direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hollandse IJssel ‘noordwesthoek’
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Dit document vormt de toelichting op het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte Hollandse IJssel 'noordwesthoek'. In dit hoofdstuk wordt de aanleiding van het bestemmingsplan gegeven, de ligging van het plangebied omschreven, de planvorm uitgelegd en het vigerende bestemmingsplan toegelicht. Tevens vindt u een leeswijzer betreffende de toelichting aan het einde van dit hoofdstuk.

De gebiedsontwikkeling ter plaatse van de Hollandse IJssel noordwesthoek is gefundeerd in het gebiedsplan 'Hollandsche IJssel' en vormt een van de plannen om in dit gebied te transformeren van agrarisch naar natuur- en recreatiegebieden. Staatsbosbeheer is samenspraak met gemeente en provincie de aangewezen initiatiefnemer voor deze plannen. Een deel van de transformatie uit het gebiedsplan 'Hollandsche IJssel' heeft reeds plaatsgevonden, zoals de aanleg van het IJsselbos west. Door veranderde omstandigheden is in 2015 het gebiedsplan op onderdelen geactualiseerd door de stuurgroep Recreatie om de Stad (RodS). Dit leidt er toe dat er alleen kan worden ingericht als ook het beheer is gewaarborgd. Tevens wordt er naast groen-recreatieve voorzieningen nu ruimte geboden aan rood-recreatieve voorzieningen. Het gebied dient als recreatief overloop gebied voor de regio. Met name aan de westkant van Utrecht is de laatste jaren veel woningbouw/nieuw stedelijk gebied ontwikkeld zonder dat recreatie daar proportioneel in mee is genomen. Staatsbosbeheer heeft in het masterplan (2018) een invulling voor het gebied opgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van het masterplan planologisch mogelijk.

Om de gewenste ontwikkelingen plaats te kunnen laten vinden is het noodzakelijk een nieuw bestemmingsplan op te stellen. Dit wordt een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, vanwege de ruime invulling van de recreatieve ruimte die wordt gegeven aan ondernemers. Meer over de gekozen planvorm in paragraaf 1.4. Doelstelling van het voorliggende plan is om ruimte te bieden aan ondernemers om hun ontwikkelingen te realiseren en tegelijkertijd randvoorwaarden te stellen waar binnen deze ontwikkelingen plaats moeten vinden zonder dat deze ontwikkelingen volledig gedefinieerd zijn. De Hollandse IJssel noordwesthoek moet een aantrekkelijk gebied worden om een nieuwe ontwikkeling in te realiseren.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied omvat een gedeelte van het wijzigingsgebied 3 uit het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk gebied noord en zuid' en is onderdeel van een gebied waar meer natuur en recreatie mogelijkheden op de planning staan, zoals tevens benoemd in het gebiedsplan Hollandse IJssel. Het gebied ligt ingeklemd tussen de Meerndijk in het noorden, de Nedereindsedijk in het oosten, de Noord IJsseldijk in het westen en in het zuiden door agrarische gronden gevolgd door het IJsselbos west. Ook ligt het gebied niet ver van de stad Utrecht. Bestaande en nog te realiseren woningen zijn buiten het plangebied gelaten. Ook ligt er in het midden van het plangebied nog een strook agrarische grond. Deze strook behoort niet tot de gronden van Staatsbosbeheer en wordt daarmee buiten het plangebied gelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0001.png"

Figuur 1.1 - Plangebied noordwesthoek

1.3 Vigerende bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan is 'Landelijk gebied noord en zuid' van de gemeente IJsselstein. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 17 december 2015. De doelstelling van dit bestemmingsplan was de actualisatie van bestaande maar verouderde bestemmingsplannen. Deze actualisatie vond niet zozeer plaats vanwege nieuwe ruimtelijke opvattingen of ontwikkelingen, maar omdat de Wro voorschrijft dat een bestemmingsplan eens in de tien jaar moet worden herzien. In dat kader is besloten de vigerende bestemmingsplannen voor het landelijke gebied van IJsselstein te herzien.

In het bestemmingsplan 'Landelijk gebied noord en zuid' is een aantal wro-zones-wijzigingsgebied opgenomen. Deze wro-zones zijn vastgesteld aan de hand van de doelstellingen van het gebiedsplan 'Hollandsche IJssel'. Ter plaatse van het plangebied is een wijzigingsgebied opgenomen; de 'wro-zone-wijzigingsgebied 3'. Er wordt niet expliciet van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik gemaakt bij de totstandkoming van dit plan. Hierna wordt uitgelegd waarom.

In artikel 35.9 van de regels van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied noord en zuid' is de bevoegdheid opgenomen voor Burgemeesters en wethouders om, op grond van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan ter plaatse van de aanduiding te wijzigen naar de bestemming 'Recreatie-Dagrecreatie'. Hierbij is het toegestaan om bos, wandel- en fietspaden aan te leggen, waarbinnen voorts tot maximaal vijf woningen mogen worden gerealiseerd. Omdat enkele van deze woningen buiten de wro-zone-wijzigingsgebied 3 zullen worden gesitueerd, is besloten de realisatie van deze vijf woningen met een herziening van het bestemmingsplan landelijk gebied noord en zuid te regelen, en ze buiten dit bestemmingsplan met verbrede reikwijdte te laten. Doordat het niet mogelijk is om meer intensievere recreatieve functies te creëren door middel van de wijzigingsbevoegdheid is besloten een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte op te stellen. Zo kan toch invulling worden gegeven aan de meer intensievere recreatieve functies, zoals deze op basis van het masterplan zijn omschreven.

Tevens rust op het plangebied het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied noord en zuid, archeologie'. Dit is een partiële herziening van het hiervoor genoemde plan 'Landelijk gebied noord en zuid' ten aanzien van de dubbelbestemmingen archeologie.

1.4 Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte

Het voorliggende plan is geen gewoon bestemmingsplan. Dit is een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte heeft in tegenstelling tot een gewoon bestemmingsplan betrekking op alle regels van de fysieke leefomgeving. Een dergelijk plan mag ook andere typen instrumenten gebruiken dan een 'gewoon' bestemmingsplan. Het gaat dan bijvoorbeeld om een 'meldingsplicht' of een 'omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit'. Daarmee loopt dit plan vooruit op de Omgevingswet. Hiervoor is een pilot status aangevraagd onder de Crisis- en herstelwet.

Het uitgangspunt voor de keuze voor een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte met als wettelijke grondslag artikel 7c BuChw, is dat met uitnodigingsplanologie kan worden bewerkstelligd dat innovatieve ondernemers worden aangetrokken en dat tegelijkertijd ongewenste initiatieven kunnen worden tegengegaan. Op basis van een concreet initiatief wordt uiteindelijk beoordeeld of deze toelaatbaar is. Een deel van de onderzoekslasten worden dan ook niet gedragen door dit plan, maar worden doorgeschoven naar de fase waarin concrete invulling kan worden gegeven aan deze recreatieve voorzieningen. Door middel van open normen kan meer ruimte worden geboden voor ontwikkelingen. Dit resultaat kan niet met een bestemmingsplan worden bewerkstelligd, waarbij toelatingsplanologie het uitgangspunt is. Ook is het vanwege deze uitnodigingsplanologie nodig dat voor de mogelijke indirecte planschade van het project, met betrekking tot de omwonenden, via een regeling wordt aangesloten bij artikel 7w BuChw.

Door de keuze voor de Chw-status van dit plan:

  • Kunnen ontwikkelingen van de fysieke leefomgeving worden geïntegreerd met regels voor een goede ruimtelijke ordening;
  • Wordt flexibiliteit geboden en kan sneller worden ingespeeld op maatschappelijke behoeftes en ontwikkelingen;
  • Kan een deel van de onderzoekslasten op een later moment plaatsvinden.

Een verzoek om vergoeding van schade pas worden ingediend nadat een omgevingsvergunning voor bouwen is verleend of wanneer een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit wordt verleend. Daarmee wordt dus de omgevingsvergunning het schadeveroorzakend besluit in plaats van het bestemmingsplan.

1.5 Leeswijzer

In dit eerste hoofdstuk zijn de aanleiding, ligging en het vigerende bestemmingsplan omschreven. Vervolgd wordt in hoofdstuk 2 met de relevante beleidsstukken op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau, voor zover deze betrekking hebben op het plangebied. Hoofdstuk beschrijft de uitbreiding van de Hollandse IJssel noordwesthoek. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten en de conclusies van de onderzoeken beschreven die specifiek voor dit plan zijn uitgevoerd. Hoofdstuk 5 omschrijft de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 6 geeft uitleg over de regels.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

In het gebiedsplan 'Hollandsche IJssel' uit 2008 is de doelstelling beschreven om meer recreatieve voorzieningen te treffen. Dit gebiedsplan is naar aanleiding van een veranderde realiteit aangepast geformuleerd in de oplegnotitie (2015). Aan de hand van de oplegnotitie heeft Staatsbosbeheer een Masterplan voor het plangebied op laten stellen. De uitwerking van het masterplan wordt planologisch mogelijk gemaakt door het voorliggende bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is een uitwerking van met name het beleidsplan van Recreatie om de Stad (RodS). Dit is een beleidsdoel van de provincie Utrecht.

2.2 Omschrijving huidige situatie

In de huidige situatie bestaat het plangebied uit agrarische gronden. Er is een verkaveling zichtbaar die is terug te voeren tot de middeleeuwen. Ten noorden van het plangebied is het rijksmonument 'de Steenen kamer' terug te vinden. Ten zuiden van het plangebied ligt het IJsselbos, waarvan het jongste gedeelte, IJsselbos west, recent is gerealiseerd. Het IJsselbos heeft als hoofdfunctie bos en recreatie. Ten westen van het plangebied worden delen van de uiterwaarden nog ingericht als Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS). Deze onderdelen samen vormen het gebiedsplan Hollandsche IJssel en moeten een natuur- en recreatiegebied vormen voor de lokale bewoners en de omliggende omgeving.

Ten zuiden van het plangebied ligt op relatief korte afstand de jachthaven/horeca gelegenheid Marnemoende welke door de provincie is aangewezen als Toeristisch Overstap Punt (TOP). Verder bevinden zich nog een aantal recreatieve voorzieningen rond de IJssel: camping De Voormolen, de Meerlofietsroute, een pannenkoekenhuis met midgetgolf baan en opengesteld particulier landgoed.

Betreffende de wegenstructuur wordt ten noorden van het plangebied de N228 aangetroffen. Ten westen en oosten lopen de respectievelijk kleine wegen Noord-IJsseldijk en de Nedereindseweg. Langs deze wegen staat ook lintbebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0002.png"

Figuur 2.1 - Hoge resolutie luchtfoto van het plangebied (winter 2022)

2.3 Omschrijving toekomstige situatie

In het ontwerp van Staatsbosbeheer voor de gebiedsinrichting wordt het te realiseren recreatiegebied een uitbreiding op al bestaande structuren in het gebied, zoals deze te vinden zijn in het IJsselbos en de uiterwaarden. De bospercelen worden ingepast in de bestaande kenmerkende kavelstructuur. Beboste en open stroken (zichtassen tussen de bebouwingslinten) wisselen elkaar af, waardoor het karakter van 'open en dicht' gewaarborgd blijft. Het ontwerp wordt gekenmerkt door enkele 'schuine lijnen' (op basis van archeologische vindplaatsen). Door deze schuine lijnen ontstaan zichtassen en wordt ruimte gecreëerd voor wandelpaden(tussen de bospercelen en langs de wandelpaden). Het slotenpatroon wordt zoveel mogelijk gehandhaafd. Daar waar dit niet mogelijk is kan worden gecompenseerd met een brede watergang in noord-zuid richting die de openheid tussen de 'bebouwingslinten' waarborgt. Langs de IJsselwetering worden de oevers natuurvriendelijk ingericht.

In het masterplan is ruimte gereserveerd voor recreatieondernemers die zelf invulling geven aan de inrichting van deze locaties, passend bij de rest van het gebied qua functies en uitstraling. Dit zijn de rode vlekken in het masterplan. De noordwestelijk gelegen ontwikkelvlek is (ruimtelijk) gekoppeld aan de Steenen Kamer. De oostelijk gelegen ontwikkelvlekken zijn gekoppeld aan het nieuwe fietspad, het Marrepad, en daarmee aan de 'fietsknooppunten' (Marnemoede - Rijnenburg).

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0003.png" Figuur 2.2 - Het Masterplan van Staatsbosbeheer voor heet Hollandse IJsselgebied.

In het bestemmingsplan wordt de ruimte voor ontwikkelingen gekaderd in drie rode vlekken, zonder dat de invulling van de vlekken heel definitief wordt. Door de ligging is de meest westelijk gelegen locatie de meest intensieve recreatievoorziening te treffen.

In totaal beslaat het plangebied zo'n 39 hectare en worden er op basis van kencijfers van de provincie Utrecht zo'n 80.250 unieke bezoekers per jaar verwacht. Voor het bezoek aan alleen het extensief recreatieve gebied geldt dat er 62.580 unieke bezoekers worden verwacht. In soortgelijke recreatie onderzoeken wordt een gemiddelde bezoekfrequentie van 5,5 bezoeken per jaar gehanteerd. Dat meegerekend ligt het aantal bezoeken voor het extensief recreatieve gedeelte op zo'n 344.190 bezoeken per jaar.

Het merendeel van de bezoekers zal naar verwachting uit IJsselstein komen en het westen/zuiden van de stad Utrecht, bijvoorbeeld uit De Meern. Ook uit de geplande wijk Rijnenburg zullen veel bezoekers komen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0004.png"

Figuur 2.3 - Schatting invulling ontwikkelvlekken t.b.v. de verkeersaantrekkende werking

Hotelvlek

De oostelijk gelegen locaties passen beter bij een extensiever recreatief gebruik. Voor de vlek aan de provinciale wordt een hotelinitiatief gezocht met daarbij bijbehorende functies zoals een restaurant met terras, zalen en wellness. Gedacht moet worden aan een hotelvoorziening met zo'n 140 á 200 kamers met een wellnesscentrum van 1.000 a 1.500 m² bruto vloeroppervlakte (bvo),een restaurant met een bvo van 1.000 a 1.500 m² en een zalencentrum met een bvo van 1.000 m² .

Belangrijk voor de hotelvlek is dat het hotel goed ingepast wordt in de omgeving. Het hotel mag niet aan de Nedereindseweg of Meerndijk (N228) worden gerealiseerd en ook geen eiland worden binnen het recreatiegebied. Het hotel dient echt in het bos/recreatiegebied gelegen te zijn en hier een verbinding mee te hebben.

Overige twee vlekken

Van de overige twee vlekken is de vlek aan bij de jachthaven Marnemoede de minst intensieve vlek. De invulling van de recreatieve functie op deze locatie is nog onbekend. In het verkeersonderzoek is rekening gehouden met een bandbreedte. Gedacht kan worden aan invulling van een plantentuin (lage verkeersaantrekkende werking) tot een invulling met 250 m² horeca (grotere verkeersaantrekkende werking).

De andere vlek aan de Nedereindseweg wordt een iets intensievere invulling gegeven. Ook hier is geen concrete ontwikkeling gepland. Er wordt in het verkeersonderzoek een bandbreedte gegeven voor naar verwachting een restaurant van zo'n 250 a 750 m² bvo. Dit zegt niets over de uiteindelijke invulling, maar meer over de te verwachten verkeersaantrekkende werking waar in dit plan vanuit is gegaan voor deze ontwikkelvlekken.

De volgende en vergelijkbare kleinschalige functies zijn passend binnen deze vlekken:

  • Horeca (restaurant, café);
  • Landschapscamping of natuurkampeerterrein;
  • Unieke kleinschalige verblijfsrecreatie;
  • Pluk- en/of proeftuin;
  • Theetuin;
  • Kleinschalige streekgebonden detailhandel, zoals verkoop van streekproducten;
  • Pitch en putt, boerengolf;
  • Stadsboerderij;
  • Klimbos, survival;
  • Visvijver;
  • Educatieve recreatie;
  • Speeltuin;
  • honden trainings- en uitlaatveld (eventueel een klein deel omrasterd voor hondenuitlaatservices etc.)

De volgende en gelijkende functies zijn niet passend binnen de vlekken:

  • indoor vermaak;
  • klimhal;
  • manege en ruiterpaden;
  • evenemententerrein;
  • grootschalige verblijfsrecreatie;
  • attractiepark.

Dagrecreatieve gedeelte

Om het gebied aantrekkelijk te maken is afwisseling in beeld en beleving van belang. Dit komt tot uiting door verschillende type paden, diversiteit in bosaanplant, diverse vergezichten over stroken bloemrijk grasland, bomenlanen, een akker, een paddenpoel, zichtassen langs sloten, bosmantels, informatievoorziening en aandacht voor zitplekjes.

Het bos zelf wordt ingericht als CO2-bos en in een later stadium zal het hout ook voor houtproductie gekapt worden.

Parkeren

Het parkeren voor het recreatief bos is gelegen aan de Noord IJsseldijk. Deze parkeerlocatie wordt gedeeld met de hotelvlek.

De noordwestelijk gelegen parkeerpaats is vormgegeven als open plek, de zuidwestelijk gelegen parkeerplaats is vormgegeven als 'parkeerlaan'. Beide parkeerplekken zijn ook te gebruiken voor (toekomstig) recreatief gebruik van de uiterwaarden (NNN). De parkeerlocaties bedienen zowel automobilisten als fietsende bezoekers van het gebied.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

Een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte is geboden te onderbouwen dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij de fysieke leefomgeving centraal staat. Veel verschillende partijen hebben zich uitgesproken over de gewenste inrichting en ruimtelijke kwaliteit van de Hollandse IJssel noordwesthoek. In dit hoofdstuk worden in het kort de krijtlijnen van de geldende beleidskaders op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau weergegeven. Binnen deze kaders dient de afweging plaats te vinden welke ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan worden geboden.

3.2 Nationaal beleid

3.2.1 Nationale omgevingsvisie (2020) en Barro (2017)

In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) formuleert het Rijk een nieuwe integrale aanpak waarin samen met andere overheden en organisaties optimaal kan worden gewerkt aan behoud van een gezond, leefbaar en economische sterk Nederland. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen spelen de volgende vier prioriteiten de komende een grote rol in de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving van Nederland:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel;
  • sterke en gezonde steden en regio's;
  • en een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Nationale belangen

De NOVI is vertaald in het Besluit kwaliteit leefomgeving (BKL). Deze gaat echter pas in zodra de omgevingswet in werking treedt. De voorloper van het BKL is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, het Natuurnetwerk Nederland, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

Toetsing en conclusie

Een van de prioriteiten uit de NOVI is een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. Dit betekent dat landgebruik in balans wordt gebracht met natuurlijke systemen en ontwikkelingen in het landelijk gebied niet ten koste gaan van landschappelijke kwaliteiten. Dat draagt bij aan een landelijk gebied waar het prettig wonen en recreëren is en waarin ruimte is en blijft voor vitale landbouw.

Met de genoemde ontwikkeling wordt een groot stuk landbouwgrond uit productie genomen. Deze gronden worden straks ingezet als bos- en recreatiegebied. Dit bestemmingsplan draagt bij aan het verwezenlijken van tussen het landgebruik en de kwaliteit van het landschap, bodem, water en lucht. Gelijktijdig wordt ruimte gemaakt voor een leefklimaat waar het prettiger wonen, werken en leven is.

Daarnaast wordt de aanleg van nieuw bos mogelijk gemaakt. Dit biedt mogelijkheden om CO2 vast te leggen in combinatie met het bieden van een gezonde (en ontspannende) leefomgeving. Dit draagt bij aan de afspraak van het rijk en provincies om het areaal bos met 10% te doen toenemen in 2030, naar 407.000 hectare. Bovendien wordt het bos 'dubbel' gebruikt. Door de aanwezigheid van verschillende recreatieve functies wordt de schaarse ruimte in Nederland binnen het plangebied optimaal benut. Op termijn zal het bos ook houtproductie op leveren.

Het Rijk zet zich in om de landschappelijke kwaliteiten op een duurzame manier te beschermen in het Groene Hart en ziet ook mogelijkheden voor ontwikkelingen, rekening houdend met de eisen die duurzaamheid stelt. In dit gebied wordt hier invulling aan gegeven door zichtlijnen in het bos te behouden die kenmerkend zijn voor de openheid in het gebied. Ook wordt een restgeul van de IJssel benadrukt in het landschap middels een boog in het landschap die begeleidt zal worden door een bomenrij.

Vanuit het Barro geldt geen concreet beleid ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling. Er is geen sprake van strijdigheid met het nationaal beleid.

3.2.2 Ladder voor Duurzame Verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro, per juli 2017)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. De toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevatten, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Een onderzoek naar de behoefte heeft, in het geval dat een bestemmingsplan ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

Toetsing

In dit bestemmingsplan worden nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt in het buitengebied. Voor stedelijke ontwikkeling in het buitengebied dient gemotiveerd te worden waarom deze ontwikkelingen niet in bestaand stedelijk gebied plaats kunnen vinden. In dit plan zijn recreatie en de aanleg van een (recreatie-) bos met elkaar verweven. Oftewel, het recreatiebos alleen levert niet voldoende financiële middelen op om het gebied rendabel te kunnen beheren. Daarom zijn er ook andere recreatiefuncties gewenst, zodat het beheer van het gebied kostendekkend kan worden uitgevoerd. Er is een ladderonderbouwing opgesteld waarin de behoefte voor de drie ontwikkelvlekken/stedelijke ontwikkelingen op deze locatie wordt onderbouwd. Deze zijn bijgevoegd in Bijlage 11. Voor de hotelvlek is tevens een marktruimtebepaling uitgevoerd om deze nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied onderbouwen. De marktruimtebepaling is opgenomen in Bijlage 12.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er behoefte is aan alle drie de stedelijke ontwikkelingen op de locaties buiten het stedelijk gebied in de vorm waarin ze binnen dit bestemmingsplan worden geregeld.

3.3 Provinciaal beleid

Omtrent het provinciaal beleid zijn er een aantal belangrijke beleidsstukken geformuleerd. Het gaat dan om de Omgevingsvisie provincie Utrecht (2021) en de Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht (2021).

3.3.1 Omgevingsvisie provincie Utrecht (vastgesteld, 10 maart 2021)

De PRS gaat over het ruimtelijk beleid van de provincie Utrecht. Met het ruimtelijk beleid zorgt de provincie ervoor dat het aantrekkelijk blijft om hier te wonen, te werken en te recreëren. De Omgevingsvisie is alleen bindend voor de provincie zelf. De juridische vertaling van het beleid is opgenomen in de IOV.

De provincie Utrecht geeft op basis van onderstaande zeven beleidsthema's richting aan de ontwikkeling en bescherming van een gezonde en veilige leefomgeving:

  • 1. waarin Stad en land gezond zijn;
  • 2. die Klimaatbestendig en waterrobuust is;
  • 3. waarin Duurzame energie een plek heeft;
  • 4. met Vitale steden en dorpen;
  • 5. die Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar is;
  • 6. met een Levend landschap, erfgoed en cultuur;
  • 7. die een Toekomstbestendige natuur en landbouw heeft.

Twee van deze beleidsthema's zijn direct relevant voor het plangebied. Dat zijn 'Stad en land gezond' en 'Toekomstbestendige natuur en landbouw'.

Stad en land gezond

De leefomgeving van de provincie Utrecht biedt veel kansen voor gezond leven. Onze steden en dorpen worden omringd door groene landschappen. Een schone en rustige omgeving is vaak nabij. Er is een samenhangend hoofdroutenetwerk voor wandelen, fietsen en varen. Dit netwerk verbindt woon-, werk- en leefgebieden met een ruim vrijetijdsaanbod, aantrekkelijke recreatiegebieden, landschappen en natuurgebieden. De provincie heeft per saldo de schoonste economie van Nederland door het dienstverlenende karakter met relatief weinig vervuilende bedrijven. Mensen ervaren, door de toename van inwoners en bezoekers, steeds vaker een gevoel van drukte.

De provincie zet daarom in op het bevorderen van gezondheid. De provincie maakt zich sterk voor groene, rustige gebieden in en in de nabijheid van stad en dorp om te ontspannen. De verwachte groei van mensen en activiteiten zorgt voor een intensiever ruimtegebruik. De provincie stimuleert dat woon-, werk- en leefgebieden zo worden ingericht dat dat ze uitnodigen tot wandelen en fietsen en daarmee tot gezond gedrag. Stimuleren tot bewegen helpt ook bij het verminderen van de CO2-uitstoot van mobiliteit. De provincie zet in op de ontwikkeling van een groenblauwe en recreatieve structuur die robuust is langs bestaande doorgaande waterlopen Amstel, Angstel, Vecht, Grote Heijcop/ Bijleveld/ Geer, Oude Rijn/ Leidsche Rijn, Singel Utrecht, Kromme Rijn, Hollandsche IJssel, Inundatiekanaal Lunetten/ Laagraven, Amsterdam-Rijnkanaal, Merwedekanaal, Nederrijn-Lek, Diefdijk, Linge, Zouweboezem, Eem/ Grift, Valleikanaal, Laak en de beken rond Amersfoort. De provincie biedt voldoende gelegenheid om te zwemmen. Ook versterkt de provincie stad/land verbindingen en investeren in groen in en om bebouwd gebied, recreatieve verbindingen, recreatiezones en -terreinen. Belangrijke gebieden hiervoor zijn Haarzuilens, Oud Zuilen, Noorderpark, Amelisweerd, Laagraven, Park Oudegein en het gebied van de Hollandse IJssel.

Toetsing en conclusie

De noordwesthoek is een van de provinciale projecten uit Recreatie om de Stad en is bedoeld om de stedeling ook voldoende recreatieve buitenruimte te bieden. De ontwikkeling in de noordwesthoek draagt hier aan bij. De ontwikkeling sluit aan bij het bevorderen van de gezondheid in en nabij de stad en dorp om te ontspannen. In deze groenblauwe structuren rondom de stad Utrecht wil de provincie recreatief gebruik en beleving integreren met andere functies, zoals natuur, landbouw, energie, erfgoed en cultuur.

De komende jaren neemt de recreatiebehoefte toe. De provincie zet zich hierop in. Onder andere door te kijken naar het areaal (bovenlokale) dagrecreatieterreinen en recreatiezones. In deze terreinen wordt ruimte geboden aan nieuwe (bovenlokale) recreatievoorzieningen. De 'noordwesthoek' is aangewezen als zo'n (bovenlokaal) dagrecreatieterrein/recreatiezone. Met de beoogde ontwikkeling van een natuur- en recreatiegebied met bijbehorende gecombineerde functies als een hotel en andere recreatieve voorzieningen wordt invulling gegeven aan het beleid van de provincie op deze locatie.

Toekomstbestendige natuur en landbouw

De provincie heeft de ambitie om een robuust klimaatbestendig natuurnetwerk van hoge kwaliteiten met hoge biodiversiteit te ontwikkelen. Bestaande natuurgebieden (Natura 2000-gebieden en Natuurnetwerk Nederland) worden beschermd, verder ontwikkeld en onderling beter verbonden tot één samenhangend groot natuursysteem. Voor 2040 wil de provincie in totaal 3.000 hectares natuur in de Groene contour realiseren. Grote natuureenheden worden ecologisch met elkaar in verbinding gebracht (Rivierengebied en Veenweide-plassengebied). Daarnaast onderzoekt de provincie de kansen voor uitbreiding van houtopstanden die bijdragen aan CO2-reductie. De stikstofproblematiek wordt gebiedsgericht aangepakt. Ook stimuleert de provincie de transitie naar een duurzame landbouw die circulair, natuurinclusief, klimaatneutraal en diervriendelijk is. Daarbij is de economische rentabiliteit van agrarische bedrijven en een duurzame toekomst van de glastuinbouwconcentratiegebieden een belangrijk uitgangspunt. En we stimuleren dat de landbouw dicht bij de inwoners staat (streekproducten, recreatie e.d.). Tot 2030 heeft de provincie de ambitie dat de landbouw de nutriëntenkringlopen wordt gesloten, zelfvoorzienend in energie wordt en daarnaast deels ook opereert als groene energieproducent voor derden.

Toetsing en conclusie

Een deel van het plangebied wordt ingevuld met CO2-compensatie bos. Dit past bij de doelstelling van de provincie om in 2040 houtopstanden te hebben die bijdragen aan schone lucht, landschappelijke kwaliteit, hogere biodiversiteit en CO2-vastlegging. Tevens wordt daarmee invulling gegeven aan een uitgangspunt van de provincie om het areaal aan houtopstanden uit te breiden.

Aantrekkelijke landschappen

Kwaliteitsgids Utrechtse landschappen

De kwaliteitsgids Utrechtse landschappen vloeit voort uit de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. In de kwaliteitsgids wordt de ruimtelijke kwaliteit van de Utrechtse landschappen beschreven aan de hand van de kernkwaliteiten. Er zijn in totaal zes Utrechtse landschappen gedefinieerd. Het plangebied ligt in het landschap 'Groene Hart'.

Voor het Groene Hart heeft de provincie de volgende ambities benoemd. In het Groene Hart draait het om het versterken van de diversiteit op het schaalniveau van de verschillende typen landschap centraal. Daarbij worden de kernkwaliteiten gerespecteerd en benut om de contrasten tussen de verschillende typen landschap te behouden en versterken. De focus ligt op het behouden, benutten en versterken van de contrasten tussen:

  • openheid en intimiteit;
  • rust en reuring;
    • 1. Rust en weidse open weidegebieden zijn de essentie, maar er zijn ook dynamische zones met economische dragers en transportassen. Vroeger waren dat vooral de rivieren en hun oevers, tegenwoordig zijn dat wegen, spoorlijnen en kanalen. Naast de openheid heeft de aanleg van buitenplaatsen geleid tot landschappen met monumentale bebouwing en oude parkbossen, die juist intiem en besloten zijn. In het Groene Hart vinden we verder naast groen ook boerderijlinten, dorpen en grotere steden als Woerden en Mijdrecht. Nationaal Landschap het Groene Hart vervult een belangrijke functie als recreatiegebied voor de steden die er omheen liggen en ontleent daar mede haar bestaansrecht aan. Deze recreatieve functie zorgt voor reuring.
  • oude en nieuwe overgangen.

Het Groene Hart kent de volgende kernkwaliteiten:

  • Openheid;
  • (veen)weidekarakter, inclusief strokenverkaveling, lintbebouwing, etc.;
  • landschappelijke diversiteit;
  • rust en stilte.

Toetsing en conclusie

Middels dit bestemmingsplan wordt een kwaliteitsverbetering gerealiseerd in het landelijk gebied door middel van het uitbreiden van de mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding in de regio Utrecht/IJsselstein. De recreatieve functie van het plangebied zorgt voor de reuring waar recreatie in het Groene Hart om draait. In het gebied wordt een CO2-/recreatiebos gerealiseerd. Dit wordt een intieme en besloten locatie in het verder zo weidse en open landschap. Zichtlijnen en cultuurhistorische aspecten blijven behouden door open plekken in het bos. Deze zichtlijnen zijn een ode aan de strokenverkaveling waar de omgeving en het Groene Hart zo om bekend staan.

3.3.2 Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht (vastgesteld, 10 maart 2021)

Doel van de Interim Omgevingsverordening (IOV) provincie Utrecht is om provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. In de verordening zijn daartoe bepalingen over de inhoud van bestemmingsplannen opgenomen. Hieronder zijn de voor dit plan relevante artikelen uit de IOV behandeld.

Artikel 2.8 Instructieregel vrijwaringszone regionale waterkeringen

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Vrijwaringszone regionale waterkering bevat bestemmingen en regels die de waterkerende functie beschermen en voorzien in een vrijwaringszone aan weerszijden van de waterkering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0005.png"

Figuur 3.1 - vrijwaringszone regionale waterkeringen (bron: IOV provincie Utrecht)

Toetsing en conclusie

In het bestemmingsplan is een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Daarmee wordt voldaan aan deze instructieregel uit de IOV.

Artikel 3.11 Instructieregel matig kwetsbare strategische grondwatervoorraad

  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een Matig kwetsbare strategische grondwatervoorraad houdt rekening met de bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de drinkwaterwinning.
  • 2. De motivering op een bestemmingsplan bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0006.png"

Figuur 3.2 - matig kwetsbare strategische watervoorraad ter hoogte van het plangebied (bron: IOV provincie Utrecht)

Toetsing en conclusie

Een groot deel van het plangebied bevindt zich binnen de matig kwetsbare strategische grondwatervoorraad van de provincie Utrecht. Artikel 3.11 uit de IOV vraagt gemeenten rekening te houden met het grond- en oppervlaktewaterkwaliteit bij nieuwe (stedelijke) ontwikkelingen met het oog op de drinkwaterwinning. In het geval van de ontwikkelingen in dit plan is er aandacht besteed aan de grond- en oppervlaktewaterkwaliteit in paragraaf 4.7. Het is vooral belangrijk om het risico op aantasting van de beschermende kleilagen boven het grondwater te voorkomen (onder meer bij bodemenergiesystemen). De definitieve inrichting van de ontwikkelvlekken dient aandacht te hebben voor grond- en oppervlaktewaterkwaliteit. Over het algemeen kan worden gesteld dat met het beëindigen van de agrarische activiteiten de grondwater- en oppervlaktewaterkwaliteit zal verbeteren.

Artikel 9.20 Instructieregel bovenlokaal dagrecreatieterrein

  • 1. In afwijking van Artikel 9.2 Verstedelijkingsverbod landelijk gebied kan een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Bovenlokaal dagrecreatieterrein ten behoeve van de dagrecreatieve functie bestemmingen en regels bevatten die ontwikkeling van aan het recreatieve gebruik gerelateerde voorzieningen op bestaande bovenlokale dagrecreatieterreinen toestaan, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • a. de recreatieve waarde van het gebied wordt versterkt;
    • b. de voorzieningen zijn noodzakelijk voor de duurzame exploitatie van het bestaande bovenlokale dagrecreatieterrein; en
    • c. de voorzieningen worden zo veel mogelijk op één plek geconcentreerd, op zodanige wijze dat nabij gelegen natuurgebieden worden ontzien.
  • 2. De motivering van een bestemmingsplan bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.

Artikel 9.21 Instructieregel recreatiezone

  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Recreatiezone bevat regels ter bescherming van de instandhouding en de bereikbaarheid van bestaande recreatieve voorzieningen.
  • 2. In afwijking van Artikel 9.2 Verstedelijkingsverbod landelijk gebied kan een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Recreatiezone bestemmingen en regels bevatten die voorzien in nieuwe bovenlokale recreatieve voorzieningen.
  • 3. In afwijking van Artikel 9.2 Verstedelijkingsverbod landelijk gebied gebied kan een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Recreatiezone ten behoeve van bovenlokale recreatievoorzieningen bestemmingen en regels bevatten die verstedelijking toestaan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:
    • a. de verstedelijking wordt in samenhang met de realisatie van de bovenlokale recreatieve voorzieningen ontwikkeld waarbij de omvang van de verstedelijking in evenwichtige verhouding staat tot de hoeveelheid extra bovenlokale recreatieve voorzieningen; en
    • b. de tijdige realisering van de recreatievoorziening en de duurzame instandhouding daarvan is verzekerd.
  • 4. De motivering van een bestemmingsplan bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. Een integrale visie en een beeldkwaliteitsparagraaf maken onderdeel uit van de onderbouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0007.png"

Figuur 3.1 - het plangebied ligt midden in de recreatiezone en in het bovenlokaal dagrecreatieterrein uit de IOV (bron: IOV provincie Utrecht)

Toetsing en conclusie

Het plangebied bestaat in de huidige staat nog puur uit landbouwgebied. In dit plan worden nieuwe rood voor groen-ontwikkelingen mogelijk gemaakt in de vorm van drie verschillende ontwikkellocaties met recreatievoorzieningen waarbij de gebieden tussen de recreatievoorzieningen worden ingevuld met de realisatie van CO2-compensatiebos waar openbaar gerecreëerd kan worden. De nieuwe recreatieve voorzieningen zijn noodzakelijk voor een duurzame exploitatie van het plangebied. De recreatieve waarde van dit gebied aan de Hollandse IJssel tussen Utrecht en IJsselstein wordt middels dit plan versterkt. Het recreatie- en natuurgebied biedt nieuwe ruimte aan inwoners van IJsselstein en het zuiden/westen van de stad Utrecht om te recreëren. Er wordt voldaan aan de provinciale voorwaarden die ontwikkeling van aan het recreatieve gebruik gerelateerde voorzieningen op bestaande bovenlokale dagrecreatieterreinen toestaan.

De verstedelijking dient in evenwichtige verhouding te staan tot de hoeveelheid mogelijk gemaakte extra bovenlokale recreatieve voorzieningen. In het plangebied zijn drie ontwikkelvlekken opgenomen. De ontwikkelvlekken zijn elk begrensd. De hotelvlek kent een maximale grootte in bouwlagen en bouwvorm. De andere twee ontwikkelvlekken mogen voor maximaal 20% bebouwd worden en worden ingevuld met een functie uit de opsomming in paragraaf 2.3. De balans tussen rood en groen wordt bewaakt door de randvoorwaarden zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan Noordwesthoek en vertaald in de artikelen 8.4, 8.6, 9.4 en 9.6. Zonder de invulling van de recreatieve vlekken is het gebied financieel niet exploitabel. Met name de hotelvlek, de grootste verstedelijkingsopgave in het gebied, is de grote drager van het mogelijk maken van dit recreatie gebied. Staatsbosbeheer ontvangt gelden van de ondernemers van de ontwikkelvlekken en financiert hiermee de aanleg, het beheer en de onderhoud van het gebied. De ontwikkelingen maken het gebied aantrekkelijker om te bezoeken en bieden gelegenheid om langer in het gebied te verblijven.

De ontwikkeling van een hotel in coronatijd (en daarna) is extra spannend. De vraag is hoe snel de vraagkant van de markt hersteld en in hoeverre de aanbodkant aangepast dient te worden. Kortom, wat is de noodzaak van een deze hotelontwikkeling, deels de zakelijke markt, op deze locatie? Op deze vraag is verder ingegaan in paragraaf 3.2.2. Geconcludeerd wordt dat er behoefte is aan een dergelijke hotelontwikkeling in het gebied.

Naast de ontwikkelingen in het plangebied speelt er in de regio ook een opgave om de Gekanaliseerde Hollandse IJssel (GHIJ) aan te pakken. Dit wordt geregisseerd door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Bij deze werkzaamheden ontstaat de kans de uitstraling van de GHIJ blijvend te verbeteren. De aanwezige rode ontwikkelingen dragen bij aan het voorzieningenniveau, zowel dagrecreatief als verblijsrecreatief, van het gebied van de GHIJ en daarmee aan de aantrekkelijkheid van het gebied voor de recreant.

Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat tussen de rode en groene ontwikkelingen in het plangebied een goede balans ontstaat, mede gezien in het licht van de ontwikkelingen in het grotere gebied van de GHIJ. Onderdeel van de onderbouwing zijn een integrale visie, deze is beschreven in het masterplan van Staatsbosbeheer, zie Bijlage 7, maar ook in andere documenten als de gebiedsvisie Hollandse IJssel (zie ook paragraaf 3.4.1). Daarnaast vraagt de provincie een beeldkwaliteitsparagraaf op te stellen met daarin een analyse van de bestaande kwaliteiten, een onderbouwing op welke wijze de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan die kwaliteiten en op welke wijze dit in de regels van het bestemmingsplan is verankerd.

De beoogde ontwikkeling draagt bij aan het provinciaal beleid, zoals de provincie dat heeft opgesteld in de Interim Omgevingsverordening.

Artikel 9.27 - Instructieregel geluidsniveau in aandachtsgebied stiltegebied

  • 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen Aandachtsgebied stiltegebied bevat regels die rekening houden met de doelstellingen voor het geluidsniveau bedoeld in Artikel 9.24 Doelstelling voor het geluidsniveau in stiltegebied.
  • 2. De motivering van een bestemmingsplan bevat een beschrijving van het door de gemeente te voeren beleid ter zake en de wijze waarop met de doelstelling voor het geluidsniveau is omgegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0008.png"

Figuur 3.3 - provinciaal stiltegebied (bron: provincie Utrecht)

Toetsing en conclusie

Het plangebied is gelegen binnen het aandachtsgebied stiltegebied op minder dan 1,5 km van het stiltegebied Blokland. In paragraaf 4.12 is onderbouwd wat de effecten op het stiltegebied zijn. Er wordt voldaan aan deze instructieregel. De toekomstig aanwezige geluidbronnen binnen het plangebied resulteren niet in een hoger geluidsniveau dan 35 dB op het meetpunt binnen het nabijgelegen stiltegebied Blokland.

3.3.2.1 Beeldkwaliteitsparagraaf

Een beeldkwaliteitsparagraaf bevat in ieder geval een analyse van de bestaande kwaliteiten, een onderbouwing op welke wijze de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan die kwaliteiten en op welke wijze dit in de regels van het bestemmingsplan is verankerd.

Toetsing en conclusie

Het plangebied ligt in het landschap 'Groene Hart'. Het Groene Hart kent de volgende kernkwaliteiten:

  • Openheid;
  • (veen)weidekarakter, inclusief strokenverkaveling, lintbebouwing, etc.;
  • landschappelijke diversiteit;
  • rust en stilte.

Voor het Groene Hart heeft de provincie de volgende ambities benoemd. In het Groene Hart draait het om het versterken van de diversiteit op het schaalniveau van de verschillende typen landschap centraal. Daarbij worden de kernkwaliteiten gerespecteerd en benut om de contrasten tussen de verschillende typen landschap te behouden en versterken. De focus ligt op het behouden, benutten en versterken van de contrasten tussen:

  • openheid en intimiteit;
  • rust en reuring;
    • 1. Rust en weidse open weidegebieden zijn de essentie, maar er zijn ook dynamische zones met economische dragers en transportassen. Vroeger waren dat vooral de rivieren en hun oevers, tegenwoordig zijn dat wegen, spoorlijnen en kanalen. Naast de openheid heeft de aanleg van buitenplaatsen geleid tot landschappen met monumentale bebouwing en oude parkbossen, die juist intiem en besloten zijn. In het Groene Hart vinden we verder naast groen ook boerderijlinten, dorpen en grotere steden als Woerden en Mijdrecht. Nationaal Landschap het Groene Hart vervult een belangrijke functie als recreatiegebied voor de steden die er omheen liggen en ontleent daar mede haar bestaansrecht aan. Deze recreatieve functie zorgt voor reuring.
  • oude en nieuwe overgangen.

Er is een masterplan opgesteld, zie Bijlage 7 Masterplan Noordwesthoek. Hierin is een schets van het toekomstig gebied gemaakt en is beschreven hoe de bestaande kwaliteiten hierin geïntegreerd worden. Het plangebied bestaat momenteel hoofdzakelijk uit agrarische gronden. Deze gronden zijn nog in gebruik. Het gebied is nog een open gebied waar de huidige strokenverkaveling goed zichtbaar is. De belevingswaarde in het Groene Hart uit zich door landschappelijke diversiteit. Het aanplanten van een bebost gebied langs de Hollandse IJssel is passend binnen deze diversiteit en biedt inwoners uit het gebied en recreanten de keuze te verblijven of recreëren in het rustige of juist het dynamische gedeelte van het Groen Hart. Het plangebied biedt in de beoogde situatie een overwegend rustige omgeving met dynamische aspecten. De aanwezige strokenverkaveling in het gebied blijft gehandhaafd. De sloten blijven aanwezig en worden door de aanplant van bos nadrukkelijk zichtbaar als zichtlijn in het landschap. De openheid van het oude landschap blijft zo enigszins zichtbaar, maar de openheid vermindert wel. Het plangebied wordt niet ingericht om de openheid te benadrukken, maar om ruimte te bieden aan een recreatie- en natuurgebied. Mensen kunnen naar het recreatie- en natuurgebied om te onthaasten. Het biedt, zoals beoogd in Recreatie om de Stad, ruimte om te recreëren voor de omwonenden uit het stedelijk gebied.

In het gebied komen ook drie ontwikkelvlekken. Hoe deze eruit komen te zien en passen bij het landschap staat omschreven in Bijlage 8 Beeldkwaliteitsplan Noordwesthoek. De voorwaarde om te voldoen aan de eisen uit het Beeldkwaliteitsplan zijn vertaald naar de ambities zoals opgenomen in artikel 8.3 en 9.3 en opgenomen in de ruimtelijke en bouwtechnische randvoorwaarden in artikel 8.4, 8.6, 9.6 en 9.4.

3.3.3 Omgevingswetprogramma Recreatie en Toerisme 2022 - 2025

De provincie Utrecht heeft op 14 december 2021 het Omgevingswetprogramma Recreatie en Toerisme 2022 - 2025 vastgesteld. De provincie omschrijft in dit programma een te kort aan recreatieve voorzieningen en aan groene recreatiegebieden te ervaren en zoekt hierin naar creatieve oplossingen. Uitgangspunt is dat de recreatiegebieden goed bereikbaar en toegankelijk moeten zijn, wandelend of fietsend. Ook wil de provincie zorgen dat de toeristen zich spreiden. Dit doen ze door recreanten te verleiden minder drukke gebieden in hun tochten mee te nemen. Ondanks dat dit beleid pas in werking treedt met de Omgevingswet is het belangrijk dat deze punten worden onderkend en dat er middels dit bestemmingsplan invulling wordt gegeven aan deze tekorten.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Gebiedsplan 'Hollandsche IJssel' en oplegnotitie

Het gebiedsplan (december 2008) is een inrichtingsplan voor een openbaar toegankelijk natuur en recreatiegebied nabij IJsselstein. Het gebied langs de Hollandsche IJssel wordt nu nog gebruik voor landbouw. Met het opstellen van dit gebiedsplan werd een transformatie van landbouwgrond naar natuur- en recreatiegebied voorzien. Echter de ontwikkeling van dit plan is nooit verder gegaan dan een voorontwerp bestemmingsplan. Delen van dit plan zijn echter al tot uitvoering gebracht, andere delen van dit plan werden nooit tot uitvoering gebracht. Hieronder staat een korte beschrijving van het originele plan, vervolgens wordt ingegaan op de delen die in uitvoering zijn gebracht en de wijzigingen die in de oplegnotitie (oktober 2015) aan de orde zijn gesteld ten opzichte van het orginele plan.

De doelstelling van het plan is het realiseren van circa 190 ha openbaar recreatiegebied (RodS) vooral ten noorden van de Noord-IJsseldijk en circa 60 ha natuurgebied (NNN) in de uiterwaarden. Gedacht kan worden aan boscompensatie, landgoedontwikkeling, grondruilingen, particuliere initiatieven, inschakeling van agrariërs voor beheer en rood voor groen constructies. Het nieuwe recreatiegebied heeft de hoofdfunctie openbare dagrecreatie. Het gebied krijgt een groene inrichting en is vooral bestemd voor de inwoners van de omliggende woonkernen en daarnaast voor bovenlokaal recreatief gebruik. Het raamplan betreft alleen voorzieningen voor openbare dagrecreatie. De begrenzing van het natuurgebied is vastgelegd in het Natuurgebiedsplan Zuidwest Utrecht. De strokenverkaveling en het overwegend open uiterwaardenlandschap blijven zo veel mogelijk gehandhaafd en worden waar mogelijk versterkt vanuit cultuurhistorisch oogpunt.

Delen van het originele plan zijn reeds gerealiseerd, zoals het IJsselbos west.

In de oplegnotitie Hollandse IJssel (2015) zijn de omstandigheden waaronder de realisatie van het natuur- en recreatiegebied tot stand moeten komen gewijzigd. Dit gaat o.a. over de nieuwe economische realiteit waarin inrichting van het gebied alleen kan geschieden als beheer gewaarborgd is. Door deze nieuwe economische realiteit is het ook lastiger te duiden welke inrichting vooraf behaald kan worden. De eerder genoemde bezoekersaantallen in het gebiedsplan en andere inrichtingseisen zijn dan ook losgelaten. Inrichting en beheer moeten meer dan ooit ook rendabel zijn. Daarom vraagt dit plan om een zekere mate van flexibiliteit ten opzichte van de inrichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0009.png" Figuur 3.2 - Inrichting van het openbare recreatieve gedeelte van het gebiedsplan Hollandsche IJssel, met fiets- en wandelpaden.

Toetsing en conclusie

In het onderhavige bestemmingsplan wordt de transformatie van landbouwgrond naar natuur- en recreatiegebied mogelijk gemaakt. Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan de Recreatie om de Stad. Dit gebeurt in de vorm van groen-recreatieve en rood-recreatieve voorzieningen. Zoals in de oplegnotitie omschreven is de noordwesthoek onderdeel van het gebiedsplan Hollandse IJssel. Dit bestemmingsplan moet daarom ook in samenhang worden gezien met de andere plannen in het gebied, zoals het IJsselbos west en de aanleg van fietspaden. De nieuwe economische realiteit waarin dit plan wordt opgesteld geeft tevens de noodzaak aan van de combinatie in groen-recreatieve en rood-recreatieve voorzieningen in het gebied. Dit bestemmingsplan is de logische vervolgstap na de oplegnotitie.

3.4.2 Ambitiedocument Gekanaliseerde Hollandsche IJssel (GHIJ)

Het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft de opgave werkzaamheden aan de Gekanaliseerde Hollandse IJssel (GHIJ) door te voeren. Om de kansen om de uitstraling van de GHIJ blijvend te verbeteren te kunnen benutten is door Tauw een omschreven wat de gezamenlijke ambities zijn van de gebiedspartners langs de GHIJ en hoe deze bijdragen aan een versterking van de economische vitaliteit en leefbaarheid van dit gebied.

Het ambitiedocument borduurt voort op richtinggevende principes van HDSR. Het is uitgewerkt in vijf thema’s:

  • Zonering landelijk en stedelijk gebied;
  • Watererfgoed behouden, benutten en beleven;
  • Beeldkwaliteit van de oevers;
  • Waterrecreatie / watertoerisme;
  • Recreatief gebruik langs de GHIJ (wandel- en fietsroutes).

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0010.png"

Figuur 3.2 - ambitiekaart GHIJ Watererfgoed met in het rood omcirkelt het plangebied (bron: Ambitiedocument GHIJ)

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0011.png"

Figuur 3.2 - ambitiekaart fietsroutes GHIJ met in het rood omcirkelt het plangebied (bron: Ambitiedocument GHIJ)

Toetsing en conclusie

Het plangebied ligt naast de Gekanaliseerde Hollandse IJssel. Het is ook opgenomen als toekomstig recreatief gebied, zoals is te zien in figuur 3.2. Hierbij wordt tussen Montfoort en IJsselstein in het kader van het provinciale programma Recreatie om de stad (RodS) nieuwe fiets- en wandelpaden ontwikkeld in combinatie met natuur- en bosontwikkeling gerealiseerd.

De ontwikkeling in het plangebied kan bijdragen om de uitstraling van de GHIJ blijvend te verbeteren. De bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot de realisatie van nieuwe dagrecreatieve voorzieningen en verblijfsrecreatie in het gebied van de Gekanaliseerde Hollandse IJssel. Hierdoor neemt de mogelijkheid om te recreëren in de Gekanaliseerde Hollandse IJssel toe en wordt het gebied aantrekkelijker voor de recreant. Het plangebied zal ook wandelpaden bevatten om in te recreëren. Niet door het plangebied, maar in de buurt van het plangebied liggen tevens recreatieve fietsroutes. De aanwezige voorzieningen in het plangebied sluiten optimaal aan op zowel de wandel- als fietsroutes.

De ontwikkeling in ' de noordwesthoek' sluit aan bij de doelen uit het ambitiedocument.

3.5 Gemeentelijk beleid

In het vigerende bestemmingsplan wordt verwezen naar de structuurvisie IJsselstein 'kwaliteit met karakter', de toekomstvisie 'IJsselstein Dichtbij', het gebiedsplan 'Hollandsche IJssel', groenstructuurplan 2020 'Groen met karakter' en het economische beleidsplan 2010 'IJsselstein in Balans'. In het moederplan wordt verwezen naar een nieuwe structuur die nog in ontwikkeling zou zijn. Deze visie is echter tot op heden niet verwezenlijkt en kan dus ook niet worden verantwoord binnen dit bestemmingsplan.

3.5.1 Structuurvisie IJsselstein 'kwaliteit met karakter'

Uit de structuurvisie is de doelstelling 'Benutten van de potenties van de Hollandse IJssel voor wonen, recreatie en natuur.' van belang voor het onderhavige plan. Voor het landelijk gebied is een onderscheid aangebracht tussen de gebiedsdelen ten noorden en ten zuiden van de stad. Voor de noordelijke gebieden zet de structuurvisie in op een groene recreatieve inrichting van het gebied ten noordoosten van de Hollandsche IJssel.

Toetsing en conclusie

Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de doelstelling uit de structuurvisie. Middels dit bestemmingsplan wordt een groene recreatieve inrichting van het gebied mogelijk gemaakt.

3.5.2 Toekomstvisie 'IJsselstein Dichtbij'

De toekomstvisie(januari 2010) geeft vier doelen voor het plangebied onder meer ten aanzien van de recreatieve mogelijkheden:

- Dichtbij … een vitale samenleving van bewoners en ondernemers.

- Dichtbij … met herkenbare historische en ruimtelijke structuren.

- Dichtbij … het groen en de stedelijke omgeving.

- Dichtbij … een duurzame samenleving en duurzame omgeving.

Toetsing en conclusie

De doelstellingen van deze toekomstvisie zijn evenals bij het vigerende bestemmingsplan op hoofdlijnen te realiseren binnen dit bestemmingsplan.

3.5.3 Visie landelijk gebied

De visie landelijk gebied (vastgesteld in mei 2019) resulteert in een integrale visie waarin flexibiliteit wordt geboden aan ontwikkelingen en waarbij de ruimtelijke kwaliteit wordt behouden en indien mogelijk verbeterd. Voor het onderhavige plan is het van belang is gericht op het bevorderen van het toeristische en dagrecreatieve gebruik van het buitengebied. Het versterken van de toeristische mogelijkheden en recreatieve routestructuren vormt uitgangspunt van het beleid. Ook activiteiten die een bijdrage leveren aan de toeristische attractiviteit van het buitengebied worden gestimuleerd.

Nevenactiviteiten en functieveranderingen in de richting van kleinschalig recreatie en toerisme is passend. Deze kunnen zijn gericht op dagtoerisme of op toeristische overnachtingsmogelijkheden.

Toelichting

Met dit bestemmingsplan wordt ruimte geboden aan het toeristische en dag- en verblijfsrecreatieve gebruik van het buitengebied. De exploitatie van de nieuwe natuur is mogelijk met de realisering van de recreatieve voorzieningen, inclusief hotel. Het gebied dient als stedelijk uitloopgebied voor de regio Utrecht en IJsselstein. Hiermee groeit het (recreatieve) voorzieningenniveau voor zowel de inwoners van IJsselstein als inwoners in de regio. Met name de komst van het hotel zorgt ervoor dat mensen naar het gebied getrokken worden en daar de overige recreatieve voorzieningen kunnen gaan ontdekken. Dit draagt bij aan de naamsbekendheid van het gebied.

Met de invulling van de rode vlekken worden de toeristische mogelijkheden in het gebied versterkt en kunnen nieuwe recreatieve routestructuren worden gerealiseerd in het omliggende natuur- en recreatiegebied. De toeristische attractiviteit van het buitengebied wordt hiermee versterkt. Bovendien wordt met de komst van het hotel pas het tweede hotel binnen de gemeentegrenzen gerealiseerd.

3.5.4 Groenstructuurplan 2020 'Groen met karakter'

Het Groenstructuurplan (GSP) van IJsselstein geeft vorm aan het beleidskader en de planningsrichting voor het openbare groen. Het groenstructuurplan is een visiedocument en levert de randvoorwaarden en uitgangspunten voor de beleids- en beheerplannen voor alle groene deelproducten. Het plan geeft richting aan de belangenafwegingen ten opzichte van andere ruimtelijke claims. Enerzijds bestaat het groenstructuurplan uit voorstellen voor de inrichting, anderzijds zijn er de groene structuren in aangegeven.

In het bestemmingsplan 'Landelijk gebied noord en zuid' wordt geconcludeerd dat de beleidsuitgangspunten en pijlers uit het groenstructuurplan geen directe uitwerking hebben op de conserverende insteek van het bestemmingsplan. "Waar bestemmingen uit het te actualiseren plan de groenstructuur betreffen zal de gewenste groenstructuur zo veel mogelijk worden vastgelegd". Voor de Hollandse IJssel 'noordwesthoek' is in het daartoe opgestelde masterplan de gewenste groenstructuur als planstructuur ontworpen (zie planbeschrijving hoofdstuk 3). Deze planstructuur zal evenwel op meer globale wijze worden vertaald in dit bestemmingsplan. Het is met het oog op enige ontwikkelingsflexibiliteit niet wenselijk om de inrichting uit het masterplan heel gedetailleerd op te nemen.

De volgende beleidsuitgangspunten zijn benoemd in het groenstructuurplan 2020:

  • het behouden en versterken van structuur bepalende beplantingen;
  • het beheer en onderhoud van de beplanting moeten, zowel technisch als financieel optimaal kunnen worden uitgevoerd;
  • handhaven van hoge belevingswaarde van het groen;
  • toepassen van ecologische basisprincipes (natuurlijker groen), zoals verschralen van de bodem, op plaatsen waar het kan;
  • de relatie tussen stad en land en dan met name op het gebied van natuur en recreatie versterken;
  • het vergroten van beleving, samenwerking en kennisuitwisseling van en over het water;
  • afstemming met en tussen eventuele andere ruimtelijke claims zoals parkeren en verbreding van wegen voor de doorstroming van verkeer;
  • afstemming van het groen met speelplaatsen en wensen ten aanzien van aankleding.

Deze uitgangspunten zijn weergegeven in een visie met vier pijlers, waarvan drie relevant zijn voor het landelijke gebied. Deze staan vermeld in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied noord en zuid' uit 2015.

Toetsing en conclusie

De beleidsuitgangspunten zoals benoemd in het groenstructuurplan 2020 worden gehandhaafd middels het masterplan Hollandse IJssel 'noordwesthoek' en geborgen in het voorliggende bestemmingsplan.

3.5.5 Archeologiebeleid IJsselstein

In 2012 heeft de gemeente IJsselstein haar gemeentelijk beleid op het gebied van archeologie geactualiseerd. Het doel van deze actualisatie is drieledig:

  • Het actualiseren van de archeologische verwachtingszones op basis van het onderzoek dat sinds 2004 is uitgevoerd;
  • De heroverweging van de beleidsregels ten aanzien van vrijstellingsnormen (oppervlaktegrens en dieptegrens), gebaseerd op voortschrijdend inzicht en de opgedane ervaringen met het bestaande beleid;
  • Heroverweging van de toe te passen onderzoeksmethoden in gebieden waar al referentieonderzoeken hebben plaatsgevonden.

Het archeologisch beleid van de gemeente IJsselstein is opgenomen in de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Op basis van een analyse van landschappelijke, bodemkundige en archeologische informatie is een kaart van archeologische waarden en verwachtingen opgesteld. Binnen het gemeentelijke beleid worden 3 verschillende Archeologische waardes onderscheiden. Ten eerste zijn er de AMK terreinen met planologische bescherming (zie onderstaande tekst), de archeologische AMK terreinen zonder bescherming en de waardevolle kades en dijken. Daarnaast kunnen er vier archeologische verwachtingszones worden onderscheiden:

  • 1. zone met hoge archeologische verwachting binnenstad;
  • 2. zone hoge archeologische verwachting buitengebied;
  • 3. zone met middelhoge archeologische verwachting;
  • 4. zone met lage archeologische verwachting.

Toetsing en conclusie

In de paragraaf Archeologie zijn de voor het plangebied relevante verwachtingszones beschreven. De archeologische kansrijke vindlocaties in het plangebied zijn beschermd door middel van een archeologische dubbelbestemming. Het plangebied kent in het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied noord en zuid twee archeologische waardes, 'Waarde - Archeologie - 1' en 'Waarde - Archeologie - 3'. De dubbelbestemming Archeologie 1 geldt voor de niet-rijksbeschermde AMK-terreinen. Dit gebied kent geen rijksmonumenten. De dubbelbestemmingen zijn tot stand gekomen in samenwerking met de Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU). Hiermee geeft het bestemmingsplan concreet invulling aan het archeologiebeleid.

3.5.6 Beeldkwaliteitsplan 2020

Het beeldkwaliteitsplan dient als welstandsnota voor het plangebied. In het Beeldkwaliteitsplan zijn de drie vlekken/ontwikkelingen onderverdeeld in twee soorten. De intensievere 'hotel/wellness' ontwikkeling en de minder intensieve 'overige vlekken'. De 'hotel/wellness' ontwikkeling betreft de grootste en meest concrete ontwikkeling in het plangebied. Daarmee vormt het ook de grootste uitdaging deze passend te maken in het plangebied. De overige vlekken zijn niet erg concreet.

Voor beide type vlekken zijn in het beeldkwaliteitsplan voorwaarden opgenomen aan positionering, vorm/uitstraling, afmetingen, entree & parkeren, landschappelijke inpassing/randen, bewegwijzering en materialen. Hierna worden op hoofdlijnen een aantal belangrijke voorwaarden opgesomd voor de vlekken. Voorwaarde voor de hotel/wellness ontwikkeling is dat deze in één keer wordt ontwikkeld. De ontwikkelingen op de vlekken dienen voldoende in het landschap op te gaan. Historiserende architectuur is niet passend binnen het plangebied en per vlek is er maar één entree toegestaan.

Een belangrijke voorwaarde voor de hotel/wellness ontwikkeling is dat de goothoogte maximaal 10 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 14 meter. Dit zorgt ervoor dat de bebouwing niet boven de boomtoppen uittorent. Er zijn maximaal 3 bouwlagen toegestaan.

Op het type overige vlek is maximaal één bouwlaag toegestaan, met een maximale goothoogte van 5 meter en een bouwhoogte van maximaal 8 meter.

Het type overige vlek kan uit meerdere ontwikkelingen bestaan. Daarom zijn er voorwaarden aan verbonden om ervoor te zorgen dat er toch één geheel ontstaat:

  • iedere afzonderlijke ontwikkeling vormt één geheel;
  • iedere afzonderlijke ontwikkeling voorziet in zijn eigen landschappelijke inpassing;
  • de entree en het parkeren wordt als één geheel vormgegeven, geen aparte parkeervelden;
  • tussen twee ontwikkelingen komt een landschapszone van 5 meter breed met een voetpad dat de wandelpaden in de omliggende bosgebieden en parkeerplaats met elkaar verbindt.

Toetsing en conclusie

In de regels van dit plan zijn verschillende verwijzingen opgenomen waarin er wordt verwezen en getoetst aan de eisen van het beeldkwaliteitsplan. Daarmee worden de toekomstige ontwikkelingen altijd getoetst aan het beeldkwaliteitsplan zoals dat er ligt.

 

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan te worden aangetoond en dient in het plan te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de omgevingsaspecten beschreven die voor dit plan relevant zijn. De resultaten en conclusies van eventuele onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.

4.2 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordenings- praktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
Stikstofdioxide (NO2)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  Uurgemiddelde concentratie   Max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³  
Fijn stof (PM10)   Jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 µg / m³  
Fijn stof (PM2,5)   Jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% toename van concentratie NO2 (stikstof dioxide) en PM10 (fijn stof) in de buitenlucht;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m² bvo bij één ontsluitingsweg.

Schone Lucht Akkoord

De provincie heeft, als ondertekenaar van het Schone Lucht Akkoord, de ambitie om in 2030 te voldoen aan de WHO-advieswaarden 2005. De gemeente IJsselstein is geen deelnemer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0012.png"

Figuur 4.1 - Who-advieswaarden 2005 (bron: schoneluchtakkoord.nl, bezocht op 28 januari 2022)

Onderzoek

Naar aanleiding van de toename in verkeersintensiteiten dient de NIBM-tool te worden ingevuld. Deze is bijgevoegd in figuur 4.2. Uit deze worst-case berekening blijkt dat het bestemmingsplan op basis van het hoogste jaargemiddelde scenario (2200 mvt/etmaal) in 2024 en 2025 in betekende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging in de omgeving. In 2026 is op basis van ditzelfde scenario al geen sprake meer van een bijdrage in betekende mate. Gezien de uitvoering van het plangebied en invulling en realisatie van de ontwikkelvlekken pas vanaf 2024 van start gaat kan met zekerheid worden gezegd dat in 2024 en 2025 nog geen maximale verkeersaantrekkende werking van het gebied wordt gerealiseerd. Het gebied zal een aanloopfase kennen waarin onder andere het bosgebied aangelegd wordt en volgroeid voordat het maximale publieksbereik behaald zal worden. Voor de ontwikkelvlekken geldt dat deze ook pas bereikt worden na invulling en realisatie van de bebouwing. Kortom, waarschijnlijk is dit niet eerder dan 2026 en mogelijk zelfs nog later.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0013.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0014.png"

Figuur 4.2 - NIBM-tool met realisatiejaar 2024 en 2026 op basis van het hoogste jaargemiddelde scenario

Aansluitend aan het plangebied zijn 3 wegen aanwezig die als maatgevende weg zijn opgenomen in de NSL-monitoringstool (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit). Dit zijn de Noord IJsseldijk, Nedereindseweg en de Provincialeweg N228. Uit de NSL-monitoringstool 2021 blijkt dat in 2020 de concentraties luchtverontreinigende stoffen, bestaande uit de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof, op rekenpunten direct langs deze wegen ruimschoots onder de grenswaarden lagen zoals gesteld in de Wet milieubeheer (40 µg/m3 voor NOx en PM10 en 25 µg/m3 voor PM2,5). In de toekomst zullen deze waarden verder dalen omdat het verkeer schoner wordt. Dit aspect en de autonome groei van het verkeer zijn in het NSL verwerkt in de prognoses voor 2020 en 2030. Deze prognoses zijn ook opgenomen in tabel 4.2. Uit deze tabel blijkt dat de luchtkwaliteit direct langs de wegen, en daarmee ook bij de nabij gelegen woningen in en langs het plangebied, ruimschoots onder de grenswaarden liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0015.png"

Tabel 4.2: Concentraties luchtverontreinigende stoffen maatgevende wegen in 2020, inclusief een prognose voor 2030. (Bron: NSL-monitoringstool)

De achtergrondconcentraties in het gebied zijn dermate laag dat nieuwe ontwikkelingen aan de gestelde grenswaarden uit de Wet milieubeheer kunnen voldoen.

Schone lucht akkoord

Ook aan de advieswaarden uit het Schone Lucht Akkoord wordt voldaan. De achtergrondconcentraties in het gebied vallen ruimschoots onder deze advieswaarden.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.3 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek en conclusie

In het voorgenomen plan worden 3 ontwikkelingsgebieden mogelijk gemaakt waarin recreatieve ontwikkelingen worden voorzien. Het gebied kan getypeerd worden als een 'rustig buitengebied'. Er wordt her en der gewoond (geen lintbebouwing) en er liggen enkele agrarische bedrijven en overige bedrijven (horeca, cultuur) rond het plangebied. Voor een uitputtende lijst met mogelijke functies in de ontwikkelingsgebieden, zie paragraaf 2.3. De maximale milieucategorie die mogelijk wordt gemaakt is 3.1. Hier geldt een richtafstand van 50 meter voor. Gezien de afstand van de twee noordelijkste ontwikkelingsgebieden tot omliggende woningen/functies (meer dan 50 meter) kan worden voldaan aan de richtafstanden voor alle mogelijke functies binnen deze ontwikkelingsgebieden. Voor de zuidelijke ontwikkelvlek geldt dat voor bepaalde ontwikkelingen er niet wordt voldaan aan de richtafstand. In dat geval dient bij een concrete ontwikkeling waarbij niet wordt voldaan aan deze richtafstand aanvullend onderzoek te worden gedaan en/of maatregelen te worden genomen. Binnen het plangebied zelf zijn geen woningen of (agrarische) bedrijven gelegen. Ook vanuit omliggende bedrijven kan worden voldaan aan de richtafstanden tot de ontwikkelingsgebieden.

Ter plaatse van de ontwikkelingsgebieden en omliggende woningen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Daarnaast worden omliggende bedrijven niet beperkt in hun bedrijfsvoering als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen. Er kan worden voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure.

4.4 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0016.png"

Figuur 4.1 - Uitsnede risicokaart (www.atlasleefomgeving.nl)

Uit de informatie op de risicokaart (www.atlasleefomgeving.nl) blijkt dat de hogedrukaardgasleiding W-518-01 zich ten westen van het plangebied bevindt met een invloedsgebied van 95 meter. De beoogde ontwikkelvlek aan de zuidwestkant van het plangebied valt buiten het invloedsgebied van deze gasleiding. Zowel het beoogde hotel als de ontwikkelvlek aan de zuidoostzijde bevinden zich binnen het invloedsgebied van deze hogedrukaardgasleiding, op een afstand van circa 90 meter. Beiden vallen buiten de 100% letaliteitgrens. Omdat het groepsrisico niet toeneemt, kan worden volstaan met een beknopte verantwoording.

Parallel aan deze hogedrukaardgasleiding bevindt zich de hogedrukaardgasleiding A-510 met een invloedsgebied van 430 meter. De beoogde horecafuncties vallen buiten het invloedsgebied van deze gasleiding. Het beoogde hotel valt binnen het invloedsgebied, op een afstand van circa 250 meter en buiten de 100% letaliteitgrens van deze hogedrukaardgasleiding. Er kan worden volstaan met een beknopte verantwoording.

Ten noordwesten van het plangebied bevindt zich de hogedrukaardgasleiding A-555-08 met een invloedsgebied van 170 meter. De afstand van deze gasleiding tot het beoogde hotel bedraagt circa 1,1 kilometer. Het beoogde hotel bevindt zich binnen het invloedsgebied van deze gasleiding, maar valt buiten de 100% letaliteitsgrens van deze gasleiding. Er wordt volstaan met een beknopte verantwoording. De overige ontwikkelvlekken vallen buiten het invloedsgebied van deze gasleiding.

De overige functies zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten en hoeven niet getoetst te worden op het aspect externe veiligheid.

Beknopte verantwoording

In de onderstaande verantwoording is het advies van de veiligheidsregio verwerkt.

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt aan de noordzijde ontsloten door de Nedereindseweg en aan de zuidzijde door de Noord IJsseldijk. Beide wegen sluiten middels gelijkvloerse voorrangskruispunten aan op de provinciale weg N228. Dit wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie wordt een hotel en 2 horecagelegenheden gerealiseerd. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten. Het maatgevende scenario voor de buisleidingen betreft een fakkelbrandscenario. Vanwege (graaf)werkzaamheden ontstaat een breuk in een hogedruk aardgasleiding. Het aardgas stroomt onder hoge druk uit. Het brandbare gas ontsteekt waardoor een fakkelbrand optreedt. De effecten van een fakkelbrand zijn hittestraling en rook. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Hiermee worden de aanwezigen beschermd tegen de blootstelling aan toxische gassen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.

Conclusie

Uit de beknopte verantwoording komt naar voren dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. De veiligheidssituatie zal met de beoogde ontwikkeling niet significant verslechteren en wordt als aanvaardbaar gezien. Toekomstig negatieve effecten worden voorkomen doordat de ontwikkelingen moeten voldoen aan de ambities en randvoorwaarden zoals opgenomen het Chw bestemmingsplan. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Kabels en leidingen

Toetsingskader kabels & leidingen

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • defensie brandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Wel bevinden zich een aantal hogedrukaardgasleidingen (zie externe veiligheid) in de omgeving van het plangebied. Indien nabij een deze buisleidingen gebouwd wordt of graafwerkzaamheden uitgevoerd worden, adviseert de veiligheidsregio (VRU) om in overleg te treden met de beheerder van de buisleiding om eventuele beschermende maatregelen te kunnen treffen.

Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Verkeer

Toetsingskader

Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Bereikbaarheid Hollandse IJssel 'Noordwesthoek'

Het plangebied wordt aan de noordzijde ontsloten door de Nedereindseweg en aan de zuidzijde door de Noord IJsseldijk. Beide wegen sluiten middels gelijkvloerse voorrangskruispunten aan op de provinciale weg N228.

Nedereindseweg

De Nedereindseweg is een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom waar een maximum snelheid van 60 km/uur geldt. De Nedereindseweg heeft een wegbreedte van circa 5,5 meter. Aan weerszijden van de weg zijn fietsstroken aanwezig. Wanneer de Nedereindseweg vanaf het plangebied in zuidoostelijke richting wordt gevolgd, kan Nieuwegein worden bereikt. De weg kan worden gecategoriseerd als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom, type I.

Noord IJsseldijk

De Noord IJsseldijk is een erftoegangsweg buiten de bebouwde kom waar een maximum snelheid van 60 km/uur geldt. De Noord IJsseldijk heeft een wegbreedte van circa 5 meter. Op de weg heeft een geslotenverklaring voor voertuigen breder van 2,2 meter en voor voertuigen met een aslast zwaarder dan 2,4 ton. Fietsverkeer deelt de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer, er zijn geen fietsstroken aanwezig. Wanneer de Noord IJsseldijk vanaf het plangebied in zuidoostelijke richting wordt gevolgd, kan IJsselstein worden bereikt. De weg kan worden gecategoriseerd als erftoegangsweg buiten de bebouwde kom, type I.

N228 (provinciale weg)

De N228 loopt vanaf de N207 bij Gouda en sluit aan op de A12 bij De Meern (provincie Utrecht). Op de weg geldt een maximum snelheid van 80 km/uur en zijn 1 x 2 rijstroken aanwezig. De weg kan worden gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom, type II. Ter hoogte van het plangebied is langs de oostzijde van de N228 een vrijliggend tweerichtingenfietspad aanwezig.

Langzaam verkeer

Het plangebied is tevens goed bereikbaar met de fiets en/of wandelend via het Meerlopad of het recent aangelegde Marrepad (onderdeel van het provinciaal fietsknooppuntennetwerk). Er wordt op de parkeerplaatsen in het plangebied voorzien in parkeergelegenheid voor fietsers die te voet het gebied verder willen ontdekken.

Verder is het plangebied wandelend bereikbaar via andere wandelpaden in de omgeving langs de Hollandse IJssel en via het IJsselbos-West.

Openbaar vervoer

Het gebied is ook te bezoeken door gebruik te maken van het openbaar vervoer met buslijn 107 tussen Gouda en Utrecht. De bezoeker dient dan uit te stappen bij de haltes 'Reijerscop' in De Meern of 'Achthoven' te Montfoort.

Intensiteiten

Nedereindseweg

Van de Nedereindseweg zijn geen actuele verkeersgegevens beschikbaar. De laatste telling dateert uit 2009, deze gegevens zijn te oud om te gebruiken. Het verkeersmodel van de Omgevingsdienst regio Utrecht geeft wel verkeersintensiteiten (2030) voor deze weg, maar die zijn in vergelijking tot de telgegevens uit 2009 dusdanig laag dat de vraag is of dit betrouwbare getallen zijn. Het verkeersmodel geeft een verkeersintensiteit van 1.190 mvt/etmaal, terwijl in 2009 3.350 mvt/etmaal zijn geteld. Uit nieuwe verkeerstellingen moet blijken wat de daadwerkelijke intensiteit op de Nedereindseweg is.

Noord IJsseldijk

Van de Noord IJsseldijk zijn verkeersgegevens beschikbaar, afkomstig van verkeerstellingen uit 2014. Destijds is er op de Noord IJsseldijk een gemiddelde werkdagintensiteit van 3.635 mvt/etmaal geteld. Het verkeersmodel van de Omgevingsdienst regio Utrecht (2030) geeft een lagere intensiteit, namelijk 2.080 mvt/etmaal. Nieuwe verkeerstellingen moeten duidelijkheid geven over de daadwerkelijke intensiteit op de Noord IJsseldijk.

Verkeersonderzoek (16 december 2020)

In het Verkeersonderzoek BP Noordwesthoek (Bijlage 4) wordt een verkeersonderzoek beschreven naar de effecten van de ontwikkeling op verkeer en parkeren. Hieronder de belangrijkste bevindingen en conclusies van dit onderzoek.

Verkeersgeneratie

Voor de omgevingsonderzoeken van het bestemmingsplan Noordwesthoek IJsselstein is het van belang de toekomstige verkeersgeneratie van het plangebied vast te stellen. Deze verkeersgeneratie is voornamelijk afhankelijk van de invulling van de (intensieve) recreatieve functies in het gebied. Op een van de drie locaties voor (intensieve) recreatie is een hotel met wellness, zalencentrum en restaurant beoogd. De vast te stellen verkeersgeneratie zal als basis dienen voor o.a. het onderzoek naar de verkeersafwikkeling en de stikstofberekeningen. Omdat de exacte invulling van de recreatieve functies binnen het plangebied nog niet bekend is, is de verkeersaantrekkende werking bepaald voor twee mogelijke scenario's (hoog - laag). Deze zijn berekend aan de hand van recente kencijfers van het CROW en reeds beschikbare informatie over de functies. Daarbij wordt rekening gehouden met bezoekers die enkel naar het gebied komen om te wandelen of fietsen en geen gebruik maken van de intensieve functies (buitenrecreanten).

Onderstaande tabel 4.3 geeft de berekende verkeersgeneratie van het plangebied weer (in mvt/etmaal). Omdat een exacte invulling van de intensieve recreatiefuncties nog niet bekend is, is er een laag en een hoog scenario doorberekend. Tevens is er onderscheid gemaakt in de verkeersgeneratie per etmaal op een jaargemiddelde dag en op een zomerse dag, waarop het recreatiegebied meer bezoekers zal trekken. Tevens is onderscheid gemaakt in de verkeersbewegingen veroorzaakt door bezoekers van de intensieve recreatiefuncties (hotel, wellness, horeca, etc.) en de reguliere recreanten (wandelaar, fietsers, etc.).

Tabel 4.3 Toekomstige verkeersgeneratie plangebied (mvt/etmaal)

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0017.png"


Verkeersafwikkeling

Het plangebied ligt langs de provinciale weg N228 en wordt ontsloten via de volgende twee kruispunten:
- Kruispunt 1: N228 / Nedereindseweg
- Kruispunt 2: N228 / Noord IJsseldijk


De doorstroming op beide kruispunten is bepalend voor de afwikkeling van het verkeer van en naar het recreatiegebied Noordwesthoek. Daarom wordt aan de hand van de huidige en toekomstige verkeersintensiteiten op die kruispunten en berekende verkeersgeneratie onderzocht of de kruispunten in hun huidige vormgeving het verkeer van en naar de projectlocatie naar behoren kunnen afwikkelen. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de kruispuntrekensoftware Omni-X verkenner. Op basis van de rekenresultaten wordt een advies gegeven over mogelijke maatregelen op deze kruispunten.

Op basis van de rekenresultaten van de indicatieve kruispuntberekeningen kan worden geconcludeerd dat de kruispunten N228/Nedereindseweg en N228/Noord-IJsseldijk in hun huidige vormgeving het toekomstige verkeer niet kunnen afwikkelen. Dit is al het geval in de autonoom toekomstige situatie (prognosejaar 2030), de invloed van de planbijdrage hierop is in de meeste gevallen relatief beperkt. Om de afwikkeling op beide kruispunten in de toekomst te kunnen waarborgen zijn capaciteit verruimende maatregelen noodzakelijk. Hierbij kan worden gedacht aan het realiseren van een verkeerslichtenregeling op de kruispunten. Een indicatieve berekening laat zien dat met een VRI-geregeld kruispunt het verwachtte verkeersaanbod zonder problemen kan worden afgewikkeld. Daarbij is het wel noodzakelijk om op de tak 3 (N228 zuid) van beide kruispunten een aparte opstelstrook voor rechtdoorgaand verkeer en rechtsafslaand verkeer te realiseren (opstelstroken voor linksafslaand verkeer op de noordtak zijn al aanwezig op beide kruisingen).

De rekenresultaten van de indicatieve kruispuntberekeningen laten zien dat er in de huidige situatie reeds sprake van extreem lange wachttijden op de zijtakken (Nedereindseweg en Noord-IJsseldijk) van de twee kruispunten. Het is niet aannemelijk dat dit in de praktijk daadwerkelijk aan de orde is. Geadviseerd wordt daarom om bij de ontwikkeling van de recreatieve functies binnen het plangebied in overleg wordt getreden met de provincie Utrecht en in gezamenlijkheid te bezien op welke wijze tot een goede verkeersafwikkeling en onderbouwing kan worden gekomen.

Parkeren
Binnen het plangebied moet voldoende parkeercapaciteit aanwezig zijn om te kunnen voorzien in de behoefte van de beoogde functies. De parkeerbehoefte van de recreatiefuncties kan worden bepaald aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen (Parkeerbeleidsplan gemeente IJsselstein 2006). In het Verkeersonderzoek BP Noordwesthoek (Bijlage 4) wordt een indicatie gegeven van het benodigd aantal parkeerplaatsen en ruimtegebruik bij het hoge en lage scenario. Kanttekening daarbij is dat bij het bepalen van het programma aannames zijn gedaan, het daadwerkelijke programma kan afwijken.

Aanvullend verkeersonderzoek (25 januari 2022)

Naar aanleiding van het verkeersonderzoek uit december 2020 is een aanvullend verkeersonderzoek uitgevoerd om de verschillen tussen de resultaten uit de kruispuntberekeningen en de geobserveerde werkelijke situatie toe te lichten. Het aanvullende verkeersonderzoek is bijgevoegd in Bijlage 5. De verkeersomvang in het initiële onderzoek is waarschijnlijk overschat. Geadviseerd wordt om visuele verkeerstellingen uit te voeren, zodat de capaciteitsberekeningen kunnen worden aangepast. Tevens zijn enkele maatregelen benoemd en is aangegeven dat er afspraken moeten worden gemaakt over de kostenverdeling als gevolg van de maatregelen.

Vervolg verkeersonderzoek

Om tot concrete afspraken te kunnen komen tussen de wegbeheerders en daarmee de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aan te tonen worden er nog afspraken gemaakt over nader onderzoek, concrete fysieke maatregelen of een procesafspraak over monitoring en over een kostenverdeling als gevolg van de maatregelen.

4.7 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van de beoogde ontwikkeling wordt overlegd gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Bodem-, Water- en Milieuplan 2016 - 2021
  • Provinciale Verordening Ruimte
  • Provinciale Structuurvisie

Waterschapsbeleid Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft in het waterbeheerplan ´Waterkoers 2016 - 2021´ zijn koers op hoofdlijnen vastgelegd. Met de waterkoers beoogd het waterschap een omslag in denken. Voorheen was het motto 'zorgen voor'. De inzet van de Waterkoers 2016 - 2021 is gericht op 'samen doen'. De waterkoers is een middel om het gesprek aan te gaan met partners in het gebied.

De Waterkoers beschrijft de opgaven en de werkwijze van het waterschap. De Waterkoers bevat bewust géén maatregelen. Welke maatregelen we waar en hoe het beste op kunnen pakken, bepalen we samen met onze gebiedspartners. Met andere woorden: de uitwerking van de Waterkoers gebeurt via gebiedsprocessen, beleids- en uitvoeringsplannen en grote projecten van waterschap en partners.

Het Hoogheemraadschap heeft in de Keur regels staan voor realisatie van watergerelateerde ontwikkelingen. In de Keur en met name de uitvoeringsregels behorend bij de Keur, heeft het waterschap bepaald in welke gevallen een handeling in het watersysteem is toegestaan en wanneer hiervoor een vergunning nodig is. Onder watersysteem wordt verstaan: het samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken en grondwaterlichamen.

Gemeentelijk water- en rioleringsplan 2019 - 2023

Het gemeentelijk water en rioleringsplan (GRP) 2019 - 2023 is in maart 2020 vastgesteld door de gemeenteraad van IJsselstein. In het GRP wordt de rioleringszorg beschreven. De rioleringszorg gaat over de omgang met stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater. Het gaat niet alleen om ondergrondse riolen, maar ook om de daken en straten waar water valt, de vijvers en sloten waar het naartoe stroomt en het grondwater dat onder het maaiveld aanwezig is. In dit GRP is onder andere extra aandacht voor klimaatadaptatie.

Om voor te bereiden op klimaatverandering gaat IJsselstein meer ruimte maken voor water. Het infiltreren van hemelwater in de bodem heeft daarbij de voorkeur. Door de hoge grondwaterstanden is dat bijna nergens mogelijk. Het alternatief is om zoveel mogelijk water vast te houden en vertraagd af te voeren. Als er veel water wordt afgevoerd stijgen de waterstanden in de oppervlaktewateren. Aanpassingen moeten dan ook goed op elkaar worden afgestemd. Hier wordt samen met het hoogheemraadschap aan gewerkt. Ook wordt in 2020 een startnotitie klimaatadaptatie opgesteld. Hierin wordt o.a. aandacht besteed aan hoe pandeigenaren bewogen kunnen worden richting 'tegel eruit, plant erin'.

Huidige situatie

Het gebied ligt ingeklemd tussen de Meerndijk in het noorden, de Nedereindsedijk in het oosten, de Noord IJsseldijk in het westen en in het zuiden door agrarische gronden gevolgd door het IJsselbos west. Ook ligt het gebied niet ver van de stad Utrecht. In de huidige situatie bestaat het plangebied uit agrarische gronden. Er is een verkaveling zichtbaar die is terug te voeren tot de middeleeuwen. Ten noorden van het plangebied is het rijksmonument 'de Steenen kamer' terug te vinden. Ten zuiden van het plangebied ligt het IJsselbos, waarvan het jongste gedeelte, IJsselbos west, recent is gerealiseerd. Het IJsselbos heeft als hoofdfunctie bos en recreatie. Ten westen van het plangebied worden delen van de uiterwaarden nog ingericht als Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS).

Bodem en grondwater

Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zware zavel en lichte klei (kalkhoudende poldervaaggrond). Met betrekking tot het grondwater is ter plaatse van het plangebied sprake van grondwatertrap IV. Dit wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) dieper dan 40 centimeter onder maaiveld ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) schommelt tussen de 80 centimeter en 120 centimeter onder maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa 0,3 meter -NAP.

Waterkwantiteit

Binnen en in de omgeving van het plangebied zijn volgens de Legger oppervlaktewateren van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden verschillende watergangen gelegen (figuur 4.2). De watergangen binnen het plangebied betreffen tertiaire watergangen. Deze tertiaire watergangen kennen een beschermingszone van 2 meter. Binnen deze beschermingszones gelden conform de Keur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden beperkingen voor bouwen en aanleggen om te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0018.png"

Figuur 4.2 Oppervlaktewatersysteem binnen en nabij het plangebied, bron Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Veiligheid en waterkeringen

Ten zuidwesten van het plangebied is de regionale waterkering Noord IJsseldijk gelegen (figuur 4.3). De waterkering ligt direct aansluitend aan het plangebied. De waterkering heeft een beschermingszone van 50 meter aan weerszijden van de kering. Delen van het plangebied vallen binnen deze beschermingszone. Binnen deze beschermingszone is het niet toegestaan om zonder watervergunning bouwwerken toe te voegen. In of nabij het plangebied zijn geen primaire waterkeringen gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0019.png"

Figuur 4.3 Ligging regionale waterkeringen ten opzichte van het plangebied.

Afvalwaterketen en riolering

Er zijn geen woningen gelegen binnen het plangeied.

Toekomstige situatie

Het Chw bestemmingsplan maakt uitsluitend ontwikkelingsgebieden mogelijk. Hierin is opgenomen dat hydrologisch neutraal dient te worden gebouwd en dat het watersysteem van aangrenzende gebieden niet mag worden aangetast.

Bodem en grondwater

Gezien de aard van het Chw bestemmingsplan zijn er geen directe gevolgen voor bodem en grondwater.

Waterkwantiteit, veiligheid en waterkeringen

Bij concrete nieuwe ontwikkelingen is een (her)beoordeling noodzakelijk en dient te worden aangetoond dat de ontwikkeling geen nadelige gevolgen heeft voor het watersysteem ter plaatse. Hierbij dienen de watergangen, waterkeringen en bijbehorende beschermingszones in acht te worden genomen. Bij eventuele ontwikkelingen binnen deze beschermingszones dient op grond van de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden een watervergunning te worden aangevraagd.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Bij ontwikkelingen is het van belang om ter preventie van diffuse verontreinigingen van water en bodem duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de Keur. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming. Deze hebben de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen.

Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse van het plangebied. Het aspect water staat de vaststelling van het bestemmingsplan zodoende niet in de weg.

4.8 Ecologie

Toetsingskader

Gebiedsbescherming

In Nederland hebben diverse natuurgebieden een beschermde status onder de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) . Daarbij zijn twee soorten beschermingen te onderscheiden:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Bijzondere nationale natuurgebieden.

Natura 2000-gebieden

Natura 2000 richt zich op het behoud en de ontwikkeling van natuurgebieden in heel Europa. Natura 2000 is de overkoepelende naam voor gebieden die worden beschermd vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijn. Volgens deze Europese richtlijnen moeten lidstaten specifieke diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving (habitat) beschermen om de biodiversiteit te behouden. Voor Nederland gaat het om ruim 160 gebieden. Alle Natura 2000-gebieden liggen binnen het Nationaal Natuurnetwerk. Een groot deel van de Natura 2000-gebieden is inmiddels definitief aangewezen. Dat gebeurt in de vorm van een aanwijzingsbesluit. In het aanwijzingsbesluit staat welke doelen Nederland nastreeft voor een bepaald gebied, bijvoorbeeld welke planten en dieren bescherming verdienen. Vervolgens komt er in nauw overleg met betrokken partijen een beheerplan, waarin onder andere staat beschreven welke maatregelen nodig zijn om de doelen te behalen..

Bijzondere nationale natuurgebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) kan buiten de gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden Natura 2000, ook bijzondere nationale natuurgebieden aanwijzen wanneer deze zijn opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn of onderwerp zijn van een procedure als bedoeld in artikel 5 van de Habitatrichtlijn. De beschermende werking die geldt voor gebieden die behoren tot Natura 2000, geldt in dat geval ook voor het bijzondere nationaal natuurgebied.

Passende beoordeling

Een passende beoordeling is verplicht als een plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor de betrokken Natura 2000-gebieden. Voor de inschatting van de effecten die een plan kan hebben, moet de significantie worden beoordeeld in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied, die voor kwalificerende soorten en habitats zijn geformuleerd. Als niet op grond van objectieve gegevens op voorhand significante gevolgen op een Natura 2000-gebied zijn uitgesloten, moet een passende beoordeling worden gemaakt. In de passende beoordeling worden de effecten op Natura 2000-gebieden nader onderzocht. Vervolgens kan een bestemmingsplan slechts worden vastgesteld indien is verzekerd dat ook bij een maximale invulling van het plan de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet worden aangetast.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Utrecht

In de gemeente IJsselstein is de provincie Utrecht het bevoegd gezag voor de Wnb. De provincie Utrecht handhaaft in haar Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Utrecht (die per 1 januari 2017 in werking is getreden) de vrijstelling voor onder meer ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden voor de soorten die vielen onder de vrijstelling in de Flora- en faunawet voor algemeen voorkomende soorten (Ffwet - tabel 1 AMvB art. 75). Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bunzing, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Provinciale Ruimtelijke Verordening: Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. De bescherming van gebieden is geregeld via de provinciale Ruimtelijke Verordening.

Het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen ecologische hoofdstructuur) is een netwerk van natuurgebieden en verbindingszones. Planten en dieren kunnen zich zo van het ene naar het andere gebied verplaatsen. Op plekken waar gaten in het netwerk zitten, legt de provincie nieuwe natuur aan. Het Nationaal Natuurnetwerk (NNN) is in de eerste plaats belangrijk als netwerk van leefgebieden voor veel planten en dieren. Robuuste leefgebieden voor planten en dieren zijn nodig om soorten van uitsterven te behoeden. Maar het netwerk is er ook voor mensen die willen genieten van de schoonheid van de natuur, om te recreëren en tot rust komen. Bestemmingsplannen moeten voldoen aan de regels die in de Provinciale Ruimtelijke Verordening zijn opgenomen. Dat gaat met behulp van de “nee, tenzij”-toets. Een nieuw project, dat de natuur significant aantast, mag niet worden toegestaan in het bestemmingsplan (“nee”), tenzij het een groot openbaar belang dient én er geen alternatieven zijn buiten de natuur. Als het toegestaan is, is natuurcompensatie verplicht.

In het provinciaal Natuurbeheerplan zijn voor het plangebied de volgende natuurambities voor 2021 geformuleerd:

Prioriteit 1: N10.01 nat schraalland; N13.01 vochtig weidevogelgrasland

Prioriteit 2: N05.01 moeras; N10.02 vochtig hooiland; N12.03 glanshaverhooiland

Prioriteit 3: N14.01 rivier- en beekbegeleidend bos; N14.03 haagbeuken- en essenbos

Prioriteit 4: N12.02 kruiden- en faunarijk grasland

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Ten aanzien van de beschermde natuurgebieden wordt onderscheid gemaakt tussen Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland.

Natura 2000-gebieden

Het plangebied ligt op grote afstand van Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Uiterwaarden Lek) ligt op 7,4 km ten zuiden van het plangebied (zie figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0020.png"

Figuur 4.4 Ligging plangebied (rood) t.o.v. Natura 2000-gebieden (bron: AERIUS Calculator)

Natuurnetwerk

Het Nationaal Natuurnetwerk (NNN) is de opvolger van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het zuidelijk deel van het plangebied grenst aan het NNN (zie figuur 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0021.png"

Figuur 4.5 - Ligging plangebied (rood) Natuurnetwerk (groen)

Toetsing gebiedsbescherming

De afstand van het plangebied tot natura 2000-gebieden is dermate groot dat effecten als verstoring, versnippering, verdroging en verontreiniging op voorhand zijn uit te sluiten. Daarentegen kunnen vermesting en verzuring als gevolg van extra stikstofdepositie niet op voorhand worden uitgesloten. Er is daarom gekeken naar de realisatiefase en gebruiksfase van het gebied.

Deze aanleg- en gebruiksfase zijn ingevoerd in AERIUS Calculator 2021.2 met als rekenjaar 2023. De berekening heeft geen depositieresultaten opgeleverd boven 0,00 mol/ha/jr. De AERIUS-berekening en bijbehorende memo zijn als Bijlage 13 bij de toelichting van dit bestemmingsplan opgenomen.

Aanlegfase - bos, hotel en overige vlekken

Voor de aanlegfase zijn de aanleg van nieuw bos en de bouw van het hotel en de bebouwing voor de overige twee vlekken meegenomen. Voor de aanleg van bos is gebruik gemaakt van ervaringsgegevens vanuit Staatsbosbeheer.

Voor de aanleg van een hotel met 200 kamers bestaan geen kengetallen qua stikstofemissie. Bij woningbouw kan tegenwoordig met moderne technieken een emissie van 1,5 kg NOx per woning worden gerealiseerd, met inbegrip van bouwrijp maken, heien en transport. Voor het beoogde hotel van 200 kamers wordt daarom worst case uitgegaan van 400 kg NOx.

Voor deze twee locaties wordt uitgegaan van twee horecalocaties met voor de kleinste vlek 250 m² bvo en de andere vlek à 750 m² bvo.

Gebruiksfase

Omdat de uitvoering van het bestemmingsplan zal leiden tot een toename van de verkeersbewegingen in het gebied is bepaald of deze toename kan leiden tot extra stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden.

De verkeersgeneratie bij een maximale invulling van de mogelijkheden die het plan biedt bedraagt jaargemiddeld 1.570 mvt/etmaal (laag scenario) tot 2.195 mvt/etmaal (hoog scenario). Dit verkeer wikkelt zich af in de volgende richtingen:

  • N228 noord (Utrecht / De Meern):                         80% 
  • N228 zuid (Montfoort / Gouda):                             10%
  • Nedereindseweg/Noord IJsseldijk (oost):             10%

In noordelijke richting gaat het verkeer op de A12 op in het heersende verkeersbeeld. Dit is het geval op het moment dat het aan- en afrijdende verkeer, conform de Instructieregels voor Aerius 2019A (juli 2020) zich heeft verdund tot enkele procenten van het reeds aanwezige verkeer. De verkeersintensiteit op de A12 bedraagt hier circa 203.200 mvt/etm (2019) (bron: Wegenwiki). Het plan voegt hier bij het hoge scenario 1.756 mvt/etm aan toe (+ 0,9 %).

De verkeersintensiteit op de N228 in westelijke richting bedraagt 11.736 mvt/etm (bron: Webkaart (provincie-utrecht.nl). Het plan voegt hier bij het hoge scenario 220 mvt/etm aan toe (+ 1,9 %) en gaat hier dus direct al op in het heersende verkeersbeeld.

Het verkeer via de Nedereindseweg/Noord IJsseldijk gaat pas op de N210 op in het heersende verkeersbeeld. Voor beide rijlijnen wordt een intensiteit van (0,5 x 10% x 2195 =) 110 mvt/etm aangenomen.

Conclusie aanleg- en gebruiksfase

Aangenomen wordt (worst case) dat de aanlegfase en het eerste jaar van de gebruikfase samenvallen in 2023. Daarom zijn beide fasen gezamenlijk doorgerekend als beoogde situatie. De totale veranderingen in de stikstofemissies zijn als volgt:

Tabel 4.4 Veranderingen stikstofemissies

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0022.png"

Conclusie; uitvoering van het bestemmingsplan leidt met een depositie van 0,00 mol/ha/jr, niet tot significante effecten op Natura 2000 en heeft zelfs licht gunstige gevolgen vanwege een blijvende afname van de stikstofdepositie in 8 Natura 2000-gebieden. Significante negatieve effecten kunnen derhalve worden uitgesloten en het bestemmingsplan is derhalve uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming ten aanzien van het onderdeel Natura 2000.

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied zal worden ingericht met een mozaïek aan natuurdoeltypen, conform het provinciaal natuurbeheerplan. In combinatie met het opheffen van het agrarisch grondgebruik (afname verzuring, vermesting en vergiftiging) zal het naastgelegen Natuurnetwerk aan de zuidwestrand van het plangebied positieve effecten ondervinden als gevolg van de realisering van het bestemmingsplan.

Soortenbescherming

Op 18 november 2020 is in het kader van een quickscan een veldbezoek aan het plangebied gebracht. Het onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 2. In figuur 4.6 staan waar welke soorten worden verwacht en waar relevante waarnemingen zijn geweest. Figuur 4.7 vermeldt de relevante resultaten van het bureau- en veldonderzoek.

De latere uitbreiding van het plangebied met de kadastrale percelen ISS00-D-3200, ISS00-D-3201, ISS00-D-3206, ISS00-D-3207 en het deel van het fietspad (Marrepad) dat over perceel ISS00-D-3858 loopt, is niet verwerkt in de Quickscan in Bijlage 2. Het onderzochte gebied voor de quickscan is oorspronkelijk groter dan het plangebied en valt reeds binnen het onderzochte gebied uit de Quickscan. Zie ook figuur 1 uit de quickscan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0023.png"

Figuur 4.6 - kaart met het plangebied, biotopen waar diersoorten in verwacht worden en relevante waarnemingen.

In het plangebied komen mogelijk nesten van 'vogels zonder jaarrond beschermd nest', de rugstreeppad en de heikikker voor, evenals vliegroutes van vleermuizen. Daarnaast kunnen 'vogels zonder jaarrond beschermd nest', boomvalk en buizerd zich in de toekomst vestigen. In figuur 4.7 staat of er maatregelen genomen kunnen worden om verstoring te voorkomen of dat er eventueel vervolgonderzoek benodigd is bij het verder invullen van de ontwikkelvlekken uit dit plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0024.png"

Figuur 4.7 - relevante resultaten bureau- en veldonderzoek

Voor iedere soort waarvoor de Wet Natuurbescherming en/of natuurbeleid van de provincie (mogelijk) wordt overtreden, wordt hieronder de vervolgstap beschreven.

  • Vleermuizen: vliegroute. Dit onderzoek is enkel benodigd indien er door de werkzaamheden strooilicht op de bomenrij langs de Nedereindseweg of op het wateroppervlak van de IJsselwetering valt (zie paragraaf 5.1.2). Zo niet, dan is geen nader onderzoek benodigd.
  • Buizerd/boomvalk: nestfunctie. Dit onderzoek is enkel benodigd indien er werkzaamheden in het broedseizoen binnen 50 meter van het nest plaatsvinden. Zo niet, dan is er geen onderzoek benodigd. Het onderzoek kan worden uitgevoerd door het uitvoeren van vier gerichte veldbezoeken. Deze moeten overdag na zonsopkomst plaatsvinden. Voor de buizerd dient het uitgevoerd te worden in de periode maart tot en met half mei, met een tussenperiode van minimaal 10 dagen. Voor de boomvalk dient het uitgevoerd te worden in de periode mei tot en met juni, met een tussenperiode van minimaal 10 dagen.
  • Rugstreeppad: zomer-, winter- en voortplantingsbiotoop. Onderzoek naar de voortplantingfunctie kan indicatief zijn voor andere verblijfplaatsfuncties, dit onderzoek kan globaal plaatsvinden van half april t/m eind juli. Het nader onderzoek naar landbiotoop dient verricht te worden in de periode juni t/m half oktober. Winterverblijfplaatsen zijn redelijkerwijs niet te onderzoeken.
  • Heikikker: zomer-, winter- en voortplantingsbiotoop. Er dient onderzoek gedaan te worden in de periode tussen eind februari en september. Tijdens de bezoeken tussen half februari en 1 april kan geluisterd worden naar kooractiviteit. Vanaf april t/m september kan worden gezocht naar exemplaren (larven, juvenielen, adulten.

Conclusie

Gebiedsbescherming

Natura 2000

Uitvoering van het bestemmingsplan leidt met een depositie van 0,00 mol/ha/jr, niet tot significante effecten op Natura 2000 en heeft zelfs licht gunstige gevolgen vanwege een blijvende afname van de stikstofdepositie in 8 Natura 2000-gebieden. Significante negatieve effecten kunnen derhalve worden uitgesloten en het bestemmingsplan is derhalve uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming ten aanzien van het onderdeel Natura 2000.

Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied zal worden ingericht met een mozaïek aan natuurdoeltypen, conform het provinciaal natuurbeheerplan. In combinatie met het opheffen van het agrarisch grondgebruik (afname verzuring, vermesting en vergiftiging) zal het naastgelegen Natuurnetwerk aan de zuidwestrand van het plangebied positieve effecten ondervinden als gevolg van de realisering van het bestemmingsplan.

Soortenbescherming

In het geval er ontwikkelingen plaatsvinden in het plangebied dient er vervolgonderzoek te worden gedaan naar de rugstreeppad en heikikker.

4.9 Archeologie

Beleid en normstelling

De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen met als uitgangspunt: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Onderzoek

Het plangebied kent in het vigerende bestemmingsplan Landelijk Gebied noord en zuid twee archeologische waardes, 'Waarde - Archeologie - 1' en 'Waarde - Archeologie - 3'. De dubbelbestemming Archeologie 1 geldt voor de niet-rijksbeschermde AMK-terreinen. Dit gebied kent geen rijksmonumenten. Bij Archeologie 1 is het niet toegestaan zonder omgevingsvergunning werken of werkzaamheden in de grond uit te voeren of het aanleggen van bos. Voor de Waarde Archeologie 3 geldt te bewerken oppervlakte kleiner is dan 100 m² waarbij de diepte dieper dan 30 cm reikt.

Staatsbosbeheer heeft inmiddels een karterend/waarderend archeologisch sleuvenonderzoek laten uitvoeren op locatie (Bijlage 1). Ondersteunend aan dit onderzoek zijn de rapporten van De Ridder 2010 (Bijlage 10) en Blom 2017 (Bijlage 9). Deze zijn belangrijk ter onderbouwing van respectievelijk vindplaats 3 (incl. contour) en het AMK terrein ten zuiden van het plangebied (R5). Doelstelling van het karterend/waarderend archeologisch sleuvenonderzoek was uitsluiten waar mogelijke vindplaatsen zijn met archeologische waarden. De sporen die zijn aangetroffen bestaan enkel uit perceelsgreppels en sloten uit de Nieuwe Tijd. Deze zijn in figuur 4.8 aangegeven als de groen omlijnde gebieden. Geadviseerd wordt om al deze gebieden vrij te geven van vervolgonderzoek. De archeologische waarde van deze gebieden is 'niet behoudenswaardig'. De gemeente kan voor de betreffende groene gebieden (of groter gebied) besluiten over vrijgave van verder archeologisch onderzoek. In ieder geval voor het aanplanten van bos.

Enkel de sporen uit werkput 20 (rood omcirkeld) en vindplaats 3 (rode vlak) zijn van hoge aard. In werkput 20 werd aardewerk aangetroffen op een diepte van 1,20 m. Op grond hiervan wordt geadviseerd een limiet op de werkzaamheden te leggen vanaf 1 meter diep onder maaiveld. In het geel gemarkeerde gebied wordt geadviseerd het gebied te behouden in de huidige staat en geen gravende werkzaamheden uit te voeren. Over de rode vlek in het geel omcirkelde gebied wordt geadviseerd , indien hier werkzaamheden zijn beoogd, een vlakdekkende (archeologische) opgraving uit te voeren. Hiervoor dient in dat geval door de bevoegde overheid een goedgekeurde Programma van Eisen te zijn vastgesteld.

Het is verder niet geheel uit te sluiten dat er verdere vondsten worden gedaan buiten het onderzochte gebied. Indien deze zogenaamde toevalstreffers worden gedaan dan dient de uitvoerder van het grondwerk deze archeologische vondst te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Erfgoedwet 2016, artikel 5.10.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0025.png"

Figuur 4.8 - groen = vrijgave, geel = behouden, rood = niet dieper dan 1m en zwart = al eerder vrijgegeven. (bron: advieskaart Blom, 2017)

De latere uitbreiding van het plangebied met de kadastrale percelen ISS00-D-3200, ISS00-D-3201, ISS00-D-3206, ISS00-D-3207 en het deel van het fietspad (Marrepad) dat over perceel ISS00-D-3858 loopt, is niet onderzocht in het archeologisch proefsleuvenonderzoek (Bijlage 1). De uitbreiding wordt daarom voorzien van de huidige dubbelbestemming uit het geldende bestemmingsplan (NL.IMRO.0353.Lgebiedarcheologie-Va01), Waarde - Archeologie 3.

Conclusie

In het plangebied is sprake van een drietal vondstlocaties. Deze zijn vertaald naar archeologische dubbelbestemmingen in de planregels. Hieronder worden de vindplaatsen opgesomd:

  • Een ijzertijd/Romeinse tijd vindplaats (vindplaats 3, R1)
    • 1. Met het rode vlak is het door middel van proefsleuven onderzochte deel aangegeven. Hier is de vindplaats aangetoond.
    • 2. De gele contour geeft de verwachte omvang van de vindplaats aan, maar dit is in het veld niet nader onderzocht (met proefsleuven).
    • 3. Binnen de gehele vindplaats (rode vlak en gele contour) geldt de beperking dat archeologisch onderzoek nodig is bij bodemingrepen dieper dan 30 cm beneden maaiveld.
  • Een mogelijk Romeinse vindplaats (rode cirkel nabij werkput 20, R2)
    • 1. Hier zijn op een diepte van circa 1,20m archeologische vondsten aangetroffen die duiden op de zeer waarschijnlijke aanwezigheid van een Romeinse vindplaats (in de nabijheid).
    • 2. Hier geldt de beperking dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij bodemingrepen dieper dan 1 meter beneden maaiveld.
  • Een late ijzertijd/Romeinse vindplaats (vindplaats R5/ AMK terrein 2203, uiterste zuiden van het plangebied).
    • 1. Het gaat hier om een vindplaats uit de late ijzertijd/Romeinse tijd. Deze vindplaats is niet nader onderzocht in het kader van de werkzaamheden van Staatsbosbeheer. Hierdoor blijft de (zeer) hoge archeologisch waarde van het plangebied onveranderd.

Voor de overige gebieden geldt dat door het proefsleuvenonderzoek is aangetoond dat de kans op het aantreffen van archeologische resten gering is (met name vanwege de vergelijkbare landschappelijke context). Voor deze gebieden is dan ook geen archeologische dubbelbestemming opgenomen in het bestemmingsplan. Deze gebieden kennen dus geen beperking voor het aspect archeologie.

4.10 Cultuurhistorie

Toetsingskader

De Monumentenwet is op 1 juli 2016 deels (met een overgangstermijn tot de Omgevingswet) vervangen door de Erfgoedwet. Deze wet handelt over het aanwijzen van te beschermen cultureel erfgoed. Naast de Monumentenwet vervangt de Erfgoedwet ook andere wetten zoals de Wet tot behoud van cultuurbezit. De Erfgoedwet kent een aantal nieuwe bepalingen. Het gaat om het vaststellen van een gemeentelijke erfgoedverordening en het bijhouden van een erfgoedregister. Ook dienen burgemeester en wethouders het voornemen om hun cultuurgoederen en verzamelingen te vervreemden bekend te maken. De Erfgoedwet bevat bovendien diverse veranderingen met lokale gevolgen, zoals de vervanging van de landelijke aanwijzing van beschermde stads- en dorpsgezichten door een rijksinstructie aan gemeenten.

Onderzoek en conclusie

Het plangebied ligt ingeklemd tussen de Nedereindseweg (circa 1600 tot nu) en de Noord IJsseldijk (1000-1300 tot nu). In het plangebied liggen geen gemeentelijke of rijksmonumenten. Pal naast het plangebied liggen wel twee rijksmonumenten. Dat zijn de 'Steenen kamer' aan de Nedereindseweg 561 en boerderij 'de Meerhoeve' aan de Noord IJsseldijk 28. Dit betreffen beide historische boerderijen. De 'Steenen kamer' is een boerderij uit het eind van de 15e of 16e eeuw.

Het plangebied wordt sinds de 12e eeuw beschermd tegen de Hollandsche IJssel dankzij de Noord IJsseldijk. Aan deze dijk is een los boerderijlint ontstaan. De meeste boerderijen stammen uit de 19e eeuw. Aan de andere kant van het plangebied ligt de Nedereindseweg. Dit is ook een bebouwingslint bestaande uit oude boerderijen. Tussen beide wegen in ligt het gebied 'IJsselveld'. Dit gebied wordt getypeerd door de verkavelingstructuur van de landerijen en betreft een agrarisch cultuurlandschap. De verkaveling loopt van noord naar zuid tussen de Nedereindseweg en de Noord IJsseldijk. Deze strookverkaveling wordt behouden in de ontwikkeling van dit plangebied. De bospercelen worden zo ingepast dat de verkaveling behouden blijft. Dit gebeurt met aandacht voor de openheid. De bestaande slotenstructuur blijft zoveel mogelijk behouden. Waar kan wordt een sloot van noord naar zuid aangelegd. Hierdoor er zichtlijnen blijven bestaan tussen beide linten. Hiermee wordt aangesloten op het behoudt van de verkaveling in het bestaande IJsselbos en IJsselbos-west.

Door het gebied loopt het patroon van een oude restgeul. Deze restgeul wordt benadrukt in de voorgenomen ontwikkeling middels een boog in het landschap, begeleid door een bomenrij. Middels een bijzonder object is het voornemen de aandacht te vestigen op deze archeologische afzetting.

Vanuit de provincie wordt ook geadviseerd om de openheid van het gebied en de verkavelingsstructuur met de twee boerderijlinten zoveel mogelijk te behouden.

Er wordt in het plan aandacht geschonken aan de cultuurhistorische waarden (verkavelingsstructuur, boerderijlinten en openheid) in het gebied. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.11 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd. Er is in het kader van de CHW beperkt onderzoek uitgevoerd, te weten een historisch bodemonderzoek (NEN 5725).

Onderzoek

In het kader van de bestemmingswijziging is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 6. Op basis van de bodemkwaliteitskaarten blijkt dat de gemiddelde bodemkwaliteit in het onderzoeksgebied als niet verontreinigd (klasse: landbouw / natuur) wordt gekenmerkt. In het historisch bodemonderzoek zijn twee potentiële bronnen van bodemverontreiniging naar voren gekomen. Het gaat dan om verdachte locaties. Dit zijn de slootdempingen en het (voormalig) gebruik van de gronden als boomgaard. Betreffende de slootdempingen is het op basis van het historisch onderzoek onbekend waar de exacte slootdempingen hebben plaatsgevonden en met welk materiaal deze gedempt zijn. Kritische parameters hierbij zijn PAK, zware metalen en asbest. Mogelijk zijn de sloten gedempt met gebiedseigen materiaal. Op de gronden waar (voormalig) boomgaarden hebben gestaan worden de bovengronden aangemerkt als verdacht ten aanzien van organochloorbestrijdingsmiddelen (OCB's).

Op basis van een reactie van de ODRU zijn naast bovenstaande ook dammen en (half-) verharde wegen aan te merken als verdachte deelgebieden.

Om de ontwikkelingen (de rode vlekken) in de toekomst mogelijk te maken dient voorafgaand een verkennend actueel bodemonderzoek (NEN 5725) uitgevoerd te zijn. Op verdachte locaties dient vervolgens verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) te worden uitgevoerd. Deze voorwaarde is opgenomen in de artikelen 8.4.3 en 9.4.3.

Tevens dient in geval puinmenging wordt aangetroffen in de bodem, ongeacht de gradatie aan bijmengingen, de grond te worden aangemerkt als verdacht op asbest. Ook dient hier verkennend vooronderzoek op uitgevoerd te worden conform NEN5740. Indien er aanleiding toe is dient ook PFAS te worden meegenomen in het analysepakket voor verdachte locaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0026.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0027.png"

Figuur 4.9 - Verdachte locaties met slootdempingen en (voormalige) boomgaarden

Grond die binnen het plangebied worden toegepast dienen te voldoen aan het besluit Bodemkwaliteit. Indien in het plangebied ten gevolge van graafwerkzaamheden bodem vrijkomt en deze buiten planlocatie wordt hergebruikt, vindt hergebruik veelal plaats binnen het kader van het besluit bodemkwaliteit. In dat geval dient de chemische kwaliteit van de grond te worden getoetst aan de kwalteitsnormen die door Besluit Bodemkwaliteit aan de betreffende toepassing worden verbonden.

Vanuit de ODRU is ook geadviseerd onderstaande figuur 4.10 op te nemen. In deze figuur zijn de bij de ODRU bekende bodemonderzoeken opgenomen. Dit zijn de oranje gemarkeerde locaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.CHWHolIJsselNWhoek-ON01_0028.png"

Figuur 4.10 - bekende onderzoeken (bron: ODRU)

Conclusie

Op basis van de resultaten uit het historisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen aanvullende acties of maatregelen nodig zijn bij voortzetting van het huidige (landbouw/natuur) of vergelijkbaar gebruik van het terrein. Indien in de toekomst ontwikkelingen gepland worden dient in verband met de aanvraag van een omgevingsvergunning in het kader van de Woningwet/Gemeentelijke bouwverordening rekening gehouden te worden met een verkennend onderzoek (NEN 5740). Deze voorwaarde is opgenomen in de artikelen waarin de randvoorwaarden voor de ontwikkelingen staan omschreven. Aandachtspunten bij vervolgonderzoek zijn de slootdempingen, de (voormalige) boomgaarden, dammen en (half-) verharde wegen . Dit zijn verdachte locaties. Tevens dient in geval puinmenging wordt aangetroffen in de bodem, ongeacht de gradatie aan bijmengingen, de grond te worden aangemerkt als verdacht op asbest. Ook dient hier verkennend vooronderzoek op uitgevoerd te worden conform NEN5740. Indien er aanleiding toe is dient ook PFAS te worden meegenomen in het analysepakket voor verdachte locaties.

4.12 Geluid

Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder is van toepassing bij het realiseren van nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen binnen de wettelijke zone van een weg, spoorweg of gezoneerd industrieterrein. Daarnaast is de Wet geluidhinder van toepassing bij de aanleg of wijziging van een nieuwe weg of spoorweg of industrieterrein.

Onderzoek en conclusie

Binnen het bestemmingsplan worden drie ontwikkelvlekken mogelijk gemaakt, waarvan één wordt uitgewerkt als een hotelfunctie. De andere ontwikkelvlekken zijn nader te bepalen, voorbeelden zijn weergegeven in paragraaf 2.3 Daarnaast wordt het gebied ingericht als bosgebied voor dagrecreatief gebruik. Dit zijn allen geen geluidgevoelige functies. Het bestemmingsplan maakt geen geluidgevoelige functies mogelijk en een formele toetsing aan de Wet geluidhinder is daarmee niet van toepassing en tevens geen belemmering voor het plan.

Indirecte effecten/verkeersaantrekkende werking

Voor wat betreft de verkeersaantrekkende werking is een analyse gemaakt in par. 4.8 (Ecologie). Uit de analyse van de verkeersaantrekkende werking van de ontwikkelingen binnen het plangebied blijkt dat de percentuele toename van verkeer per etmaal op de provinciale weg N228 (maatgevende ontsluitingweg van het plangebied) zo'n 0,9 tot 1,9% betreft. Bij een percentuele verkeerstoename onder de 40% per etmaal wordt de 1,5 dB-grens die in het algemeen als toelaatbare toename wordt gezien (analoog aan het reconstructiecriterium Wgh) niet overschreden.

Voor de Nedereindseweg en de Noord IJsseldijk is er, afhankelijk van het scenario, wel sprake van een significante verkeerstoename. Deze toename zal niet in één keer plaatsvinden, maar naar verwachting pas over een langere periode. De ontwikkeling zal naar verwachting na de invoering van de Omgevingswet vorm krijgen. Onder de Omgevingswet is de gemeente verantwoordelijk voor de monitoring van de verkeerstoename op basis van de basisgeluidemissie (BGE). Afhankelijk van de voortgang van de ontwikkeling en de nog vast te stellen BGE kunnen maatregelen worden overwogen aan deze gemeentelijke wegen.

Samenvattend kan worden gesteld dat de indirecte effecten niet significant zijn voor de provinciale N228, maar mogelijk wel in de toekomst voor de gemeentelijke wegen. Toekomstige regelgeving zal dan waarborgen dat er geen nadelige effecten zullen zijn voor de woningen langs de Nedereindseweg en de Noord IJsseldijk.

Stiltegebied Blokland

Nabij de ontwikkeling ligt stiltegebied Blokland. De drie ontwikkelvlekken en het aan te leggen bos voor dagrecreatie liggen binnen 1,5 km van dit stiltegebied in een zogenaamd "aandachtsgebied stiltegebied". Dit houdt in dat er de aanwezige geluidbronnen binnen het plangebied geen hoger geluidsniveau dan 35 dB mogen veroorzaken binnen het nabijgelegen stiltegebied Blokland. De beoordeling dient plaats te vinden op 50 meter afstand vanaf de grens in het stiltegebied.

De kortste afstand van één van de ontwikkelvlekken tot de beoordelingslocatie bedraagt circa 1 km. Door de geometrische afstandsreductie, lucht- en bodemdemping bedraagt over deze afstand de geluidverzwakking 76 dB. Dit betekent dat bij een continu bronvermogen van 111 dB(A) aan de geluideis voor het stiltegebied wordt voldaan. Het geluid vanwege verkeer, stemgeluid e.d. zal niet hoger zijn dan deze waarde.

4.13 M.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat een landinrichtingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare betreffende water, natuur, recreatie of landbouw of vestiging mogelijk maakt van een glastuinbouwgebied of bloembollenteeltgebied van 50 ha of meer (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D9). De beoogde ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarde.

Dit betekent dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. Ten behoeve van de m.e.r.-beoordelingsbeslissing is een aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Deze is opgenomen in Bijlage 3. Op basis van deze notitie neemt het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbeslissing waarin wordt aangegeven of wel of geen volledige m.e.r.-procedure doorlopen hoeft te worden. Er moet een m.e.r.-beoordelingsbesluit (voorbereidingsbesluit) genomen worden voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Plansystematiek

5.1.1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) bindende afspraken waarmee, bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi. In de voorafgaande hoofdstukken zijn de planuitgangspunten voor het op te stellen bestemmingsplan weergegeven. Deze uitgangspunten zijn (juridisch) vertaald naar het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt de doorvertaling van de plantoelichting naar planregels met de verbeelding verwoord.

In de voorliggende situatie is sprake van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte in het kader van de pilot crisis- en herstelwet (CHW). Hierdoor kan worden afgeweken van de standaarden. In paragraaf 1.2 is hier nader op ingegaan. Gekozen is om het bestemmingsplan in lijn van de vigerende bestemmingsplannen op te stellen. In de opbouw van het bestemmingsplan en met name in de systematiek van de regels wordt hier echter van afgeweken (zie paragraaf 5.2).

5.1.2 Systematiek regels

De juridische regeling bestaat uit vijf hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn. In dit eerste hoofdstuk is ook een artikel opgenomen over de wijze van meten. In het tweede hoofdstuk zijn de regels opgenomen voor bestemmingen. Hierin wordt op het gebruik en de bouwregels voor het gehele plangebied zonder de ontwikkelingen ingegaan. Het derde hoofdstuk bevat de regels voor de ontwikkelingen. Per ontwikkelingsgebied staat beschreven aan welke eisen ontwikkelingen dienen te voldoen. Er is hier veel ruimte gelaten om de ontwikkelingen zich, binnen de gestelde kaders, te laten ontvouwen. Het vierde hoofdstuk gaat in op de algemene regels, de anti-dubbeltelregel en overige regels. De overgangs- en slotregels maken onderdeel uit van het vijfde en laatste hoofdstuk.

5.2 Bestemmingsregeling

5.2.1 Inleidende regels
5.2.1.1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

5.2.1.2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.2.2 Bestemmingsregels
5.2.2.1 Regels voor bestemmingen

Artikel 3 - Recreatie - Dagrecreatie

De voor 'Recreatie – Dagrecreatie' bestemde gronden zijn naast voor de dagrecreatieve functie met daarbij wegen/paden, water, voorzieningen voor bij de waterhuishouding, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, bedoeld om bos aan te planten dat in een later stadium ook gebruikt kan worden voor de houtproductie.

Artikel 4 - Waarde - Archeologie Vindplaats 3 en R1

De aanwezige archeologische waarde in het gebied worden middels deze bestemming beschermd. Er dient archeologisch onderzoek plaats te vinden indien graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm reiken of heiwerkzaamheden worden uitgevoerd.

Artikel 5 - Waarde - Archeologie 3

De aanwezige archeologische waarde in het gebied worden middels deze bestemming beschermd. Er dient archeologisch onderzoek plaats te vinden indien het oppervlak groter dan 100 m² bedraagt of graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm reiken of er heiwerkzaamheden plaatsvinden.

Artikel 6 - Waarde - Archeologie werkput 20

De aanwezige archeologische waarde in het gebied worden middels deze bestemming beschermd. Er dient archeologisch onderzoek plaats te vinden indien graafwerkzaamheden dieper dan 100 cm reiken of heiwerkzaamheden worden uitgevoerd.

Artikel 7 - Waterstaat - Waterkering

Waterkeringen hebben ter bescherming van de waterkering deze bestemming. Bouwen binnen deze bestemming is zonder ontheffing van de Keur niet mogelijk, op bouwwerken, geen gebouwen zijnde na.

5.2.2.2 Regels voor ontwikkelingen

Artikel 8 - overige zone - ontwikkelingsgebied intensieve recreatie hotel

Het ontwikkelgebied langs de provinciale weg is de meest concrete van de twee soorten ontwikkellocaties. Op deze locatie is er onder de randvoorwaarden ruimte voor een hotel met bijbehorende functies zoals een restaurant met terras, zalen en wellness, inclusief de bij deze functie behorende wegen en paden, parkeervoorzieningen, voorzieningen voor de waterhuishouding, nutsvoorzieningen, park- en groen voorzieningen en andere voorzieningen die nodig zijn voor het goed functioneren van het gebied.

Voor deze ontwikkellocatie zijn bepaalde ambities randvoorwaarden opgesteld waaraan een ontwikkeling moet voldoen om de ontwikkeling mogelijk te kunnen maken. De ontwikkeling kan alleen plaats vinden als aan deze ambities en (harde) randvoorwaarden wordt voldaan. De ambities geven de ontwikkelrichting van de ontwikkeling aan. De randvoorwaarden hebben betrekking op de ruimtelijke inrichting, de omgevingskwaliteit en eisen vanuit natuur, milieu, water en externe veiligheid.

Artikel 9 - overige zone - ontwikkelingsgebied recreatie

De beoogde ontwikkeling voor dit ontwikkelingsgebied, bestaande uit twee locaties, is minder concreet dan de ontwikkeling in het ontwikkelingsgebied intensieve recreatie hotel. De ontwikkellocaties zijn gericht op recreatieve functies, inclusief de bij deze recreatieve functies behorende functies zoals wegen en paden, parkeervoorzieningen, voorzieningen voor de waterhuishouding, groenvoorzieningen en andere voorzieningen die nodig zijn voor het goed functioneren van het recreatiegebied.

Voor deze ontwikkellocaties zijn bepaalde ambities randvoorwaarden opgesteld waaraan een ontwikkeling moet voldoen om de ontwikkeling mogelijk te kunnen maken. De ontwikkeling kan alleen plaats vinden als aan deze ambities en (harde) randvoorwaarden wordt voldaan. De ambities geven de ontwikkelrichting van de ontwikkeling aan. De randvoorwaarden hebben betrekking op de ruimtelijke inrichting, de omgevingskwaliteit en eisen vanuit natuur, milieu, water en externe veiligheid.

5.2.3 Algemene regels
5.2.3.1 Algemene gebruiksregel strijdig gebruik

In dit artikel is aangegeven wanneer er sprake is van een strijdig gebruik op de locaties met een gebiedsaanduiding, zoals deze omschreven zijn in artikel 8 en 9. Er is sprake van een strijdig gebruik bij het veroorzaken van een negatief effect op de natura2000 gebieden door stikstofdepositie. Ook zijn de voorwaarden opgenomen onder welke omstandigheden van deze strijdigheid kan worden afgeweken.

5.2.3.2 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze verdichting kan zich met name voordoen, indien een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage.

5.2.3.3 Overige regels

In de overige regels zijn een aantal regels opgenomen vanuit het paraplubestemmingsplan parkeernormen IJsselstein (vastgesteld, 8 november 2018) met betrekking tot het parkeren van auto's en laden en lossen.

5.2.4 Slotregels

Overgangsrecht

In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Dit is een standaardregel die op grond van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht in het bestemmingsplan moet worden opgenomen. Daarnaast is een zogenaamde hardheidsclausule opgenomen die regelt dat burgemeester en wethouders een persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen in de regels.

Slotregel

Als laatste wordt de slotbepaling opgenomen. Deze bepaling bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan betreft het mogelijk maken van nieuwe ontwikkelingen in het gebied. Bij deze ontwikkelingen wordt in het bestemmingsplan aangetoond in hoeverre deze plannen financieel haalbaar zijn en wie de risicodragende partij is. Deze ontwikkelingen moeten zowel de inrichting als het beheer van het gebied bekostigen. Staatsbosbeheer is eindverantwoordelijke voor de financiering van de inrichting en het beheer. Hiervoor wordt private financiering gezocht. De financiering is in te delen in locatie waar geïnteresseerden kunnen investeren in bosaanplant (CO²-bos) aan de ene kant en in locatie waar ondernemers recreatieondernemingen kunnen starten aan de andere kant. Er wordt ruimte gereserveerd voor in totaal drie ondernemingen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De oorsprong van de aanleg van recreatieve groengebieden in de randstad vind haar oorsprong in het Structuurschema Groen Ruimte uit 1993. De uitvoering van deze Recreatie om de Stad (RodS) liep voorspoedig totdat het Rijk in 2011 natuur decentraliseerde. Doordat het Rijk de grootste financieerder was voor deze plannen ontstond een financieel groot gat. Herijking van de RodS-opgave was noodzakelijk. Staatsbosbeheer is trekker van het inrichtingsgebied geworden en wordt aangestuurd door de stuurgroep RodS, waar de provincie en gemeente in deelnemen als bevoegd gezag.

Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerpbestemmingsplan voor vooroverleg toegezonden aan de wettelijke vooroverlegpartners: Provincie Utrecht, Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden, Veiligheidsregio Utrecht, Rijkswaterstaat en GGD regio Utrecht. Tevens is in het gebied op 26 januari 2023 een inloopbijeenkomst omtrent de ontwikkelingen in het plangebied georganiseerd door Staatsbosbeheer voor omwonenden en belanghebbenden.

De reacties zijn samengevat en voorzien van een beantwoording. Deze beantwoording heeft in eerste instantie plaats gevonden vanuit de gebiedscoöperatie, die de initiatiefnemer is voor dit bestemmingsplan. De Nota van Inspraak en Vooroverleg is toegevoegd als Bijlage 14. Ook zijn er enkele ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Deze worden hieronder behandeld.

Ambtshalve wijzigingen

De volgende ambtshalve wijzigingen zijn doorgevoerd:

  • Het plangebied is in het noorden met enkele percelen uitgebreid. Het gaat om de volgende percelen: ISS00-D-3200, ISS00-D-3201, ISS00-D-3206, ISS00-D-3207 en het deel van het fietspad (Marrepad) dat over perceel ISS00-D-3858 loopt. Op deze percelen komt een aanrijroute voor een van de overige ontwikkelvlekken te liggen. De toelichting, verbeelding en onderzoeken in het plan zijn aangepast op de nieuwe begrenzing.
  • In de ontwikkelvlekken ontbrak een voorwaarde voor hydrologisch neutraal bouwen. Deze voorwaarde is toegevoegd als sub g in de artikelen 8.4.3 en 9.4.4.
  • Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State in de zaak Porthos is het verplicht om tevens de aanlegfase van projecten weer te berekenen. In het voorontwerp is slechts de gebruiksfase berekend op basis van de verkeerstoename van het bestemmingsplan. De Aerius-berekening is uitgebreid met de gebruiksfase voor de functies uit ontwikkelvlekken (globaal) en de aanlegfase voor de functies in de ontwikkelvlekken en de aanleg van bos. Door een update van Aerius is ook de gebruiksfase voor verkeer geactualiseerd.

Ontwerpfase

Het ontwerp bestemmingsplan wordt, op grond van afdeling 3.4 Awb, voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Eenieder wordt in de gelegenheid gesteld binnen deze periode een zienswijze in te dienen. De zienswijzen worden samengevat en beantwoord in een Nota van beantwoording Zienswijzen.