakker en voorzieningen als een kapper en kleinschalige horeca. Het gaat bij de kleinschalige horeca en om horeca met een beperkte functie en omvang zoals een café, viskraam of snackbar; geen restaurant of hotel bijvoorbeeld. Er is een versmarkt (maximaal 650 m2 bvo) toegestaan. Via een wijzigingsbevoegdheid is een supermarkt toegestaan, mits de behoefte daaraan is aangetoond, uit onderzoek volgt dat er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur en het aantal supermarkten en versmarkten in het plangebied in totaal niet meer bedraagt dan één.

Lichte bedrijfs- en woonwerkfuncties

Er is circa 5 ha aan lichte bedrijfs- en woonwerkfuncties voorzien. Hieronder worden functies verstaan als bedrijven in milieucategorie 1 en 2 (circa 2 ha), woonwerk-units (circa 2 à 3 ha). Daarnaast is er perifere (zie lid 1.63 van de planregels) en grootschalige detailhandel (zie lid 1.40 van de planregels) toegestaan met een maximum winkelvloeropervlak van 1.000 m2.

2.2.3 Ruimtelijk

Voor Schokkerhoek is een stedenbouwkundig ontwerp opgesteld, dat is weergegeven in figuur 2.4. Het plan is gedeeltelijk uitgewerkt in een gedetailleerde verkaveling (noordelijk deel) en deels globaal van aard (zuidelijk deel).

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0006.png"

Figuur 2.4: Stedenbouwkundig ontwerp

Ten westen van de locatie van de woonwijk Schokkerhoek ligt het bedrijventerrein Zwolschehoek. De Urkervaart vormt de scheiding tussen de nieuwe wijk en het dorp Urk (zowel het nabij gelegen Urkerhard met diverse dagelijkse voorzieningen als het centrum in het oude dorp).

Om goede voorwaarden te creëren voor een nieuwe woonwijk op deze plek, is de verbinding met het dorp Urk als een zogenaamd verlengstuk van groot belang. Om deze te bewerkstelligen wordt de locatie Schokkerhoek in de noordwestelijke hoek met een brug over de Urkervaart met (het dorp) Urk voor zowel auto's als fietsers verbonden. Tegelijkertijd wordt ingezet op een diversiteit aan woonmilieus. Hierdoor wordt het enerzijds mogelijk voor verschillende vragen uit de markt ook verschillende oplossingen te kunnen aanbieden. Anderzijds biedt dit unieke kansen om een nieuwe Urkse woonsfeer te realiseren, duidelijk afwijkend van de reeds gerealiseerde recente woonwijken. De volgende deelgebieden (buurten) worden daarbij onderscheiden:

  • Het Centrumcluster: de centrumfuncties liggen centraal in het plan, herkenbaar gesitueerd binnen een met een met bomen omzoomd gebied met een eigen karakter.
  • Het Nieuwe Dorp / Het Ei: dit deelgebied vormt een zone rondom het Centrumcluster. Deze buurt vormt de verbinding tussen de omliggende buurten (het Eiland, de Akkers, het Groencluster en de Terpen) en het Centrumcluster.
  • Het Eiland: het wonen op een eiland verwijst naar het verleden van Urk. Het wonen op een eiland langs de Urkervaart biedt unieke kansen voor een bijzonder woonmilieu.
  • De Akkers: het wonen aan het water is verwijzing naar kenmerken uit de polder. Met name sloten maar ook de aanwezigheid van de Urkervaart biedt kansen om het wonen grenzend aan de polder als woonmilieu in het plan in te passen.
  • Het Groencluster: het wonen binnen een groen cluster betekent het wonen binnen een met een met bomen omzoomd gebied met een eigen karakter. Dit is een direct verwijzing naar een kenmerk vanuit de polder. Een dergelijk woonmilieu biedt veel flexibiliteit in de uitwerking aangezien dit en niet beeldbepalend is (in feite vindt dit achter een groenscherm plaats) en redelijk rationele vormen kan krijgen waarbinnen vele soorten verkavelingen en woonmilieus passen. Dit deelgebied maakt onderdeel uit van fase noord.
  • De Terpen: het wonen op een terp is een kenmerk uit de ondergrond in de vorm van aanwezige zandduinen. In principe vormen deze terpen eilandjes op het droge waartussen bijvoorbeeld wadi's de laagtes vormen. Dit deel is echter nog niet in de planvorming uitgewerkt.
  • De Gemengde zone: als overgang tussen Zwolschehoek en Schokkerhoek is een deelgebied gelegen met functies die passen in een dergelijke 'overgangszone'. Langs de Zuiderzeetocht verschijnen bedrijfsruimtes met een eigen ontsluitingsweg. Langs de grens met het woongebied en Centrumcluster worden functies gesitueerd die meer aansluiten bij het woongebied Schokkerhoek, zoals bijvoorbeeld een kinderboerderij of woon/werk woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0007.png"

Figuur 2.5: Overzicht deelgebieden

De verschillende deelgebieden worden ontsloten door een nieuw aan te leggen gebiedontsluitingsweg tussen de Domineesweg en de Urkerweg. Deze is gelegen ten oosten van de gemengde zone aan de westkant van het plangebied. Zowel het bedrijventerrein Zwolschehoek als het woongebied (via de erftoegangsweg met belangrijke functie voor lokaal verkeer) van Schokkerhoek worden vanaf deze weg ontsloten.

De Wijkontsluitingsweg (erftoegangsweg met een belangrijke lokale functie): deze zogenaamde Wijkring ontsluit alle buurten voor het autoverkeer. Deze weg is geprojecteerd rond het Nieuwe Dorp. Aan de buitenzijde bevinden zich de buurten het Eiland, de Akkers, het Wooncluster en de Terpen. Deze weg maakt deels uit van de ontwikkeling van fase noord en deels van fase zuid.

Stedenbouwkundig ontwerp en samenhang tussen de deelgebieden

De beschreven deelgebieden en infrastructuur hebben onderling een visuele of ruimtelijke samenhang. Hieronder wordt in beknopte termen per deelgebied in het uitgewerkte deel de stedenbouwkundige opzet en karakter van het woon- en werkmilieu kort beschreven.

Het Nieuwe Dorp: wonen in een eigentijds Urker woonmilieu wat gericht is op een dorpse uitstraling. Het Nieuwe Dorp vormt de kern van Schokkerhoek waaromheen alle andere deelgebieden zijn gesitueerd. In dit deelgebied zullen de meeste woningen worden gerealiseerd. Het dorpse milieu heeft zijn vertaling gekregen in de kenmerkende compacte organische stedenbouwkundige structuur.

Het Eiland: wonen op een eiland met een eigentijdse knipoog naar het Oude Dorp op Urk. Daarnaast is er ook ruimte voor drijvend wonen langs de Urkervaart. De bebouwing op het Eiland en de drijvende woningen bepalen vanaf de Urkerweg in grote mate het zicht op de nieuwe wijk Schokkerhoek en creëert vanuit de polder een nieuw entreegebied.

De Akkers: wonen in een op de polder gerichte stedenbouwkundige structuur met woonstraten. Deze buurt bepaalt het aanzicht vanuit de polder. Zowel op de kop langs de Urkervaart als een onderbreking halverwege deze buurt zijn verbijzonderingen in de buurt opgenomen. Ook is er op verschillende plekken de mogelijkheid voor drijvend wonen. De zogeheten 'Kop van de Akkers' is een verwijzing naar een aan de Urkervaart gesitueerde 'havenachtige' omgeving. De Kop van de Akkers vormt samen met de bebouwing op het Eiland het zicht op Schokkerhoek vanaf de Urkerweg (of Urkervaart).

Het Wooncluster: wonen binnen een met bomen omgeven cluster als verwijzing naar de agrarische clusters in de polder. Samen met de bebouwing op de Akkers vormt het Wooncluster de nieuwe dorpsrand van Urk.

Het Centrumcluster: een gebied waar de benodigde wijkcentrumvoorzieningen samen gebracht worden binnen een met bomen omgeven cluster als verwijzing naar de agrarische clusters in de polder.

Gemengd gebied: in de overgangszone van de Zwolschehoek naar de Schokkerhoek zijn aan de westzijde kleinschalige bedrijven gesitueerd. Aan de oostzijde is in deze zone een kinderboerderij opgenomen. De kinderboerderij vormt een groene entree van de wijk.

De deelgebieden worden onderling verbonden door zowel de Hoofdinfrastructuur als de Waterstructuur. Ook deze structuren vertonen duidelijke samenhang.

De Hoofdinfrastructuur: deze bestaat uit een gebiedsontsluitingsweg en een erftoegangsweg met een belangrijke lokale functie, de zogenaamde Wijkring. De Gebiedsontsluitingsweg verbindt de Urkerweg met de Domineesweg. Deze weg met een laanprofiel is gelegen langs de westzijde van het plangebied als overgang tussen het werken in de Zwolschehoek en het wonen in de Schokkerhoek. Deze weg ligt over de nieuwe aan te leggen brug over de Urkervaart; een icoon van de Schokkerhoek. Aan deze weg liggen de twee entrees van de nieuwe woonwijk. De Wijkring verbindt alle deelgebieden in de Schokkerhoek intern met elkaar. Deze weg krijgt een herkenbaar en continu profiel met aan de binnenzijde een bomenrij en aan de buitenzijde water.

De Waterstructuur: water vormt de andere verbindende lijnstructuur. Water hoort bij Urk. In het noordelijk deel van het plangebied is een nieuw eiland gesitueerd, omgeven door water. Aan de oostzijde van de Akkers is een watergang gesitueerd die het plangebied onderscheidt van de polder.

Verkeer

Een interne gebiedsontsluitingsweg (50 km/uur) scheidt de kern van Schokkerhoek van de buitenranden. Deze weg wordt aan de westzijde van het plangebied gerealiseerd, die in het noorden aansluit op de Urkerweg (N351) en aan de zuidzijde op de Domineesweg. Deze lusvormige ontsluitingsweg (erftoegangsweg met een belangrijke functie voor lokaal verkeer) met een snelheidsregiem van maximaal 30 km per uur, sluit aan op de gebiedsontsluitingsweg (zie figuur 2.4).

De brug over de Urkervaart is aan de noordwestkant van het plangebied geprojecteerd. Hierbij hebben de volgende overweging een rol gespeeld.

In het kader van de planvorming is de geluidcontour parallel aan de Urkerweg bepaald om globaal in beeld te brengen, wat de toename van de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de Urkerweg is, wanneer de brug in oostelijke richting opschuift ten opzichte van de feitelijke geluidsituatie. Deze indicatieve contour, omvat het gebied waarbinnen de geluidbelasting met maximaal 5 dB(A) zal toenemen als gevolg van de reconstructie. Voornoemd akoestisch onderzoek is een indicatief onderzoek geweest om de effecten van de reconstructie (aanleg brug / rotonde aan de westkant) te bepalen. Dezelfde contour van een toename van 5 dB(A) is vervolgens geprojecteerd op een alternatieve locatie voor de brug, als onderdeel van de verbinding Urkerweg-Domineesweg aan de oostkant, om te kunnen beoordelen of daar knelpunten ontstaan in het kader van de Wet geluidhinder (reconstructie).

Wanneer de ontsluitingsweg en oeververbinding oostwaarts worden verplaatst zullen op dit gedeelte van de Urkerweg (tot de nieuwe oeververbinding) de verkeersintensiteiten toenemen met circa 6.000 motorvoertuigen uit heel Urk en Schokkerhoek zelf. Deze zorgen voor een ongunstige geluidszonering langs de Urkerweg. Door de brug ter plaatse van de 'kinderboerderij' te leggen ontstaat er geen te hoge geluidsbelasting op de bestaande (arbeids)woningen, langs de Urkerweg en de (water)woningen in de zuidzijde van de 'Oranjewijk'. In die situatie is uitsluitend voor de woning Urkerweg 60 een hogere waarde geluid nodig vanwege de reconstructie.

Indien de brug, als onderdeel van de verbinding Urkerweg-Domineesweg, op de oorspronkelijke plaats aan de noordoostkant van Schokkerhoek wordt gerealiseerd, leidt dit er bovendien toe dat er ook (vracht-)verkeer vanuit het bedrijventerrein zich naar deze weg zal vervoegen; dit leidt tot te grote overlast door de geplande woonwijk.

Door de brug, als onderdeel van de verbinding Urkerweg-Domineesweg, op de plek ter hoogte van de kinderboerderij aan te leggen is de verbinding vanuit het bedrijventerrein het kortst en wordt het woningbouwgebied niet doorsneden. Tevens valt de 'hindercontour' ten gevolge van de weg, samen met de 'hindercontour' vanuit het bestaande bedrijventerrein.

In de situatie dat de brug, als onderdeel van de verbinding Urkerweg-Domineesweg, aan de oostelijke zijde van 'Schokkerhoek' wordt gelegd, treedt ook een ander probleem op, namelijk sluipverkeer van de Zeewijk Polderwijk, etc. Dit verkeer zal via de Oranjewijk naar de nieuwe oeververbinding gaan. Op deze wijze zullen vergelijkbare problemen als op de 'Nagel' ontstaan.

Parkeren

Ten aanzien van parkeren is voor Schokkerhoek het parkeerbeleid van de gemeente Urk van toepassing. Het uitgangspunt voor nieuwe woningen is parkeren op eigen terrein.

Water

Aan de noordzijde van het plangebied is een grote nieuwe waterpartij voorzien. Deze waterpartij wordt bij de start van de realisatie van het plan aangelegd. De nieuwe watervoerende waterpartij en watergangen krijgen conform de richtlijnen van het waterschap Zuiderzeeland een waterdiepte bij streefpeil van 1,2 meter. Voor het bevaarbare oppervlaktewater rondom geldt een waterdiepte bij streefpeil van 1,5 meter. Bij de waterwoningen geldt een waterdiepte bij streefpeil van 2 meter.

Per fase dient het landbouwgebied (ten noorden van de Domineesweg), dat afwatert via de kavelsloten in het plangebied richting de Urkervaart, te kunnen blijven afwateren en ontwateren. In fase 1 (noordelijk deel) is een nieuwe watergang voorzien waarop de kavelsloten worden aangesloten en afwateren. Per vervolgfase blijft dit gewaarborgd door dit in een uitwerkingsplan uit te werken. In de waterparagraaf (paragraaf 4.14) is dit verder toegelicht. Een duurzame goede waterhuishouding is geborgd via de beleidsregels Waterhuishouding, die in overleg met het waterschap zijn opgesteld.

Groen

De groenstructuur in het plangebied wordt ten eerste gevormd door bomenrijen (gedeeltelijk aan weerszijden) langs de nieuwe ontsluitingsweg. Het centrumvoorzieningengebied krijgt een groene omzoming, net als het woongebied aan de oostkant. Het gebied wordt vanaf het centrumvoorzieningengebied in oost-westelijke richting doorsneden door een groen-waterstructuur.

2.2.4 Beeldkwaliteit

Er wordt per fase een beeldkwaliteitsplan (BKP) opgesteld. Het BKP is een aanvulling op de regels van het bestemmingsplan ten aanzien van beeldaspecten en materiaalgebruik. Het beeldkwaliteitsplan wordt als beleidsregels 'Beeldkwaliteit' vastgesteld door de raad. In de beleidsregels Beeldkwaliteit wordt een nadere toelichting gegeven op de stedenbouwkundige kwaliteit en eisen aan de architectuur en inrichting. Deze beleidsregel wordt separaat vastgesteld. Deze beleidsregel doorloopt een zelfstandige procedure, los van het bestemmingsplan.

In de bouwregels wordt opgenomen, dat bij de beoordeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt beoordeeld of er wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand, waarbij in de beleidsregels 'Beeldkwaliteit' wordt beschreven wat daaronder wordt verstaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent onder andere bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen, dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin, dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.

In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn). De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk “concurrerend, bereikbaar en leefbaar&veilig”. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De 13 nationale belangen zijn:

  • nationaal belang 1: een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • nationaal belang 2: ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • nationaal belang 3: ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • nationaal belang 4: efficiënt gebruik van de ondergrond.
  • nationaal belang 5: een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • nationaal belang 6: betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
  • nationaal belang 7: het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
  • nationaal belang 8: verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • nationaal belang 9: ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her) ontwikkeling;
  • nationaal belang 10: ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • nationaal belang 11: ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • nationaal belang 12: ruimte voor militaire terreinen en activiteiten.
  • nationaal belang 13: zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

De belangrijkste nationale belangen die gevolgen hebben voor dit bestemmingsplan zijn:

  • nationaal belang 10: Ruimte voor behoud en versterking van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.

Er wordt een dubbelbestemming opgenomen voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde, die nog niet rechtstreeks via de Monumentenwet worden beschermd.

  • nationaal belang 11: Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.

De natuur in het Natuurnetwerk Nederland (NNN) blijft goed beschermd met een 'nee, tenzij'-regime. Binnen het NNN zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. De flexibiliteit in begrenzing en de mogelijkheden om ontwikkelingen toe te staan, die in het beleidskader Spelregels EHS zijn uitgewerkt en ook voor het NNN gelden, blijven overeind. De NNN is nader uitgewerkt in het provinciale beleid (Verordening voor de fysieke leefomgeving 2012 - Ecologische hoofdstructuur).

  • nationaal belang 13: een zorgvuldige afweging van belangen en een transparante besluitvorming.

Gezien de uitgebreide onderzoeken die zijn uitgevoerd ter onderbouwing en motivatie van het stedenbouwkundig ontwerp en het programma en het doorlopen van de bestemmingsplanprocedure met de bijbehorende rechtsbescherming kan worden gesteld, dat voldaan wordt aan dit nationale belang.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) 2011

Kern van de Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het rijk en de provincies bemoeien zich voortaan uitsluitend met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door provincies en gemeenten.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is 17 december 2011 in werking getreden en heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. De AMvB is het inhoudelijke beleidskader van het rijk waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in het Natuurnetwerk Nederland (NNN), of met het vrijwaren van functies.

Niet alle nationale ruimtelijke belangen staan in het Barro. Het besluit bevat alleen die nationale ruimtelijke belangen, die via het stellen van regels aan de inhoud of toelichting van bestemmingsplannen (of daarmee vergelijkbare besluiten) beschermd kunnen worden. Belangen waarvoor regels zijn opgenomen zijn onder andere grote rivieren, defensie, waterkeringen, ecologische hoofdstructuur en erfgoederen.

Vanuit het Barro gelden er geen specifieke regels voor het plangebied.

3.1.3 Ladder voor Duurzame Verstedelijking

In de SVIR is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking (LDV) geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De Ladder voor Duurzame Verstedelijking dient ter ondersteuning van provincies en gemeenten in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen.

De "Ladder" heeft tot doel een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Deze beoogt daarbij een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

De Ladder van Duurzame Verstedelijking vraagt van gemeenten bij nieuwe ontwikkelingen eerst naar herstructurering binnen of aan de rand van het bestaande stedelijk gebied te kijken, voordat een nieuwe perifere locatie wordt overwogen. Op deze wijze wordt een duurzame structuur met een beperkt aantal sterke locaties nagestreefd, wordt leegstand tegengegaan en wordt zuinig omgegaan met de schaarse ruimte.

In het kader hiervan, dient de gemeente nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen, dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte binnen binnenstedelijk gebied en (3) de gevolgen voor de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.

Artikel 3.1.6 lid 2 Bro bepaalt dat “De toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • 1. er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • 2. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 1, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • 3. indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel 2, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld."

Eerst wordt bepaald of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Hierbij wordt in acht genomen, dat er sprake is van een moederplan met een uitwerkingplicht.

Of het plan als een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’ moet worden beschouwd en dat de ladder expliciet van toepassing is, is op dit moment niet met zekerheid vast te stellen. Dat neemt echter niet weg dat, mocht de ontwikkeling formeel niet Ladderplichtig zijn, er wel een goede motivering noodzakelijk is in het kader van de vereiste goede ruimtelijke ordening (Wro 3.1 eerste lid) en uitvoerbaarheid (Wro 3.1 eerste lid; Wabo 2.22 zesde lid). Hierbij spelen aspecten van nut, noodzaak en uitvoerbaarheid een wezenlijke rol. Dit zijn elementen die zeer samenhangen met de 'Ladder'.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de stappen van de ladder doorlopen, waarbij gebruik is gemaakt van het rapport Laddertoets Schokkerhoek (STEC Groep, 2017). Het rapport is als bijlage 2 bijgevoegd.

Stap 1: Actuele regionale behoefte

In het plangebied Schokkerhoek wordt ruimte geboden voor de realisatie van 1.438 woningen en circa 11 hectare voor een centrumgebied met een kerk, een versmarkt, maximaal 2 basisscholen, een wijkgebouw en wonen en een gemengde zone met ruimte voor lichte bedrijfs- en woonwerkfuncties (maximaal 30), maatschappelijke functies, kleinschalige indoor-leisure en een kinderboerderij en grootschalige detailhandel met een maximum winkelvloeroppervlakte van 1.000 m2.

Uit het rapport Laddertoets Schokkerhoek (STEC Groep, 2017) volgt, dat er sprake is van een actuele regionale behoefte. Hierbij geldt, dat is gemotiveerd, dat de primaire marktregio voor de beoogde functies de gemeente Urk omvat. Het plan heeft geen negatief (leegstands)effect op locaties in de omliggende regio. In de planregels is geborgd, dat de functies die zijn toegestaan qua omvang beperkt zijn tot functies met een lokale markt; één en ander conform het onderzoek.

Uit de laddertoets blijkt, dat er sprake is van een vraag naar perifere en grootschalige detailhandel. De gemeente heeft immers twee concrete partijen die bij de gemeente een verzoek om grondaankoop hebben neergelegd voor grootschalige (GDV) en perifere detailhandel (PDV) van respectievelijke 1 ha en 2 ha groot. Gezien de omvang van deze individuele aanvragen kunnen deze niet gefaciliteerd worden op Zwolsche Hoek, waar nog 5.800 m2 ruimte is. Daarnaast is ten behoeve van de onderbouwing van de behoefte aan PDV en GDV in overleg met de provincie gekeken naar de historische uitgiftecijfers. Op basis van de historische uitgifte cijfers over de priode 2006-20016 is de provinciale behoefte bepaald voor de periode tot 2030 (zie onderstaande tabel).

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0008.png"

Voor zover bekend uit onder meer de discussies rondom de aanstaande Visie Werklocaties zijn herstructureringsplekken in de omvang van 1 ha en 2 ha en geschikt voor de concrete bedrijven op dit moment niet in Noordelijk Flevoland aanwezig.

Bij de planregeling is ervoor gekozen voor PDV en GDV aansluiting te zoeken bij de wijze van behoeftebepaling op basis van verkoopoppervlakte, hetgeen aansluit bij het DPO dat is opgesteld in het kader van de gemeentelijke Detailhandelsvisie 2015-2025 . Derhalve is er ten aanzien van PDV/GDV voor gekozen de behoefte niet te relateren aan de kavelomvang, maar aan de daadwerkelijke verkoopoppervlakte. In Schokkerhoek is op basis van dit DPO, maximaal 1.000 m2 winkelverkoopoppervlakte ten behoeve van PDV/GDV direct planologisch mogelijk gemaakt. Hierbij geldt dat een GDV-bedrijf een minimale omvang moet hebben van 1.500 m2 bedrijfsvloeroppervlak (zie lid 1.40). Voor PDV is in lid 1.63 een helder begrip opgenomen, waarin het volumineuze karakter wordt benadrukt. Op deze wijze is er geen risico, dat reguliere detailhandel van de regeling gebruikt maakt.

Gezien de beperkte ruimte die wordt geboden in onderhavig plan voor PDV- en GDV-bedrijven (maximaal 1000 m2 verkoopvloeroppervlakte), de beperkte beschikbaarheid aan herstructureringsplekken in de provincie van voldoende omvang en de behoefte die volgt uit de historische uitgiftecijfers is het aannemelijk dat het plan niet leidt tot overporgrammering in de regio.

In het uit te werken gedeelte zal ook nog 1.000 m2 winkelvloeroppervlakte PDV/GDV kunnen worden gerealiseerd. Dit is conform artikel 3.1.6 lid 3 Bro, dat sinds 1 juli 2017 geldt, en waarin is bepaald dat indien een bestemmingsplan uitwerkingsplichten bevat, bij het moederplan kan worden bepaald, dat de Laddertoets zich niet richt op de toelichting bij het moederplan, maar pas op de toelichting bij het uitwerkingsplan. Toepassing van dit lid heeft tot gevolg dat de Laddertoets wordt doorgeschoven. Op basis van de resultaten van de in het kader van dit plan uitgevoerde laddertoets is het voldoende aannemelijk dat het plan uitvoerbaar is. Uit het ladderonderzoek blijkt dat het aannemelijk is dat dat de toevoeging van ruimte voor dergelijke functies voor reguliere bedrijvigheid op Schokkerhoek een negatief (leegstands)effect heeft op locaties in de omliggende regio. Voor inzicht in de uitgebreide motivatie wordt verwezen naar bijlage 2.

Stap 2: Binnen bestaand stedelijk gebied

Bij het bepalen van de behoefte aan de beoogde functies is rekening gehouden met de planologische capaciteit die de vigerende bestemmingsplannen bieden aan die functies. Geconcludeerd wordt in het genoemde ladderonderzoek, dat de actuele behoefte naar de in dit plan voorziene functies niet kan worden gefaciliteerd in bestaand stedelijk gebied.

Stap 3: Passend ontsloten

Het plan is voor de beoogde functies passend ontsloten. Het plangebied is mede als gevolg van de geprojecteerde nieuwe brug over de Urkervaart uitstekend bereikbaar per auto en langzaam verkeer. Voor de bewoners is het centrum van Urk daardoor ook prima bereikbaar met de fiets. De voorzieningen van Schokkerhoek zijn met name georiënteerd op de wijk zelf. Gezien het compacte karakter van de wijk zijn de voorzieningen voor de bewoners goed bereikbaar, zowel voor langzaam verkeer als met de auto. Wat het openbaar vervoer betreft geldt dat Urk via het streekvervoer bereikbaar is via lijn 141 Kampen - Urk en lijn 641 (traject Urk-Emmeloord-Kampen-Zwolle). Er is een bushalte bij het perceel Urkerweg 60 bij de geprojecteerde nieuwe brug en de bushalte Marsdiep op het bedrijventerrein Zwolschehoek. De bereikbaarheid van deze haltes vanuit het plangebied is vergelijkbaar met de bereikbaarheid van bushaltes uit andere woonwijken in Urk.

Tot slot

Op 1 juli 2017 zal de herziene Ladder voor Duurzame Verstedelijking in werking treden. De tekst van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt gewijzigd. De wijzigingen hebben onder andere betrekking op de mogelijkheid tot het doorschuiven van de Laddertoets naar een later moment bij uitwerkings- of wijzigingsplannen. Het ligt in het voornemen onderhavig bestemmingsplan in juni 2017 ter vaststelling aan te bieden. Voor realisatie van het plan geldt een 20-jaarstermijn. Het programma van onderhavig bestemmingsplan is conform het Ladderonderzoek.

Voor de vestiging van een supermarkt is conform de nieuwe ladder een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in de bestemming Centrum. In het plan is conform het ladderonderzoek grootschalige en perifere detailhandel toegestaan met in totaal een maximum winkelvloeroppervlakte van 1.000 m2. In de bestemming Uit te werken - Gemengd is aanvullend nog eens 1.000 m2 toegestaan. Bij het toepassen van deze bevoegdheden geldt bij beide gevallen dat aangetoond moet worden dat er behoefte is en dat er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Omgevingsplan Flevoland 2006

Op 2 november 2006 is het Omgevingsplan Flevoland 2006 vastgesteld. Het Omgevingsplan bevat het integrale omgevingsbeleid van de provincie voor de periode van 2006 tot 2015, met een doorkijk naar 2030. Het Omgevingsplan valt onder het overgangsrecht van de Wro. Dit wil zeggen dat het Omgevingsplan sinds 1 juli 2008 automatisch de status van structuurvisie heeft gekregen.

Ontwikkelingsvisie

Het verstedelijkingsbeleid in Flevoland (zie figuur 3.1) is gericht op de versterking van de bestaande steden en dorpen. Mede gezien de gewenste bundeling van de verstedelijking langs de hoofdinfrastructuur ligt de nadruk van verdere stedelijke ontwikkelingen op Almere en vervolgens op Lelystad. Dronten en Emmeloord, die aan één van de beide ontwikkelingsassen liggen, hebben een kleinere opvangtaak. De overige kernen in Flevoland voorzien primair in de opvang van de eigen woningbehoefte. Realisatie van verstedelijking is primair een gemeentelijke taak. Provinciale aandacht is nodig voor de onderlinge afstemming tussen gemeenten over de omvang en de zoekrichting van de reservering van ruimte voor stedelijke ontwikkeling. In het omgevingsplan is een uitbreiding in zuidoostelijke richting aangegeven voor Urk.
afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0009.png"

Figuur 3.1: Uitsnede Ontwikkelingsvisie 2030 van het Omgevingsplan Flevoland 2006

De beoogde groei van de gemeente Urk ligt binnen de marges van het provinciale beleid. Aan de oostzijde van het bestaande bebouwde gebied is daarvoor voldoende ruimte beschikbaar. Zo nodig kan uitbreiding van Urk in zuidelijke richting plaatsvinden. De provincie gaat er voorshands vanuit dat de ruimte die nodig is voor bedrijvigheid gevonden kan worden binnen de begrenzing stedelijk gebied tot 2015, maar is zich ervan bewust dat Urk de mogelijkheden voor bedrijvigheid ten zuiden van de Domineesweg wil bezien.

Het provinciale bundelingsbeleid is gebaseerd op een aantal algemene principes:

  • De specifieke ruimtelijke kenmerken van steden en dorpen worden benut door behoud en versterking van de kwaliteit van die kenmerken;
  • Bij stedelijke uitbreiding moet worden aangesloten bij bestaande ruimtelijke structuren, zodat de vitaliteit van de kernen wordt ondersteund;
  • Nieuwe solitaire clusters van bebouwing buiten de aangegeven stedelijke gebieden worden in principe uitgesloten;
  • Infrastructuur wordt zo gebundeld dat versnippering van ruimtelijke eenheden wordt voorkomen en geen omvangrijke barrières in stedelijke en ecologisch waardevolle gebieden ontstaan.
  • De omvang van nieuwe ruimte voor wonen, werken en voorzieningen moet in verhouding staan tot de grootte van de kern en de positie ervan in de stedelijke en groen-blauwe hoofdstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0011.png"

Figuur 3.2: Uitsnede Figuur 11 Omgevingsplan Flevoland

Het bestemmingsplan past binnen deze principes en is hierdoor in overeenstemming met het provinciaal beleid.

Natuurnetwerk Nederland (voorheen: Ecologische Hoofdstructuur)

De Urkervaart maakt onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS).

De natuur in het Natuurnetwerk Nederland (NNN) blijft goed beschermd met een 'nee, tenzij'-regime. Binnen het NNN zijn nieuwe projecten, plannen en handelingen met een significant negatief effect op de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN niet toegestaan, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang en reële alternatieven ontbreken. De flexibiliteit in begrenzing en de mogelijkheden om ontwikkelingen toe te staan, die in het beleidskader Spelregels EHS zijn uitgewerkt en ook voor het NNN gelden, blijven overeind. De NNN is nader uitgewerkt in het provinciale beleid (Verordening voor de fysieke leefomgeving 2012 - Ecologische hoofdstructuur). De gevolgen voor de NNN zijn onderzocht, zie paragraaf 4.8.

Aardkundige waarden

De gehele zuidvleugel van de Noordoostpolder is aangemerkt als aardkundig waardevol gebied. Naast oude menselijke sporen bevinden zich in de ondergrond van Flevoland ook sporen van vroegere landschappen. Elementen als oude geulsystemen en rivierduinen, zeldzame veenresten en zeer oude bodems vormen onderdelen van deze zeer oude, fossiele landschappen. Uit deze aardkundige elementen is de ontstaansgeschiedenis van de Flevolandse ondergrond af te lezen. Bescherming van de aardkundige waarden in de aardkundig waardevolle gebieden is geregeld via vergunningverlening in het kader van de Ontgrondingenwet, conform het toetsingskader in de beleidsregel vergunningverlening milieuwetgeving. Bij ontgrondingen in deze gebieden die vergunningplichtig zijn wordt speciale aandacht geschonken aan de effecten op de aardkundige waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0012.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0014.png"

Figuur 3.3: Uitsnede figuur 21 Aardkundig waardevol gebied

In figuur 3.3 is de globale begrenzing van aardkundig waardevolle gebieden weergegeven. Hierbinnen zijn sterlocaties aangegeven waar de waarden het hoogst zijn vanwege o.a. gaafheid, zeldzaamheid en combinatie met archeologische en landschappelijke waarden. In de provinciale archeologische en aardkundige kerngebieden (PArK’en) worden de aardkundige waarden, in combinatie met archeologische waarden, beschermd via de Verordening voor de fysieke leefomgeving. In deze gebieden zijn vrijwel alle ontgrondingen vergunningplichtig en worden zij getoetst op de effecten op de aardkundige en archeologische waarden. Bescherming van de aardkundige waarden in de overige aardkundig waardevolle gebieden (figuur 3.3) is geregeld via vergunningverlening in het kader van de Ontgrondingenwet, conform het toetsingskader in de beleidsregel vergunningverlening milieuwetgeving. Bij ontgrondingen in deze gebieden die vergunningplichtig zijn wordt speciale aandacht geschonken aan de effecten op de aardkundige waarden.

Er zijn vier PArK'en, te weten: Rivierduingebied Swifterbant, Unesco-monument Schokland, Urk en omgeving en Omgeving Kuinderschans en Kuinderburchten. De provincie richt zich in PArK'en op de ontsluiting en integrale instandhouding van de archeologische waarden in samenhang met aardkundige en landschappelijke waarden. Dit betekent dat archeologische waarden in PArK'en in principe niet mogen worden geroerd. Aanvullend hierop en voor zover noodzakelijk en mogelijk, nemen de provincie en gebiedspartners in PArK'en maatregelen om de achteruitgang in kwaliteit van archeologische waarden, als gevolg van bijvoorbeeld verdroging en verzuring, te stoppen dan wel te vertragen. Het plangebied is niet aangeduid als PArK-gebied. Het plangebied ligt buiten het PArK-gebied Urk en omgeving.

3.2.2 Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland

Deze verordening is een juridische vertaling van het beleid op provinciaal niveau. In de verordening is een aantal regels opgenomen met betrekking tot belangrijke ruimtelijke elementen die een doorwerking hebben in het bestemmingsplan. Voor het plangebied zijn de volgende aspecten relevant en deze hebben dan ook een doorwerking in het bestemmingsplan gekregen:

Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur): 

De Urkervaart maakt onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het NNN wordt overgenomen in het bestemmingsplan en planologisch beschermd, conform de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012 - Ecologische Hoofdstructuur, vastgesteld op 5 juni 2013.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0015.png"

Figuur 3.4: Natuurnetwerk Nederland

Met ingang van 1 maart 2015 is de tweede wijziging van de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012 in werking getreden. Deze wijziging omvat regels voor ruimtelijke ontwikkelingen ten aanzien van de opsporing en winning van onconventionele delfstoffen en betreft een aanpassing vanwege de Waterwet en waterveiligheidsbeleid. Deze wijziging heeft geen invloed op het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0016.png"

Figuur 3.5: Vaarwegen in beheer bij de provincie.

Vaarwegen in beheer van provincie Flevoland

De Urkervaart is in beheer van de provincie. Tussen provincie en gemeente heeft afstemming plaatsgevonden over de locatie van de te realiseren brug over de Urkervaart.

Wegen in beheer van provincie Flevoland

De Domineesweg en Urkerweg zijn in beheer bij de provincie. Tussen provincie en gemeente vindt afstemming plaats over de aansluitingen van het onderliggend wegennet op de provinciale wegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0017.png"

Figuur 3.6: Wegen in beheer bij de provincie.

3.2.3 RO Visie Werklocaties Flevoland

In de RO Visie Werklocaties, die 28 juni 2016 is vastgesteld, staat beschreven wat nodig is om te komen tot sterke werklocaties met toekomstwaarde in de provincie Flevoland. Belangrijkste reden voor deze visie is, dat er sprake is van een nieuwe realiteit: de afgelopen decennia is Flevoland sterk gegroeid. In de toekomst is de vraag echter minder groot dan in de vorige Visie Werklocaties Flevoland werd verwacht. Daarnaast is er sprake van een kwalitatief andere vraag. Hierdoor beantwoordt het aanbod van nu regelmatig niet meer aan de vraag van vandaag en morgen. Met de nieuw Visie Werklocaties Flevoland wordt ingespeeld op deze nieuwe realiteit.

In het voorliggend bestemmingsplan wordt in de geest van de RO Visie werklocaties gehandeld, onder andere door rekening te houden met de Ladder voor Duurzame Verstedelijking (zie paragraaf 3.1.3) en de aandachtspunten, kansen en karakteristieken van Urk; de zogenaamde couleur locale.

Er is een nieuwe Gemeentelijke Visie Werklocaties Urk-Noordoostpolder in voorbereiding, waarin nadere afspraken worden uitgewerkt ten aanzien van bedrijvigheid. In deze visie wordt rekening gehouden met Schokkerhoek.

3.2.4 Partiële herziening Omgevingsplan Flevoland Water 2015

Het Omgevingsplan Flevoland is op 2 november 2006 vastgesteld. Het Omgevingsplan omvat vier wettelijke plannen met een strategisch karakter: Structuurvisie, Milieubeleidsplan, Regionaal Waterplan en Verkeer- en vervoersplan. Op 12 november 2009 is de eerste Partiële Herziening Water door Provinciale Staten vastgesteld. Hierbij is de Kaderrichtlijn water geïmplementeerd en een kader voor de wateropgave gegeven.

Door de voorgenomen verandering in het landelijke stelsel van het omgevingsrecht (Omgevingswet) is afgezien van het opstellen van een nieuw integraal Omgevingsplan. Besloten is op onderdelen waar dat nodig is een gedeeltelijke herziening of structuurvisie op te stellen. Voor water is in dat kader in december 2015 de Partiële herziening Omgevingsplan Water 2015 vastgesteld.

Er zijn meerdere aanleidingen om de wateronderdelen van het Omgevingsplan te herzien. Conform de Waterwet moet het regionaal waterplan Flevoland elke zes jaar herzien worden. Ook het Bestuursakkoord Water en het Deltaprogramma vormen aanleiding om het beleid te herformuleren. De achterliggende visie en hoofdlijnen blijven ongewijzigd en zijn in lijn met de vigerende Flevolandse ontwikkelingsvisie 2030.

De partiële herziening bevat een groot aantal onderwerpen zonder beleidswijzigingen (grondwater en drinkwater) of die alleen technische wijzigingen hebben ondergaan als gevolg van aanpassing van wet- en regelgeving of landelijke richtlijnen (primaire waterkeringen, Kaderrichtlijn Water, bodemenergiesystemen).

Ook bevat de partiële herziening Omgevingsplan aangepaste teksten naar aanleiding van recent door Provinciale Staten geactualiseerd beleid (Deltaprogramma, buitendijkse waterveiligheid en Knardijk). Tenslotte bevat de herziening enkele voorgestelde nieuwe beleidsaanpassingen. Deze betreffen de wateropgave, waterkwaliteitsdoelen voor overige wateren en de rol van de provincie.

Het plangebied kent de volgende aanduiding:

  • Stedelijk Water: risico slechte waterkwaliteit bij verstedelijking.

Op dit aspect wordt nader ingegaan in paragraaf 4.14.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Urk 2035+

Binnen de Structuurvisie wordt aangegeven hoe de gemeente de komende jaren haar ruimtelijke beleid vorm en inhoud zal geven. De Structuurvisie geeft een ruimtelijk en realistisch beeld van de verwachte en wenselijke ontwikkelingen en de daarbij behorende randvoorwaarden. Op deze wijze wordt er op het hoogste abstractieniveau afstemming aangebracht binnen het ruimtelijke beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0018.png"

Figuur 3.7: Structuurvisie Urk 2035+

Structuurbeeld Urk 2035+

Op het kaartbeeld 2035 is ten aanzien van het plangebied een aantal gewenste ontwikkelingen voorzien (Wonen/voorzieningen, uitbreiding toekomst; Bedrijven, uitbreiding toekomst).

De ruimtelijke kwaliteit is gerelateerd aan de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de omgeving. De waarde van de ruimtelijke omgeving wordt met name bepaald door de beleving die burgers, bezoekers en andere doelgroepen ervaren. Het aspect ruimtelijke kwaliteit betreft niet alleen de beleving, maar stelt ook eisen aan de soort functie, locatie en de gewenste manier van vormgeving. Een brede gebiedsgerichte benadering is noodzakelijk om het aspect ruimtelijke kwaliteit binnen de gebiedsontwikkeling te borgen.

De belevingswaarde wordt met name ervaren ter hoogte van de structuurdragers, zoals de bestaande en nieuwe dorpsentrees, dorpsranden, openbare groenzones en doorgaande wegen. De gemeente Urk beschikt over een aantal grote buitenstedelijke ontwikkelingsopgaven voor zowel het woon- en voorzieningengebied als voor het bedrijvengebied. De opzet van deze uitbreiding mondt uit in een aantal belangrijke nieuwe structuurdragers.

Door de uitbreiding van het woon- en voorzieningengebied en het bedrijvengebied ontstaan er in de toekomst nieuwe dorpsentrees en gezichten, die met name vanuit het polderlandschap goed zichtbaar zijn. De entreelocaties ontstaan uit 'knopen' waar verkeer, stedenbouw, functies, landschap en inrichting van openbare ruimte samenkomen. Door middel van bouwmassa of een bijzondere inrichting kan een entreelocatie benadrukt worden en het visitekaartje van Urk afgegeven worden. De nieuwe entreegebieden vormen zich voornamelijk langs de lokale- en wijkontsluitingswegen. Deze punten dragen, naast identiteitsversterking, bij aan de oriëntatie en herkenbaarheid. Er is voor het onderhavige plangebied sprake van een entreegebied ('belangrijk punt (entree, bijzondere plek)) langs de Domineesweg.

Ten aanzien van Schokkerhoek wordt in de structuurvisie specifiek het volgende aangegeven. Met de ontwikkeling van het gebied Schokkerhoek wordt met de woonbebouwing een sprong over de Urkervaart gemaakt. Hiermee wordt voorkomen dat Urk zich ontwikkelt tot een zeer langgerekt dorp. Daarnaast bestaat de kans om de dorpsentree en passage vanaf de A6 te verbeteren / herstellen. De nieuwe lokale ontsluitingweg (inclusief derde verkeersbrug) tussen de Domineesweg en de Urkerweg zal gepaard gaan met de ontwikkeling van een nieuw dorpsgezicht van Urk door middel van een woongebied in plaats van een bedrijvengebied. De financiering van de ontsluitingsweg alsmede de brug hangt samen met de ontwikkeling van het plangebied.

Conform de structuurvisie noodzaakt de gebiedsontwikkeling ten zuiden van de Urkervaart (Schokkerhoek) en de ontsluiting van geheel Urk om een brugvoorziening te realiseren over de Urkervaart, waardoor de verbinding tussen het bestaande bebouwde woongebied en het nieuwe woon- en voorzieningengebied gemaakt wordt. Binnen het structuurbeeld is een zone opgenomen inzake de nieuwe noordzuid verbinding tussen de Domineesweg en de Urkerweg. Aangegeven is dat het weergegeven tracé indicatief is. Het tracé van de gebiedsontsluitingsweg is in het bestemmingsplan aan de westkant geprojecteerd. Dit is gemotiveerd in paragraaf 2.2.3.

In de structuurvisie is voor Schokkerhoek de volgende opgave aangegeven.

Met de ontwikkeling van het gebied Schokkerhoek wordt met de woonbebouwing een sprong over de Urkervaart gemaakt. Hiermee wordt voorkomen dat Urk zich ontwikkelt tot een zeer langgerekt dorp. Daarnaast bestaat de kans om de dorpsentree en passage vanaf de A6 te verbeteren / herstellen. De nieuwe lokale gebiedsontsluitingweg (inclusief brug) tussen de Domineesweg en de Urkerweg zal gepaard gaan met de ontwikkeling van een nieuw stadsgezicht van Urk door middel van een woongebied in plaats van een bedrijvengebied. De uitvoering van de ontsluitingsweg alsmede de brug hangt samen met de ontwikkeling van het plangebied. In de structuurvisie staat dat voor het gebied in 2007 het bestemmingsplan Waterschapwijk is vastgesteld en goedgekeurd door de provincie. Globaal voorziet dit plan in 2/3 woningbouw en 1/3 bedrijventerrein. Het betreft een globaal bestemmingsplan. In een later stadium zal gewerkt worden aan de uitwerking van het stedenbouwkundig plan. Binnen het bestemmingsplan zijn hiervoor uitgangspunten en randvoorwaarden opgesteld. Om een goede overgang tussen het nieuwe woongebied en het bedrijventerrein te bewerkstellingen is een woonwerkzone geprojecteerd. Het gaat om wonen met daarbij een bedrijfsfunctie. Deze bedrijvigheid past doorgaans binnen een lichte milieucategorie en gaat daarom goed samen met woningbouw. In het woongebied ten zuiden van de Urkervaart wordt een watermilieu geschetst met relaties naar de Urkervaart en waterbergende singels. Binnen het betreffende nieuwe woongebied zullen de benodigde voorzieningen gerealiseerd moeten worden. De hoofdwinkelvoorzieningen bevinden zich in het nabij gelegen Urkerhard. De verbinding tussen Schokkerhoek en het bestaande bebouwde woongebied is daarom essentieel. Naast de wijkvoorzieningen leent de locatie zich voor de ontwikkeling van voorzieningen in de vorm van een woon-zorg servicezone. Deze visie sluit aan op de visie op het gebied, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan Waterschapwijk en het stedenbouwkundig plan dat daarin is opgenomen.

Zoals in paragraaf 1.4 is aangegeven is het stedenbouwkundig plan herijkt op basis van recente inzichten in de behoefte aan wonen en werken op Urk. Het programma is aangepast en daarmee tevens de stedenbouwkundige opzet van het gebied. In het voorliggend plan is het programma voor bedrijfsgronden en de voorzieningen op de wijk zelf en op de lokale behoefte afgestemd. Gezien de beperkte bereikbaarheid, de afstand tot Urk-centrum, de niet bovengemiddelde aantrekkelijkheid van de plek en het grote aantal woningen dat de gemeente wilt realiseren in Schokkerhoek is op basis van advies van de STEC Groep een voorzieningencluster opgenomen. Voor wat betreft de positie van de derde brug over de Urkervaart geldt dat deze aan de noordwestkant van het plangebied is gepositioneerd. Het plan biedt daarmee een optimaal woon- en leefklimaat.

De Urkervaart is aangemerkt als Ecologische Verbindingszone. De gemeente wil in het stedelijk gebied de ecologische verbindingszone (EVZ) langs de Urkervaart versterken door in de oeverzone meer ruimte te creëren voor de ontwikkeling van natte natuur. In de structuurvisie is aangegeven, dat door (waar mogelijk) een ongeveer 10-15 meter brede strook in te richten met natuurlijke oevers, plasdrasbermen en bosschages langs ongeveer een kwart van de totale lengte van de vaarten, geschikt leefgebied kan worden gecreëerd voor een groot aantal diersoorten. Op de effecten op de status van ecologische verbindingszone wordt in paragraaf 4.8 nader ingegaan.

Het bestemmingsplan past binnen de Structuurvisie.Urk 2035+.

3.3.2 Strategische Woonvisie Urk 2035+

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 1.438 woningen en 30 bedrijfswoningen mogelijk in een periode van 20 jaar.

Op 30 april 2015 heeft de gemeenteraad van Urk de Strategische Woonvisie Urk 2035+ vastgesteld. Deze visie is tot stand gekomen in nauw overleg met actoren die werkzaam zijn binnen het betreffende werkveld, zoals de plaatselijke woningbouwvereniging, bouwers, ontwikkelaars, makelaars en zorgpartijen. De 'consumenten' i.c. de (toekomstige) inwoners van de gemeente Urk, staan binnen deze visie centraal.

"Urk, de groeikern van Noordelijk Flevoland", zo kan de gemeente Urk zeker gedefinieerd worden. Urk laat niet alleen regionaal maar ook landelijk een unieke ontwikkeling zien wat betreft de bevolkingsgroei, de huishoudens, de woningmarkt en de leefomgeving. Daarom heeft Urk ondanks de afgelopen moeilijke jaren op de woningmarkt, stevig door kunnen bouwen. Hiermee is een inhaalslag ten opzichte van eerdere jaren in gang gezet. Urk kent, naar verwachting, ook in de komende jaren een sterke bevolkingsgroei. Het streven is om te komen tot een betere afstemming tussen vraag (ingegeven door de groei van de bevolking), behoefte (beïnvloed door economische ontwikkelingen) en aanbod (beschikbaarheid). Een breed en gedifferentieerd aanbod aan woningen en aan woon- en leefomgevingen zorgt ervoor dat inwoners nu en in de toekomst goede huisvestingsmogelijkheden op Urk houden. Er wordt gewerkt aan een toekomstbestendig Urk.

De bevolking en het aantal huishoudens op Urk blijven groeien tot respectievelijk 27.000 inwoners en ruim 8.300 huishoudens in 2040. Lukt het om meer potentiële vertrekkers vast te houden dan groeit het aantal inwoners tot ruim 29.000 en het aantal huishoudens tot bijna 9.300 in 2040. Er wordt tot 2030 gestreefd naar een jaarlijks gemiddelde van minimaal 95 woningen nieuwbouw op de uitbreidingslocaties. Het aantal woningen op binnenstedelijke ontwikkelingslocaties en gebieden (herstructurering) wordt gemaximeerd op een jaarlijks gemiddelde van maximaal 35 woningen.

De komende jaren vindt er een duidelijke verschuiving plaats in de huishoudenssamenstelling. Het aantal huishoudens groeit in alle leeftijdsklassen. Vooral het aantal 55-plussers groeit sterk. Binnen deze groep groeit het aantal 75- plus huishoudens zelfs van ongeveer 460 in 2014 naar circa 1.800 in 2040. Vanwege de vergrijzing moet er vroegtijdig rekening worden gehouden met de specifieke woonwensen van de diverse doelgroepen. Belangrijk om mee te nemen bij de woningprogrammering is dat het gemiddelde besteedbare huishoudeninkomen op Urk hoger ligt dan het landelijk gemiddelde. Dat heeft te maken met de grotere huishoudens (meer leden van een huishouden dat een inkomen heeft).

De ambitie van de gemeente is gebaseerd op de volgende vijf thema's:

  • 1. De omvang van het nieuwbouwprogramma wordt afgestemd op de groei van het aantal huishoudens op Urk. Wat betreft samenstelling wordt de nieuwbouw van woningen in uitbreidingsgebieden en de toevoeging van woningen op binnenstedelijke ontwikkelingslocaties en gebieden (herstructurering) afgestemd op de vraag van de Urker bevolking. Er wordt gestreefd naar een samenstelling van de woningvoorraad die past bij de toekomstige bevolking. De gebieden waar, na de Zeewijk en Oranjewijk, conform de Structuurvisie 2035+ woningen worden gerealiseerd (binnenstedelijke ontwikkelingslocaties en gebieden (herstructurering) en uitbreidingsgebieden), geldt het bouwprogramma uit de Woonvisie 2035+. Er wordt gestuurd op nieuwe woonmilieus en innovatieve woonconcepten
  • 2. De gemeente Urk zorgt voor voldoende passende woningen voor starters, 1-2 persoonshuishoudens < 55 jaar, gezinnen en huishoudens met een laag inkomen (aandachtsgroep). Betrokken actoren dragen zorg voor de huisvesting van statushouders en arbeidsmigranten. De doelgroep ouderen (55-plus) komt terug onder thema 3.
  • 3. De gemeente Urk zorgt in samenwerking met de betrokken partijen voor voldoende zelfstandige woningen voor ouderen. Afspraken over intramurale onzelfstandige woonvormen voor ouderen en mensen met een beperking worden met de zorgaanbieders binnen een ander kader dan de Woonvisie gemaakt.
  • 4. De gemeente Urk bevordert de leefbaarheid in bestaande en nieuwe woonwijken en draagt bij aan de verbetering van de duurzaamheid en betaalbaarheid van woningen.
  • 5. De gemeente Urk realiseert samen met betrokken partners de doelstellingen van de Woonvisie en voert samen met deze partijen de maatregelen uit. De burger is als woonconsument een belangrijke partij voor het gemeentelijke Woonbeleid.

In Schokkerhoek wordt rekening gehouden met een gedifferentieerd woningbouwprogramma, waarbij tevens voldoende woningen voor ouderen worden gebouwd. Uitgangspunt daarbij is dat dit onder meer gestapelde woningbouw omvat in de nabijheid van de centrumvoorzieningen. Bij het nader bepalen van het woningbouwprogramma wordt rekening gehouden met de resultaten van het STEC-onderzoek (bijlage 2). Het plan gaat uit van een behoefte aan 1438 woningen op basis van dat onderzoek.

3.3.3 Horecanota Urk 2015

Deze kadergevende nota is opgesteld samen met de Urker horeca-ondernemers, burgers en belangengroepen. In de nota, die in juni 2015 door de gemeenteraad is vastgesteld, is aangegeven dat bij gebiedsontwikkelingen verschillenden functies worden gecombineerd met als doel een toegevoegde waarde voor het gebied als geheel. Hierbij kan gedacht worden aan functies zoals wonen, werken, winkelen, etc. Horeca is tevens één van de functies binnen een integrale gebiedsontwikkeling. Voor wat betreft de fastservicesector streeft de gemeente Urk vooral naar de spreiding over de gemeente en ook naar het aspect of de diversiteit door het nieuwe initiatief zal toenemen.

Het bestemmingsplan plan biedt beperkte ruimte voor vestiging van horeca in categorie 1 en 2 in het centrumgebied. Er is maximaal 150 m2 toegestaan. Daarbij moet worden gedacht aan onder andere een ijssalon, broodjeszaak of een snackbar. Dit past binnen het gemeentelijk horecabeleid.

3.3.4 Gemeentelijke Visie Vestigingslocaties (GVV)

Ter uitvoering van het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 hebben provinciale staten in september 2011 de Structuurvisie Werklocaties Flevoland 2011 vastgesteld. In deze provinciale visie worden kaders geschetst voor de Gemeentelijke Visie Vestigingslocaties (GVV). Verder is het tegenwoordig verplicht, dat bij de voorbereiding van nieuwe en bij de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen rekening wordt gehouden met de ´Ladder voor Duurzame Verstedelijking´ (eerst intensiveren en herstructureren, dan pas nieuwe locaties ontwikkelen).

In de GVV, die dateert uit 2007, worden de betreffende beleidskaders aangegeven en wordt voor elk vestigingsmilieu en bedrijven- of industrieterrein verwoord welk(e) beleid en visie op het betreffende milieu of terrein van toepassing is. Het betreffende vestigingsbeleid is uitgangspunt voor diverse beleidsnota's op economisch gebied. De GVV is een strategische visie op de werklocaties en wordt opgesteld door de gemeente zelf. Voor de provincie garandeert de GVV, door actualisatie om de drie á vier jaar, een regelmatige check vanuit de gemeente op de kwaliteit en kwantiteit van de werklocaties. De GVV verschaft gemeenten de ruimte om binnen de zelf opgestelde kaders snel te kunnen handelen, bijvoorbeeld bij herstructureringsvraagstukken en daarmee samenhangende wijzigingen van bestemmingsplannen. In het daarbij verplichte vooroverleg met de provincie kan een verwijzing naar een in de GVV voorgenomen en geaccordeerde aanpassing bijdragen aan een snelle instemming vanuit de provincie. Er is een nieuwe Gemeentelijke Visie Werklocaties Urk-Noordoostpolder in voorbereiding, waarin afspraken worden gemaakt ten aanzien van bedrijvigheid. De ontwikkeling van Schokkerhoek is hierin opgenomen.

3.3.5 Beleidsregel wonen en werken aan huis 2008

De gemeente heeft deze beleidsregel in 2004 vastgesteld en in 2007 en 2008 geactualiseerd. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen aan huis gebonden (vrije) beroepen en bedrijven. Voor vrije beroepen is geen omgevingsvergunning benodigd, mits aan de hiervoor geldende criteria wordt voldaan. Voor kleinschalige bedrijfsmatige aan huis gebonden activiteiten kan, mits aan de hiervoor geldende criteria wordt voldaan, middels een afwijking een omgevingsvergunning worden verleend. In het bestemmingsplan is de beleidsregel wonen en werken aan huis 2008 via een dynamische koppeling in de planregels verwerkt.

3.3.6 Detailhandelsvisie gemeente Urk 2015-2025+

Het wensbeeld in de detailhandelsvisie is dat Urk na 2025 beschikt over een complete en evenwichtige detailhandelstructuur. De structuur bestaat uit een goede spreiding van winkelgebieden en uit hun onderling onderscheidend vermogen. De inwoners beschikken over het winkelvoorzieningenniveau waar ze recht op hebben, hetgeen ook geldt voor de (toeristische) bezoekers. Dat geldt voor:

  • de dagelijkse sector, de supermarkten en de speciaalzaken (food, persoonlijke verzorging)
  • het basis-winkelen in de centrumbranches (mode-luxe, vrije tijd e.d.). Dat is met een prettig verblijfsklimaat in combinatie met horeca, leisure / cultuur, diensten / ambacht, de weekmarkt en de evenementen. Dit wordt het nieuwe hart van Urk, als plek voor ontmoeting en om te verblijven;
  • de PDV-branches: tuincentra, woninginrichting, doe-het-zelf, tweewielers / ABC.

Om dit wensbeeld te bereiken is het noodzakelijk om gerichte keuzes te maken in de detailhandelstructuur. Er zal veel meer ingezet moeten worden op een toekomstgerichte structuur waarnaar ook 'gehandeld' wordt. De langere termijn ontwikkeling van Urk wordt centraal gesteld. De Structuurvisie 2035 vormt hiervoor belangrijke input. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de deelgebieden van Urk: van het oude centrum met de haven tot de omliggende uitbreidingswijken en de bedrijventerreinen. In de detailhandelsvisie wordt de bipolaire detailhandelstructuur centraal gesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0019.png"

Figuur 3.8: Bipolaire detailhandelstructuur

  • Oud Urk: Oude Dorp met de subcentra De Hofstee en Pyramideweg. Dit is het historische deel van Urk en het direct omliggende gebied.
  • Nieuw Urk: winkelcentrum Urkerhard, met een goede afweging of op termijn een subcentrum in Schokkerhoek haalbaar is.

In onderhavig bestemmingsplan is een versmarkt (maximaal 650 m2) toegestaan. Bij centrumvoorzieningen wordt verder uitgegaan van kleinschalige, op de wijk zelf gerichte detailhandelsbedrijven met in totaal een maximale bruto vloeroppervlakte van 400 m2. Via een wijzigingsbevoegdheid is op gronden met de bestemming Centrum een supermarkt toegestaan, mits wordt aangetoond dat er behoefte is aan een supermarkt en dat er geen sprake is van een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur en het aantal supermarkten en versmarkten in totaal niet meer bedraagt dan 1. Dit is conform de nieuwe Ladder voor duurzame verstedelijking die per 1 juli 2017 in werking treedt.

3.3.7 Welstandsnota en Beeldkwaliteitplan Urk 2004

De raad heeft op 24 juni 2004 de Welstandsnota Urk 2004 en het Beeldkwaliteitplan Urk 2004 vastgesteld. De aanleiding hiertoe vormde onder meer de wens voor een status beschermd dorpsgezicht voor het Oude Dorp en het actualiseren van het uit 1992 stammende beeldkwaliteitplan. Het plan geeft in woord en beeld voor verschillende schaalniveaus de uitgangspunten. Het is een op locatie en situatie afgestemd referentiekader voor de architectonische en stedenbouwkundige vormgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0020.png"

Figuur 3.9: Deelgebieden Welstandsnota

De grondslag voor de ontwikkeling van de welstandsnota is een inventarisatie, analyse en evaluatie van de ruimtelijke kwaliteit van de bestaande gebouwde omgeving. Een welstandsnota vormt een aanvulling op de bestaande gemeentelijke instrumenten als het bestemmingsplan, dat op het gebruik en ruimtebeslag is gericht. Het belangrijkste doel van de welstandsnota is de ruimtelijke kwaliteit. In het beeldkwaliteitplan wordt bijvoorbeeld het materiaal- en kleurgebruik beschreven en worden aanbevelingen gegeven voor het voeren van ruimtelijk beleid in de kom van Urk. In het oude gedeelte van Urk worden hogere eisen gesteld aan de leef- en omgevingskwaliteit. De criteria uit de welstandsnota vormen de basis voor het aanwijzingsvoorstel voor het beschermd dorpsgezicht (30 juni 2007).

De Welstandsnota en het beeldkwaliteitplan dienen als referentiekader als nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zich voor doen. De ontwikkelingen moeten worden getoetst aan het referentiekader. Voor Schokkerhoek zal per ontwikkelingsfase een beeldkwaliteitplan worden opgesteld. Voor de eerste fase wordt een beleidsregel Beeldkwaliteit vastgesteld, die in de planregels wordt opgenomen. De vervolgfases worden via uitwerkingsplannen mogelijk gemaakt, waarbij per uitwerkingsplan een beleidsregel beeldkwaliteit wordt opgesteld en vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Planologische en mileuhygiënische randvoorwaarden

4.1 Verkeer

Kader

Er is een verkennend verkeersonderzoek gedaan naar de verkeersgeneratie van het plan Schokkerhoek en de gevolgen van de ontsluiting van de nieuwe woonwijk op het bestaande wegennet van de gemeente Urk. Het eerste onderzoek had betrekking op de verkeersgeneratie van de geplande functies en voorzieningen in het plangebied en het verkeerseffect van deze toename van verkeer op het Urker hoofdwegennet. Dit onderzoek is bijgevoegd als bijlage 3. De verkeersgeneratie van de functies en voorzieningen is in dat onderzoek bepaald aan de hand van de verkeersgeneratiecijfers van het CROW. Voor wat betreft de grootte en aantallen van de functies en voorzieningen zijn aannames gedaan op basis van de toen beschikbare informatie. Na het uitvoeren van dat onderzoek (mei 2016) is meer duidelijkheid gekomen over de ruimtelijke invulling van de wijk qua aantal en grootte van de voorzieningen. Op basis van die nadere inzichten is het verkeersonderzoek geactualiseerd. Dit geactualiseerde onderzoek is bijgevoegd als bijlage 4.

Onderzoek

De resultaten van het verkeersgeneratieonderzoek dienen als input voor de beoordeling van de verkeersafwikkeling. Het verkennend onderzoek geeft globaal inzicht in de effecten van de realisatie van Schokkerhoek in combinatie met een derde autobrug over de Urkervaart op de overige verkeersstromen vanuit en door Urk.

De verkeerssituatie is beoordeeld aan de hand van de verkeersafwikkeling op de wegvakken, verkeersafwikkeling op de kruispunten, verkeersveiligheid en sluipverkeer.

Verkeersafwikkeling wegvakken

Bij de realisatie van 1.438 woningen in combinatie met het werk-/voorzieningenprogramma geldt het volgende:

  • er ontstaan geen knelpunten met de verkeersafwikkeling op wegvakniveau. De intensiteit op de Domineesweg neemt echter wel toe tot boven de provinciale grenswaarde (12.000 mvt/etmaal) voor gemengd afwikkeling snel en langzaam verkeer op provinciale wegen. De intensiteit blijft wel onder theoretische maximale capaciteit (20.000 mvt/etmaal). Echter, doordat de afstand kort is en er landbouwverkeer passeerplaatsen zijn is de overlast van het landbouwverkeer voor de capaciteit van de weg zeer beperkt.
  • de verkeersintensiteit op de ontsluitingsweg van Schokkerhoek overschrijdt bij de ontwikkeling van Schokkerhoek met het woningbouwscenario van 1.438 woningen de grenswaarde van 15.000 mvt/etmaal voor dit soort typen wegen niet.
  • door de verschuiving van verkeer van het Toppad en de Meep naar de Ransuil, neemt de intensiteit op de Ransuil en Urkerweg toe. Ook hier wordt de grenswaarde van 15.000 mvt/etmaal niet overschreden.
  • voor alle drie wegen geldt dat het afwikkelingsniveau wordt bepaald door de kruispunten.

Verkeersafwikkeling kruispunten

De ruimtelijke ontwikkelingen van Schokkerhoek zorgen voor een toename van verkeer op het Urker hoofdwegennet en de aansluitingen. De aansluitingen Urkerweg – Ransuil, Urkerweg – Schokkerhoek en Schokkerhoek – Ensgat/Domineesweg krijgen daarbij de grootste hoeveelheden verkeer te verwerken. Wanneer de ontsluitingen als enkelstrooksrotonde worden vormgegeven biedt dit in eerste instantie voldoende afwikkelingscapaciteit.

Veiligheid overstekend fietsverkeer

Omdat fietsverkeer op het hoofdwegennet van Urk over een eigen fietsstructuur beschikt, is het onderzoek specifiek gericht op het fietsverkeer van, naar en door Schokkerhoek. Hierbij is gekeken naar zowel fietsverkeer, i.c. in de langsrichting langs wegen, als naar de veiligheid van overstekend fietsverkeer. Hieruit volgt:

  • fietsvoorzieningen langs de ontsluitingsweg Schokkerhoek zijn noodzakelijk;
  • in de langsrichting biedt een vrijliggende fietsvoorziening de hoogste mate van veiligheid voor fietsverkeer;
  • gezien de verwachte verkeersintensiteit op de ontsluitingsweg, bevat deze verkeersstroom voldoende hiaten om fietsverkeer een vlotte oversteek te bieden.
  • daar waar fietsverkeer de ontsluitingsweg van Schokkerhoek oversteekt, zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk om het fietsverkeer een veilige oversteek te bieden.

Wijkvreemd verkeer

Als onderdeel van de realisatie van Schokkerhoek wordt een noord-zuidverbinding tussen de Urkerweg en de Domineesweg gerealiseerd. Naast de Sluisweg en de Meep, vormt deze verbinding een derde ‘brug’ over de Urkervaart. Omdat deze verbinding geografisch gezien het dichtst bij de A6 ligt, treedt een verschuiving van de verkeersstromen in Urk op. Dit heeft tot gevolg dat ook ‘wijkvreemd’ verkeer van deze verbinding gebruik gaat maken; verkeer dat in principe geen relatie heeft met Schokkerhoek.

Verkeersgeneratie SChokkerhoek 2017

De hierboven genoemde onderzoeken zijn In het kader zijn uitgevoerd om te bepalen hoeveel verkeer de geplande ontwikkeling genereert (aankomsten en
vertrekken) en wat de impact hiervan is op het Urker hoofdwegennet. In verschillende iteraties is toegewerkt naar de definitieve set verkeerscijfers als input voor het bestemmingsplan en de milieuberekeningen. De berekeningen zijn handmatig uitgevoerd omdat de gemeente Urk niet beschikt over een verkeersmodel. De laatste aanpassing van de verkeerscijfers is uitgevoerd in april 2017. In de notitie in bijlage 5 zijn de wijzigingen ten opzichte van de vorige berekeningen benoemd, evenals de resultaten die zijn opgeleverd.

Naar aanleiding van de verkeersgeneratiecijfers (oktober 2016) voor Schokkerhoek, heeft overleg tussen de gemeente Urk en provincie Flevoland plaatsgevonden over de gehanteerde uitgangspunten. Resultaat van dit overleg is dat de gemeente en provincie de volgende aanpassingen voorstellen in de uitgangspunten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0021.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0022.png"

In bijlage 5 is de volgende aanvullende motivering gegeven voor het aanpassen van de kencijfers (minimale kencijfers in plaats van maximale kencijfers) voor de verkeergeneratie van de woningen in Schokkerhoek. ‘Urk heeft een afwijkend verkeersbeeld in vergelijking met het gemiddelde verkeersbeeld in Nederland. De hoogste intensiteiten op het gemeentelijke wegennet worden gemeten tussen 13:00 en 14:00 uur, doordat men naar huis gaat voor de lunch. Ook zijn op Urk (nog) geen scholen met een continue ruooster en wordt veel naar scholen heen en weer gereden tussen de middag. Een onevenreding deel van de verkeersgeneratie concentreert zich dan ook op de gemeentelijke wegen tussen de middag. Het provinciale deel van de Domineesweg (richting de A6) wordt hiervoor niet gebruikt. Dit is de onderbouwing om het aandeel herkomst- en bestemmingsverkeer via de Domineesweg te verlagen en het gebruik van het gemeentelijke wegennet te verhogen. Daarnaast zet de gemeente sterk in op het realiseren van goede fietsverbindingen en een goed openbaar vervoer (regionaal, bijvoorbeeld via een (beoogde) rechtstreekse busverbinding naar Lelystad en Zwolle/Kampen). Binnen de gemeente Urk zet de gemeente daarbij in op het optimaliseren van de reistijdverhouding van de fiets ten opzichte van de auto. Hiermee verwacht de gemeente dat het aantal autoritten per woning lager zal zijn ten opzichte van het huidige autogebruik in Urk’. Op basis van deze achterliggende motivatie hebben de gemeente Urk en provincie Flevoland de keuze gemaakt om:

  • de verkeersgeneratiefactoren voor de verschillende type woningen te wijzigingen van ‘maximaal’ naar ‘minimaal’;
  • het aandeel verkeer van/naar Schokkerhoek dat een herkomst/bestemming via de Domineesweg/A6 heeft te verlagen en het aandeel verkeer dat een herkomst/bestemming in Schokkerhoek heeft te verhogen

Op basis van bovenstaande, door de gemeente Urk en provincie Flevoland voorgestelde, aanpassingen zijn de verkeersgeneratieberekeningen opnieuw uitgevoerd. Als resultaat zijn de volgende berekeningsresultaten opgeleverd:

  • verkeersintensiteiten huidige situatie
  • verkeersintensiteiten referentiesituatie 2040;
    • 1. Dit is de situatie zonder de ontwikkeling van Schokkerhoek. Hiervoor is verkeersintensiteit voor de huidige situatie opgehoord met 1% per jaar tot 2040
  • Verkeersintensiteiten plansituatie 2040 Schokkerhoek
    • 1. In deze situatie zijn de verkeersintensiteiten uit de referentiesituatie 2040 opgehoogd met de verkeersgeneratie en herkomst- en bestemmingverdeling van Schokkerhoek

De resultaten zijn in bijlage 5 toegevoegd aan de notitie.

Conclusie

Uit bovenstaande blijkt dat ten aanzien van de intensiteit op wegvakken geen knelpunten worden verwacht, de intensiteit blijft onder de grenswaarden. De capaciteit op wegvakken is echter afhankelijk van de afwikkelingscapaciteit van kruispunten. Hier kan de capaciteit mogelijk wel onder druk komen te staan aan het eind van de planperiode.

Op basis van het vigerende provinciale beleid (dat mede is gebaseerd op langzaam landbouwverkeer) bedraagt de capaciteit van de Domineesweg 12.000 mtv/etmaal. Hoewel door de provincie is aangegeven, dat dit beleid geactualiseerd gaat worden, zal er wel gekeken moeten worden naar de capaciteit van de Domineesweg. Op ambtelijk niveau is afgesproken dat gekeken moet worden naar een robuuste oplossing ten aanzien van de ontsluiting van Urk/Noordelijk Flevoland als geheel. Immers, de toename van de intensiteit op de Domineesweg is niet alleen het gevolg van de ontwikkeling van Schokkerhoek, maar het gevolg van de autonome groei van Urk en ontwikkelingen binnen Noordelijk Flevoland. Daar deze robuuste oplossing nader onderzoek vergt, zullen partijen een bestuursovereenkomst sluiten. In de bestuursovereenkomst worden afspraken gemaakt tussen provincie en gemeente over de wijze waarop partijen gaan samenwerken in het zoeken naar een gezamenlijke oplossing voor de Domineesweg. Onderdeel van de bestuursovereenkomst zijn de uitgangspunten voor het verkeersonderzoek (t.b.v. monitoring).

Middels een monitoringsregeling zal inzicht worden verkregen op de daadwerkelijke effecten van de verkeersintensiteiten op de Domineesweg.

De monitoring zal beginnen bij aanvang van de realisatie van Schokkerhoek, door middel van een jaarlijkse rapportage over de verkeersbelasting van de Domineesweg, gecombineerd met een verplichting voor het college om, in samenspraak met partijen, maatregelen te treffen als een overschrijding dreigt van de beschikbare capaciteit. Eenzelfde monitoringsverplichting kan in andere ruimtelijke plannen worden opgenomen. Omdat nog niet duidelijk is welke maatregelen er zullen worden getroffen en wanneer dat dan gebeurt, terwijl tegelijkertijd wel op voorhand moet worden verzekerd dat geen onaanvaardbare situatie ontstaat, is een uiterste maatregel in de vorm van een bouwstop opgenomen. Deze geldt dan dus gelijktijdig voor alle ontwikkelingen waarbij dezelfde monitoringsverplichting wordt toegepast.

In samenspraak met de provincie is bepaald dat de bouwstop niet eerder zal plaatsvinden op het moment dat er 1200 woningen in Schokkerhoek zijn gerealiseerd. Dit aantal is gebaseerd op de planologische mogelijkheden uit het vigerende uit te werken bestemmingsplan Waterschapwijk.

Resumé

Met deze achtergrond worden tussen de gemeenten de provincie afspraken gemaakt over een monitoring van de verkeersafwikkeling die start bij aanvang van de realisatie van Schokkerhoek, door middel van een jaarlijkse rapportage over de verkeersbelasting van de Domineesweg, gecombineerd met een verplichting maatregelen te treffen als een overschrijding dreigt van de beschikbare capaciteit. Deze verkeersmonitoring wordt door de gemeente en de provincie nader uitgewerkt in een bestuursakkoord. In dat kader is in onderhavig plan een regel opgenomen voor de monitoring van het verkeer (lid 21.5) en een maximum te realiseren woningen van 1.200.

4.2 Parkeren

Voor het plangebied Schokkerhoek zijn de gemeentelijke parkeernormen van toepassing. In de planregels zijn deze parkeernormen via beleidsregels aan de bouwregels gekoppeld, zodat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen aan de geldende parkeernormen wordt getoetst. Daarnaast zijn de beleidsregels gekoppeld aan de gebruiksregels, zodat ook bij functiewijziging aan de parkeernormen moet worden voldaan. De beleidsregels bevatten ook normen voor het aantal parkeerplaatsen, dat in openbaar gebied moet worden gerealiseerd; aan deze norm moet worden voldaan bij de aanleg van de openbare weg en openbaar groen (ter plaatse van de aanduiding 'parkeren'). In dat kader is de aanleg van wegen en het groen waar ook parkeren is voorzien gekoppeld aan een omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan de normen uit de beleidsregel 'Parkeren'.

4.3 Bedrijven en Milieuzonering

Kader

De aanwezigheid van bedrijven kan de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Voorkomen moet worden, dat bedrijven hinder veroorzaken naar de omgeving, vooral indien het woongebieden of andere gevoelige bestemmingen betreft. Daarnaast moeten bedrijven zich kunnen ontwikkelen en kunnen uitbreiden. Om dit te bereiken is het van belang, dat bedrijven en gevoelige bestemmingen ruimtelijk goed gesitueerd worden, zodat de bedrijven zo min mogelijk overlast opleveren en woongebieden de bedrijven zo min mogelijk beperken in hun bedrijfsuitvoering.

Ten behoeve van milieuzonering is door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een bedrijvenlijst opgesteld, waarin bedrijfsactiviteiten op hun milieueffecten zijn gecategoriseerd (Bedrijven en milieuzonering, 2009). Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen activiteiten milieuhinder kunnen veroorzaken (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie), kent de lijst aan de bedrijven een categorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de categorie op van 1 tot en met 6, met bijbehorende minimale afstanden tot woongebieden. In de uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, 2009) is per bedrijfstype een globale indicatie gegeven van het invloedsgebied voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De afstanden in bovengenoemde uitgave moeten als indicatief gezien worden. Wanneer aan de afstanden wordt voldaan kan worden geconcludeerd, dat het aannemelijk is dat het plan planologisch (vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening) acceptabel is. Deze afstanden gelden niet wanneer er specifieke wetgeving voor is, zoals geurhinder bij agrarische bedrijven, of het Besluit externe veiligheid voor het aspect gevaar.

Bedrijven

De VNG-handreiking 'Bedrijven- en milieuzonering' (editie 2009) geeft adviesafstanden voor de thema's geur, geluid, stof en gevaar afhankelijk van de gebiedskenmerken. Onderstaande tabel is gebaseerd op de VNG-handreiking waarin de richtafstanden zijn weergegeven per categorie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0023.png"

Tabel: Richtafstanden VNG-Handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009)

Door middel van maatregelen is het mogelijk om binnen de standaard adviesafstanden afwijkende milieugevoelige ontwikkelingen door te voeren. Echter, dan zal aangetoond moeten worden dat de maatregel de overlast beperkt.

Wanneer er sprake is van een gemengd gebied kunnen de hieronder genoemde richtafstanden volgens de VNG-handreiking, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd. Een gemengd gebied is volgens de VNG-handreiking een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen ook andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype ‘gemengd gebied’. De gronden ten westen en deels ten oosten van de nieuwe ontsluitingsweg zijn bestemd als Gemengd en Centrum, waar centrumvoorzieningen, kleinschalige indoor-leisure, maatschappelijke voorzieningen en lichte bedrijfsfuncties in een gemengde zone kunnen worden gerealiseerd. Deze gronden worden beschouwd als omgevingstype gemengd gebied. Een deel van de gronden ten oosten van de noord-zuidverbinding zijn bestemd als Gemengd - Uit te werken. Naast de genoemde functies worden hier ook woonwerkclusters toegestaan. Gezien de diversiteit aan toegelaten functies worden deze gronden ook beschouwd als een gemengd gebied en gelden daarvoor de aan te houden afstanden als in de tabel in de rechter kolom is aangegeven.

Onderzoek

Voor een goede ruimtelijke inpassing van zogenaamde milieubelastende en milieugevoelige activiteiten heeft Tauw onderzoek gedaan naar bedrijven- en milieuzoneringen en de agrarische bedrijven. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport dat als bijlage 6 is bijgevoegd.

Bij dit onderzoek is zowel van 'buiten naar binnen' als van 'binnen naar buiten' gekeken. Dit betekent, dat de externe effecten van buiten het plangebied beschouwd zijn en de effecten vanuit het plangebied op de omgeving.

Agrarische bedrijven

Voor agrarische veehouderijen geldt de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Deze wet maakt onderscheid tussen dieren met en dieren zonder geuremissiefactor. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden vaste richtafstanden binnen (100 m) en buiten de bebouwde kom (50 m). Dit zijn met name melkkoeien.

Voor dieren met een geuremissiefactor wordt de geurhinder vastgesteld door middel van een geurberekening. Binnen het onderzoeksgebied ligt één bedrijf met dieren met een geuremissiefactor (mestkalveren). Hiervoor is een indicatieve berekening uitgevoerd met behulp van Geomilieu.

Voor gevoelige objecten buiten de bebouwde kom geldt een minimale afstand van 50 meter. Voor dergelijke objecten binnen de bebouwde kom moet deze afstand 100 meter zijn. Om deze reden krijgen de agrarische bedrijven 2 richtafstanden. De nieuwe woningen liggen straks binnen de bebouwde kom. Een afstand van minimaal 100 meter tot aan de geurgevoelige inrichtingen moet dus worden gehanteerd.

Tot slot wordt opgemerkt dat de agrarische bedrijven die zich momenteel binnen het plangebied bevinden, met de realisatie van Schokkerhoek komen te vervallen. Deze vallen zodoende buiten de scope van dit onderzoek.

Bedrijven en milieuzonering

Voor de invloed van het bedrijventerrein Zwolschehoek op het voorliggende plangebied is rekening gehouden met de maximale planologische invulling van het bedrijventerrein, waar deels bedrijven tot maximaal categorie 4.2 zijn toegestaan.

In onderstaande figuur zijn de verschillende milieucontouren weergegeven. Dit zijn de contouren waarbij is uitgegaan van een rustige woonomgeving; er is in die figuur geen rekening gehouden met omgevingstype gemengd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0024.png"

Figuur 4.1: Milieucontouren plangebied (Bron: Bedrijven- en milieuzonering gebiedsontwikkeling Schokkerhoek in Urk, Tauw 2016)

In het stedenbouwkundig plan is als volgt rekening gehouden met deze afstanden.

  • De geprojecteerde woningen en de schoolgebouwen zijn buiten de milieucontouren geprojecteerd (zie figuur 4.2, links).
  • Binnen de milieucontouren van het bedrijventerrein Zwolschehoek is de nieuwe ontsluitingsweg geprojecteerd met ten oosten en westen daarvan als een overgangsgebied tussen Zwolschehoek en het woongebied Schokkerhoek (het hierboven beschreven gemengde gebied).
  • Voor dat gemengde gebied geldt, dat de aan te houden afstanden tussen Zwolschehoek en de milieugevoelige functies met één afstandsstap kunnen worden verkleind. De relevante contouren van 200 meter tot en met Zwolschehoek zijn in onderstaande figuur (rechts) weergegeven. Binnen deze 200 meter-contour mogen geen milieugevoelige functies worden gerealiseerd. Die zijn in onderhavig plan ook niet mogelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0025.png"

Figuur 4.2: Milieucontouren ten opzichte van rustige woonwijk.

  • De gronden ten zuiden van het centrumgebied zijn bestemd als Gemengd - Uit te werken. Binnen deze bestemming zijn naast kleinschalige indoor-leisure, maatschappelijke voorzieningen en lichte bedrijfsfuncties ook woonwerkclusters toegestaan. Gezien de diversiteit aan toegelaten functies worden deze gronden ook beschouwd als een gemengd gebied en gelden daarvoor de aan te houden afstanden als in de bovenstaande tabel in de rechter kolom is aangegeven. Bij het opstellen van het uitwerkingsplan moet rekening worden gehouden met de milieucontouren. Milieugevoelige functies, i.c. de woningen bij de woonwerkclusters, moeten in het uitwerkingsplan buiten de relevante milieucontour worden gesitueerd. Daarnaast moet er in het Uitwerkingsplan voldoende afstand worden aangehouden tussen de in dat plan te realiseren milieugevoelige functies en de milieuhinderlijke activiteiten, waarbij uitgegaan wordt van de richtafstanden die horen bij een omgevingstype gemengd gebied.
  • Het programma, dat is gebaseerd op het ladderonderzoek omvat voldoende behoefte aan kleinschalige indoor-leisure, maatschappelijke voorzieningen en lichte bedrijfsfuncties, woonwerkclusters om het gehele gemengde gebied in te vullen. De (uitwerkings)regels zijn zo opgesteld dat het bestemmingsplan niet meer bouw- en gebruiksmogelijkheden biedt dan uit het ladderonderzoek volgt.

Van belang in dit kader is, dat de gemeente bezig is met een nieuw bestemmingsplan voor een deel van het bedrijventerrein Zwolschehoek. Voor dat gebied wordt met toepassing van de mogelijkheden uit de Crisis- en herstelwet een zogenaamd bestemmingsplan-plus voorbereid. Deze wet introduceert aangepaste (procedure)regels voor zogenaamde ontwikkelingsgebieden, waarbinnen flexibeler kan worden omgegaan met het spanningsveld tussen ruimtelijke ontwikkelingen en milieuwetgeving. De beschikbare milieuruimte kan op grond van de Chw worden herverdeeld door bijvoorbeeld onbenutte ruimte in milieuvergunningen van bedrijven terug te nemen of een bedrijf aan te schrijven voorzieningen tegen milieuhinder te treffen. Daarmee kan ruimte worden gecreëerd voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, terwijl dit op basis van de vergunde situatie eigenlijk niet mogelijk is. De wet biedt bovendien ruimte om tijdelijk van geldende milieunormen af te wijken. Hierdoor kan vooruitlopend op de realisatie van het bestemmingsplan-plus worden gestart met nieuwe ontwikkelingen, waarbij aan het eind van het traject (na 10 jaar) wordt voldaan aan de dan geldende milieunormen.

Daarnaast is van belang, dat in het kader van een bestemmingsplan Verbrede Reikwijdte, waartoe voorliggend bestemmingsplan behoort, het mogelijk is ergens een functie toe te staan, waarbij wordt bepaald binnen welke randvoorwaarden dit mogelijk is (de of-vraag). Dit kunnen specifieke (milieu)normen zijn (zoals geluidsnormen), maar ook open normen, die eventueel worden uitgewerkt in beleidsregels, waaraan een vergunningaanvraag wordt getoetst. Pas als zich een concreet initiatief aandient, kan onderzoek plaatsvinden naar de precieze invulling (de hoe-vraag).

Door de juiste randvoorwaarden op een heldere wijze in het bestemmingsplan op te nemen is er vooraf duidelijkheid. In dit plan is een regeling opgenomen die milieugevoelige functies in gemengd gebied toestaat buiten de 200 meter contour, die geldt vanwege de artikel 4.2-bedrijven op het bedrijventerrein Schokkerhoek. Milieugevoelige functies binnen die zone zijn uitsluitend toegestaan, indien wordt aangetoond, dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Nadat het bestemmingsplan-plus is vastgesteld en de milieueffecten van Zwolschehoek zijn teruggebracht, geldt dat bestemmingsplan-plus als beoordelingskader bij de toets of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. In dat geval zijn milieugevoelige functies (i.c. de woonwerkclusters) niet alleen mogelijk buiten de 200 meter contour in gemengd gebied, maar ook op gronden die nu nog binnen die contour liggen. Immers, de vaststelling van het bestemmingsplan-plus regelt dat die contouren richting Schokkerhoek zijn teruggebracht.

Het onderhavige plan houdt daar nog geen rekening mee. Het programma aan milieugevoelige functies, i.c. de woonwerkclusters in het gemengd gebied kan geheel buiten de contouren van Zwolschehoek worden gerealiseerd, wanneer in het bestemmingsplan-plus de beoogde milieuruimte niet wordt gerealiseerd. De wijze waarop wordt beoordeeld of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat is vastgelegd in de beleidsregels 'Goed woon- en leefklimaat'.

Conclusie

Een gedeelte aan de westzijde van het plangebied Schokkerhoek is niet direct geschikt voor de ontwikkeling van woningen en andere milieugevoelige functies vanwege de milieucontouren van de bedrijven op Zwolschehoek. In dat gebied zijn in onderhavig plan geen milieugevoelige functies mogelijk gemaakt. Er is bovendien een regeling opgenomen, die deze functies pas toestaat, wanneer is aangetoond, dat er ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat en dat de bedrijfsvoering van bedrijven op het bedrijventerrein niet wordt belemmerd. Voor wat onder een goed woon- en leefklimaat moet worden verstaan is een beleidsregel vastgesteld, die aan de planregels is gekoppeld.

Ook de contouren van enkele agrarische bedrijven overlappen het plangebied aan de oostzijde. Binnen deze zones zijn geen nieuwe milieugevoelige functies voorzien. Bovendien geldt dat met deze zones rekening moet worden gehouden bij het opstellen van de Uitwerkingsplannen, die op grond van voorliggend plan worden opgesteld.

4.4 Archeologie, landschap en cultuurhistorie

4.4.1 Archeologie

Kader

Op 1 september 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Dit is een herziening van de Monumentenwet 1988. Met deze herziening zijn de belangrijkste bevoegdheden aangaande de archeologie bij de gemeente neergelegd. De gemeenteraad is op grond van de Monumentenwet verplicht bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Om dit te kunnen onderbouwen dient de gemeente er voor te zorgen dat de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied bekend zijn. Deze waarden en verwachtingen zijn aangegeven op de Archeologische Beleidskaart van de gemeente Urk.

Onderzoek

Situatie

De kern van Urk wordt gevormd door een keileembult, die deel uitmaakt van een stelsel van lage stuwwallen, waar omheen zich in het Pleistoceen dekzandvlaktes en -ruggen hebben gevormd. In de Schokkerhoek bevindt zich deze dekzandvlakte op grotere diepte, 9,5 tot 10 m-NAP. Een deel van deze vlakte binnen de Schokkerhoek is doorsneden door de geul met oeverwallen van het fossiele Vechtdal, tot circa 12,5 m-NAP. In het vroege Holoceen zijn mariene afzettingen (Unioklei) is de geul afgezet. Het Vechtdal is circa één kilometer breed en ligt ongeveer rond de huidige Urkervaart. Langs het rivierdal komen verspreid enkele hoge rivierduinen voor, tot 4m -NAP.

In het Holoceen is het oude landschap afgedekt met veen en sedimenten van het voormalige Almere en Zuiderzee.

Binnen de Schokkerhoek kunnen, met name op de intacte rivierduinen, oeverwallen en de dekzandruggen, bewoningssporen (vuurstenen werktuigen en resten van kleine jachtkampementen) uit de Midden-Steentijd en de Nieuwe Steentijd worden aangetroffen. In de dekzandvlaktes zullen deze perioden ook vertegenwoordigd zijn, maar in een zeer lage dichtheid en een zeer geringe trefkans. De zone langs het Vechtdal vormde in de Nieuwe Steentijd tot Midden-Ijzertijd een zeer aantrekkelijk gebied voor jagers, vissers, akkerbouw, veeteelt en verzamelaars. Vanaf de Midden-Ijzertijd tot aan de 10de eeuw AD lijkt het gebied door voortschrijdende vernatting en veengroei niet geschikt geweest voor bewoning. Het zuidoostelijk deel van het eiland zal nadien nooit erg geschikt zijn geweest voor bewoning. Het bestaat voor een groot deel uit laag gelegen gronden en wordt in de historische bronnen en op oude kaarten aangeduid als het “verdronken land”. Incidenteel zouden er resten van de rijke scheepvaarthistorie van de Zuiderzee aan het licht kunnen komen; hierover is echter geen voorspelling te doen.

Archeologiebeleid

De gemeente Urk beschikt over een Beleidsnota Archeologie inclusief een archeologische beleidskaart. Op de kaart zijn de verschillende archeologische (verwachtings)waarden aangegeven. In de beleidsnota zijn de beleidsregels per (verwachtings)waarde nader onderbouwd. In het bestemmingsplangebied zijn zowel gebieden met een hoge, middelhoge als lage verwachting aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0026.png"

Figuur 4.3: Archeologische waarden- en verwachtingskaart Urk. Bron: Buro de Brug (2015).

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0027.png"

Figuur 4.4: Uitsnede Archeologische Beleidskaart Urk. Bron: Buro de Brug (2015).

Oranje = hoge verwachting; geel = middelhoge verwachting; lichtgeel = lage verwachting.

Binnen Schokkerhoek zijn noch wettelijk beschermde archeologische terreinen noch andere AMK-terreinen gelegen. Evenmin zijn er archeologische vindplaatsen bekend. Het gehele gebied behoort niet tot de door de provincie Flevoland aangewezen PArK-gebieden (Provinciaal Archeologisch en Aardkundig Kerngebied).

Op basis van het gemeentelijke beleid zullen bepaalde delen van het plangebied, voorafgaand aan toekomstige ontwikkelingen, archeologisch onderzocht dienen te worden.

Belisboom

De bescherming van de archeologische belangen vindt plaats via de zogenaamde beslisboom Archeologie, die is vastgelegd in een beleidsregel Archeologie en is gekoppeld aan dit bestemmingsplan (lid 21.6). Deze beslisboom kan door een initiatiefnemer al worden doorlopen, voordat de aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend. Dit voorspelt de uitkomst van de beslissing en zorgt voor een ontvankelijke bouwaanvraag waarop het bevoegd gezag binnen de wettelijke termijn een besluit kan nemen. Ontbreekt er in de aanvraag informatie over of het initiatief voldoet aan een of meer van de gestelde normen en kan er niet op tijd worden aangevuld dan wordt de aanvraag om omgevingsvergunning afgewezen wegens strijd met het Chw bestemmingsplan Schokkerhoek.

De beslisbomen zijn zodanig opgesteld dat de eerste afweging of een apart onderzoek nodig is, door initiatiefnemers zelf gemaakt kan worden. In de kolom 'gegevens' is aangegeven op welk moment in de beslisboom aanvullende gegevens door de initiatiefnemer overlegd moeten worden om tot een vergunning te kunnen komen. Op het moment dat een apart onderzoek nodig is, is het raadzaam dat de initiatiefnemer in overleg treedt met de gemeente en het onderzoek door een deskundige volgens de uitgangspunten/specificaties van de gemeente laat uitvoeren.

Conclusie

Op gronden die archeologische bescherming behoeven, i.c. het gehele plangebied) mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, mits op basis van archeologisch onderzoek is vastgesteld, dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld dan wel de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden niet onevenredig worden geschaad. Hiermee zijn de archeologische belangen beschermd en is het aspect archeologie geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.4.2 Landschap en cultuurhistorie

Kader

De modernisering van de monumentenzorg (MoMo) heeft erin geresulteerd dat per 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening is aangepast. Met deze aanpassing is cultureel erfgoed ingebed in de ruimtelijke ordening. Het is verplicht om in bestemmingsplannen aandacht te geven aan cultuurhistorie en aan de effecten van het initiatief op cultuurhistorische waarden die in het plangebied voorkomen. Landschappelijke en cultuurhistorische waarden zijn in dit plangebied zodanig met elkaar verweven dat de beide onderwerpen gezamenlijk behandeld zijn.

Onderzoek

Cultuurhistorie

Het besef van de aanwezigheid van cultureel erfgoed is van groot belang voor de kwaliteit van onze omgeving. Het beheer daarvan vraagt om voortdurende zorg, vooral als het gaat om nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. In het kader van dit bestemmingsplan worden cultuurhistorische waarden onderscheiden in fysiek herkenbare waarden (landschap / bebouwing) en verborgen bodemschatten. We spreken in dat geval van bodemarchief, het kennisgebied van de archeologie (zie paragraaf 4.4.1).

Het plangebied wordt momenteel voornamelijk gebruikt als agrarisch productiegebied (akkerbouw) in overeenstemming met het primaire doel waartoe de Noordoostpolder in 1942 is drooggelegd en ingericht. Gelet op de voor het Zuiderzeeproject karakteristieke kenmerken beschikt het gebied over elementen die vanuit het cultuurhistorisch perspectief als bijzonder kunnen worden aangeduid. In dit verband worden als elementen van betekenis genoemd:

  • de verkavelingstructuur met een standaard kavelmaat van 300 m x 800 m;
  • de geclusterde agrarische bouwpercelen aan de Karel Doormanweg en de Domineesweg;
  • de erfsingels om de agrarische bouwpercelen;
  • de aanwezigheid van een rijtje (4) woningen nabij genoemde clusters.

Deze woningen verwijzen naar de periode dat de stand van de technologische ontwikkelingen in de landbouw in relatie tot de toen uitzonderlijke bedrijfsgrootte noodzaakte tot het in dienst hebben van landarbeiders. Voor het personeel werd een zelfstandige behuizing geboden in de directe nabijheid van de boerderijen in verband met de beperkte mobiliteit. Hoewel deze woningen hun oorspronkelijke functie al lang hebben verloren, zijn ze voor het gebied van de Noordoostpolder zeer karakteristiek en daar van cultuurhistorische betekenis. Ten gevolge van de polderinrichting en de vormgeving van de Urkervaart vindt binnen het plangebied een hoek verdraaiing plaats in de verkavelingsrichting welke loodrecht op de vaart is gericht.

Landschap

Het plangebied maakt in de bestaande situatie nog onderdeel uit van het karakteristieke open polderlandschap. De invloed van het bedrijventerrein Zwolschehoek is echter al zodanig dat van een landschappelijk waardevol gebied al nauwelijks sprake meer is. Deze waarde speelt wel een rol bij de nadere invulling van het stedelijk gebied als gradiënt. Daarnaast zijn, zoals onder het kopje 'cultuurhistorie' reeds aangegeven, de gebroeide en geclusterde bouwpercelen karakteristieke landschapselementen die hun plaats aan de rand van het gebied innemen. Ook de singelbeplanting langs de Domineesweg en de Waterschapswijk valt onder de Flevolandsche landschappelijke karakteristiek.

Conclusie

De bestaande singelbeplanting langs de Domineesweg en om de agrarische bouwpercelen aan de Karel Doormanweg en de Domineesweg blijven conform de bestaande situatie gehandhaafd en worden ingepast in het plan. Dit geldt ook voor het genoemde rijtje van 4 woningen aan de westkant van de agrarische bouwpercelen aan de Domineesweg. Met het bebouwen van het bestaande agrarische landschap gaat een groot deel van het huidige karakter van het plangebied, de openheid en grootschaligheid, verloren. Bij de uitwerking van de plannen wordt echter een link gelegd tussen de bestaande rationele verkaveling en indeling en de vroegere ontwikkeling van het gebied in de vorm van rivierduinen (zie archeologie). Het eiland aan de noordzijde van het plangebied verwijst bovendien naar het (voormalige) eilandkarakter van Urk. De bestaande erfsingels blijven behouden.

4.5 Bodem

Kader

De Wet bodembescherming ziet, vanuit een goed milieubeheer, op de bodembescherming en bodemsanering. Met deze wet moet rekening worden gehouden met het ontwikkelen en realiseren van ruimtelijke plannen. Conform deze wet is het verplicht lokale bodemverontreinigingen aan te pakken of functiegericht te saneren. Dit houdt in dat het niet meer altijd nodig is de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak. Wanneer economische of maatschappelijke omstandigheden rond de vervuilde locatie uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat risico's voldoende worden beheerst. Belangrijk is dat de bodemkwaliteit voldoende is voor de functies die beoogd worden in het gebied. Daarnaast gelden vanuit het Besluit bodemkwaliteit beperkingen voor het toepassen van grond waarin vervuiling aanwezig is. In dit kader wordt, voorafgaand aan ontwikkelingen, de kwaliteit van de bodem onderzocht om vast te stellen welke maatregelen genomen moeten worden. De toets voor het Besluit bodemkwaliteit is niet toegepast, omdat deze niet noodzakelijk is.

De provincie hanteert de richtlijn, dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen tenminste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit historisch onderzoek wordt geconcludeerd, dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

Onderzoek

Het Milieueffectrapport woningbouw- en werklocaties Urk 2005 – 2025 (Tauw, 2005) beschrijft op basis van onderzoeken, dat de bodem in het plangebied voornamelijk bestaat uit kleiig zand of lichte klei. In de noordwestelijke hoek komt veen aan de oppervlakte voor. Er zijn geen locaties bekend met grondwaterverontreiniging en ook geen aanwijzingen voor verontreiniging van de bodem en/of het grondwater. Het plangebied is tot op heden gebruikt voor de gangbare agrarische bedrijfsvoering in de akkerbouw. Er is geen aanleiding om te verwachten dat de bodemkwaliteit verslechterd is sinds het opstellen van het genoemde milieueffectrapport.

De ontgravingskaart van de gemeente Urk geeft de kwaliteitsklasse van de bodem aan op het moment dat deze wordt ontgraven voor hergebruik elders (= beoordeling als een partij grond). De gemiddeld gemeten gehalten van de zones zijn getoetst aan het Besluit Bodemkwaliteit. Hieruit blijkt dat zowel de bovenlaag als de onderlaag van de grond (tot 2 meter –mw) voldoen aan de kwaliteitsklasse AW2000 (zie figuur 4.5). Dit is de schoonste bodemkwaliteitsklasse. Deze grond is dan ook vrij toepasbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0028.png"

Figuur 4.5: Ontgravingskaart gemeente Urk. Bron: Bodemkwaliteitskaart Gemeente Urk (2011).

De bodemfunctieklassenkaart (zie figuur 4.6) geeft aan dat het plangebied de klasse Landbouw / natuur bezit. Dit is de schoonste klasse. Daarmee vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor het voorgenomen plan. Op de locatie Schokkerhoek worden woningen, centrumvoorzieningen en een gemengd gebied gerealiseerd. Dit betekent dat de functie gewijzigd wordt van landbouw/natuur in wonen en bedrijven/voorzieningen.

Het ontwikkelen van gemengd gebied met de mogelijkheid voor lichte bedrijvigheid betekent een intensivering van het landgebruik. Hierdoor neemt in theorie het risico toe dat de grondkwaliteit aangetast wordt. Op basis van wettelijke regelingen zijn voorschriften gesteld, zodat de bodemkwaliteit niet aangetast wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0029.png"

Figuur 4.6: Bodemfunctieklassenkaart gemeente Urk. Bron: Bodemkwaliteitskaart Gemeente Urk (2011).

Conclusie

Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld, dat er vanuit een oogpunt van bodemkwaliteit op de voorliggende locatie geen milieuhygiënische belemmeringen aanwezig zijn voor de voorgenomen bestemmingsplanwijziging. Indien nader onderzoek op het gebied van bodemkwaliteit noodzakelijk is, zal dit plaatsvinden ten tijde van het voorbereiden en uitvoeren van concrete bouwplannen waarbij grondwerkzaamheden worden verricht.

4.6 Niet gesprongen explosieven (NGE)

Kader

Er kunnen als gevolg van gevechtshandelingen in de Tweede Wereldoorlog conventionele explosieven (CE) in het plangebied zijn achtergebleven. Er ontstaat bij het spontaan aantreffen en beroeren van CE uit de Tweede Wereldoorlog mogelijk een verhoogd veiligheidsrisico. Onbedoelde detonaties kunnen bij de uitvoering van werkzaamheden in het ergste geval leiden tot dodelijk letsel en zware schade aan materieel en omgeving. Spontane CE vondsten kunnen resulteren in meerwerkkosten door stagnatie van de uitvoeringswerkzaamheden.

Onderzoek

Vooronderzoek

Er is in het kader van het bestemmingsplan eerst een vooronderzoek gedaan naar de aanwezigheid van niet gesprongen explosieven (NGE). De resultaten van dit vooronderzoek zijn in bijlage 11 weergegeven.

Het doel van het vooronderzoek is om aan de hand van een breed scala aan historisch feitenmateriaal een antwoord te geven op de vraag of en zo ja in welke delen van het onderzoeksgebied er sprake is van een verhoogd risico op het aantreffen van CE. Er wordt daarnaast ingegaan op de te verwachten soort(en) CE, de verschijningsvorm en de mogelijke hoeveelheid. Het onderzoek resulteert in een horizontale en verticale afbakening van het verdachte gebied door middel van GIS kaartmateriaal en het advies om de werkzaamheden onder reguliere omstandigheden uit te voeren, of om vervolgstappen te zetten in de vorm van bijvoorbeeld een (projectgebonden) risicoanalyse, of direct een detectieonderzoek uit te voeren.

Op basis van de beoordeling van de feiten van het vooronderzoek is geconcludeerd dat er indicaties zijn voor de mogelijke aanwezigheid van CE in het onderzoeksgebied.

De volgende gevechtshandelingen hebben in het onderzoeksgebied plaatsgevonden:

  • het neerkomen van projectielen (vermoedelijk noodafworp);

De volgende CE kunnen mogelijk in het onderzoeksgebied worden aangetroffen:

  • afwerpmunitie vanaf 4 lb. t/m 1000 lb.

Er zijn relevante contra-indicaties gevonden. Er is na de Tweede Wereldoorlog sprake geweest van naoorlogse bodemingrepen. De bebouwing van Urk is uitgebreid tot aan de westelijke begrenzing van het onderzoeksgebied. In het onderzoeksgebied is een aantal erven bebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0030.png"

Figuur 4.7: Feitenkaart

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0031.png"

Figuur 4.8: Bodembelastingkaart

Het onderzoeksgebied is gedeeltelijk verdacht op CE. Het verdachte gebied is horizontaal afgebakend op de CE-bodembelastingkaart. De afbakening is situationeel bepaald. De verticale afbakening van het CE verdachte gebied kan als volgt worden gedefinieerd:

  • Bovengrens: het maaiveld
  • Ondergrens: tot een maximale conusweerstand van 10 MPa met een minimale laagdikte van 1 meter.

Op basis van het vooronderzoek heeft de gemeente nader onderzoek (detectieonderzoek) laten uitvoeren.

Detectieonderzoek

In het detectieonderzoek van AVG zijn in het onderzoeksgebied 16 verdachte objecten gedetecteerd. De ligging ervan is in figuur 4.9 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0032.png"

4.9: Resultaten detectieonderzoek

De gemeente laat AVG onderzoeken of deze verdachte objecten NGE betreft, waarna deze worden opgeruimd.

Conclusie

De mogelijke aanwezigheid van NGE vormt door het uitvoeren van deze werkzaamheden geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.7 Externe veiligheid

Kader

Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt aandacht besteed aan de veiligheidsrisico's die zware bedrijven of risicovolle inrichtingen kunnen veroorzaken. Daarnaast kan transport van gevaarlijke stoffen risico's opleveren (transport over weg, spoor en water en door buisleidingen). De normen en richtlijnen voor externe veiligheid komen uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen en het Activiteitenbesluit.

Onderzoek

Binnen het plangebied is een risicobron aanwezig, namelijk een propaantank met een inhoud van 4,2 m3 op het terrein aan de Domineesweg 26 (zie figuur 4.9).In en in de directe omgeving van het plangebied liggen geen buisleidingen die relevant zijn in het kader van de externe veiligheid. In het plangebied ligt ten noorden van de Urkervaart wel een gasleiding met een werkdruk van 8 bar langs de Urkerweg. Deze is op de verbeelding en in de regels opgenomen (Artikel 18 Leiding - Gas)

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0033.jpg"

Figuur 4.9: uitsnede van de provinciale risicokaart

De propaantank valt onder het Activiteitenbesluit en niet onder het Bevi. In het Activiteitenbesluit is aan een dergelijke tank een veiligheidsafstand van 10 meter gekoppeld (bevoorradingsregiem . 5 x/jaar ). Deze contour ligt geheel op het eigen perceel van de inrichting. Voor objecten die speciaal bestemd of bedoeld zijn voor doelgroepen met een verminderde zelfredzaamheid geldt een veiligheidszone van 25 meter rondom de tank (zie onderstaand). Een dergelijke bestemming is niet aan de orde. Aangezien er voldaan wordt aan genoemde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit voldoet de situatie. Een verantwoording van het groepsrisico is niet verplicht.

Transporten van gevaarlijke stoffen over de N351 en N352 resulteren in een invloedsgebied, dat overlap heeft met het plangebied (zie bijlage 1).

Conclusie

De propaantank levert geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan; de PR 10-6 contour ligt niet binnen het plangebied. Vanwege de aanwezigheid van twee routes waarover transport van gevaarlijke stoffen verondersteld wordt, dient de verantwoording van het groepsrisico aandacht te krijgen. De veronderstelling dat transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over de N352 is gebaseerd op het feit, dat er meerdere LPG-tankstations op Urk aanwezig zijn en dat de levering van benzine, diesel en LPG waarschijnlijk vanaf de A6 via de N352 plaatsvindt. De N351 is op de Provinciale risicokaart opgenomen voor het transport van brandbare vloeistoffen.

De verantwoordingsparagraaf is hieronder weergegeven.

4.7.1 Verantwoording groepsrisico externe veiligheid

In relatie tot de twee transportroutes gevaarlijke stoffen dient de verantwoording van het groepsrisico aandacht te krijgen (voor de propaantank geldt vanuit het Activiteitenbesluit geen groepsrisicobeleid). In deze memo zijn elementen aangedragen voor de invulling van de verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag: de gemeenteraad van Urk. Deze elementen zijn afgeleid uit het Besluit externe veiligheid transportroutes en zijn tevens omschreven in de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (VROM, 2007).

Plasbrandscenario

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de N351 en N352. Bij deze wegen kan een plasbrand optreden. Bij een calamiteit met brandbare vloeistoffen kan een plasbrand ontstaan (een plas van brandende vloeistof). Het gevolg is een korte, maar extreme hittestraling. De omvang van het effect wordt bepaald door de oppervlakte van de plas. Uitgaande van een calamiteit waarbij een gehele tankinhoud vrijkomt is het invloedsgebied van een plasbrand ongeveer 45 meter. De gevolgen van een plasbrandscenario ter hoogte van het plangebied hangen eveneens af van de wijze waarop het plangebied in de toekomstige situatie precies zal worden ingericht.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is de mate waarin personen in staat zijn zichzelf (zonder hulp van buitenaf) in geval van een calamiteit in veiligheid te brengen. In het plangebied zijn binnen de invloedsgebieden van de N351 en de N352 geen ontwikkelingen opgenomen die langdurig verblijf van beperkt zelfredzame personen, zoals kinderen, ouderen en gehandicapten, faciliteren. De scholen en de kinderboerderij waar dagbesteding plaatsvindt voor mensen met een beperking liggen op minimaal 200 meter afstand van de N351 en de N352.

Alarmering

In geval van een incident met gevaarlijke stoffen dienen personen uit het invloedsgebied van de N-wegen te vluchten. Personen dienen hiervoor gewaarschuwd te worden. Gerichte risicocommunicatie met bewoners, werknemers en andere aanwezigen (bijvoorbeeld via NL-Alert) kan ertoe bijdragen dat alarmering van het gebied sneller verloopt. Hierbij dient aan te worden gegeven wat het gewenste handelingsperspectief is (schuilen of vluchten) en op welke wijze hieraan invulling kan worden gegeven.

Handelingsperspectief

Bij een calamiteit met brandbare vloeistoffen moeten aanwezige personen zich in veiligheid brengen op ruime afstand van de incidentlocatie, buiten het invloedsgebied van brandbare vloeistoffen (45 meter). Personen binnen het invloedsgebied kunnen ernstige (dodelijke) brandverwondingen oplopen. De omgeving biedt mogelijkheden om (zowel binnen als buiten het plangebied) in meerdere richtingen van de wegen af te vluchten.

Bestrijdbaarheid

Bestrijdbaarheid is de mate waarin een rampscenario door de brandweer te bestrijden is. De mate waarin uitvoering aan deze aanvalsstrategieën kan worden gegeven hangt af van de capaciteit van de brandweer (opkomsttijd en beschikbare blusmiddelen) en de bereikbaarheid van het plangebied (opstelplaatsen).

Bij een ongeval met brandbare vloeistoffen, waarbij een plasbrand kan ontstaan, kan de brandweer snel ter plaatse zijn. Een plasbrand is dan goed te bestrijden. Door het tijdig arriveren van de brandweer wordt voorkomen dat het vuur zich snel kan uitbreiden en kan overslaan.

4.8 Natuur

Kader

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Flora- en faunawet, het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natuurbeschermingswet 1998. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden, die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna.

Het doel van de Flora- en faunawet is het in stand houden van de inheemse flora en fauna. Vanuit deze wet is bij ruimtelijke ingrepen de initiatiefnemer verplicht op de hoogte te zijn van de mogelijk voorkomende beschermde natuurwaarden binnen het plangebied. De effecten op inheemse flora en fauna worden getoetst in een natuurtoets.

Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt en vastgelegd in de ruimtelijke verordening. Ruimtelijke plannen moeten hieraan worden getoetst.

Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten worden beschermd middels de Natuurbeschermingswet 1998, deze gebieden hebben daarmee een wettelijke beschermde status. Er zijn geen ontwikkelingen zonder Natuurbeschermingswetvergunning toegestaan als deze ontwikkeling de natuurlijke waarden en instandhoudingsdoelen van het gebied direct of indirect aantasten. De effecten op Natura 2000-gebieden zijn getoetst in een voortoets. Onderdeel hiervan is een PAS-berekening.

Onderzoek

Vanuit bovenstaand kader is inzicht gewenst in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijk daarmee samenhangende consequenties vanuit de actuele natuurwetgeving. Zowel de natuurtoets als de voortoets zijn uitgevoerd door Antea Group.

De Natuurtoets (Flora en faunawet en NNN) is als bijlage 7 bijgevoegd. De Voortoets inclusief de PAS-berekening is als bijlage 8 bijgevoegd.

De Natuurtoets en de Voortoets zijn opgesteld in 2016 Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna Wnb) in werking getreden. Deze wet heeft de Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. De Wnb brengt enkele wijzigingen met zich mee voor wat betreft natuurbescherming. In de nieuwe wet treedt de provincie op als bevoegd gezag (met uitzondering van landelijke projecten). Inhoudelijk zijn als gevolg van de wetswijziging voornamelijk (maar niet uitsluitend) veranderingen opgetreden in de soortenbescherming (voorheen geborgd door de Flora- en faunawet). Zo zijn na de inwerkingtreding veel zeevissen, zoetwatervissen, dagvlinders en plantensoorten niet meer beschermd. Er zijn echter ook een aantal vlinder,- libel- en plantensoorten die bij de inwerkingtreding van de Wnb juist wel een beschermde status hebben gekregen. Provincies hebben gebruik gemaakt van mogelijkheid om middels de provinciale verordeningen (een deel van) de zogenaamde 'andere soorten' (art 3.10 Wnb) vrij te stellen van de ontheffingsplicht. Provincie Flevoland is bij de implementatie van de wet uitgegaan van het bestaande beleid van het rijk op het gebied van soortenbescherming (Verordening uitvoering Wet Natuurbescherming Flevoland 2016, 1-11-2016). Bij het opstellen van de lijst van vrijgestelde soorten heeft de provincie rekening gehouden met de lijst van beschermde dier- en plantensoorten die voorkomen in de provincie Flevoland. Soorten die niet voorkomen in de provincie Flevoland zijn niet vrijgesteld (en opgenomen in bijlage 3 van de Verordening van Flevoland). In een oplegnotitie is onderzocht of de wetswijziging van 1 januari 2017 invloed heeft op de conclusies van de eerder opgestelde Natuurtoets en Voortoets. Deze oplegnotitie is als bijlage 9 bijgevoegd.

Natuurtoets

Flora- en faunawet (soortenbescherming)

Met de uitgevoerde natuurtoets (zie bijlage 7) kan worden uitgesloten, dat de gunstige staat van beschermde soorten in gevaar komt door activiteiten die mogelijk gemaakt worden door het bestemmingsplan, mits rekening wordt gehouden met de maatregelen zoals aangegeven in onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0034.png"

Figuur 4.10: Mogelijk voorkomen van en effecten op beschermde soorten in het plangebied.

Ten aanzien van de rugstreeppad wordt voor de volledigheid het volgende opgemerkt. Het is aannemelijk dat de rugstreeppad in het plangebied aanwezig is; de soort is veelvuldig aanwezig in de Noordoostpolder. In het verleden kon in de Noordoostpolder voor de rugstreeppad gebruik worden gemaakt van het soortmanagement plan voor de rugstreeppad (De Nooij, 2007). De ontheffing die hiervoor gold is echter verlopen wat betekent dat in de huidige situatie voor nieuwe ontwikkelingen een ontheffing moet worden aangevraagd wanneer het overtreden van verbodsbepalingen niet uitgesloten kan worden. Bij het ingaan van de nieuwe Wet Natuurbescherming (verwacht 1 januari 2017) wordt de provincie bevoegd gezag voor beschermde soorten. De provincie geeft aan dat er nu over na wordt gedacht hoe hier mee omgegaan moet worden in de nieuwe situatie. Ze geeft aan dat het waarschijnlijk is dat verder wordt gegaan in de lijn zoals deze was opgenomen in het Rugstreeppaddenmanagementplan.

Voor het vaststellen van het bestemmingsplan vormt het voorkomen van de rugstreeppad in de Noordoostpolder geen belemmering. Ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan zal de provincie Flevoland bevoegd gezag zijn voor de rugstreeppad. Afhankelijk van het toekomstige scenario zal een algemene ontheffing gelden voor de rugstreeppad wanneer maatregelen worden genomen of kan voor de soort een ontheffing worden aangevraagd.

Gelet op deze conclusie kan worden gesteld, dat er vanuit kan worden gegaan dat de Flora- en faunawet niet aan de uitvoering van het plan in de weg staat.

Natuurnetwerk Nederland (gebiedsbescherming

De Urkervaart, direct ten noorden van het plangebied, maakt deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Daarnaast maakt de Urkervaart deel uit van een ecologische verbindingszone. De Urkervaart wordt beheerd als zoete plas (Natuurbeheerplan 2016, Provincie Flevoland). In het rapport Wezenlijke kenmerken en waarden EHS gemeenten Noordoostpolder en Urk (A&W rapport) zijn de doelsoorten voor de verbindende functie van deze vaart benoemd.

Het voornemen heeft geen effect op het natuurdoeltype. In het kader van de ecologische verbindingszone moet rekening worden gehouden met de functie van de verbinding als vliegroute voor vleermuizen, voor landzoogdieren en voor de rugstreeppad. Hierbij geldt dat de volgende maatregelen worden genomen:

  • voor zoogdieren en rugstreeppad: bij de aanleg van de nieuwe brug over de Urkervaart moet voorkomen worden, dat de oeverzone wordt onderbroken;
  • voor vleermuizen: de mogelijke vliegroute langs de Urkervaart moet functioneel blijven. Mogelijke maatregelen zijn:
    • 1. er moet worden voorkomen dat lichten worden gericht op de Urkervaart of dat de vaart (tijdelijk) wordt geblokkeerd. Om te voorkomen dat (openbare) verlichting de mogelijke vliegroute van vleermuizen langs de Urkervaart belemmert is een regeling opgenomen in lid 22.2.
    • 2. bij het ontwerp van de brug over de Urkervaart dient rekening te worden gehouden met de barrièrewerking van wegen voor vleermuizen. Er zijn mogelijkheden om deze te beperken (bijvoorbeeld hopovers; sommige vleermuizen kunnen onder bepaalde omstandigheden ook onder een viaduct passeren). Boven het wateroppervlak moet daarom een doorvliegroute van minstens 4 meter breed en 1,5 meter hoog mogelijk blijven. Er mag geen voor vleermuizen hinderlijke lichtuitstraling zijn op het wateroppervlak. Bij voorkeur dient amberkleurig licht gebruikt te worden. De brug voldoet aan deze maatvoeringseisen; dit is met bouwregels in de planregels geborgd.
  • voor rugstreeppad: de inrichting van de oeverzone wordt afgestemd op de (verbindende functie voor de) rugstreeppad.

Voortoets

Uit de voortoets (bijlage 8), inclusief stikstof depositieonderzoek, blijkt, dat een negatief effect uit te sluiten is. Omdat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, hoeft geen passende beoordeling gemaakt te worden (en dus ook geen plan-MER opgesteld worden). Dit volgt uit de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet).

Natura 2000

In navolgende tabel zijn alle storingsfactoren benoemd die in de voortoets beschreven zijn. Conclusie is dat negatieve effecten op Natura 2000-gebieden als gevolg van de ontwikkelingen die het bestemmingplan mogelijk maakt (woningbouw, bedrijven en voorzieningen) met zekerheid zijn uit te sluiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0035.png"

Het is op basis van deze voortoets met zekerheid uit te sluiten, dat de natuurlijke kenmerken van Natura 2000-gebieden, als gevolg van de ontwikkelingen die het bestemmingplan Schokkerhoek mogelijk maakt worden aangetast. Daarmee staat de Natuurbeschermingswet de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.

Beschermden natuurwaarden

Er zijn geen negatieve effecten te verwachten op het beschermd natuurmonument Toppad Urk en op het beschermd natuurmonument Staartweg Urk als gevolg van de ontwikkelingen die het bestemmingsplan Schokkerhoek mogelijk maakt.

Oplegnotitie

De inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming per 1 januari 2017 leidt niet tot verandering van de conclusies gesteld in de Natuurtoets (Antea Group, 2016a) en Voortoets (Antea Group, 2016b).

De bescherming van op de planlocaties voorkomende kleine modderkruiper is met de komst van de nieuwe wet komen te vervallen. Bij uitvoering van het plan dient men rekening te houden met het voorkomen van broedende vogels. Bij de daadwerkelijke ontwikkeling van Schokkerhoek zal onderzoek plaatsvinden naar het voorkomen van de rugstreeppad. De verwachting is dat een ontheffing verleenbaar is. Vanuit de gebiedenbescherming zijn er geen belemmeringen voor de uitvoering van het project wat Natura 2000-gebieden betreft. De status van de beschreven en getoetste Beschermde natuurmonumenten is vervallen.

Gelet op deze conclusie kan worden gesteld dat er van uit kan worden gegaan, dat de Wet natuurbescherming (soort- en gebiedsbescherming) de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Conclusie

Het aspect natuur vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.9 Geluid

Kader

De ontwikkeling van Schokkerhoek vergroot de verkeersaantrekkende werking van het gebied. Daarnaast wordt er een nieuwe gebiedsontsluitingsweg gerealiseerd voor de ontsluiting van het gebied. De binnen het plangebied gelegen erftoegangsweg met een belangrijke functie voor lokaal verkeer kent voor het noordelijk, oostelijk en zuidelijk deel een 30 kilometer per uur regime. Voor het westelijk deel, i.c. de gebiedsontsluitingsweg, geldt een maximum snelheid van 50 km per uur.

Geluid vanwege wegverkeer

Binnen de zone van een nieuwe weg dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden naar de geluidbelasting op de binnen de zone gelegen (of geprojecteerde) woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. De berekende geluidbelasting dient getoetst te worden aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder. Indien de (voorkeurs)grenswaarde wordt overschreden, dient beoordeeld te worden of maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn. Als maatregelen niet mogelijk zijn, kan een hogere grenswaarde worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.

Reconstructie

Daarnaast geldt, dat bij een bestemmingsplan waarin sprake is van een wijziging van de indeling of inrichting van een bestaande weg, onderzocht moet worden of er sprake is van een relevante akoestische verandering, de zogenoemde reconstructie van een weg (artikel 99 Wgh). Er moet bij een fysieke wijziging van de weg onderzocht worden of de berekende geluidsbelasting vanwege de fysieke wijziging van de weg toeneemt. Indien de geluidbelasting meer dan 2 dB toeneemt is er sprake van een reconstructie. Als vuistregel geldt, dat conform artikel 100a van de Wet geluidhinder de geluidsbelasting niet meer dan 5 dB mag toenemen op een geluidsgevoelig object door een reconstructie van een weg. Voor de geluidbelasting vanwege de reconstructie kan een hogere waarde worden vastgesteld.

Cumulatie

Indien een geluidgevoelige bestemming waarvoor een hogere grenswaarde wordt vastgesteld in de zone van meerdere geluidbronnen (wegverkeer, railverkeer, luchtvaartverkeer en/of industrie) ligt, dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe hoog de gecumuleerde geluidbelasting is. De gecumuleerde geluidbelasting wordt berekend met de rekenmethode die in het ‘Reken- en Akoestisch onderzoek meetvoorschrift geluid 2012’ is vastgelegd, rekening houdend met de dosiseffect relaties van de verschillende bronsoorten. Het bevoegd gezag moet dan een oordeel vellen over de hoogte van deze geluidbelasting. Een wettelijke toets aan een grenswaarde voor deze gecumuleerde geluidbelasting is niet aan de orde.

Industrielawaai

Het bedrijventerrein Zwolschehoek, dat ten westen van het plangebied is gelegen, is een niet gezoneerd industrieterrein. Er is derhalve vanuit de Wet geluidhinder geen wettelijk kader om het terrein te toetsen. Omdat de Wet geluidhinder voor deze gevallen niets regelt, is toetsing van het geluid van bedrijven die niet op een gezoneerd industrieterrein liggen, niet een plicht die rechtstreeks in een wet is terug te vinden. Voor deze situaties zijn de VNG-contouren, zoals beschreven in paragraaf 4.3 relevant. Voor de beoordeling van industrielawaai van een niet-gezoneerde industrieterrein zijn twee aspecten van belang:

  • 1. De milieurechten van de betreffende bedrijven: Bedrijven mogen op grond van hun ‘akoestische’ milieurechten in het milieukader (milieuvergunning, Activiteitenbesluit) een bepaalde hoeveelheid geluid produceren. Er is onderzocht wat de totale geluidemissie van het bedrijventerrein is op basis van de planologisch toegestane milieucategorieën op het bedrijventerrrein.
  • 2. Het woon- en leefklimaat in het plangebied. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening geldt bij nieuwe plannen de eis dat er sprake dient te zijn van een goede ruimtelijke ordening. In het kader van een bestemmingsplan Verbrede Reikwijdte is het de eis, dat er sprake is van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. In de jurisprudentie is het begrip goede ruimtelijke ordening onder meer vertaald in het vereiste dat in het bestemmingsplan de afweging moet zijn gemaakt of er sprake is van een ´aanvaardbaar woon- en leefklimaat´. Er is geen vaststaande normstelling voor het bepalen wanneer er wel of niet sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het is wel duidelijk dat het voor het maken van een goede afweging daarover noodzakelijk is dat de geluidbelasting in het plangebied van alle geluidbronnen in beeld wordt gebracht. Naast de in dit plan zoneringsplichtige lawaaisoorten (wegverkeer) is dat ook de geluidbelasting van niet-gezoneerde bedrijven.

De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:

  • woningen
  • andere geluidsgevoelige gebouwen
  • geluidsgevoelige terreinen

Woningen: Onder "woning" wordt verstaan (art. 1 Wgh): gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van de geldende planologische status (bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening). Een bedrijfswoning wordt ook als een woning beschouwd.

Andere geluidsgevoelige gebouwen: Het Besluit geluidhinder wijst onderstaande gebouwen aan als "ander geluidsgevoelig gebouw":

  • onderwijsgebouwen;
  • ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • kinderdagverblijven;

Alle objecten die niet onder bovenstaande categorieën zijn te scharen, zijn op basis van de Wet geluidhinder niet beschermd tegen geluidhinder. In twijfelgevallen (valt een bepaalde bestemming onder een bepaalde categorie) is een goede motivering van belang.

Geluidsgevoelige terreinen: Het Besluit geluidhinder wijst onderstaande terreinen aan als "geluidsgevoelig terrein": woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen voor woonschepen

Onderzoek

Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd voor onderhavig bestemmingsplan. Dit onderzoek is bijgevoegd als bijlage 10. In het akoestisch onderzoek zijn de volgende aspecten onderzocht:

  • 1. In het kader van de Wet geluidhinder is de geluidbelasting vanwege bestaande en nieuwe wegen op het plangebied bepaald;
  • 2. In het kader van de Wet geluidhinder is de geluidbelasting vanwege nieuwe wegen op bestaande woningen bepaald;
  • 3. In het kader van de Wet geluidhinder zal het geluideffect worden beschouwd vanwege de wijzigingen (rotondes) aan de Urkerweg en de Domineesweg.
  • 4. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de verwachte geluidbelasting als gevolg van het bestaande en nieuwe bedrijventerrein op het plangebied bepaald.

Het plangebied is in dat onderzoek ingedeeld in acht deelgebieden, zoals weergegeven in figuur 4.11.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0036.png"

Figuur 4.11: Indeling deelgebieden (in westelijk deel zijn geen geluidsgevoelige functies gelegen)

In deelgebieden W1A, W1B, W1C, W2A, W2B en W2C zijn alleen woningen geprojecteerd. In deelgebieden Fase 0 (kinderboerderij) is uitsluitend een kinderboerij geprojecteerd. De functies in de fase Centrum zijn voor het merendeel niet geluidgevoelig, behalve de woningen en de school/scholen. Wel moet er voor alle functies sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat.

In het kader van goed woon- en leefklimaat dient een beoordeling plaats te vinden van het akoestisch woon- en leefklimaat. Hiervoor is een bepaling in de planregels opgenomen, waarin wordt verwezen naar de beleidsregel 'Goed woon- en leefklimaat' die door het college wordt vastgesteld.

Wet geluidhinder

Geluid vanwege wegverkeer

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat in een deel van de fases Centrum, W1A en W2A de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 58 dB of 63 dB wordt in deze gebieden echter niet overschreden. In het akoestisch onderzoek is gemotiveerd dat maatregelen niet haalbaar zijn. Gemeente Urk kan derhalve voor genoemd plan gemotiveerd een hogere waarde vaststellen. Een bestemmingsplan Verbrede Reikwijdte biedt de mogelijkheid om dit in het plan zelf te regelen (zie paragraaf 4.10). In paragraaf 4.10 is de motivatie voor het vaststellen van hogere grenswaarden opgenomen en zijn de deelgebieden en bijbehorende hogere waarden benoemd.

Wegverkeerslawaai gewijzigde situaties (reconstructies)

Uit de berekeningsresultaten blijkt, dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op gewijzigde Urkerweg (N351) zal toenemen met ten hoogste +2,02 dB ter plaatse van de gevels van de bestaande woning Urkerweg 60.

Voor de Urkerweg 60 bedraagt de toename daarmee meer dan 2 dB en is er sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. De maximaal te ontheffen toename van maximaal 5 dB wordt echter niet overschreden.

Gelet op de overschrijding van de grenswaarde is onderzocht of er maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn (zie bijlage 10). De analyse laat zien dat maatregelen niet haalbaar zijn. Het bevoegd gezag kan derhalve voor genoemd plan gemotiveerd een hogere waarde vaststellen. In paragraaf 4.10 is de aan te vragen hogere waarden weergegeven. Voor de woning op het perceel Urkerweg 60 wordt met dit bestemmingsplan een hogere waarde vastgesteld (zie paragraaf 4.10)

Bij de overige woningen bedraagt de toename minder dan 2 dB of blijft onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Voor deze woningen is er geen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Verdere toetsing kan achterwege blijven voor deze woningen.

Binnen de zone van het fysiek aan te passen gedeelte van de Domineesweg (N352) zijn geen geluidgevoelige objecten gelegen.

Wegverkeerslawaai op de bestaande bouw

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat op de gevels van de bestaande woningen de geluidbelasting ten hoogste 47 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt niet overschreden waarmee nader onderzoek naar maatregelen achterwege kan blijven.

Goede ruimtelijke ordening

Wegverkeerslawaai op de nieuwbouw

Ten gevolge van het wegverkeer op de niet-zoneplichtige 30 km/uur weg 'Ei', is de geluidbelasting lager dan of gelijk aan 48 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh in alle fases. In analogie met de Wet geluidhinder wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschreden. Derhalve wordt het akoestisch klimaat als gevolg van deze weg aanvaardbaar geacht.

Wegverkeerslawaai gewijzigde situaties (reconstructies)

Het effect voor de wegen rondom de aan te passen Urkerweg (N351), Domineesweg (N352) en Ransuil is beperkt: ter plaatse van de woningen en andere (geluidgevoelige) bestemmingen is er sprake van een toename van de geluidbelasting van ten hoogste 1,45 dB als gevolg van de toename van het verkeer. Over een periode van 21 jaar is het effect maximaal 1,88 dB. Omdat deze woningen en andere (geluidgevoelige) bestemmingen zijn gelegen buiten het fysiek te reconstrueren gedeelte van de weg, geldt dat toetsing aan de normering van de Wet geluidhinder niet nodig is. Vanuit het oogpunt van een 'goede ruimtelijke ordening' kan wel door het bevoegd gezag worden overwogen de geluidbelasting langs deze wegen te beperken. Aangezien de geluidtoename in 11 jaar kleiner is dan 1,50 dB (grenswaarde reconstructie conform de Wet geluidhinder) en over 21 jaar het effect ten hoogste 1,88 dB (maximale toename conform Wet geluidhinder is 5 dB), is de toename akoestisch beperkt en aanvaardbaar.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens het geluideffect op de bestaande kinderboerderij ter plaatse van Urkerweg 62 beschouwd. Door aanleg van de rotonde neemt de geluidbelasting toe met 5,53 dB (57,3 – 51,51 dB). Formeel gezien hoeft er geen toetsing aan de normering van de Wet geluidhinder plaats te vinden. Om het de geluidbelasting ter plaatse van de kinderboerderij weer naar het oorspronkelijke niveau in 2016 (52 dB) terug te krijgen, wordt een geluidwerende voorziening van 2 meter hoogte ten noorden van de rotonde geplaatst (zie figuur 4.12).

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0037.png"

Figuur 4.12: Geluidscherm (blauw gearceerd) van 2,0 meter hoogte ten noorden van de rotonde

Toepassing van het geluidscherm heeft afgerond gezien geen effect op de toekomstige geluidbelasting op Urkerweg 60.

Industrielawaai op de nieuwbouw

Ten gevolge van het industrielawaai van de 2 niet-gezoneerde industrieterreinen, is de geluidbelasting in alle deelgebieden lager dan 50 dB(A). Derhalve wordt het akoestisch klimaat als gevolg van industrielawaai aanvaardbaar geacht.

Cumulatie

De kwaliteit per fase is te classificeren van redelijk tot goed. Indien er naar de deelgebieden afzonderlijk wordt gekeken dan ligt het accent met name op de classificering goed. Binnen deze gebieden kunnen de milieugevoelige functies zoals (bedrijfs)woningen, kerk met pastorie / kosterswoning, schoolgebouwen en de dagbesteding / kinderboerderij zonder nadere geluidtoets worden toegestaan.

Conclusie

Er is langs de gebiedsontsluitingsweg en de Urkerweg een hogere waarde geluid nodig vanwege het wegverkeer voor de nieuwe woningen. Daarnaast dient een hogere waarde te worden vastgesteld vanwege de reconstructie van de Urkerweg voor de woning op het perceel Urkerweg 60 (zie paragraaf 4.10).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt concludeerd, dat er voor wat betreft geluid voor het grootste deel van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Bij de vergunningverlening wordt hieraan voor wat betreft geluid getoetst aan de hand van een beleidsregel 'goed woon- en leefklimaat'. Hierbij geldt dat de milieugevoelige functies een maximale gecumuleerde geluidbelasting mogen hebben van 61 dB, hetgeen uit een geluidskaart kan worden afgeleid die in de beleidsregel Goed woon- en leefklimaat is opgenomen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is in de planregels met een voorwaardelijke verplichting geborgd, dat er ter hoogte van de bestaande kinderboerderij een geluidwerende voorziening wordt gerealiseerd van 2 meter hoog.

4.10 Motivatie hogere grenswaarde geluid

In deze paragraaf is de motivatie opgenomen voor het vaststellen van de hogere grenswaarden vanwege het geluid ten gevolge van het wegverkeer en de reconstructie. De gebieden waarvoor met onderhavig plan een hogere waarde wordt vastgesteld zijn weergegeven.

Hogere waarde reconstructie

Voor het te wijzigen deel van de Urkerweg (N351, rotonde) zijn berekeningen uitgevoerd voor de huidige en de toekomstige situatie in verband met de berekening van het effect van de reconstructie. Uit de berekeningsresultaten blijkt, dat de geluidbelasting vanwege het wegverkeer op gewijzigde Urkerweg (N351) zal toenemen met ten hoogste +2,02 dB ter plaatse van de gevels van de bestaande woning Urkerweg 60. Voor de Urkerweg 60 bedraagt de toename daarmee meer dan 2 dB en is er sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. De maximaal te ontheffen toename van maximaal 5 dB wordt echter niet overschreden. Bij de overige woningen bedraagt de toename minder dan 2 dB of blijft onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Voor deze woningen is er niet sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Verdere toetsing kan achterwege blijven voor deze woningen. Gelet op de overschrijding van de grenswaarde bij Urkerweg 60 is onderzocht of er maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn.

Bronmaatregelen

Maatregelen om de geluidbelasting terug te brengen dienen in eerste instantie op de bron te worden toegepast. Het terugbrengen van de rijsnelheid alleen is onvoldoende en kan slechts in combinatie met een lage verkeersintensiteit voldoende soelaas bieden. Hiermee komt de regionale functie van de wegen onder druk te staan. Aangezien toepassing van een stille wegdekverharding op en nabij een rotonde niet mogelijk is zijn verdere bronmaatregelen niet haalbaar en doelmatig.

Overdrachtsmaatregelen

Het plaatsen van geluidschermen voor de overschrijding bij 1 woning is financieel gezien niet doelmatig.

Voor Urkerweg 60 wordt om voornoemde reden met de vaststelling van dit plan een hogere waarde geluid vastgesteld van 54 dB.

Hogere grenswaarde geluid wegverkeerslawaai op de nieuwbouw

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat in een deel van de fases Centrum, W1A en W2A de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 58 dB of 63 dB wordt in deze gebieden echter niet overschreden.

Door de overschrijding is een analyse naar mogelijke maatregelen noodzakelijk. De analyse in bijlage 10 laat zien dat maatregelen niet haalbaar zijn. Het bevoegd gezag kan derhalve voor genoemd plan gemotiveerd een hogere waarde vaststellen. In onderstaande tabel is de geluidbelasting per deelgebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0038.png"

Er wordt met dit plan gebiedsgericht een hogere waarde vastgesteld. De hogere waarde vanwege de Urkerweg is maximaal 53 dB (gebied gearceerd in zone 48-53 dB), zie onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0039.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0040.png"

De hogere waarde vanwege de nieuw gebiedsontsluitingsweg (noord-zuidverbinding) is deels 58 dB (gebied gearceerd in zone 53-58 dB) en deels 53 dB (gebied gearceerd in zone 48 -53 dB), zie onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0041.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0042.png"

De maximale hogere grenswaarden zijn geborgd in de planregels.

4.11 Spuitzone

Kader

Er gelden in Nederland geen wettelijke bepalingen over minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop gewassen in de open lucht worden geteeld en nabij gelegen, voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige objecten, zoals woningen met tuinen. Vanwege mogelijk vrijkomende drift (verwaaiing van spuitvloeistof) bij het bespuiten van fruitbomen wordt in de bestemmingsplanpraktijk een vuistregel gehanteerd om een afstand van 50 meter aan te houden tussen een fruitboomgaard en een gevoelige bestemming. Dit is een in de praktijk gegroeide vuistregel.

Gevoelige functies zijn plaatsen waar regelmatig en voor een groot gedeelte van de dag mensen verblijven of samenkomen. Een woning met tuin wordt als zodanig aangemerkt. Bij de afstand van 50 meter wordt ervan uitgegaan dat enerzijds de bedrijfsvoering van de agrariër niet wordt belemmerd en anderzijds dat er geen nadelige effecten optreden voor de gezondheid van de bewoners van de woning. De 50 meter afstand is echter een indicatieve en willekeurige afstand. Een verantwoorde afstand hangt onder meer af van het soort teelt ter plaatse en de plaatselijke omstandigheden.

Voor het betrokken bestuursorgaan bestaat zowel bij toepassing als afwijking van deze afstand een onderzoeksplicht. Een kortere afstand is mogelijk, mits voorzien van een deugdelijke motivering.

Onderzoek

Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en onderzoek komen de volgende aandachtspunten naar voren:

  • 1. wat wordt planologisch mogelijk gemaakt en geldende bestemming(en);
  • 2. welke gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt;
  • 3. wat zijn de effecten van de gewasbeschermingsmiddelen voor de mens bij blootstelling en het gebruik van driftreducerende middelen of maatregelen;
  • 4. overheersende windrichting.

Aan de hand van bovengenoemde stappen is onderbouwd waarom in het kader van onderhavig bestemmingsplan al dan niet een kleinere spuitzone kan worden aangehouden dan 50 meter in verband met het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De onderbouwing is bijgevoegd in bijlage 14.

De agrarische percelen aan de oost- en zuidzijde van het plangebied zijn momenteel in gebruik ten behoeve van akkerbouw. Op grond van het bestemmingsplan is er echter ook fruitteelt mogelijk. Vanwege de planologisch-juridische mogelijkheid voor fruitteelt wordt in dit onderzoek uitgegaan van het meest intensieve gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de fruitteelt: de teelt van appels en peren. Dit is het worstcase scenario.

Uit het onderzoek volgt dat er minimaal een afstand van 26 meter moet worden aangehouden tussen de woonbestemmingen en de agrarische perceelsgrenzen aan de oost- en zuidkant van het plangebied om te kunnen spreken van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Deze afstand kan worden verminderd indien er maatregelen worden genomen, bijvoorbeeld in de vorm van de realisatie van een groenblijvende en bladdragende haag op de rand van het woonperceel met een minimale hoogte van 3 meter,

In het bestemmingsplan zijn de gronden waar de woningen zijn voorzien die kunnen worden vergund via een directe bouwtitel op 26 meter afstand van de agrarische gronden gelegen. Hiermee is er sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Voor de woningen en andere milieugevoelige functies die kunnen worden gerealiseerd via een uitwerkingsplicht geldt dat in de relevante uit te werken bestemmingen uitwerkingsregels zijn opgenomen dat er tussen de percelen van milieugevoelige functies en de omliggende agrarische gronden ten oosten van de Karel Doormanweg en ten zuiden van de Domineesweg een minimale afstand moet worden aangehouden van 26. Van deze afstand mag worden afgeweken indien in het uitwerkingsplan wordt aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat en dat de agrarische bedrijfsvoering niet wordt belemmerd.

Conclusie

De afstand van de geprojecteerde woonpercelen met een directe woonbestemming en de agrarische gronden aan de oostkant van het plan (Karel Doormanweg) is voor het grootste gedeelte ten minste 26 meter. Daar waar de woningen en bijbehorende tuinen op kortere afstand zijn gelegen dan 26 meter kunnen woningen uitsluitend worden gerealiseerd als er een groenblijvende en bladdragende haag op de rand van het woonperceel wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden met een minimale hoogte van 3 meter. Dit is in de regels met een voorwaardelijke verplichting geregeld. De plek van de haag is met een aanduiding 'haag' op de plankaart aangegeven.' Daar waar gronden met een woonbestemming op eenkortere afstand dan 26 meter zijn gelegen is het gebruik van die gronden door 'voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies' ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies' in strijd met de bestemming. In de begrippen is een definitie opgenomen van deze functies, i.c.(recreatie)woningen met bijbehorende tuinen; scholen, kinderdagverblijven en zorginstellingen met bijbehorende buitenterreinen en recreatieverblijven.

In de uitwerkingsregels is bepaald dat bij het opstellen van het uitwerkingsplan de afstand van 26 meter in acht moet worden genomen, waarbij onder de hierboven genoemde voorwaarden kan worden afgeweken. Op deze wijze is er sprake van een goede ruimtelijke ordening. De kwaliteit van fysieke leefomgeving is hiermee geborgd. De spuitzone is geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.12 Luchtkwaliteit

Kader

De Nederlandse wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit vloeit voort uit titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm), ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Deze wet implementeert onder andere de normen uit Europese regelgeving. Op grond van artikel 5.16 Wm dient een bestuursorgaan, in geval van de in dit artikel genoemde gevallen, een besluit te nemen met in achtneming van één van de volgende gronden:

  • 1. het project leidt niet tot overschrijding van een grenswaarde;
  • 2. het project leidt per saldo tot gelijk blijven of verbetering van de luchtkwaliteit;
  • 3. het project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van een stof;
  • 4. het project is genoemd in of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Het NSL is een programma waarbij rekening is gehouden met (toekomstige) projecten en maatregelen door middel van een pakket van maatregelen waardoor er binnen een bepaalde termijn aan de grenswaarden voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) wordt voldaan. De ontwikkelingen binnen het plan 'Schokkerhoek' zijn niet opgenomen in het NSL. Dit betekent dat de eventuele effecten van het plan op de luchtkwaliteit moeten worden onderzocht en dat getoetst moet worden aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit.

In de Wet milieubeheer zijn grenswaarden voor zeven stoffen en richtwaarden voor vijf stoffen opgenomen voor de concentraties in de buitenlucht. In Nederland zijn NO2 en PM10 het meest kritisch. Daarnaast is per 1 januari 2015 ook voor zeer fijn stof (PM2,5) een jaargemiddelde grenswaarde van kracht. In het algemeen geldt dat bij voldoen aan de normen voor deze stoffen, een overschrijding van de normen voor de overige stoffen redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De normen voor de NO2-, PM10- en PM2,5-concentraties zijn in de hierna opgenomen figuur 4.12 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0043.png"

Figuur 4.12 : Overzicht normen luchtverontreinigende stoffen.

Deze grenswaarden vertegenwoordigen het niveau waaronder geen onacceptabele gezondheidseffecten of onaanvaardbare nadelige milieueffecten optreden als gevolg van de heersende concentraties aan luchtverontreiniging.

Naast een jaargemiddelde grenswaarde voor de NO2-concentratie geldt voor deze stof ook een grenswaarde voor de uurgemiddelde NO2-concentratie. Deze 1-uurs gemiddelde grenswaarde bedraagt 200 ìg/m3. Voor deze norm geldt dat deze niet vaker dan 18 keer per jaar overschreden mag worden. Uit metingen blijkt dat een overschrijding van deze grenswaarde, behalve in uitzonderlijk drukke stadssituaties, al lang niet meer aan de orde is. Omdat ook in deze situatie de uurgrenswaarde geen rol speelt, is deze beoordeling buiten beschouwing gelaten.

Naast stikstofdioxide en (zeer) fijn stof zijn er in de Wet milieubeheer ook grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, lood, koolmonoxide en benzeen. Voor deze stoffen geldt dat het verschil tussen de grenswaarde en de som van de bijdrage van het wegverkeer en de achtergrondconcentratie zo groot is, dat een overschrijding van de grenswaarden wordt uitgesloten. Om deze reden zijn deze stoffen buiten beschouwing gelaten.

Onderzoek

Onderzocht is in hoeverre de emissies van extra verkeer en bedrijven met milieucategorie 1 en 2 de totale concentraties luchtverontreinigende stoffen beïnvloeden. Dit onderzoek is als bijlage 13 bijgevoegd. Gezien de planontwikkeling van woningbouw en bedrijven is met name onderzoek uitgevoerd naar de voor deze situatie maatgevende stoffen NO2, PM10 en PM2,5.

Het onderzoek is uitgevoerd conform de Rbl 2007. In artikel 70, lid 1 onder b van het Rbl 2007 is aangegeven dat de concentraties NO2 en PM10 op maximaal 10 m uit de rand van de weg worden bepaald. Indien er bebouwing dichter dan 10 m uit de rand van de weg is gelegen, dan wordt de luchtkwaliteit bepaald op die afstand. Omdat langs geen van de wegen bebouwing aanwezig is of wordt voorzien zijn de concentraties op een afstand van 10 m uit de rand van de weg bepaald. Op enkele locaties (zoals Meerkoet en Ransuil) is ter plaatse van de bestaande woonbebouwing op grotere afstand van de weg de luchtkwaliteit berekend. Dit is gedaan om het planeffect ook ter plaatse van de, op verder van de bronnen gelegen, woningen in beeld te brengen. In het westelijke deel van het plan is een gemengd gebied geprojecteerd. Ook op de grens van de gemengde bestemmingen zijn de concentraties luchtverontreinigende stoffen berekend.

Uit de resultaten blijkt dat op een afstand van 10 m van de rand van de beschouwde wegen de concentraties luchtverontreinigende stoffen toenemen door de planontwikkeling. Ook met de planbijdrage blijven de jaargemiddelde concentraties ruimschoots onder de gestelde grenswaarde voor de beschouwde stoffen.

Ter plaatse van de beschouwde bestaande woningen, welke gelegen zijn op grotere afstand dan 10 m uit de rand van de wegen, is de bijdrage van het verkeer en de bedrijvigheid enigszins kleiner. Ter plaatse van de bestaande woningen zijn de jaargemiddelde concentraties eveneens ruimschoots lager dan de gestelde grenswaarden, waardoor er geen belemmeringen zijn te verwachten bij deze woningen.

Het onderzoek naar de jaargemiddelde concentraties op de grens van de nieuwe bestemmingen leidt ook tot de conclusie dat in de situatie met de planontwikkeling de gestelde grenswaarden niet worden overschreden en zodoende niet leidt tot belemmeringen.

Het onderzoek naar de concentraties luchtverontreinigende stoffen heeft plaatsgevonden voor het beoordelingsjaar 2017. Verwacht wordt dat in de toekomst de achtergrondconcentraties en emissies van motorvoertuigen en industriële activiteiten afnemen. Dit betekent dat de berekende concentraties in de toekomst afnemen. Omdat in het jaar 2017 het aspect luchtkwaliteit niet leidt tot belemmeringen is dat ook niet het geval in toekomstige jaren.

Conclusie

In het kader van de ontwikkelingen in het bestemmingsplan ‘Schokkerhoek’ in de gemeente Urk is een onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit uitgevoerd. Gezien de planontwikkeling van woningbouw en bedrijven is met name onderzoek uitgevoerd naar de voor deze situatie maatgevende stoffen NO2, PM10 en PM2,5.

Uit het onderzoek blijkt dat op 10 m uit de rand van de beschouwde wegen, ter plaatse van de bestaande woningen in de omgeving van het plan en op de grens van de bedrijfsbestemming concentraties optreden die ruimschoots lager zijn dan de grenswaarden. Omdat de ontwikkelingen in het plan niet leiden tot concentraties die de grenswaarden overschrijden leidt de Wet luchtkwaliteit niet tot belemmeringen voor de ontwikkelingen in dit plan.

4.13 Nautisch onderzoek brug

De gemeente Urk heeft zoals in paragraaf 2.2 beschreven het voornemen om een nieuwe brug over de Urkervaart te realiseren. Deze brug is gelegen in een bocht en vlakbij een reeds bestaande fietsbrug. In een studie zijn de voorgestelde locatie en het ontwerp van de brug getoetst aan de Richtlijn Vaarwegen 2011, om te onderzoeken of deze brug op de door de gemeente voorgestelde locatie vanuit nautische oogpunt veilig kan worden gerealiseerd. Uit de studie, die als bijlage bij de watertoets (zie bijlage 12) is gevoegd, blijkt, dat de brug vanuit nautisch oogpunt op de voorgestelde plaats kan worden gerealiseerd.

Ter wille van een veilige bevaring van de Urkervaart is een regeling opgenomen, dat tussen de nieuwe brug over de Urkervaart en het eiland een permanente voorziening ter wering van de doorvaartmogelijkheid vanaf en naar de Urkervaart worden gerealiseerd.

4.14 Waterparagraaf

Kader

Nationaal Bestuursakkoord Water

Afspraken over het toepassen van de watertoets bij ruimtelijke plannen zijn gemaakt in het Nationaal Bestuursakkoord Water. In het akkoord zijn maatregelen afgesproken met als doel het watersysteem in 2015 'op orde' te hebben. In het bestuursakkoord zijn taakstellende afspraken opgenomen over veiligheid en wateroverlast. Ook is een impuls gegeven aan het gebruik van de watertoets. Het doel van de watertoets is het waarborgen van waterhuishoudkundige belangen in ruimtelijke plannen.

Waterschap Zuiderzeeland

Waterschap Zuiderzeeland is waterbeheerder in het plangebied en is verantwoordelijk voor de waterhuishoudkundige verzorging (waterkwaliteit en waterkwantiteit) binnen het plangebied. Het beleid van het waterschap is verwoord in de volgende documenten en wordt hierna kort besproken:

  • Waterbeheerplan 2016 – 2021;
  • Keur Waterschap Zuiderzeeland 2011 gewijzigd en uitgebreid op 28 januari 2014;
  • De Uitbeelding;
  • Het Waterkader.

Waterbeheerplan 2016 - 2021

Het waterbeheerplan beschrijft hoe het waterschap nu en in de toekomst blijft zorgen voor waterveiligheid en voor voldoende en schoon water. In het plan staan de doelen en de maatregelen die het waterschap de komende 6 jaar gaat nemen om die doelen te realiseren.

Flevoland is een uniek stukje Nederland. Vrijwel het gehele beheergebied ligt onder zeeniveau. Het bestaat uit de Flevopolder en de Noordoostpolder, polders die zijn onttrokken aan het water en waar het nu goed wonen, werken en recreëren is met water in vaarten, tochten, sloten en in de randmeren dat het gebied zijn eigen fraaie karakter geeft. Waterschap Zuiderzeeland staat voor veiligheid, voldoende water en schoon water. De wijze waarop het waterschap hier in deze planperiode invulling aan wil geven, is beschreven in het Waterbeheerplan 2016-2021.

Keur Waterschap Zuiderzeeland 2011 gewijzigd en uitgebreid op 28 januari 2014

De Keur is een wettelijke regeling die van toepassing is op o.a.: de schouw, grondwaterbeheer, veranderingen in het watersysteem, het aanleggen van duikers, dammen of werkzaamheden bij de dijk.

Waterkwantiteit

De Keur is de verordening (wettelijke regeling) van het waterschap en gaat vooral over het waterkwantiteitaspect. De Keur is van toepassing op het aanbrengen van veranderingen aan het watersysteem (o.a. aanleggen van duikers, dammen en werkzaamheden op of aan de dijken). Ook het onttrekken van water aan de bodem of aan oppervlaktewater is geregeld in de Keur. Voor handelingen in het watersysteem is een watervergunning nodig of kan volstaan worden met een melding.

Schouw

Tevens valt de schouw onder de Keur. Waterschap schouwt sloten die niet in beheer zijn, maar wel een belangrijke functie in het watersysteem hebben. Het gaat hierbij met name om het (maai)onderhoud aan waterkeringen (dijken) en oppervlaktewaterlichamen, zoals (erf-)sloten en tochten. Waterschap Zuiderzeeland voert een schouw op de watergangen (sloten en tochten) uit.

Legger

Op de legger staan alle oppervlaktewateren en dijken aangegeven. De legger maakt duidelijk wat u waar van Waterschap Zuiderzeeland mag verwachten. Voor het waterschap is de legger, samen met de keur, hét instrument om te zorgen voor veilige dijken, droge voeten en voldoende en schoon water. De legger is van toepassing op alle water en de daarvoor benodigde kunstwerken. De legger bestaat uit een set van kaarten. Op deze kaarten staat welke dijken, vaarten, tochten, stedelijk water en kunstwerken (bruggen, stuwen, gemalen, sluizen) Waterschap Zuiderzeeland in beheer heeft en waar ze liggen. De legger bevat ook een register waarin staat wie waar en waarvoor het onderhoud moet doen. Tot slot bevat de legger zones (zoneringen) voor toekomstige ontwikkelingen en bescherming van het watersysteem. De legger is in te zien op de website van het waterschap: http://www.zuiderzeeland.nl/werk/werk-in-uitvoering/legger/).

De uitbeelding

Voor de beoordeling van ruimtelijke plannen heeft het waterschap (in samenwerking met de gemeenten) een zogenaamd waterkader opgesteld en het document 'De uitbeelding' waarin de kaders en richtlijnen van het waterschap zijn opgenomen. De uitgangspunten, randvoorwaarden en ontwerprichtlijnen zijn analoog aan het Waterbeheerplan onderverdeeld in de thema's veiligheid, voldoende water en schoon water.

Water is mede ordenend in de ruimtelijke inrichting. Waterschap Zuiderzeeland streeft er naar dat alle wateraspecten – veiligheid (V), schoon water (S), voldoende water (W) en doelmatig beheer en onderhoud - een integraal onderdeel vormen van de ruimtelijke planvorming.

Het Waterkader

Om bij de ruimtelijke planvorming het belang van water goed te borgen en te anticiperen op klimaatverandering, hebben het Rijk, het Interprovinciaal overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) in 2001 het proces van de watertoets in het leven geroepen en in 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening. Waterbeheerders adviseren bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen. Dit proces heet kortweg 'de watertoets'. Om aan te geven wat er voor het waterbeheer in, maar ook ná het watertoetsproces belangrijk is, heeft Waterschap Zuiderzeeland het Waterkader opgesteld. Het Waterkader geeft richting en houvast voor waterzaken binnen ruimtelijke plannen. Samen met de Uitbeelding is het bedoeld als gids en inspiratie voor het verbond tussen water en ruimte.

Gemeente Urk

In het verbreed gemeentelijk rioleringsplan Urk 2016 - 2021 staat:

  • het stedelijk waterbeleid van de gemeente;
  • de ontwikkeling van het waterbeheer voor de lange termijn;
  • concrete waterplannen voor de korte termijn.

In het VGRP staat beschreven op welke wijze de gemeente – nu én in de toekomst - invulling geeft aan haar zorgplicht voor het inzamelen en afvoeren van het stedelijk afvalwater. Daarnaast bevat het ook beleid voor de zorg voor hemelwater en grondwater. Dit is de verbreding van het rioleringsplan. Tot slot bevat het VGRP een kostendekkingsplan waarin uiteengezet wordt hoe er voor drie zorgplichten wordt betaald.

Huidige situatie

Bodem

De maaiveldhoogte in het plangebied ligt globaal tussen de NAP -4,00 m (centraal in het gebied) en NAP -4,70 m (noordwest hoek). De dikte van de deklaag in het plangebied varieert van circa 5 m tot 10 m. Deze bestaat voornamelijk uit lichte klei en kleiig zand. In de ondergrond komen veenlagen voor. De aanwezigheid van veen en in mindere mate lichte klei maken dat het ingepolderde gebied waaronder het plangebied op sommige plaatsen gevoelig is voor zetting.

Grondwater

Uit meetgegevens in de omgeving van het plangebied blijkt dat de stijghoogte in het 1e watervoerende pakket tussen NAP -4,80 m en NAP -5,50 m ligt. Het plangebied is gelegen in het zuidwesten van de Noordoostpolder waar een kwelstroom tot 2 mm per dag kan worden verwacht. Er moet rekening gehouden worden met een toename van kwel en risico op opbarsten van de bodem bij ontgravingen dieper dan 1,0 meter. Dit dient meegewogen te worden bij de planuitwerking en inrichting van compenserende maatregelen voor waterberging.

Oppervlaktewater

Het watersysteem in het plangebied behoort tot peilgebied Lage afdeling met peil van NAP -5,70 m met een marge van +- 0,20 m. Het waterschap heeft aangegeven dat het peil in extreme situaties kan stijgen tot NAP -4,70 m. Het totale peilgebied heeft een oppervlakte van 24.770 ha. Het peilbeheer wordt gereguleerd door de hoofdgemalen Vissering en Buma. De volgende waterlopen zijn gelegen in en om het plangebied:

  • Direct ten noorden van het plangebied is de Urkervaart gelegen;
  • Direct ten westen van het plangebied is de Zuidermeertocht gelegen;
  • Verder zijn in en rond het plangebied diverse kavelsloten gelegen die voor de aanvoer, afvoer en ontwatering van het gebied zorgen.

De aanwezige kavelsloten zijn afgestemd op het huidige agrarische gebruik van de gronden.

De Urkervaart en de Zuidermeertocht zijn beide aangewezen als KRW-waterlichaam. Voor de Zuidermeertocht is in het kader van de voorgenomen 'Kaderrichtlijn-water-maatregelen' de aanleg van duurzame/natuurvriendelijke oevers en het optimaliseren van het maaibeheer beoogd om de ecologische effecten te minimaliseren. Dit staat op de planning na 2016.

Verwacht wordt dat de oppervlaktewaterkwaliteit in het plangebied redelijk voedselrijk is. Dit komt onder andere door uitspoeling van meststoffen uit landbouwgronden (fosfaat en stikstof) en kwel dat naar verwachting voedselrijk is.

Waterkering

Het plangebied is gelegen binnen Dijkring 7. Binnen het plangebied zijn geen waterkeringen gelegen.

Riolering

Ten noorden van het plangebied (ten noorden van de Urkervaart en Urkerweg) is een transportleiding richting AWZI Tollebeek gelegen.

Toekomstige situatie

Oppervlaktewater en kavelsloten

  • Aan de noordzijde en westzijde van het plangebied zijn grote nieuwe waterpartijen geprojecteerd. De nieuwe watervoerende waterpartijen en watergangen krijgen conform de richtlijnen van het waterschap Zuiderzeeland een waterdiepte bij streefpeil van 1,2 meter. Indien het oppervlaktewater rondom het eiland aan de noordzijde bevaarbaar moet zijn dient dit een waterdiepte bij streefpeil van 1,5 meter te hebben.
  • Per fase dient het landbouwgebied (ten noorden van de Domineesweg) wat afwatert via de kavelsloten in het plangebied richting de Urkervaart ten alle tijden te kunnen blijven afwateren en ontwateren.
  • Op basis van de beschikbare informatie is er bij het graven van nieuwe watergangen en oppervlaktewater een risico op opbarsten en toename van kwel. Bij de verdere planuitwerking wordt geadviseerd dit nader te beschouwen middels een kwelberekening en opbarstberekening.
  • De nieuwe watergangen binnen het plan worden dusdanig ontworpen dat voldaan wordt aan de beheer- en onderhoudsrichtlijnen van het waterschap. Over het beheer en onderhoud worden op een later moment nadere afspraken gemaakt tussen het waterschap en de gemeente.

Waterkwaliteit

Het hemelwater dat terecht komt op de bebouwing en terreinverharding wordt beschouwd als schoon wanneer rekening wordt gehouden met het gebruik van niet-uitlogende bouwmaterialen. Dit water kan direct worden afgevoerd naar het oppervlaktewater.

Hemelwater- en vuilwatersysteem

Het hemelwater in het plangebied wordt gescheiden van het vuilwater verwerkt. Voor het afvalwater wordt een centrale ondergrondse inzameling aangelegd in het plangebied. Centraal in het plangebied wordt een nieuw rioolgemaal geplaatst dat het vuilwater vanuit het plangebied verpompt naar de transportleiding gelegen ten noorden van de Urkerweg.

Watercompensatie extra verhard oppervlak

Op basis van de oppervlakten van de stedenbouwkundige tekening op hoofdlijnen is een bergingsberekening gemaakt op basis van de bergingsnorm van 5,5% over de netto toename aan verharding binnen peilgebied Lage Afdeling. In het huidige plan is circa 5 ha. aan nieuw oppervlaktewater opgenomen welke in open verbinding staat met de Urkervaart. De benodigde watercompensatie voor de netto toename aan verhard oppervlak en te dempen sloten bedraagt samen circa 2,5 ha. Geconcludeerd wordt dat ruim voldoende watercompensatie in het plan aanwezig is voor geheel Schokkerhoek. Het overschot aan compensatie is in te zetten voor andere plannen binnen het peilvak Lage Afdeling. Daarnaast kan worden overwogen om wat minder nieuw water te graven om het risico op kwel en opbarsten te reduceren. Na realisatie van fase 1 tot en met 3 leggen gemeente en waterschap vast hoeveel de eventuele overcompensatie binnen het plan Schokkerhoek betreft. Op deze wijze is geborgd dat deze overcompensatie is vastgelegd en in de toekomst ingezet kan worden voor andere plannen.

Drooglegging plangebied

Het waterpeil van het omliggend oppervlaktewater gelegen in peilgebied Lage Afdeling is NAP -5,70 m met een marge van +- 0,20 m. Het waterschap heeft aangegeven dat het peil in extreme situaties een meter kan stijgen tot NAP -4,70 m.

Op basis van deze gegeven wordt het peil van de wegen in het plangebied naar verwachting NAP -4,20 m en het peil van de woningen zo'n 0,20 tot 0,30 m hoger (NAP -4,00 m tot NAP -3,90 m). Bij streefpeil heeft het plangebied een drooglegging van minimaal 1,5 m en bij extreme situaties is de drooglegging van de wegen nog circa 0,5 m.

Nieuwe brug over Urkervaart

Aan de noordzijde is een nieuwe brug voorzien over de Urkervaart. De nieuwe brug vormt een verbinding voor (auto)verkeer tussen het plangebied Schokkerhoek en de bestaande infrastructuur ten noorden van de Urkervaart.

Waterveiligheid

Het plangebied is niet buitendijks gelegen. Ook liggen binnen het plangebied geen waterkeringen. De ontwikkeling voorziet ook niet in de aanleg van nieuwe waterkeringen en/of werkzaamheden aan bestaande waterkeringen. Het plan heeft dus geen effecten op de waterveiligheid van een waterkering. Ten aanzien van de veiligheid van het vaarverkeer over de Urkervaart wordt aan de oostkant van de nieuwe brug in het verlengde van het eiland in het nieuw aan te leggen water een afscherming geplaatst langs de Urkervaart, zodat boten niet vanaf die kant en omgekeerd de Urkervaart op /af kunnen varen.

Beleving

Zoals bekend is het grondwater in het plangebied van relatief slechte kwaliteit. De oorzaak daarvan is natuurlijke kwel met daarin een hoge concentratie ijzer. Hierdoor krijgt het oppervlaktewater een bruinige kleur, wat een matig beeld geeft qua beleving. Het is echter binnen de Noordoostpolder geen onbekend fenomeen en komt ook voor in ander (stedelijk) oppervlaktewater. De waterkwaliteit op zich zal niet minder goed zijn dan dat van de Urkervaart, waarmee een open verbinding wordt gecreëerd. De Urkervaart is met het oog op waterkwaliteit doorgaans robuust (fosfaat en stikstof).

KRW

De Urkervaart is een aangewezen KRW-waterlichaam, met een daarbij behorende opgave. Deze opgave bestaat uit de aanleg van 40% zachte oevers, waarmee in 2008 is begonnen. Het aanleggen van nieuw open water, wat in verbinding staat met een reeds aangewezen KRW-waterlichaam, heeft geen gevolgen voor deze opgave. Wel is het zo, dat bij herijking van de KRW-waterlichamen (elke zes jaar), het nieuw aan te leggen oppervlaktewater onderdeel wordt van het KRW-waterlichaam, wanneer dit in directe verbinding staat. Dit brengt dan geen nieuwe opgave met zich mee.

Blauwalg

In exceptionele gevallen kan er blauwalgbloei optreden. Via een betere sturing van de waterinlaten naar stedelijk Urk (project Robuust watersysteem Urk) wordt gestreefd dit te voorkomen.

Conclusie

Er zijn tussen de gemeente en het waterschap afspraken vastgelegd in de vorm van een uitgangspuntenotitie die als toetsingskader dient bij de verdere uitwerking van de plannen. Het waterrapport is als bijlage 12 opgenomen.

In de bestemmingsregels van het bestemmingsplan Schokkerhoek is bepaald dat in bepaalde gevallen een 'omgevingsvergunning voor het bouwen' of een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond, dat er sprake is van een goede waterhuishouding volgens de regels, zoals deze hiervoor zijn opgenomen in de beleidsregels 'Goede waterhuishouding.' In die beleidsregels is de open norm 'goede waterhuishouding' samen met het waterschap nader uitgewerkt en is aangegeven hoe de beoordeling van de aanvraag om omgevingsvergunning plaatsvindt. Het waterrapport uit bijlage 12 is de onderlegger van de beleidsregels 'Goede waterhuishouding'.

4.15 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Kader

Een milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang vroegtijdig en volwaardig in de plan- en besluitvorming in te brengen. De m.e.r. is altijd gekoppeld aan een besluit, bijvoorbeeld een structuurvisie of een bestemmingsplan. Een m.e.r. is een procedure, waarbij een uitgebreid onderzoek (MER) naar de milieueffecten (verkeer, geluid, natuur, water, etc.) wordt uitgevoerd. Een m.e.r.-beoordeling is een toets om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, waarvoor een m.e.r. nodig is.

In het Besluit milieueffectrapportage (in het vervolg Besluit m.e.r.) zijn in de bijlage, onderdeel C en D activiteiten opgenomen, waarbij op grond van artikel 7.2b van de Wet milieubeheer besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. Hierin is onder andere "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen" (categorie D 11.2) als m.e.r.-beoordelingsplichtig aangeduid. Bij stedelijke ontwikkelingen gaat het om de realisatie van woningen, bedrijven, winkelcentra en parkeerterreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0044.png"

De voorgenomen activiteit, de realisatie van gebiedsontwikkeling Schokkerhoek, overschrijdt de genoemde drempelwaarde van de genoemde gevallen niet (i.c. betreft het geen oppervlakte van 100 ha of meer, geen aaneengesloten gebied met 2000 of meer woningen of een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 200.000 m2 of meer). Conform het Besluit m.e.r. (art. 2, lid 5, sub b) dient, voor activiteiten die wel in de D-lijst zijn opgenomen, maar niet aan de drempelwaarden voldoen, beoordeeld te worden of zich geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu voordoen. Deze toets wordt een vormvrije m.e.r.-beoordeling genoemd. Hierin worden wel de potentiële milieugevolgen in beeld gebracht, maar behoeft de procedure (inclusief separate ter inzagelegging van het m.e.r.-beoordelingsbesluit) niet doorlopen te worden.

Behalve via de C- en D-lijst van het Besluit m.e.r. kan ook op grond van het opstellen van een passende beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet de verplichting ontstaan om een (plan-)m.e.r.-procedure te doorlopen. Voor Schokkerhoek is het niet noodzakelijk een passende beoordeling op te stellen (zie paragraaf 4.8)

Onderzoek

Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt gekeken naar

  • 1. de kenmerken van het project;
  • 2. de plaats van het project;
  • 3. de kenmerken van het potentiële effect.

Ad 1: De kenmerken van het project

Bij de kenmerken van het project is in het bijzonder in overweging genomen de omvang van het project, de verkeersaantrekkende werking en de daarmee samenhangende aspecten geluid en luchtkwaliteit. Daarnaast zijn de effecten op de waterhuishouding beoordeeld. Gelet hierop geldt dat uit bovenstaande paragrafen kan worden uitgesloten, dat de aangevraagde activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Dit volgt uit de beschreven omgevingsaspecten in dit hoofdstuk.

Ad 2: De plaats van het project

Het plangebied ligt aan de rand van een stedelijke omgeving met aan de noord- en westkant wegen, wonen en bedrijven. Het plangebied ligt niet in de directe nabijheid van beschermde natuurgebieden. Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in het gebied waarop het project van invloed kan zijn is in het bijzonder de archeologische, cultuurhistorische en landschappelijke waarde van het gebied in overweging genomen. Daarnaast is aandacht besteed aan de aanwezigheid van een ecologische verbindingszone, i.c. de Urkervaart. Ook is aandacht besteed aan de effecten op Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten.

Gelet hierop geldt op basis van de hierboven opgenomen paragrafen, dat naar aanleiding van de plaats van het project kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

Ad 3: De kenmerken van het potentiële effect.

Bij de potentiële effecten van het project zijn in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging genomen het bereik van het effect, de orde van grootte en de complexiteit van het effect, de waarschijnlijkheid van het effect, de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect. De onderhavige plannen vinden plaats op een schaalniveau, dat niet gesproken kan worden van belangrijke nadelige effecten voor het milieu. Gelet hierop geldt, dat naar aanleiding van de kenmerken van het potentiële effect, kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. De borging van maatregelen, met name op het gebied van verkeersafwikkeling en geluid, wordt geregeld in het bestemmingsplan.

Conclusie

Nu uitgesloten kan worden, dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben, is er geen aanleiding om een mer-beoordeling of mer-procedure uit te voeren.

4.16 Duurzaamheid

De gemeente vindt het belangrijk dat deze nieuwe wijk Schokkerhoek voorbereid is op de toekomst. Daartoe heeft de gemeente voor het bestemmingsplan maatregelen ter bevordering van de duurzame ontwikkeling van Schokkerhoek onderzocht op 8 thema's:

  • 1. Energie: besparing en opwekking;
  • 2. Watergebruik;
  • 3. Grondstoffen en afval;
  • 4. Mobiliteit;
  • 5. Luchtkwaliteit;
  • 6. Klimaatadaptatie;
  • 7. Biodiversiteit;
  • 8. Sociale cohesie, veiligheid en beleving.

De gemeente heeft een quickscan uitgevoerd naar mogelijke duurzaamheidsmaatregelen. De uitkomst van ruim 100 maatregelen zijn beoordeeld op haalbaarheid en mogelijke impact. Hieronder worden per thema alle ambities kort beschreven.

Ad 1: Energie: besparing en opwekking

Bijna-energie neutrale woning. Vanaf 2020 verplicht de Rijksoverheid de bouw van bijna-energieneutrale woningen (EPC bijna 0). De woningen in Schokkerhoek zullen overeenkomstig deze verplichting gerealiseerd worden, gebruik makend van de beste beschikbare technologieën (BBT) voor opwekking en besparing van elektriciteit en warmte op het moment van woningontwerp en –bouw. Deze verplichting geldt nadat dit via het Bouwbesluit verplicht is geworden. Straatverlichting zal gerealiseerd worden met energiezuinige LED lampen. Dit wordt geregeld via de beleidsregels 'Duurzaamheid' net als de toepassing van reflecterende belijning op straten.

Ad 2: Watergebruik

De ambitie is in de gebouwen in het plangebied waterbesparende maatregelen, zoals hergebruik van douchewater voor toiletspoeling of schoonmaak of de opvang van regenwater toe te passen.

Ad 3: Grondstoffen en afval

Onderzoek naar baten en bouwimplicaties van een meegroeiwoning. Een meegroeiwoning creëert extra flexibiliteit voor bewoners die graag op dezelfde locatie willen blijven wonen, maar met veranderende gezinssituaties te maken krijgen. In de planregels zijn in dit kader op een aantal kavels zogenaamde kangoeroewoningen toegestaan. Via de beleidsregels 'Duurzaamheid' is bepaald dat bij de bouwaanvraag van Kangoeroewoningen qua constructie en fundering rekening moet worden gehouden met de maximale uitbreidingsmogelijkheden die het bestemmingsplan toestaat.

De gemeente Urk overweegt i.s.m. afvalverwerker ROVA het concept Omgekeerd inzamelen. Dit concept maakt gebruik van ondergrondse restafvalcontainers. De benodigdheden in de wijk voor deze afvalinzameling zal worden onderzocht. Ondergrondse restafvalcontainers zijn niet specifiek geregeld in het bestemmingsplan; deze zijn vergunningvrij te realiseren, dus zonder nadere toets aan de planregels.

Ad 4: Mobiliteit

De gemeente Urk stelt een OV visie op waarin de stimulering van OV gebruik wordt onderzocht.

Elektrische laadpalen zullen op diverse plaatsen geplaatst worden ter stimulering van elektrisch rijden. Dit wordt geregeld in het Handboekopenbare ruimte. Op publieke locaties zal een bandenpomp geïnstalleerd worden waar weggebruikers gratis de bandenspanning op peil kunnen brengen. De juiste bandenspanning levert tot 5% brandstofbesparingen op. Dit is geregeld via de beleidsregels 'Duurzaamheid'.

Ad 5: Luchtkwaliteit

Geen maatregelen met implicaties op het bestemmingsplan

Ad 6: Klimaatadaptatie

Het bestemmingsplan geeft invulling aan de drietrapsstrategie tegen wateroverlast, waarin achtereenvolgens maatregelen voor retentie, berging en afvoer worden toegepast.

Retentie: toepassing waterdoorlatende verhardingsmaterialen en waterbergingsvolumes onder straten.

Berging: ruime beschikbaarheid van 5 ha oppervlaktewater voor berging in het plangebied, ten opzichte van circa 2,5 ha berekende, benodigde waterbergingsruimte.

Afvoer: ontkoppeling van regenwaterafvoer van het riool, ter voorkoming van afstroming van het riool.

In de beleidsregels 'Goede waterhuishouding' zijn hiervoor maatregelen opgenomen.
Ad 7: Biodiversiteit

Mogelijke toepassingen ter versterking van de biodiversiteit worden onderzocht, zoals nestmogelijkheden voor vleermuizen en bijen, toepassing van gevarieerde, natuurlijk en inheems groen en aansluiting op groenstructuren. In de beleidsregels is opgenomen dat bij de openbare groenvoorzieningen inheemse bomen en struiken moeten worden toegepast.

Ad 8: Sociale cohesie, veiligheid en beleving

Ten behoeve van de sociale cohesie wordt een wijkvoorziening met ontmoetingsplaats voor jong en oud gepland. Dit is in de planregels direct geregeld in de bestemming Centrum.

Sociale veiligheid wordt geborgd middels navolging van de eisen uit het Handboek Politiekeurmerk Veilig Wonen.

Ten behoeve van de omgevingsbeleving en algehele (duurzame) kwaliteit van de wijk wordt uitgebreid aandacht geschonken aan het creëren van een eigen identiteit van de nieuwe wijk Schokkerhoek. Deze identiteit komt onder andere tot uiting in de stedenbouwkundige opzet met diverse woonmilieu's. zoals een 'wooneiland', 'wonen op een polder akker', 'wonen op zandduinen', wonen in een groen 'poldercluster' en een groter compacter kerngebied), grote waterpartijen en een herkenbare entree van de wijk. Ruimte wordt in de vorm van waterpartijen op verschillende plaatsen geïntegreerd in de woonomgeving. Deze zullen mogelijk aanleiding zijn voor de ontwikkeling van een natuurlijker leefomgeving.

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Bestemmingsplan verbrede reikwijdte

Onderhavig bestemmingsplan is een zogenaamd bestemmingsplan Verbrede Reikwijdte. Met een bestemmingsplan Verbrede Reikwijdte kunnen gemeenten sinds 2014 vooruit lopen (anticiperen) op de komst van het omgevingsplan uit de Omgevingswet. Dat doen zij als experimenten onder de werking van de Crisis- en herstelwet. Een dergelijk bestemmingsplan wordt een Chw bestemmingsplan genoemd of een bestemmingsplan Verbrede Reikwijdte.

Gemeente Urk heeft voor het grondgebied van de gehele gemeente een aanvraag ingediend bij het ministerie van I&M. Zoals in paragraaf 1.1 reeds aangegeven is de 14e tranche van het Besluit uitvoering van de Chw, waarin het gehele grondgebied van Urk is aangewezen, in oktober 2016 in werking getreden. Het bedrijventerrein Zwolschehoek en het plangebied Schokkerhoek zijn tevens als ontwikkelingsgebied aangewezen waarvoor een bestemmingsplan-plus moet worden gemaakt.

De ontwikkelingsgebieden (afdeling 1 Hoofdstuk 2) van de Chw bieden de mogelijkheid om in aangewezen gebieden flexibeler om te gaan met de beschikbare milieuruimte. Dit heeft als doel om bijvoorbeeld ruimte te creëren voor nieuwe bedrijven of voor nieuwe functies zoals wonen. In de eerste plaats kan de gemeente de beschikbare milieugebruiksruimte binnen een ontwikkelingsgebied opnieuw verdelen en daarvoor maatregelen vastleggen in het bestemmingsplan. Op die manier ontstaat de nodige flexibiliteit in de uitvoering en is een voorwaardelijk verband aan te brengen tussen milieubelastende ontwikkelingen en maatregelen die meer milieugebruiksruimte creëren. In de tweede plaats kan in het bestemmingsplan voor een ontwikkelingsgebied voor een periode van maximaal 10 jaar worden afgeweken van enkele specifieke in de Chw genoemde wettelijke normen. In de praktijk heeft dit als belangrijk voordeel dat niet eerst gewacht behoeft te worden totdat milieugebruiksruimte is vrijgemaakt. Integendeel, het transformatieproces kan al in gang worden gezet vooruitlopend op het daadwerkelijk vrijmaken van milieugebruiksruimte. Van de mogelijkheden, die de aanwijzing als ontwikkelingsgebied biedt, is in dit bestemmingsplan geen gebruik gemaakt. De verwachte doorlooptijd van het opstellen van een bestemmingsplan-plus sloot niet aan op de ambitie om voor medio 2017 een bestemmingsplan voor het plangebied Schokkerhoek vast te stellen. Wel bieden de mogelijkheden van het ontwikkelingsgebied kansen om het woon- en leefklimaat in Schokkerhoek verder te verbeteren en extra ruimte te creëren voor milieugevoelige functies. Hiervoor wordt in 2017 een aparte bestemmingsplanprocedure opgestart, waarbij het plangebied wordt gevormd door het oostelijk deel van het bedrijventerrein Zwolschehoek en een deel van de gronden van Schokkerhoek.

5.2 Toepassing instrumenten artikel 7c Chw

Het bestemmingsplan is zoveel mogelijk vormgegeven als een traditioneel bestemmingsplan. Daar waar de toepassing van mogelijkheden die artikel 7c van de Chw nodig is, wordt hiervan afgeweken. Deze regels zijn integraal opgenomen in de bestemmingsregels.

5.2.1 Mogelijkheden Chw

Met dit bestemmingsplan wordt geëxperimenteerd met de in de toekomstige Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingsplan tot een omgevingsplan. Zolang de beoogde Omgevingswet niet is vastgesteld en in werking is getreden, geldt een experimenteel omgevingsplan als een buitenwettelijk en vormvrij plan.

Met artikel 7c van de Chw wordt een wettelijke grondslag gegeven aan deze experimentele bestemmingsplannen. In het kader van dit experiment mag worden afgeweken van de aangegeven onderdelen van onder meer de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), de Wet geluidhinder (Wgh), het Besluit geluidhinder (Bgh) en de Wet milieubeheer (Wm). Artikel 7c biedt de volgende instrumenten, waarbij we per instrument met 'ja/nee' aangeven of er in dit plan gebruik van wordt gemaakt:

  • Looptijd: 20 jaar in plaats van 10 jaar. Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kent een looptijd van 20 jaar. De wettelijk vastgestelde plantermijn in de Wet ruimtelijke ordening van 10 jaar vormt vaak een belemmering, omdat niet aannemelijk kan worden gemaakt dat de ontwikkelingen, waarin het bestemmingsplan voorziet, binnen 10 jaar gerealiseerd kunnen worden. De verlengde looptijd is net dat extra steuntje in de rug om de uitvoerbaarheid wel aannemelijk te kunnen maken. In de toelichting van het bestemmingsplan hoeft geen inzicht te worden geboden in de uitvoerbaarheid van het plan. Ja.
  • Voorlopige bestemmingen: tijdelijk gebruik, maximaal 10 jaar. Dit instrument geeft de mogelijkheid om bij een flexibele invulling van een plangebied dat een lange doorlooptijd kent tijdelijk gebruik ander gebruik dan beoogd toe te staan. Binnen het experiment de termijn van voorlopige bestemmingen verruimd van 5 naar 10 jaar. In een bestemmingsplan kunnen met dit instrument voorlopige bestemmingen worden opgenomen om het tijdelijke gebruik mogelijk te maken. Nee.
  • Verordeningen: toevoegen lokale verordeningen v.w.b. fysieke leefomgeving. De verbrede reikwijdte maakt het mogelijk om onderwerpen die gemeenten nu nog in lokale verordeningen regelen op te nemen in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Naar verwachting leidt dat tot minder en beter op elkaar afgestemde regels. Dat is wel zo gemakkelijk voor burgers die in één opslag willen zien wat er mag en kan op een locatie. Het vierde lid van artikel 7c bevat de grondslag om lokale verordeningen, die gebaseerd zijn op de Gemeentewet, in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte te integreren. Nee.
  • De ‘verbrede reikwijdte’ betekent dat het omgevingsplan niet alleen over een ‘goede ruimtelijke ordening’ gaat, maar net als onder de Omgevingswet de fysieke leefomgeving centraal stelt. In het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kunnen naast regels met een ruimtelijke relevantie, regels worden opgenomen ten behoeve van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit en doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke functies. Concreet betekent dit dat regels kunnen worden opgenomen over onder andere het uiterlijk van bouwwerken (welstand), duurzaamheid en een goed woon- en leefklimaat. Ja.
  • Meldingsplicht: activiteiten zijn verboden, tenzij initiatiefnemers dit vooraf melden: ruime en flexibele kaders stellen met behoud van controle en sturingsmogelijkheden, bijvoorbeeld voor beheer fysieke leefomgeving maatregel treffen die betere bescherming bieden aan de leefomgeving. Nee.
  • Beleidsregels: Het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kan open normen bevatten die – naar keuze – door de gemeenteraad of burgemeester en wethouders worden uitgewerkt in beleidsregels in de zin van 4:81 Awb. Deze constructie biedt flexibiliteit. Wijzigingen in beleid kunnen – los van het bestemmingsplan – zonder voorbereidingsprocedure worden vastgesteld. De gemeente is hiermee in staat sneller in te spelen op maatschappelijke behoeftes en ontwikkelingen, waardoor de robuustheid van het bestemmingsplan toeneemt. Dit neemt niet weg dat de totstandkoming van beleidsregels op zorgvuldige wijze moet geschieden. Hiervoor gelden dezelfde inhoudelijke eisen als voor gewone planregels. Ze moeten naleefbaar, uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Ja.
  • Planschade: Binnen het experiment met de verbrede reikwijdte bestaat geen recht op planschade bij het vervallen van planologische bouw- en gebruiksmogelijkheden, die ten minste drie jaar ongebruikt zijn gebleven. Niet specifiek.
  • Uitvoerbaarheid en milieukwaliteitseisen: In samenhang met de verlengde looptijd bestaat de mogelijkheid om van een tweetal bepalingen uit het Bro af te wijken. Beide artikelen hebben betrekking op verantwoording over de uitvoerbaarheid in de toelichting van het bestemmingsplan.
    • 1. Artikel 3.1.6, lid 1, onder f Bro;
    • 2. Artikel 3.1.6, lid 5, onder c Bro.

Met uitvoerbaarheid in de context van artikel 3.1.6, lid 1, onder f Bro wordt in hoofdlijnen gedoeld op drie aspecten: a) is realisatie van het plan mogelijk? (op grond van de jurisprudentie gaat het dan om realisatie binnen de planperiode), b) is het plan financieel-economisch uitvoerbaar? en c) is het plan maatschappelijk uitvoerbaar? In de toelichting van het bestemmingsplan hoeft aan deze aspecten geen aandacht te worden besteed. Daarnaast hoeft in de toelichting geen aandacht te worden besteed aan de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde kwaliteiteisen bij het plan zijn betrokken. Dit geldt alleen als geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld. Voorbeelden van milieukwaliteitseisen zijn luchtkwaliteit, maar ook externe veiligheid.

Het bovenstaande betekent niet dat deze onderwerpen geen rol meer spelen in het bestemmingsplan. Als het plan daar aanleiding toe geeft moet wel degelijk onderzoek naar luchtkwaliteit worden verricht. Hetzelfde geldt ook voor een thema als externe veiligheid. De essentie van deze mogelijkheden is, dat volstaan kan worden met een eenvoudiger plan / een kortere toelichting. Ook sluit deze mogelijkheid goed aan bij de gedachte om onderzoek gefaseerd uit te voeren. Het onderzoek bij de vaststelling van het bestemmingsplan sluit aan op het detailniveau van de informatie die op dat moment voorhanden is. Opgemerkt wordt dat besluiten (waaronder een bestemmingsplan) altijd zorgvuldig moeten worden voorbereid en gemotiveerd, c.q. voldoen aan de eisen die hiervoor zijn neergelegd in de Awb. Nee. 

  • Exploitatieplan: Het experiment biedt de mogelijkheid het moment van vaststellen van het exploitatieplan te verplaatsen naar het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen. Burgemeester en wethouders zijn, anders dan bij de gelijktijdige vaststelling met het bestemmingsplan, bevoegd gezag. Met deze faseringsmogelijkheid beschikt de gemeente over extra flexibiliteit en bespaart de gemeente een hoop tijd en kosten die met een (gedetailleerd) exploitatieplan zijn gemoeid. Zo kan na vaststelling van het bestemmingsplan en voor het verlenen van een omgevingsvergunning het kostenverhaal ook op andere wijze worden geregeld, bijvoorbeeld via een anterieure overeenkomst. Het is en blijft noodzakelijk om bij de vaststelling van het bestemmingsplan op globaal niveau inzicht te hebben in de kosten en opbrengsten van een project. Zonder deze informatie wordt al snel niet voldaan aan de eisen die aan de voorbereiding van een besluit worden gesteld. Bovendien willen ontwikkelende partijen vaak van tevoren weten waar ze (op hoofdlijnen) aan toe zijn als het om kostenverhaal gaat. De belangrijkste reden voor opname van deze mogelijkheid, is dat bij plannen die zijn geënt op organische ontwikkeling, het op voorhand niet bekend is op welke wijze en wie het gebied gaat ontwikkelen. Bij gebrek aan deze informatie is het vrijwel ondoenlijk om een gedetailleerd exploitatieplan op te stellen. Nee.
  • Maatwerkregels: Op basis van de Wet geluidhinder is het vaststellen van een hogere grenswaarde geluid een separaat besluit naast het ruimtelijke besluit. Omdat de grondslag en de ruimtelijke verantwoording van een ontheffing van de voorkeursgrenswaarde voortvloeit uit en is opgenomen in het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, wordt dit plan het vehikel voor het vaststellen van de hogere grenswaarde. Dit besluit is daarmee geïntegreerd in het bestemmingsplan. Ja.
5.2.2 Toepassing Chw

In de vorige paragraaf zijn de mogelijkheden van een bestemmingsplan Verbrede Reikwijdte beschreven. In deze paragraaf wordt toegelicht welke instrumenten voor dit plan zijn toegepast.

Planperiode

Vanwege de omvang van het plan kan het niet binnen de reguliere planperiode van 10 jaar worden gerealiseerd. Op basis van de Chw is de planperiode voor dit plan dan ook 20 jaar. Met een bouwvolume van gemiddeld circa 90-95 woningen per jaar kan het plan binnen deze planperiode worden gerealiseerd. Dit is een realistisch bouwvolume als het wordt vergelijken met de ervaringscijfers op Urk in de afgelopen jaren, waarin het bouwvolume ruim hoger is en de omstandigheid dat de realisatie van het plan start vanaf 2020.

Bedrijven en milieuzonering

Uit paragraaf 4.3 en 4.9 volgt, dat er vanwege het bedrijventerrein Zwolschehoek in een deel van het plangebied niet zonder meer milieugevoelige functies kunnen worden gerealiseerd. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door de milieucontouren voor wat betreft de aspecten geur, geluid, stof en gevaar die vanwege de toegestane bedrijven op het terrein Zwolschehoek over het plangebied liggen. Daarnaast heeft dit te maken met het cumulatieve geluidniveau, dat optreedt in het plangebied vanwege het wegverkeer en de bedrijfsactiviteiten op Zwolschehoek.

Om die reden is in de planregels opgenomen, dat er bij de realisatie van mileugevoelige functies sprake moet zijn van een goed woon- en leefklimaat. De wijze waarop hieraan wordt getoetst is opgenomen in de beleidsregels 'Goed woon- en leefklimaat'. De beoordeling vindt plaats aan enerzijds de afstanden die op basis van de VNG-handreiking 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) moeten worden aangehouden. Anderzijds wordt beoordeeld of het plan in een gebied ligt waar de cumulatieve geluidbelasting niet meer bedraagt dan 61 dB exclusief aftrek. Daarvoor is in de beleidsregels een kaart opgenomen met de cumulatieve geluidscontouren.

Verkeersafwikkeling

Er dient zorgvuldig te worden omgegaan met de verkeerskundige situatie van het plan. Uit het verkeersonderzoek volgt, dat er in de toekomst mogelijk knelpunten zijn bij de verkeersafwikkeling op de kruispunten. De gemeente zal met de provincie afspraken maken over monitoring van de verkeerssituatie en hoe om te gaan met de mogelijke maatregelen. In dit bestemmingsplan is een koppeling gemaakt met deze verkeersmonitoring.

Geluid

Met dit plan worden hogere waarden vastgesteld, enerzijds vanwege het wegverkeer, anderzijds vanwege de reconstructie van de Urkerweg. Nieuwbouw van woningen is alleen toegestaan indien aan de vastgelegde geluidnormen kan worden voldaan en de bebouwing voldoet aan de beleidsregels 'Hogere waarde geluid'.

Waterhuishouding

De nieuwe inrichting van het gebied heeft effecten op de waterhuishouding in het plangebied en zijn omgeving. Om een goede waterhuidhouding te borgen heeft de gemeente in overleg met het waterschap beleidsregels Goede waterhuishouding opgesteld, waaraan bij omgevingsvergunningen moet worden voldaan.

Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Het programma waarvoor de behoefte is aangetoond in het ladderonderzoek is direct toegestaan. Ten aanzien van het woonprogramma is dat maximaal 1.438 woningen. Ook het resterende programma past binnen het ladderonderzoek.

Exploitatieplan

De gemeente heeft de ambitie eigenaar te worden van de gronden. Wanneer de gemeente nog geen eigenaar is en er vergunningaanvragen worden ingediend dient er kostenverhaal plaats te vinden. In dat kader biedt de Chw de mogelijkheid de vaststelling van een exploitatieplan of het sluiten van een anterieure overeenkomst te verplaatsen naar de vergunningverlening, waarbij het college bevoegd gezag is. De gemeente stelt conform de reguliere Wro een exploitatieplan vast. Het ontwerp exploitatieplan wordt tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Het exploitatieplan doorloopt een zelfstandige procedure. De vaststelling ervan gebeurt tegelijk met de vaststelling van het bestemmingsplan.

Beleidsregels

De Chw biedt de mogelijkheid te werken met open normen, waarbij de uitleg nader wordt vastgelegd in een beleidsregel. De normen zijn dusdanig geformuleerd, dat deze naleefbaar, uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. De gemeente stelt de volgende beleidsregels vast:

  • 1. Beleidsregels Parkeren: in deze beleidsregel worden de parkeernormen voor het plan Schokkerhoek vastgelegd. Bij bouwaanvragen en (wijziging van) gebruik wordt aan deze parkeernormen getoetst.
  • 2. Beleidsregels Goed woon- en leefklimaat: In deze beleidsregel wordt bepaald op welke wijze bij bouwaanvragen wordt getoetst aan de eis of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. In de beleidsregel worden daarvoor normen opgenomen.
  • 3. Beleidsregels Beeldkwaliteit: In deze beleidsregel worden de welstandseisen opgenomen in de vorm van een beeldkwaliteitplan (BKP). Er wordt per fase een BKP vastgesteld. De eerste versie van de beleidsregels Beeldkwaliteit geldt voor de eerste fase van het plan waarbij een directe bouwtitel is opgenomen. De beleidsregels Beeldkwaliteit voor de vervolgfasen worden tegelijk met het uitwerkingsplan, dat wordt gemaakt voor een vervolgfase vastgesteld.
  • 4. Beleidsregels Hogere waarde geluid: In deze beleidsregels is bepaald waar woningen aan moeten voldoen als ze worden gebouwd in een gebied waarvoor een hogere grenswaarde geluid is vastgelegd in het bestemmingsplan.
  • 5. Beleidsregels Goede waterhuishouding: De gemeente legt in een beleidsregels de uitgangpunten vast om te zorgen dat er sprake is van een goede waterhuishouding. Deze beleidsregels zijn opgesteld in overleg met het Waterschap Zuiderzeeland.
  • 6. Beleidsregels 'Duurzaamheid': In deze beleidsregel is bepaald bij welke bouwwerkzaamheden of het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden sprake moet zijn van een 'duurzame ontwikkeling' en welke criteria gelden bij de toetsing van de vergunningaanvraag,
  • 7. Beleidsregels 'Wonen en werken aan huis gemeente Urk 2008': Deze beleidsregel is in 2008 vastgesteld. Beroep en bedrijf is in de bestemming Wonen - 1 en Wonen - 2 niet toegestaan. Hiervan kan worden afgeweken, mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals in deze beleidsregel vastgelegd.
  • 8. Beleidsregels 'Archeologie': De bescherming van de archeologische belangen vindt plaats via de zogenaamde beslisboom Archeologie, die is vastgelegd in de beleidsregels 'Archeologie' en is gekoppeld aan dit bestemmingsplan.
  • 9. Beleidsregel 'Internetwinkels': Het gebruik van gebouwen voor internetwinkels wordt beschouwd als strijdig met het bestemmingsplan. Via een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken. Hierbij wordt getoetst aan de randvoorwaarden zoals opgenomen in de beleidsregels 'Internetwinkels'.

5.3 Bestemmingen

Over de wijze van het digitaal presenteren van de bestemmingsplannen is zoveel mogelijk aangesloten bij de RO Standaarden 2012. Er is niet altijd aangesloten op de benaming van aanduidingen die in de SVBP zijn voorgeschreven Dit is geen beperking bij het plaatsen van de plannen op www.ruimtelijkeplannen.nl, mits de objectenindeling maar blijft gehandhaafd: hoofdstukken, artikelen en (sub)leden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen uitgelegd die voorkomen in de planregels. Deze begrippen zijn waar relevant afgestemd op de verplichte begripsomschrijvingen uit de SVBP 2008.

Uit de begripsomschrijving wordt één begrip gelicht, namelijk bouwperceel. Het bouwperceel wordt als volgt omschreven: 'een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten'. Hiermee wordt het deel van het eigendomsperceel bedoeld, welke in het bouwvlak valt. De onderstaande afbeelding illustreert het begrip bouwperceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0184.BP2016SCH-0301_0045.png"

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel is bepaald op welke wijze gemeten moet worden bij het toepassen van de regels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen.

De dubbelbestemmingen zijn ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.

Artikel 3 Centrum

Deze gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor verschillende functies, namelijk detailhandel, horeca in categorie 1 en categorie 2, maatschappelijke voorzieningen, een kerkgebouw met daarbij behorende woning in de vorm van een pastorie / kosterswoning, wonen en ondersteunende horeca. De locatie waar het kerkgebouw en waar de schoolgebouwen moeten worden gerealiseerd zijn met specifieke aanduidingen op de verbeelding aangegeven. Er mogen maximaal 15 woningen worden gebouwd en een kosterswoning/pastorie. De bouwregels zijn afgestemd op de aangetoonde behoefte in het ladderonderzoek (zie paragraaf 3.1.3).

Bij het verlenen van de omgevingsvergunningen wordt aan de bouw- en gebruiksregels getoetst. De regels ten aanzien van de beeldkwaliteit, parkeren, een goed woon- en leefklimaat, een goede waterhuishouding en werken aan huis zijn vastgelegd in zogenaamde beleidsregels. Ook aan deze regels moet worden voldaan.

Artikel 4 Gemengd

Deze gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd voor verschillende functies, namelijk bedrijfsmatige activiteiten (categorieën 1 tot en met 2), maatschappelijke voorzieningen, indoor-leisure, parkeervoorzieningen en ondersteunende horeca. Ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is perifere detailhandel en grootschalige detailhandel toegestaan. Daar waar op de verbeelding de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - kinderboerderij' is opgenomen is, uitsluitend een kinderboerderij toegestaan, waarbij tevens dagbesteding voor mensen met een beperking, ondersteunende horeca, detailhandel in zelfgemaakte artikelen, een speeltuin en natuur- en milieu-educatie mogelijk is en een bijbehorende bedrijfswoning. Er zijn diverse maatvoeringseisen opgenomen. De bouwregels zijn afgestemd op de aangetoonde behoefte in het ladderonderzoek (zie paragraaf 3.1.3).

Bij het verlenen van de omgevingsvergunningen wordt aan de bouw- en gebruiksregels getoetst. De regels ten aanzien van de beeldkwaliteit, parkeren, en een goede waterhuishouding zijn vastgelegd in zogenaamde beleidsregels. Ook aan deze regels moet worden voldaan.

Artikel 5 Groen - 1

Aan de gronden die deel uitmaken van de hoofdgroenstructuur is de bestemming Groen - 1 toegekend. Deze gronden zijn bestemd voor structurele groenvoorzieningen, water, voet- en fietspaden. Parkeren is alleen toegestaan op de gronden die op de verbeelding zijn aangeduid als parkeerterrein; ontsluitingswegen voor autoverkeer alleen ter plaatse van de aanduiding ontsluiting, met een maximum van 6 ontsluitingswegen.

Het aanleggen van parkeerplaatsen en watergangen en waterpartijen, het dempen van oppervlaktewater, het aanbrengen van terreinverharding en het aanleggen van wegen is alleen toegestaan via een omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan de beleidsregels 'Goede waterhuishouding'.

Bij de aanleg van parkeerplaatsen wordt ook getoetst aan de beleidsregels 'Parkeren'.

Artikel 6 Groen - 2

Deze gronden zijn bestemd voor groen, in beperkte mate voor fiets- en voetpaden, speelvoorzieningen, parkeren, water en bijbehorende voorzieningen, zoals verhardingen en verlichting.

Het aanleggen van parkeerplaatsen en watergangen en waterpartijen, het dempen van oppervlaktewater, het aanbrengen van terreinverharding en het aanleggen van wegen is alleen toegestaan via een omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan de beleidsregels 'Goede waterhuishouding'.

Bij de aanleg van parkeerplaatsen wordt ook getoetst aan de beleidsregels 'Parkeren'.

Artikel 7 Maatschappelijk

De gronden met de bestemming Maatschappelijk zijn de gronden van de bestaande kinderboerderij aan de Urkerweg. De vigerende bestemming uit het bestemmingsplan Buitengebied is integraal overgenomen voor zover die betrekking heeft op dit perceel.

Artikel 8 Verkeer

De bestemming Verkeer is toegekend aan de Urkerweg, de Domineesweg en de nieuwe gebiedsontsluitingsweg die in noordzuidelijke richting loopt met de bijbehorende rotondes en bruggen. Ter hoogte van de bestaande kinderboerderij is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die de aanleg van een geluidwerende voorziening borgt, zodat er ter plaatse van de kinderboerderij sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

De aanleg van watergangen en waterpartijen, dempen van oppervlaktewater, aanbrengen terreinverharding en de aanleg van wegen is alleen toegestaan via een omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan de beleidsregels 'Goede waterhuishouding'.

Artikel 9 Verkeer - Parkeren

De bestemming Verkeer - Parkeren is toegekend aan de gronden waar in het parkeren ten behoeve van de woningen wordt voorzien. Deze gronden behoren bij het 'eigen terrein' van de woningen.

De aanleg van watergangen en waterpartijen, dempen van oppervlaktewater, aanbrengen terreinverharding en de aanleg van wegen is alleen toegestaan via een omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan de beleidsregels 'Goede waterhuishouding'.

Artikel 10 Verkeer - Verblijf

De bestemming Verkeer - Verblijf is toegekend aan de erftoegangswegen in het plangebied. De gronden zijn bestemd voor woonerven, woonstraten, parkeerplaatsen, voet- en fietspaden, speelplaatsen en buurtgroen, water en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

De aanleg van watergangen en waterpartijen, dempen van oppervlaktewater, aanbrengen terreinverharding en de aanleg van wegen is alleen toegestaan via een omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan de beleidsregels 'Goede waterhuishouding'.

Bij de aanleg van parkeerplaatsen wordt ook getoetst aan de beleidsregels 'Parkeren'.

Artikel 11 Water - 1

De Urkervaart en de tochten aan de westkant van het plangebied zijn bestemd als Water - 1. De gronden zijn bestemd voor watergangen, waterpartijen, oevers en taluds, waterhuishouding, beroeps- en recreatievaart, instandhouding en ontwikkeling van daar voorkomende natuur- en landschapswaarden, het behoud van de vliegroute van vleermuizen, die is aangeduid met de aanduiding 'ecologie', i.c de Urkervaart, waarbij het bepaalde in lid 22.2 onder f van toepassing is. Een brug is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'brug', tevens een brug; dit om de aansluiting op Ensgat mogelijk te maken.

Artikel 12 Water - 2

De watergang aan de oostkant en het oppervlaktewater dat niet is bestemd als Water -1 is bestemd als Water - 2. Dit omvat ook het water bij het zogenaamde eiland aan de noordzijde. Deze gronden zijn bestemd voor watergangen, waterpartijen, groen, oevers, tuinen en taluds, waterhuishouding, extensief recreatief gebruik. Daar waar dit op de verbeelding is aangegeven zijn waterwoningen toegestaan. Steigers en vlonder zijn alleen toegestaan waar dit op de verbeelding is aangegeven. Ter wille van een veilige bevaring van de Urkervaart tussen de nieuwe brug over de Urkervaart en het eiland een permanente voorziening ter wering van de doorvaartmogelijkheid vanaf en naar de Urkervaart worden gerealiseerd.

De bouwaanvragen voor de brug en de waterwoningen worden getoetst aan de beleidsregels Beeldkwaliteit. Voor de vergunning voor de waterwoningen gelden tevens de beleidsregels 'Parkeren' en Goed woon- en leefklimaat.

De aanleg van watergangen en waterpartijen, dempen van oppervlaktewater, aanbrengen terreinverharding en de aanleg van wegen is alleen toegestaan via een omgevingsvergunning, waarbij getoetst wordt aan de beleidsregels 'Goede waterhuishouding'.

Artikel 13 Wonen - 1

De gronden met de bestemming Wonen - 1 zijn bestemd voor wonen. Daarbij zijn vrije beroepen bij recht toegestaan. De aanleg van ontsluitingspaden is met aanduidingen op de plankaart geregeld.

Om hinder op de woningen vanwege het mogelijke gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op de agrarische gronden ten oosten van het plangebied te voorkomen is voldoende afstand tot die gronden aangehouden. Op een aantal plekken is de bouw van woningen alleen toegestaan wanneer en een haag wordt gerealiseerd op de erfgrens en rekening wordt gehouden met een bufferzone. Dit is via een voorwaardelijke verplichting geborgd. Met die regeling wordt ook voorkomen dat het agrarisch bedrijf in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd.

Er zijn diverse bouwregels opgenomen voor de woningen, zoals een minimale en maximale goothoogte, een minimale en maximale bouwhoogte en de verplichting om de voorgevel in de op de verbeelding aangegeven gevellijn te realiseren.

Indien woningen worden gebouwd op gronden die zijn aangeduid als 'zone - 1', 'zone -2' en 'zone - 3' dan moeten de hoofdgebouwen zijn voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 30° en ten hoogste 75°.

Bij het verlenen van de omgevingsvergunningen wordt aan de bouw- en gebruiksregels getoetst. De regels ten aanzien van de beeldkwaliteit, parkeren, goed woon- en leefklimaat en een goede waterhuishouding zijn vastgelegd in zogenaamde beleidsregels. Ook aan deze regels moet worden voldaan.

Artikel 14 Wonen - 2

Dit artikel bevat de regeling voor de bestaande woningen die in het vigerende bestemmingsplan reeds als woning waren bestemd. De regeling is integraal overgenomen in onderhavig.

Artikel 15 Gemengd - Uit te werken

Deze gronden zijn bestemd als Gemengd - Uit te werken. In de regels zijn de uitwerkingsregels opgenomen. Er mag pas een omgevingsvergunning worden verleend nadat het Uitwerkingsplan is vastgesteld. Ten aanzien van de fasering is geregeld dat het uitwerkingsplan pas kan worden vastgesteld, wanneer minimaal 60 procent van de bebouwing, die is toegestaan op gronden met de bestemming Gemengd is vergund.

Artikel 16 Wonen - Uit te werken 1 en Artikel 17 Wonen - Uit te werken 2

In de regels zijn de uitwerkingsregels opgenomen. Er mag pas een omgevingsvergunning worden verleend nadat het betreffende Uitwerkingsplan is vastgesteld. Ten aanzien van de fasering is geregeld dat eerst de gronden met de bestemming Wonen - Uit te werken 1 kunnen worden uitgewerkt en daarna de gronden met de bestemming Wonen - Uit te werken 2.

Artikel 18 Leiding - Gas en Artikel 19 Leiding - Riool

Deze dubbelbestemmingen dienen ter bescherming van de aanwezige gasleiding en rioolpersleiding aan de noordkant van het plangebied.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Hiermee blijven gronden die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, buiten beschouwing bij de beoordeling van latere bouwplannen.

Artikel 21 Algemene bouwregels

21.1 Bestaande bebouwing

Dit lid bevat een bouwregel voor bestaande bebouwing die bepaalt dat indien de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan afwijkt van de in de planregels gegeven regels, in afwijking van deze regels, de bestaande goot- en bouwhoogte, oppervlakte van een bouwwerk, oppervlakte van een bouwvlak, de inhoud en afstanden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden, mits deze afwijkende maatvoering, inhoud of oppervlakte op een legale wijze bij of krachtens de Wet op de Ruimtelijke Ordening, Wet ruimtelijke ordening en -voorzover van toepassing- de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen.

21.2 Woningbouwcategorieën ex artikel 3.1 Wro

In dit lid is per deelgebied aangegeven welk percentage van de woningen minimaal als sociale woning moet worden gebouwd en welk percentage van de woningen minimaal bij wijze van particulier opdrachtgeverschap moet worden gerealiseerd.

21.3 Hogere waarde geluid

Met dit bestemmingsplan is voor een aantal gebieden een hogere waarde vastgesteld. De hogere waarden die van toepassing zijn op de te bouwen woningen zijn via een zonering op de verbeelding aangegeven. Er is een zone opgenomen met een maximale hogere waarde van 53 dB en een zone met een maximale hogere waarde van 58 dB. Hierbij geldt dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een geluidsgevoelig gebouw slechts wordt verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond, dat de geluidbelasting op de relevante gevel van de woning niet meer bedraagt dan aangeduid en wordt voldaan aan de beleidsregels 'Hogere waarde geluid'.

21.4 Duurzame ontwikkeling

In het kader van een duurzame ontwikkeling worden aanvragen om omgevingsvergunning getoetst aan de duurzaamheidscriteria zoals in de beleidsregels Duurzaamheid zijn verwoord. In deze beleidsregel zijn bijvoorbeeld regels opgenomen ten aanzien van het bouwen van meegroeiwoningen (kangoeroewoningen) en van levensloopbestendige woningen.

21.5 Verkeersmonitoring

Uit het verkeersonderzoek volgt dat er 1.200 woningen kunnen worden gebouwd zonder dat de huidige formele maximale capaciteit van de Domineesweg (12.000 voertuigen) wordt overschreden. Daarnaast wordt de verkeersintensiteit op de Dominees weg ook beïnvloed door andere ontwikkelingen. Tevens geldt dat het verkeersonderzoek met een looptijd van 20 jaar de nodige aannames en daardoor onzekerheden bevat. Ook zouden er verkeersmaatregelen kunnen worden getroffen met een andere capaciteit als gevolg. Tot slot zouden er grotere ingrepen kunnen worden gerealiseerd, zoals een alternatieve ontsluiting, met gevolgen voor de verkeersstromen en/of de capaciteit.

Met deze achtergrond worden tussen de gemeenten de provincie afspraken gemaakt over een monitoring van de verkeersafwikkeling die start bij aanvang van de realisatie van Schokkerhoek, door middel van een jaarlijkse rapportage over de verkeersbelasting van de Domineesweg, gecombineerd met een verplichting voor het college om, in samenspraak met de provincie, maatregelen te treffen als een overschrijding dreigt van de beschikbare capaciteit. Deze verkeersmonitoring wordt door de gemeente en de provincie nader uitgewerkt in een bestuursakkoord en vastgesteld als een beleidsregel 'Verkeer'. In dat kader is in onderhavig plan een regel opgenomen voor de monitoring van het verkeer (lid 21.5) en een dynamische koppeling gemaakt met de vast te stellen beleidsregel.

21.6 Archeologie

Met deze regeling is een koppeling gemaakt met de beleidsregel Archeologie, waarbij de archeologische belangen worden beschermd aan de hand van een zogenaamde beslisboom.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is ten eerste bepaald wat sowieso als strijdig met de bestemmingsregels wordt beschouwd.

Dit artikel bevat tevens een voorwaardelijke verplichting ter bescherming van de vliegroute voor vleermuizen (i.c. de Urkervaart). Hierbij is samengevat bepaald dat het op zodanig wijze aanbrengen van verlichting langs de Urkervaart waardoor de vliegroute van vleermuizen niet meer als zodanig zal worden gebruikt wordt gezien als strijdig met het bestemmingsplan. Met het oog hierop dient bij het aanbrengen van nieuwe verlichting langs de Urkervaart uit een door een deskundige opgestelde verklaring of rapport te blijken, dat deze verlichting de vliegroute van vleermuizen niet zodanig zal verstoren, dat het gebruik hiervan afneemt.

Tot slot bevat dit artikel een regeling die inhoud dat internetwinkel als strijdig met de bestemmingen wordt gezien. Een internetwinkel kan worden toegestaan als er sprake is van een acceptabele uitstraling, hetgeen is bepaald in de beleidsregels 'Internetwinkels'.

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zijn algemene afwijkingsregels opgenomen voor:

  • het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voorzover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m² en een maximale goothoogte van 3 meter.
  • het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bebouwingsgrenzen, voorzover niet zijnde bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de analoge verbeelding;
  • het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van palen en masten, met een hoogte van niet meer dan 12 meter.

Artikel 24 Algemene wijzigingsregels

Dit artikel bevat een algemene wijzigingsregel die het mogelijk maakt dat burgemeester en wethouders het plan wijzigen voor wat betreft het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, mits het wijzigingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden in de verbeelding.

Artikel 25 Algemene procedureregels

Dit artikel geeft de procedure voor het stellen van nadere eisen. Deze procedure is bij wet niet geregeld.

Artikel 26 Overige regels

26.1 Algemene nadere eisen

Hiermee wordt geregeld dat burgemeester en wethouders nadere eisen kunnen stellen aan de situering van bebouwing en beplanting in verband met het in acht te nemen van afstanden tot wegen ten aanzien van verkeersveiligheid en in verband met het in acht nemen van afstanden tot watergangen.

26.2 Werking wettelijke regelingen

Dit lid regelt dat de wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze gelden op het moment van vaststelling van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen en gebruik is opgenomen conform de eisen van het Besluit ruimtelijke ordening.

Opgemerkt wordt, dat het bestaande gebruik van de agrarische gronden en gebouwen opnieuw onder het overgangsrecht wordt gebracht. Dit legale gebruik viel onder het vigerende bestemmingsplan al onder het overgangsrecht.

Hierbij geldt, dat wanneer een situatie reeds onder het overgangsrecht valt, en de gemeenteraad vervolgens een nieuw bestemmingsplan vaststelt, de raad moet beslissen wat het met deze overgangsrechtelijke situatie doet. Het opnieuw, voor een tweede maal, onder het overgangsrecht brengen van zo’n situatie is onder omstandigheden aanvaardbaar. Hiervoor is in ieder geval vereist dat de gerechtvaardigde verwachting bestaat dat het bestaande gebruik binnen de planperiode zal worden beëindigd. De planperiode van onderhavig plan is 20 jaar.

Ten opzichte van het ontwerpplan en het vigerende bestemmingsplan zijn de verschillende vooronderzoeken meer gedetailleerd uitgevoerd. Het bestemmingsplan en programma hebben een meer specifieke invulling gekregen. Het is aannemelijk dat binnen de planperiode de beoogde bestemming wordt gerealiseerd. Er hebben al onderhandelingen plaatsgevonden met de eigenaren van de betreffende percelen inzake de aankoop van de gronden en het positief bestemmen daarvan. Daarnaast heeft de raad uitgesproken tot onteigening over te zullen gaan indien het plan niet door derden wordt gerealiseerd, dan wel indien minnelijke verwerving van de gronden niet slaagt. Er bestaat derhalve concreet zicht op het einde van het huidige gebruik binnen de planperiode, waardoor het gebruik van de bestaande gronden en bebouwing voor een tweede maal onder het overgangsrecht kan worden opgenomen.

Artikel 28 Slotregel

Dit artikel bevat de citeertitel van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan biedt nieuwe aangewezen bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro en artikel 6.12 lid 1 Wro. Dit betekent dat de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan tevens een exploitatieplan zal vaststellen, tenzij het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd.

De gronden zijn grotendeels in particulier bezit. Er is op dit moment geen concreet zicht op het sluiten van een exploitatieovereenkomst met alle grondeigenaren in het gebied, waardoor het verhaal van kosten van de grondexploitatie niet anderszins is verzekerd.

Tezamen met het bestemmingsplan zal daarom tevens een exploitatieplan worden vastgesteld. Hiermee is het verhaal van kosten van de grondexploitatie verzekerd.

In het exploitatieplan is er sprake van een zogenaamde macro-aftopping. Dit betekent dat niet alle kosten verhaald kunnen worden, omdat de contante opbrengsten in het exploitatieplan lager zijn dan de contante kosten. Het resultaat op contante waarde van de exploitatieopzet in het exploitatieplan is derhalve negatief. De gemeente zal, indien aan de orde, het negatieve resultaat dekken uit haar middelen.

De gemeentelijke grondexploitatie, als vast te stellen voor de uitvoering van het exploitatieplan, is minimaal sluitend. Hiermee is de financieel economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan geborgd en daarmee economisch uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan het Rijk, de Provincie Flevoland, de buurgemeenten en het Waterschap Zuiderzeeland met de mogelijkheid tot het geven van een reactie. Er is een reactie ontvangen van de provincie Flevoland. Deze reactie is van een antwoord voorzien in de antwoordnota vooroverleg, die als bijlage 15 bij de toelichting is gevoegd. Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat het plan geen directe relaties heeft met hun areaal en dat ze het plan niet verder in behandeling nemen.

Inspraak

Op basis van de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerpbestemmingsplan vanaf vrijdag 2 september 2016 voor een periode van 4 weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kon een ieder zijn inspraakreacties indienen. Er zijn geen inspraakreacties ontvangen.

Tervisielegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 2 december 2016 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens de terinzageleggingstermijn kon een ieder een zienswijze indienen tegen het plan. Er zijn 34 zienswijzen ingediend. Deze zijn samengevat en van een antwoord voorzien in een Nota van Zienswijzen, die als bijlage 16 bij dit plan is gevoegd. Naar aanleiding van de zienswijzen is het plan aangepast, zoals in bijlage 16 is aangegeven.

Vaststelling bestemmingsplan

Het bestemmingsplan wordt ter vaststelling aan de gemeenteraad van Urk aangeboden. Daarna wordt het vaststellingsbesluit en het bestemmingsplan 6 weken ter inzage gelegd, gedurende welke periode beroep kan worden aangetekend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.3 Handhaving bestemmingsplan

Het handhavingsbeleid van gemeente Urk is vastgelegd in de nota Handhavingsbeleid gemeente Urk 2016-2020.

De visie van de gemeente Urk is dat overheid en de samenleving een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor de naleving van de wet- en regelgeving om de fysieke leefomgeving schoon, veilig en leefbaar te houden. Primair ligt de naleving bij de gebruikers van de fysieke leefomgeving. Wordt deze verantwoordelijkheid niet genomen dan is de overheid aan zet.

  • 1. Het accent van het handhaving zal liggen op de preventie, zodat zo min mogelijk een beroep gedaan hoeft te worden op de handhavingsinstrumenten. Bij het constateren van een overtreding zal in eerste instantie worden gekeken of legalisatie tot de mogelijkheden behoort. Is dit niet het geval dan zal pas doortastend handhavend worden opgetreden.
    De uitgangspunten die de gemeente Urk hanteert bij de handhaving zijn:
    Voorlichting en preventie waar het kan, handhaving waar nodig.
  • 2. Burgers, bedrijven en verenigingen zijn primair zelf verantwoordelijk voor naleving. Regie handhaving ligt bij de gemeente.
  • 3. Belonen van goede naleving, daadkrachtige aanpak slechte naleving.
  • 4. Handhaving voldoet aan de wettelijke eisen.
  • 5. Afspraken met handhavingspartners in de regio worden nageleefd.
  • 6. Handhaving wordt zoveel mogelijk integraal opgepakt.

Het handhavingsbeleid is van toepassing op gemeentelijke handhavingstaken op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wabo, APV, AVS, winkeltijden, marktverordening, DHW, Wet kinderopvang, Opiumwet en jeugdhonken). Voor de taken op het gebied van milieu die zijn overgedragen aan de OFGV geldt het handhavingsbeleid niet, de OFGV stelt zelf een uitvoeringskader op ten aanzien van deze taken.

Vanwege het feit dat gemeenten te maken hebben met een groot aantal handhavingstaken en beperkte middelen en capaciteit, is het niet mogelijk om alle handhavingstaken uit te voeren. Om te bepalen welke taken de grootste risico's vormen en de meeste aandacht zouden moeten krijgen is een risico analyse uitgevoerd om te bepalen waar de grootste risico's liggen.

Zoals hierboven aangegeven zal preventie een belangrijk element vormen om te voorkomen dat er handhavend dient te worden opgetreden. Hiertoe is voor het onderdeel bouw/sloop de mogelijkheid voor burgers en bedrijven vooraf informatie in te winnen bij de gemeente. Voor de Drank- en Horecawet is een apart preventie- en handhavingsplan opgesteld.

De mate van toezicht is afhankelijk van de prioritering op grond van de risico analyse. Is het risico hoog dan zal het toezicht actiever zijn dan wanneer het risico laag is.

Voor wat betreft de sanctiestrategie zijn er een aantal sanctiestrategieën die specifiek zien op bepaalde handhavingstaken. Het gemeenschappelijk kader voor bouw, milieu en de openbare ruimte en het preventie- en handhavingsplan voor het sanctioneren op grond van de Drank- en Horecawet.

Om de effecten van toezicht en handhaving te meten zullen de bepaalde zaken gemonitord en geregistreerd worden en weergegeven in het verslag. Elke vier jaar zal het handhavingsbeleid worden geëvalueerd en indien nodig opnieuw worden vastgesteld.