Sneek- De Hemmen
Status: | vastgesteld |
Idn: | NL.IMRO.1900.2017oostBPdehemmen-vast |
REGELS
Inhoudsopgave
Artikel 10 Verkeer - Railverkeer
Artikel 12 Wonen - Woonboerderij
Artikel 14 Leiding - Hoogspanning
Artikel 16 Waarde - Archeologie 1
Artikel 17 Waarde - Archeologie 2
Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorisch waardevolle lijnen
Artikel 19 Waarde - Landschap verkaveling
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Artikel 21 Algemene bouwregels
Artikel 22 Algemene gebruiksregels
Artikel 23 Algemene aanduidingsregels
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
Artikel 25 Algemene wijzigingsregels
HOOFDSTUK 4 overgangsrecht en slotregel
HOOFDSTUK 1 inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Sneek- De Hemmen met identificatienummer -NL.IMRO.1900.2017oostBPdehemmen-vast van de gemeente Súdwest-Fryslân;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
de uitoefening van een beroep of bedrijf op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:
Een op de grond staand gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.7 aanlegplaats:
een ruimte voor het tijdelijk afmeren van een vaartuig;
1.8 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.9 afhankelijke woonruimte:
Een aanbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een gedeelte van de huishouding is gehuisvest;
1.10 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.11 agrarisch bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels van een ruimtelijk plan, zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing, verharding en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van een agrarisch bedrijf zijn toegelaten;
1.12 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;
1.13 archeologisch monument:
een terrein dat op basis van de Erfgoedwet door het Rijk is aangewezen als beschermd archeologisch monument;
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.15 bebouwingspercentage:
Een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bebouwingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.16 bed & breakfast:
een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;
1.17 bedrijf
een onderneming die is opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten) waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en/of herstellen van goederen, inzamelen en verhandelen van goederen of activiteiten op een daarmee gelijk te stellen gebied en het verlenen van diensten;
1.18 bedrijvenverzamelgebouw
een gebouw dat dienst doet voor de huisvesting van ten minste 5 verschillende afzonderlijke bedrijven waarbij uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten) waarbij eventueel faciliteiten zoals ict-voorzieningen, parkeervoorzieningen, vergaderruimtes etc. gedeeld kunnen worden, met dien verstande dat de vloeroppervlakte van een kantoorvoorziening t.b.v. een toegelaten bedrijf niet groter mag zijn dan 150 m2;
1.19 bedrijfswoning:
Een woning behorend bij en onlosmakelijk verbonden met een op hetzelfde perceel gelegen bedrijf, bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten in dat bedrijf, dan wel die activiteiten uitvoert;
1.20 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.21 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.22 bestaand(e):
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.23 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.24 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.25 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofgebouw verbonden, al dan niet vrijstaand bouwwerk;
1.26 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats);
1.27 bouwgrens:
1.28 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.29 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.30 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;
1.31 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.32 consumentenverzorgende dienstverlening;
een ambachtelijk of dienstverlenend bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks levert aan de consument;
1.33 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die worden gebruikt voor het agrarische bedrijf, dan wel hobbymatig agrarisch in gebruik zijn;
1.34 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.35 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.36 dakkapel:
Een uitbouw binnen het dakvlak van een gebouw met kapconstructie, welke uitbouw doorgaans geen wijziging van de vorm en het profiel van het dak veroorzaakt;
1.37 dakopbouw:
Het door een gevel of nokverhoging vergroten van een bestaande ruimte welke leidt tot een wijziging van de vorm en het profiel van het dak;
1.38 dakvormen
dakvormen:
afgeknot schilddak: een schilddak met deels een platte afdekking, zoals hieronder is afgebeeld;
lessenaarsdak: een éénzijdige kapconstructie, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;
mansardedak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dakvlak bestaat uit twee vlakken die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten;
schilddak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit vier vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten;
zadeldak / tentdak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit twee vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten.
1.39 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;
1.40 detailhandel in ABC goederen:
detailhandel in auto’s, boten, caravans, aanhangwagens of landbouwwerktuigen eventueel in combinatie met hiermee samenhangende artikelen zoals onderhoudsmiddelen en onderdelen;
1.41 discotheek:
een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;
1.42 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
1.43 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.44 evenement:
een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
1.45 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.46 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.47 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.48 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:
een agrarische bedrijfsvoering die al dan niet met beweiding hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, zoals een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, biologische bedrijven, waarbij dieren worden gehouden overeenkomstig de regels die krachtens artikel 2 van de bestaande Landbouwkwaliteitswet zijn gesteld ten aanzien van de biologische productiemethoden, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;
1.49 hogere grenswaarde:
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.50 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat aangebouwde en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet tot het hoofdgebouw worden gerekend;
1.51 horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor verkoop aan het publiek wordt bereid en verstrekt, al dan niet voor consumptie ter plaatse, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
horecabedrijf categorie 1: een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petitrestaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
horecabedrijf categorie 2: een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;
horecabedrijf categorie 3: een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-dancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
horecabedrijf categorie 4: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;
1.52 huishouden:
De bewoning van een woning door:
één persoon;
twee of meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, waaronder geen kamerbewoning begrepen.
1.53 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.54 kap:
Een kap is een afdekking van een gebouw waarbij bij in een horizontale projectie ten minste 50% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken;
1.55 karakteristiek pand of object:
panden of objecten die cultuurhistorisch waardevol zijn door hun stedenbouwkundige ligging, architectonische beeldwaarde, materiaaltoepassing in relatie met de authenticiteit en de streekhistorische waarde van het pand en/of haar bewoners;
1.56 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.57 ligplaats:
het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dat doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen;
1.58 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van overheidsdienstverlening - als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.59 mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
1.60 milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkomen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
1.61 monument:
een pand of object dat op basis van de geldende wetgeving door het Rijk is aangewezen als beschermd monument;
1.62 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in gebouwen plaatsvindt en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel;
1.63 normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.64 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen openbare sanitaire voorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;
1.65 ondergeschikte horeca:
een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de bestemming;
1.66 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde bestaande uit een dak en ten hoogste één wand;
1.67 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.68 peil:
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.69 permanente bewoning:
bewoning van een pand als hoofdverblijf, zijnde de vaste woon- en verblijfplaats, waarbij het pand voor de bewoners het reële hoofdverblijf vormt en derhalve niet een adres is waar met tijdelijk en/of recreatief verblijft;
1.70 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.71 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.72 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een veiligheidsafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.73 seksinriching:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.74 standplaats:
een in of op het terrein aangegeven plek voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeerplaats of standplaats mobiele verkoopinrichting;
1.75 standplaats mobiele verkoopinrichting:
een standplaats met een mobiele verkoopinrichting die wordt ingenomen op vaste dagen of dagdelen, zoals vergund.
1.76 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.77 voorerfgebied
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.78 voorgevel:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevellijn, met dien verstande dat indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.79 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.80 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
een op zichzelf staand, vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;
1.81 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit; hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten, etc.;
1.82 webwinkel:
een winkel op een perceel waarbij de verkoop van op de eindgebruiker gerichte goederen
uitsluitend plaatsvindt via internet, waarbij geen klanten op het perceel langskomen (om
goederen af te halen of uit te proberen of te betalen) en er geen ruimtelijke uitstraling uitgaat van de webwinkel;
1.83 windturbine:
een op zichzelf staand bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;
1.84 wonen:
het huisvesten van één (afzonderlijk) huishouden in een (bedrijfs)woning waarbij een (bedrijfs)woning uitsluitend mag worden gebruikt voor permanente bewoning;
1.85 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.86 woonboerderij:
een gebouw, zijnde een voormalig agrarisch bedrijf, met tenminste één woning, dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.87 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.88 woonschip:
een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;
1.89 zelfstandig kantoor
een onderneming die niet in de bij deze regels behorende bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten) is genoemd waarbij het accent ligt op het verrichten van werkzaamheden op administratief, maatschappelijk, juridisch, financieel of een daarmee gelijk te stellen gebied.
Artikel 2 wijze van meten
Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de hoogte van een antenne-installatie
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de antenne installatie.
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 uitzondering wijze van meten
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameborden, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.
HOOFDSTUK 2 bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering,
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
recreatief medegebruik;
sport- en speelvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en geen overkappingen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,50 m;
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 2,00 m;
het bouwen van mestvergistingsinstallaties is niet toegestaan.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
het opslaan van meststoffen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,40 m;
het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;
het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);
het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;
het aanleggen van klinker- of tegelbestratingen, van terreinverhardingen, van beton(platen), asfalt(platen) of van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m²;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
het verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere houtgewassen, die ten tijd van het van kracht worden van het plan aanwezig zijn, tenzij hierop de Wet natuurbescherming, of krachtens die wet gestelde voorwaarden van toepassing zijn;
het planten van bomen en andere houtige gewassen, ter plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;
het scheuren of frezen van grasland anders dan ter instandhouding of verbetering van het grasland.
3.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in lid 3.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;
noodzakelijk zijn voor een normale agrarische bedrijfsvoering;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
worden uitgevoerd binnen het kader van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming Waarde – Archeologie 2.
3.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, als:
deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
3.4.4 Advies omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden schriftelijk advies is ingewonnen bij een landschapsdeskundige en/of een agrarisch deskundige. Wanneer nodig wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’: bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 2 behorende bij deze regels;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.2’: bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 2 behorende bij deze regels;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.1’: bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 4.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 2 behorende bij deze regels;
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 4.2’: bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten in bijlage 2 behorende bij deze regels,
en tevens voor:
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel 1’: detailhandel in de hoofdbranches Plant & Dier en Doe-Het-Zelf van de Branche-indeling Locatus in bijlage 3 behorende bij deze regels, met een verkoopvloeroppervlakte van ten minste 1000 m2 per individuele vestiging;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein – antiekhandel en woonaccessoires en inboedelopslag’ detailhandel in antieke meubelen, woonaccessoires, woondecoratie en wooninrichtingsartikelen met een vloeroppervlakte van ten minste 1000 m2 per individuele vestiging en inboedelopslag;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijvenverzamelgebouw’ bedrijvenverzamelgebouwen
ter plaatse van de aanduiding ’specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel kachelzaak’ detailhandel in haarden en kachels en (ondergeschikt) hieraan verwante producten;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - detailhandel showroom’ een showroom in de volgende volumineuze producten: serres, veranda’s, buitenverblijven, zonwering, plafonds en (ondergeschikt) hieraan verwante producten waaronder o.a. buitenhaarden en (buiten)keukens;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - zand- en grindhandel’ detailhandel in de volgende volumineuze producten: grond, zand, grind, sierbestrating en (ondergeschikt) hieraan verwante producten;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein- modelspoormuseum’ een museale inrichting voor publieksgerichte tentoonstellingen op het gebied van de (model)treinhistorie;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein-padel’ een met wanden omsloten voorziening voor racketsport;
ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’: zelfstandige kantoren;
ter plaatse van de aanduiding ‘maatschappelijk’: maatschappelijke voorzieningen, waaronder begrepen een kinderdagverblijf;
ter plaatse van de aanduiding ‘sport’: binnensport, zoals fitness, personal training, yogastudio e.d.;
ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG’: een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG;
detailhandel in ABC goederen.
met de daarbij behorende:
productiegebonden detailhandel;
webwinkel;
kantooractiviteiten;
antennemast ter plaatse van de aanduiding ‘antennemast’;
bedrijfswoningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
mantelzorg in de bedrijfswoning;
bed & breakfast in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de bedrijfswoning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
niet meer dan 2 slaapkamers en niet meer dan 5 personen zijn toegestaan;
de oppervlakte van bed & breakfast niet meer dan 30% van de oppervlakte van de bedrijfswoning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
de omvang van reclame-uitingen niet meer dan 0,50 m2 bedraagt;
voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 26.1 en parkeren op eigen erf plaatsvindt.
tuinen, erven en terreinen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 26.1,
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Algemeen geldt voor alle bouwwerken dat ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” de regels zoals opgenomen in artikel 21.1 van toepassing zijn.
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
het bebouwingspercentage per bouwperceel bedraagt niet meer dan 70%.
4.2.2 Bedrijfsgebouwen, overige gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, overige gebouwen en overkappingen, gelden de volgende regels:
de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3,00 m, dan wel de bestaande afstand, indien deze minder is;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 15 m.
4.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan;
de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan respectievelijk 6 en 10 m;
de inhoud bedraagt niet meer dan 750 m³.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen worden op een afstand van ten minste 3 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning gebouwd;
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan 50 m²;
de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,00 m;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5,00 m.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen, geen bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen, geen bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 m;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;
de bouwhoogte van een antennemast ter plaatse van de aanduiding ‘antennemast’ bedraagt niet meer dan 35 m;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen, geen bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 5,50 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
Het bepaalde in lid 4.2.2 sub a voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, overige gebouwen en overkappingen tot op de perceelsgrens, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
bedrijfsactiviteiten die niet op grond van artikel 4.1 volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten of via een specifieke aanduiding zijn toegestaan;
wonen in een bedrijfswoning anders dan in de begripsbepaling (artikel 1.19) is omschreven;
detailhandel, anders dan de detailhandel die in artikel 4.1 via een specifieke aanduiding is toegestaan of detailhandel in ABC-goederen of detailhandel met een verkoopvloeroppervlakte meer dan 1000 m2 in de hoofdbranches Plant & Dier en Doe-Het-Zelf van de Branche-indeling Locatus in bijlage 3 behorende bij deze regels ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein-detailhandel 1’ ;
een zelfstandig kantoor, anders dan ter plaatse van de aanduiding ‘kantoor’;
een bed & breakfast in vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning;
een verkooppunt voor motorbrandstoffen, anders dan ter plaatse van de aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG’;
het opslaan van materiaal op de gronden voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s).
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
het bepaalde in artikel 4.1 sub a t/m d ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie dan genoemd in artikel 4.1 mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, voor wat betreft geur, stof, gevaar, geluid, visuele hinder, bodem- en luchtverontreiniging en verkeersaantrekking kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven in de lagere categorie;
het bepaalde in artikel 4.1 sub a t/m d ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten worden genoemd en het geen consumentverzorgende dienstverlening betreft, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, voor wat betreft geur, stof, gevaar, geluid, visuele hinder, bodem- en luchtverontreiniging en verkeersaantrekking kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke in bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten) zijn genoemd en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het ondernemersklimaat, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de bereikbaarheid van en de verkeersveiligheid op het bedrijventerrein en de verzorgende functie en leefbaarheid van de binnenstad;
Artikel 5 Detailhandel
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
detailhandel in de hoofdbranches Wonen, Bruin & Witgoed, Auto & Fiets van de Branche-indeling Locatus in bijlage 3 behorende bij deze regels, met een verkoopvloeroppervlakte van ten minste 1000 m2 per individuele vestiging, dan wel uitsluitend voor bestaande detailhandel de bestaande verkoopvloeroppervlakte, indien deze kleiner is,
met de daarbij behorende:
ondergeschikte horeca, met een oppervlak van niet meer dan 10% van het totale overdekte en omsloten bruto vloeroppervlak, met een maximum van 150 m2 per gebouw;
tuinen, erven en terreinen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 26.1,
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3,00 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 15 m.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2,00 m bedraagt;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;
de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde bedraagt niet meer dan 5,50 m.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
Het bepaalde in lid 5.2.1 sub b voor het bouwen van gebouwen en overkappingen tot op de perceelsgrens,
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
detailhandel, anders dan de detailhandel met een verkoopvloeroppervlakte meer dan 1000 m² in de hoofdbranches Wonen, Bruin & Witgoed, Auto & Fiets van de Branche-indeling Locatus in bijlage 3 behorende bij deze regels;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horecadoeleinden.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen;
wegen en paden;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en geen overkappingen worden gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van straatmeubilair bedraagt niet meer dan 9,00 m;
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde bedraagt niet meer dan 3,00 m.
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken, ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 7 Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een horecabedrijf categorie 1 en 2,
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 26.1,
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3,00 m, dan wel uitsluitend voor bestaande gebouwen en overkappingen de bestaande afstand, indien deze kleiner is dan 3,00 m;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 15 m.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2,00 m bedraagt;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;
de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde bedraagt niet meer dan 5,50 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
Het bepaalde in lid 7.2.1 sub a voor het bouwen van gebouwen en overkappingen tot op de perceelsgrens,
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 8 Sport
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
binnensport- en speelvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
ondergeschikte horeca, met een oppervlak van niet meer dan 10% van het totale overdekte en omsloten bruto vloeroppervlak, met een maximum van 150 m2 per gebouw;
tuinen, erven en terreinen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 26.1,
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3,00 m, dan wel uitsluitend voor bestaande gebouwen en overkappingen de bestaande afstand, indien deze kleiner is dan 3,00 m;
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 15 m.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan niet meer dan 2,00 m bedraagt;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;
de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde bedraagt niet meer dan 5,50 m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
Het bepaalde in lid 8.2.1 sub a voor het bouwen van gebouwen en overkappingen tot op de perceelsgrens,
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van zelfstandige horecadoeleinden.
Artikel 9 Verkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen met een functie voor de afwikkeling van het verkeer en de ontsluiting van aanliggende gronden;
parkeervoorzieningen;
voet- en fietspaden;
voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer;
sloten, bermen en beplanting,
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen,
met dien verstande dat:
de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een wijziging van het aantal rijbanen voorziet.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en geen overkappingen worden gebouwd.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 2,00 m;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;
de bouwhoogte van verkeersregelende voorzieningen, lichtmasten en geluidwerende voorzieningen bedraagt niet meer dan 12,00 m;
de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde bedraagt niet meer dan 5,50 m;
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Verkeer - Railverkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer – Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
spoorwegen;
wegen met een functie voor de afwikkeling van het verkeer;
voet- en fietspaden,
met de daarbij behorende:
voorzieningen en kunstwerken, waar onder spoorwegovergangen;
geluidwerende voorzieningen,
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen,
met dien verstande dat:
de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een wijziging van het aantal spoorbanen voorziet.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en geen overkappingen worden gebouwd.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van draagconstructies voor de bovenleiding mag niet meer dan 15,00 m bedragen, in afwijking van artikel 2.5, gemeten ten opzichte van de bovenkant spoorstaaf;
de bouwhoogte van geluidsschermen mag niet meer dan 4,00 m bedragen, in afwijking van artikel 2.5, gemeten vanaf de bovenkant spoorstaaf en, voor zover de sporen verdiept zijn gelegen, niet meer dan 4,00 m, gemeten vanaf het peil;
de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van de geleiding van het spoorverkeer en lichtmasten mag niet meer dan 12,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde mag niet meer dan 5,50 m bedragen.
Artikel 11 Water
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
water;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
waterberging;
bermen en beplanting,
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en overkappingen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en geen overkappingen worden gebouwd.
11.2.2 Bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van vlonders en steigers bedraagt niet meer dan 1,00 m, gemeten vanaf het Normaal Amsterdams Peil;
de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 2,50 m gemeten vanaf het Normaal Amsterdams Peil.
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen;
het gebruik van gronden als ligplaats voor (recreatie)vaartuigen.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;
het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);
het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur.
11.5.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in lid 11.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:
dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
worden uitgevoerd binnen het kader van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ en ‘Waarde - Archeologie 2’.
11.5.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.5.1 zijn slechts toelaatbaar, als:
deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de stedenbouwkundige en waterhuishoudkundige waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
11.5.4 Advies omgevingsvergunning
De werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 11.5.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.
Artikel 12 Wonen - Woonboerderij
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Woonboerderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het wonen in een woonboerderij, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1:
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 26.1;
mantelzorg in de woonboerderij;
bed & breakfast in de woonboerderij, met dien verstande dat:
de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de woonboerderij en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
niet meer dan 2 slaapkamers en niet meer dan 5 personen zijn toegestaan;
de oppervlakte van bed & breakfast niet meer dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woonboerderij bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
de omvang van reclame-uitingen niet meer dan 0,50 m2 bedraagt;
voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 26.1 en parkeren op eigen erf plaatsvindt,
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonboerderijen worden gebouwd;
hoofdgebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
het aantal hoofdgebouwen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 1;
het aantal woningen in een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1, dan wel het bestaande aantal indien dit meer bedraagt;
de goot- en bouwhoogte van een woonboerderij mogen niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
de dakhelling van een woonboerderij mag niet minder bedragen dan 35°.
12.2.2 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woonboerderij gelden de volgende regels:
bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij woonboerderijen worden op een afstand van ten minste 3,00 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw gebouwd, dan wel de bestaande afstand, indien deze minder is;
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt niet meer dan 100 m²;
de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken en aangebouwde overkappingen bedraagt niet meer dan de goothoogte van het hoofdgebouw waaraan aangebouwd wordt, in afwijking daarvan bedraagt de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer dan 3,00 m;
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5,00 m.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen, geen bijbehorende bouwwerken en geen overkappingen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen, geen bijbehorende bouwwerken en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van de woonboerderij niet meer mag bedragen dan 1,00 m;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8,00 m;
de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen, geen bijbehorende bouwwerken en geen overkappingen zijnde, bedraagt niet meer dan 5,50 m.
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken, ten behoeve van:
een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid;
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan, met dien verstande dat:
het beroep of bedrijf voorkomt op de bij deze regels behorende bijlage 1;
een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woonboerderij en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
het oppervlak voor de uitoefening van het beroep of bedrijf niet meer bedraagt dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woonboerderij, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt in de bepalingen in artikel 26.1 en parkeren op eigen erf plaatsvindt;
de omvang van de reclame-uitingen niet meer dan 0,50 m2 bedraagt;
geen buitenopslag van goederen plaatsvindt;
de persoon die bij een woonboerderij een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woonboerderij (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woonboerderij en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis);
het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;
alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, al dan niet in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik.
12.4.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van woonboerderijen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca.
Artikel 13 Leiding - Gas
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringsstroken.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Voorrangsbepaling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van de enkelbestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
13.2.2 Bouwen algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen geen gebouwen en geen overkappingen worden gebouwd;
op of in deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 3,00 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:
de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad;
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding en de brandweer;
er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen t.b.v. inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object ontstaat.
13.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Gas’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
13.5.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 13.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die :
zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning;
worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
13.5.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 13.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen geen afbreuk doen aan de belangen van, en de veiligheidssituatie rond, de betreffende leiding;
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding;
Artikel 14 Leiding - Hoogspanning
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
een ondergrondse hoogspanningsverbinding ten behoeve van de aansluiting op het hoogspanningsnet (ontsluitingkabel) en uitbreiding van het hoogspanningsnet (netuitbreiding , bestaande uit maximaal twee circuits met een maximum spanning van 110 kV per circuit);
ondergrondse kabels en leidingen;
bijbehorende voorzieningen.
14.2 Bouwregels
Op de gronden met de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de in lid 14.1 bedoelde bestemming met in achtneming van de volgende bepalingen:
in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
in afwijking op het bepaalde in sub a geldt dat ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels mag worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 14.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Hoogspanning’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het planten en/of rooien van diepwortelende bomen en andere houtopstanden;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
het opslaan van goederen (brandbare)stoffen en/of materialen;
het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur anders dan ten dienste van deze in artikel 14.1 omschreven bestemming;
het slopen van opstallen, constructies, straatmeubilair, installaties of apparatuur anders dan ten dienste van deze in artikel 14.1 omschreven bestemming;
14.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 14.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:
plaatsvinden voordat de hoogspanningsverbinding gerealiseerd is;
zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding waarvoor ten tijde van het in werking treden van het plan een omgevingsvergunning is verleend;
reeds in uitvoering zijn op het moment van het in werking treden van het plan en in overeenstemming zijn met de op dat moment geldende toepasselijke regelgeving dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
14.4.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 14.4.1. zijn slechts toelaatbaar, mits:
de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding. Bij die afweging wordt de diepte waarop de kabel ligt mede betrokken;
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 15 Leiding - water
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van watertransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringsstroken.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Voorrangsregeling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van de enkelbestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
15.2.2 Bouwen algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen geen gebouwen en geen overkappingen worden gebouwd.
op of in deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 3,00 m.
15.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 15.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
15.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 15.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:
zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning;
worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
15.4.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 15.4.1. zijn slechts toelaatbaar, mits:
deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen geen afbreuk doen aan de belangen van de betreffende leiding
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
Artikel 16 Waarde - Archeologie 1
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.
16.1.1 Voorrangsregeling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van de enkelbestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, met een oppervlakte groter dan 50 m2 en die de bodem dieper dan 0,40 meter beneden maaiveld verstoren, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
de archeologische waarden van de bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
16.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in lid 16.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen (bijvoorbeeld een archeologievriendelijk heipalenplan), waardoor ondanks de uitvoering van de bouwwerkzaamheden de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/of
de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of
de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
16.2.3 Uitzondering vergunningplicht
Artikel 16.2.1 is niet van toepassing op bouwwerken, waaronder begrepen het slaan van heipalen en damwanden, waarbij:
naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond zonder archeologisch rapport dat de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast en/of dat er geen sprake (meer) is van archeologische verwachtingswaarden (bijvoorbeeld een saneringsrapport);
het de vervanging, vernieuwing of verandering betreft van bestaande bovengrondse bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut en/of niet dieper wordt vergraven dan de te verwijderen fundering;
de uitvoering reeds gestart is op grond van een verleende omgevingsvergunning of vergund is ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
het een bouwwerk betreft met een oppervlakte van maximaal 50 m2;
het een bouwwerk betreft dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld en
zonder heiwerkzaamheden wordt gerealiseerd en/of met een archeologie vriendelijk heipalenplan wordt gerealiseerd.
16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.3.1 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Voor werken en werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 50 m2 en die de bodem dieper dan 0,40 meter beneden maaiveld verstoren, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
de archeologische waarden van de bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
16.3.2 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden
Het beschrevene onder 16.3.1 is van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
het ontgronden, afgraven (waaronder saneren), verlagen, baggeren (waaronder saneren), onderzuigen, afplaggen, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan oevers en kaden;
de aanleg van gronddepots;
het graven, verdiepen en/of verbreden van vaargeulen, watergangen en waterpartijen;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden;
grondwaterpeilverlagingen;
het verwijderen van fundamenten.
16.3.3 Voorschriften omgevingsvergunning
Voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
de archeologische waarden van de bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld (niet (meer) aanwezig zijn en/of niet onevenredig worden geschaad) en/of
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd en/of
de verplichting de werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
16.3.4 Uitzondering vergunningsplicht
Artikel 16.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:
naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond zonder archeologisch rapport dat de archeologische waarden in de bodem door de bouwwerken niet onevenredig worden aangetast en/of dat er geen sprake (meer) is van archeologische verwachtingswaarden (bijvoorbeeld een saneringsrapport);
een oppervlakte hebben van maximaal 50 m2 én niet dieper gaan dan 0,40 meter onder het maaiveld (met uitzondering van gronddepots en waterbodems);
het normale onderhoud en gebruik betreffen;
al in uitvoering zijn op grond van een verleende omgevingsvergunning of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
op archeologisch onderzoek gericht zijn;
te maken hebben met de aanleg van ondergrondse infrastructuur met een maximum diameter van 0,40 meter, mits deze sleufloos wordt uitgevoerd.
16.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.
17.1.1 Voorrangsregeling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van de enkelbestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Een omgevingsvergunning is benodigd voor bouwwerken, waaronder begrepen heipalen en damwanden, die de bodem dieper dan 0,40 meter verstoren en met een oppervlakte groter dan:
500 m2, ter plaatse van de advieszone ‘waarderend onderzoek dobbe’ en ‘karterend onderzoek 1’ van de gemeentelijke FAMKE, of
2.500 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 2’ van de gemeentelijke FAMKE, of
5.000 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 3’ en ‘quickscan van de gemeentelijke FAMKE;
Alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in sub a. kan worden verleend, dient door de aanvrager een rapport te worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
de archeologische waarden van de bodem die blijkens de aanvraag kunnen
worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
17.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in lid 17.2.1 onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden en/of waterbodem door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen (bijvoorbeeld een archeologievriendelijk heipalenplan), waardoor ondanks de uitvoering van de bouwwerkzaamheden de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, en/of
de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of c. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
17.2.3 Uitzondering vergunningplicht
Artikel 17.2.1 is niet van toepassing op bouwwerken, waaronder begrepen heipalen en damwanden, waarbij:
naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond zonder archeologisch rapport dat de archeologische waarden in de bodem niet onevenredig worden aangetast en/of dat er geen sprake (meer) is van archeologische verwachtingswaarden (bijvoorbeeld een saneringsrapport); en/of
het de vervanging, vernieuwing of verandering betreft van bestaande bovengrondse bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut en/of niet dieper wordt vergraven dan de te verwijderen fundering; en/of
de uitvoering reeds gestart is op grond van een verleende omgevingsvergunning of vergund is ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan; en/of het een bouwwerk betreft met een oppervlakte onder de genoemde vrijstellingsgrenzen onder artikel 17.2.1 onder a; en/of
het een bouwwerk betreft dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld wordt gerealiseerd en zonder heiwerkzaamheden en/of met een archeologie vriendelijk heipalenplan wordt gerealiseerd.
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.3.1 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Een omgevingsvergunning is benodigd voor de werken genoemd onder 17.3.2, die de bodem verstoren dieper dan 0,40 meter en met een oppervlakte groter dan:
500 m2, ter plaatse van de advieszone ‘waarderend onderzoek dobbe’ en ‘karterend onderzoek 1’ van de gemeentelijke FAMKE, of
2.500 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 2’ van de gemeentelijke FAMKE, of
5.000 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 3’ en ‘quickscan van de gemeentelijke FAMKE;
Alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in sub a. kan worden verleend, dient door de aanvrager een rapport te worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
de archeologische waarden van de bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
17.3.2 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden
Het beschrevene onder 17.3.1 is van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
het ontgronden, afgraven (waaronder saneren), verlagen, baggeren (waaronder saneren), onderzuigen, afplaggen, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan oevers en kaden;
de aanleg van gronddepots;
het graven, verdiepen en/of verbreden van vaargeulen, watergangen en waterpartijen;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage (met uitzondering van agrarische percelen) en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden;
grondwaterpeilverlagingen;
het verwijderen van fundamenten.
17.3.3 Voorschriften omgevingsvergunning
Voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
de archeologische waarden van de bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld (niet (meer) aanwezig zijn en/of niet onevenredig worden geschaad); en/of
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd; en/of
de verplichting de werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
17.3.4 Uitzondering vergunningsplicht
Artikel 17.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:
naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond zonder archeologisch rapport dat de archeologische waarden in de (water)bodem door de bouwwerken niet onevenredig worden aangetast en/of dat er geen sprake (meer) is van archeologische verwachtingswaarden (bijvoorbeeld een saneringsrapport); en/of
het werken of werkzaamheden betreffen met een oppervlakte onder de genoemde vrijstellingsgrenzen in artikel 17.3.1 onder a; en/of
het een bouwwerk betreft dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld wordt gerealiseerd; en/of
het normale onderhoud en gebruik betreffen; en/of
het normale agrarische gebruik betreffen, inclusief de aanleg van drainage in agrarische percelen; en/of
al in uitvoering zijn op grond van een verleende omgevingsvergunning of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan; en/of
op archeologisch onderzoek gericht zijn; en/of
te maken hebben met de aanleg van ondergrondse infrastructuur met een maximum diameter van 0,40 meter, mits deze sleufloos wordt uitgevoerd.
17.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 18 Waarde - Cultuurhistorisch waardevolle lijnen
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorisch waardevolle lijnen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
het behoud en versterking van de landschappelijke- en cultuurhistorische waarden van dijken, strekdammen, kapglooiingen, historische paden en (vaar)wegen.
18.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen nieuwe gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behalve ter vervanging van bestaande gebouwen en bouwwerken.
18.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruiken van dijken, historische paden en wegen voor tuin- en akkerbouw.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:
het wijzigen van het beloop en/of het profiel van de dijken, strekdammen, kapglooiingen en historische paden;
het ontgronden, afgraven, egaliseren en/of ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
het dempen en/of graven van waterlopen;
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
het aanbrengen van bomen en overige diepwortelende beplanting;
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
18.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 18.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
18.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals beschreven (voor zover van toepassing) in de Landschapsbiografie en/of de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK). Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
Artikel 19 Waarde - Landschap verkaveling
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Landschap verkaveling’ aangewezen gronden zijn, naast de aangegeven andere bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor:
het behoud, het herstel en de uitbouw van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de bijzondere kavelstructuur en kavelsloten.
19.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen;
het ophogen, afgraven, afschuiven of egaliseren van gronden;
het dempen en/of graven van sloten en/of andere waterlopen en/of partijen.
De onder a bedoelde vergunning is niet vereist voor werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
normaal onderhoud en/of het normale natuurbeheer betreffen.
bodemverstoringen betreffen, die door middel van gestuurde boringen uitgevoerd worden waardoor de kavelstructuur en kavelsloten niet aangetast worden;
op basis van nadere toetsing van de specifieke locatie voor de ontwikkeling geen hoge landschappelijke- en/of cultuurhistorische waarde hebben.
De onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend, indien:
er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gaafheid van het gebied met de bijzondere kavelstructuur en kavelsloten, dat is voorzien van de dubbelbestemming ‘ Waarde – Landschap verkaveling’ waarbij tevens wordt getoetst aan de “Historische verkaveling in de gemeente Súdwest-Fryslân en de Landschapsbiografie. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging;
de waterhuishouding niet onevenredig wordt aangetast en hier advies voor ingewonnen is bij de waterbeherende instantie.
HOOFDSTUK 3 algemene regels
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21 Algemene bouwregels
21.1 Karakteristieke bouwwerken
21.1.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gelden, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), de volgende regels:
de verschijningsvorm van het hoofdgebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting, dakvorm en oppervlakte van het grondvlak, zoals deze bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;
in afwijking van het bepaalde in sublid a is een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast.
21.1.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de in lid 21.1.1 genoemde bouwregels voor het veranderen van het hoofdgebouw, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van het gebouw.
21.1.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Een omgevingsvergunning is vereist voor het slopen van de aanduiding 'karkateristiek' gewaardeerde bebouwing of delen daarvan, waarbij geldt dat:
een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend wanneer:
de karakteristieke hoofdvorm c.q. verschijningsvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, en/of;
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is, en/of;
het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.
een omgevingsvergunning niet nodig is voor werken en werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd volgens een al verleende omgevingsvergunning.
Artikel 22 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de in dit plan gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 23 Algemene aanduidingsregels
23.1 Geluidzone - industrie
23.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone-industrie’ zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten, veroorzaakt door het industrieterrein.
23.1.2 Bouwregels
In afwijking van de bouwregels bij de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone-industrie’ een toegestaan geluidsgevoelig object alleen mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting op de gevel van het geluidsgevoelige object niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, de verkregen hogere grenswaarde of de vastgestelde maximaal toegestane geluidsbelasting.
23.2 Luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel
23.2.1 Aanduidingsomschrijving
De voor 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het vrijhouden van een invliegstrook voor de luchtvaart.
23.2.2 Bouwregels
Op de met 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel' aangeduide gronden zal de bouwhoogte van bouwwerken binnen de ter plaatse voorkomende bestemmingen ten hoogste de binnen de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - invliegfunnel' aangegeven bouwhoogte (m), ten opzichte van NAP, dan wel de bestaande bouw- of tiphoogte bedragen. De maximaal toelaatbare bouwhoogte tussen de aangegeven contouren wordt door lineaire interpolatie bepaald.
23.2.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor opgaande beplanting met een grotere hoogte dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximale hoogte' aangegeven hoogte.
Artikel 24 Algemene afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.
Artikel 25 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:
aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde – archeologie 1 toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde – archeologie 2 toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 26 Overige regels
26.1 Voldoende parkeergelegenheid
Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden (al dan niet gecombineerd), waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt op basis van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en b worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
HOOFDSTUK 4 overgangsrecht en slotregel
Artikel 27 Overgangsrecht
27.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sub a. met maximaal 10%.
Sub a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Sub a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 28 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Sneek- De Hemmen