Plan: | GEMEENTE ASSEN Norgerbrug en omgeving |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0106.08BP20102220-A001 |
Ten westen van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Fochteloërveen (gebiedsnummer 23) op circa 800 m. Het gebied is tevens aangewezen als kerngebied in de Ecologische Hoofdstructuur en is aangewezen als wetland volgens de conferentie van RAMSAR. Aan de zuidzijde van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Witterveld (gebiedsnummer 24) op circa 1.900 m. Beide gebieden zijn hoogveengebieden. In de onderstaande afbeelding is de ligging van deze gebieden weergegeven.
Natura 2000-gebieden in omgeving plangebied
Fochteloërveen
Het Fochteloërveen is een omvangrijk hoogveengebied (2.599 hectare) op de grens van Drenthe en Friesland en is zowel aangewezen als Vogelrichtlijn- als Habitatrichtlijngebied. Het gebied maakte in het verleden onderdeel uit van de uitgestrekte Smildegervenen die ooit grote delen van Noordwest Drenthe en het aangrenzende deel van Friesland bedekten. Vrijwel het gehele oorspronkelijke hoogveengebied is afgegraven. Het Fochteloërveen lag aan de rand van dit grote veen en bestaat uit een naar verhouding jong en ondiep (tot 2 meter) veenpakket. Er zijn maatregelen genomen om de groei van het hoogveen te stimuleren, zoals het plaatsen van damwanden en het aanbrengen van stuwen. Na een stilstandfase in de veengroei bevat het Fochteloërveen nu een relatief grote kern met actief hoogveen. Het gebied wordt verder gekenmerkt door zijn uitgestrektheid en boomloosheid (buiten de boswachterij aan de noordkant). Het gebied bestaat, naast het levende hoogveen in het centrale deel, uit droge en vochtige heide en vennen, enige graslanden en in het noorden enkele naaldbossen. Ondiep, open water ligt in de Vloeiweiden, Zuidwestplassen en Esmeer. Het Esmeer is een pingoruïne.
Witterveld
Het Witterveld (482 hectare) is een heide- en hoogveengebied ten zuidwesten van Assen en is aangewezen als Habitatrichtlijngebied. Het gebied maakte, evenals het Fochteloërveen in het verleden onderdeel uit van de Smildegervenen. Vrijwel het gehele oorspronkelijke hoogveengebied is afgegraven. Het Witterveld is echter door een samenloop van omstandigheden gespaard gebleven van ernstige ontwatering en afgraving. In het gebied worden vochtige en droge heidevegetaties, rustend hoogveen en levende hoogveenvegetaties en plaatselijk opgaand bos, enkele schraalgraslanden en open water aangetroffen. Er is een goed ontwikkelde gradiënt van hoogveen naar droge heide op zandgrond aanwezig, waarin alle bijbehorende habitattypen goed ontwikkeld voorkomen. In de heide liggen eveneens enkele pingoruïnes.
Ecologische Hoofdstructuur (EHS)
De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden. De EHS is hierbij opgebouwd uit grote, bestaande bos- en natuurgebieden, in het natuurbeheerplan Drenthe begrensde natuur- en beheersgebieden (deze kunnen op dit moment nog een landbouwkundig gebruik kennen), Ecologische verbindingszones en Robuuste verbindingen.
Het plangebied voor de Gebiedsontwikkeling valt niet binnen de begrenzing van de EHS. Aan de noord-, west- en zuidzijde van het gebied zijn, uitgaande van de begrenzingen in de Omgevingsvisie Drenthe, wel terreinen aanwezig die deel uitmaken van de EHS. In de onderstaande afbeelding is de ligging van deze gebieden weergegeven waarbij tevens de natuurdoeltype is aangegeven.
Ten noorden van Kloosterveen III West ligt een nieuw landgoed in de gemeente Noordenveld. Hier is recent bos aangeplant. Ten westen van Kloosterveen III West ligt een nieuw wandelbos; dit maakt ook deel uit van het genoemde landgoed. Ten zuiden van Kloosterveen III Zuid ligt het Pelinckbos. Aan de westzijde van Norgerbrug is binnen de gemeente Midden-Drenthe een ecologische verbindingszone aanwezig die de verbinding tussen het Fochteloërveen en het Witterveld tot stand moet brengen.
EHS en natuurdoeltypen.
Natuurbeschermingswet
De mogelijke gevolgen van de gebiedsontwikkeling Norgerbrug op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden is onderzocht in een zogenaamde Voortoets (Grontmij, januari 2011). Hierin is brede verkenning naar mogelijk effecten opgenomen.
Uit de Voortoets komt naar voren dat de belangrijkste mogelijke effecten van de gebiedsontwikkeling liggen in het verlies van areaal foerageergebied voor wintervogels als gevolg van de bouw van de woonwijk en aanpassing van het wegtracé. Daarnaast leidt de verwachte toename in recreatie-druk als gevolg van de in gebruik name van de woonwijk tot een mogelijke achteruitgang van de kwaliteit van het Fochteloërveen als leefgebied voor de aangewezen broedvogels.
Behalve deze effecten die rechtstreeks vanuit de gebiedsontwikkeling voortkomen, moet ook rekening gehouden worden met cumulatie vanuit andere ontwikkelingen. Voor de wintervogels cumuleert het verlies aan foerageergebied met verlies vanuit natuurontwikkelingsprojecten rondom het Fochteloërveen. En ten aanzien van het gebiedsgebruik moet ook rekening worden gehouden met de toename van recreatiedruk vanuit de nog te bouwen woningen in Kloosterveen II. Voor wintervogels en broedvogels is significantie van effecten dan ook niet uit te sluiten.
Voor wintervogels en broedvogels is nader onderzoek verricht in de vorm van een Passende Beoordeling. De effecten op wintergasten zijn onderzocht in een Passende Beoordeling van Buro Bakker (2011), de effecten op broedvogels in een Passende Beoordeling van Grontmij (2011). Op basis van de Voortoets en de twee Passende Beoordelingen kan worden geconcludeerd dat geen significante effecten op Natura 2000 optreden en dat de gebiedsontwikkeling daarom uitvoerbaar is.
Ecologische Hoofdstructuur
Het ruimtelijk beleid voor de natuurgebieden in de Ecologische Hoofdstructuur is gericht op het 'behoud, herstel en de ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied'. Deze wezenlijke kenmerken en waarden zijn de actuele en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied. In of in de nabijheid van beschermde natuurgebieden geldt het 'nee, tenzij'-regime. Nieuwe plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten, tenzij er geen reële alternatieven zijn én er sprake is van redenen van groot openbaar belang.
De voorgenomen ontwikkeling kan invloed hebben op de wezenlijke kenmerken van de EHS gebieden in de omgeving van het plangebied:
Oppervlakteverlies
Er is sprake van verlies van foerageergebied van met name standvogels en ree en mogelijk ook vleermuissoorten die in het Pelinckbos leven en in het agrarische gebied foerageren. Tevens is er verlies van oppervlakte aan beoogde EVZ en verlies van de reliëfrijke gradiënt van dekzand naar veengebied.
Verstoring door geluid
De toekomstige situatie voorziet in het vierbaans maken van de N371 ter plaatse van het Pelinckbos en het verleggen van de weg naar de rand van de EHS. Uit berekeningen van de toekomstige geluidsbelasting is gebleken dat de geluidsbelasting op het Pelinckbos zal toenemen ten opzichte van de huidige situatie en de autonome ontwikkeling. Tevens zal een gedeelte van de EVZ in de nieuwe situatie meer verstoord worden dan in de huidige en autonome situatie. Zonder mitigerende maatregelen kan dit leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken van het Pelinckbos.
Het geluid vanwege de N371 kan mogelijk tot een verminderd broedresultaat leiden. Verstoring van de meeste broedende bosvogels treedt op bij geluidsniveaus van 42 dB(A). Er bestaan echter geen wettelijke geluidsnormen voor de EHS, enkel voor aangewezen stiltegebieden. Het Pelinckbos is echter niet als zodanig aangewezen. Ook gaat het hier om bos van arme zandgronden; geen uniek type bos voor Drenthe. Omdat er alleen compensatieplicht is voor EHS dat verdwijnt, is er in dit geval dan ook geen sprake van compensatieplicht.
Toch bestaat de wens om de afname in kwaliteit van het Pelinckbos vrijwillig te compenseren. Op termijn is het Pelinckbos namelijk, ook zonder de voorgenomen ontwikkeling, kwetsbaar vanwege de geïsoleerde ligging. Het Pelinckbos is daarom het meest gebaat bij aansluiting bij bestaande natuurgebieden. Compensatie kan worden gevonden in de reeds geprojecteerde en gewenste verbinding tussen Fochteloerveen en Witterveld.
Als mitigerende maatregel voor het Pelinckbos en de EVZ is opgenomen het verhogen van de bestaande wal en het aanbrengen van een nieuwe geluidwerende wal langs het nieuw te maken tracé. Deze wal kan beplant worden met inheems bosplantsoen en daarmee ruimtelijk en ecologisch één geheel vormen met de EHS.
Voor de EHS-gebieden Tonckensbos en het nieuwe landgoed reiken de toekomstige geluidsniveaus minder ver dan in de huidige en autonome situatie. Dit gunstige effect is het gevolg van het toepassen van stil asfalt langs een groot deel van de Norgervaart. Op de EHS-gebied Fochteloërveen zal door toename van het autoverkeer op de N919 richting Veenhuizen (een aftakking van de N373) de geluidsbelasting vergelijkbaar zijn aan de autonome ontwikkeling. De wezenlijke kenmerken van deze gebieden als gevolg van het aspect geluid zullen zodoende niet aangetast worden.
Verstoring door licht
Een deel van de EVZ kan verstoord worden door licht (koplampen en straatverlichting). Een toename van verstoring door licht in de randen van het Landgoed en Huis ter Heide is zeer beperkt. In het Pelinckbos treedt geen lichtverstoring op doordat rekening wordt gehouden met de aanleg van een grondwal van 1,5 m. hoog.
Als mitigerende maatregel is opgenomen het doortrekken van de grondwal tegen dwaallicht ten westen van Drentse Hoofdvaart en Norgervaart. Tevens kan door de keuze voor type en kleur verlichting negatieve effecten op nabijgelegen natuurwaarden worden voorkomen.
Vermesting en verzuring door stikstofdepositie
Er zijn berekeningen uitgevoerd naar de huidige en de toekomstige mate van stikstofdepositie (Grontmij, 2011). Hieruit is gebleken dat de depositie in de toekomstige situatie lager zal uitvallen dan in de huidige situatie. Dat wordt vooral veroorzaakt door het beëindigen van de pluimveehouderij aan de Hoofdvaartsweg.
Verstoring door recreatief gebruik
Uit onderzoek is gebleken dat de recreatieve druk in de EHS-gebieden zal toenemen (Grontmij, 2011). In het algemeen gaat de meeste verstoring uit van wandelaars met honden, iets minder verstoring door wandelaars en nog iets minder verstoring door fietsers. De verandering van recreatiedruk leidt ten aanzien van het aspect rust tot verslechtering van de wezenlijke kenmerken van de EHS-gebieden, in het bijzonder in het Fochteloërveen en de twee oudere bossen Pelinckbos en Tonckensbos.
De recreatiedruk kan worden verminderd door bij de inrichting van Kloosterveen III hier rekening mee te houden.
Versnippering
De Drentse Hoofdvaart ter weerszijden van de Norgerbrug wordt door de gewone dwergvleermuis, laatvlieger en watervleermuis als foerageergebied en/of vliegroute gebruikt (Buro Bakker, 2010). Een nieuwe brug kan ertoe leiden dat er versnippering van leefgebied plaats vindt. De functionele relaties die vleermuizen onderhouden worden aangetast.
In hoeverre hoofdwatergangen en de EVZ-randen in polder de Zeven Blokken en de watergangen in Polder Stuut door vleermuizen worden gebruikt als vliegroute en/of foerageergebied is niet bekend. Grenzend aan deze gebieden zijn actuele verblijfplaatsen aangetroffen (Kanaalweg/Drentse Hoofdvaart) of potentiële verblijfplaatsen (Pelinckbos). Daarom wordt er vooralsnog van uitgegaan dat er door vleermuizen relaties worden onderhouden tussen het Pelinckbos en agrarische percelen rond het bos en tussen de woningen en oude bomen langs de Kanaalweg/Drentse Hoofdvaart met het agrarische gebied Zeven Blokken. Versnippering van deze polders leidt tot aantasting van de wezenlijke kenmerken van EHS door verlies van functionaliteit.
Negatieve effecten als gevolg van de realisatie van een brug over de Drentse Hoofdvaart op vleermuizen is te voorkomen door de brug op voldoende hoogte boven het water te realiseren (hoogte minimaal 1 meter boven het maximale streefpeil). Deze maatregel is vertaald in de regels.
De aanleg van de N371 kan een doorsnijding vormen tussen omliggende voortplantingswateren in het agrarische gebied en overwinteringsbiotoop voor amfibieën in het Pelinckbos. Daarom zal er een amfibietunnel aangelegd worden om het Pelinckbos te verbinden met de natte zone langs de Norgervaart en zal in de aan te leggen verbinding Fochteloerveen - Witterveld compensatie plaatsvinden.
Verdroging
Aandachtspunt vormt de aanleg van de weg, het fietspad met fietstunnel en de vijverpartijen in en bij de woonwijk. Dit heeft mogelijk effecten op de stijghoogte van het grondwater en op de stromingspatronen van het grondwater.
De waterhuishouding dient dan ook zo ingericht te worden dat grondwatereffecten op omliggende functies (o.a. natuurgebieden) worden voorkomen.