direct naar inhoud van 5.3 Ecologie
Plan: Achthuizen-Langstraat-Zuidzijde
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0580.OFLAchthLstrZz10-BP20

5.3 Ecologie

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreid bureauonderzoek zoals opgenomen in bijlage 3.

Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied.

Loodrecht op de dijk aan de Langstraat loopt een provinciale ecologische verbindingszone 'Oude Tonge-het Groote Gat'. Deze verbindingszone is een uitloper van de Groote Kreek (ten zuiden van Oude Tonge). Gezien het feit dat hier sprake is van locaties die vallen onder het consoliderend deel van het bestemmingplan worden er geen ingrepen mogelijk gemaakt die een negatief effect hebben op de 'Oude Tonge-het Groote Gat'.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het bestemmingsplan maakt diverse ontwikkelingen mogelijk, waarbij sprake kán zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Voorafgaand aan de ontwikkeling van deze locaties dient met het volgende rekening te worden gehouden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor tabel 1-soorten waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
  • Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Voorafgaand aan de sloop/verbouw van bebouwing is nader onderzoek naar het voorkomen van deze vaste nesten noodzakelijk. Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn.
  • Nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen (tabel 3 Bijlage IV HR) is noodzakelijk voorafgaand aan de sloop/verbouw van bebouwing, de kap van bomen of de aantasting van waterstructuren. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen van deze soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen.
  • In de watergangen komt mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) voor. Aantasting van de kleine modderkruiper tijdens werkzaamheden aan of het dempen van watergangen dient voorkomen te worden door de soort voorafgaand aan de werkzaamheden te verplaatsen. Deze werkzaamheden kunnen zonder ontheffing uitgevoerd worden, indien de aannemer beschikt over een goedgekeurde gedragscode. Als dit niet het geval is, moet een ontheffing aangevraagd worden.

Samenvatting en conclusies (zie natuurtoets in bijlage 3)

  • Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied.
  • Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen (15 maart t/m 15 juli) worden gerealiseerd, is er qua vogels evenmin strijdigheid met de Ffw (met uitzondering van soorten zoals steenuil en zwaluwen (zie verschillende uitzonderingen onder soortenbescherming.
  • Voorafgaand aan de sloop/verbouw van bebouwing, kap van bomen, aantasting van waterstructuren, werkzaamheden aan of het dempen van watergangen is nader onderzoek nodig naar het voorkomen van beschermde soorten.
  • In het geval van zwaar beschermde soorten als vleermuizen (tabel 3-soort) geldt een relatief zware procedure waarbij eisen worden gesteld aan mitigatie en compensatie. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de gunstige staat van instandhouding van deze soorten niet in gevaar komen, temeer daar de verwachte soorten regionaal en landelijk vrij algemeen zijn. Het verlenen van ontheffing kan daarom in alle redelijkheid worden verwacht.
  • Conclusie: de Ffw, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de EHS staan de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.