direct naar inhoud van 4.6 Natuur
Plan: Inpassingsplan N348
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9925.IPN348Zutphen-vst1

4.6 Natuur

Wettelijk kader en vigerend beleid

Er zijn twee soorten van natuurbescherming: gebiedsbescherming (via de Natuurbeschermingswet en de Vogel- en Habitatrichtlijn) en soortbescherming (via de Flora en faunawet). De Ecologische Hoofdstructuur is een vorm van gebiedsbescherming via beleid.


Vogel- en Habitatrichtlijn

De Habitatrichtlijn is een Europese richtlijn met als doel de biologische diversiteit te waarborgen, door het in stand houden van de natuurlijke en halfnatuurlijke leefgebieden en de wilde flora en fauna. De Vogelrichtlijn is eveneens een Europese richtlijn en is gericht op het beschermen van de in het wild levende vogelsoorten en het in stand houden van de biotopen die het leefmilieu voor deze soorten vormen. Voor de bescherming van gebieden zijn in het kader van de Vogelrichtlijn (VR) en Habitatrichtlijn (HR) in Nederland Speciale beschermingszones (SBZ's) aangemeld, en deels al aangewezen.


Natuurbeschermingswet

De Vogel- en Habitatrichtlijn zijn via de Natuurbeschermingswet geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving. De beschermde VR- en HR-gebieden worden sindsdien Natura 2000-gebieden genoemd. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op Europees niveau. Dit netwerk heeft als hoofddoel het waarborgen van de biodiversiteit in Europa. Projecten die effecten kunnen hebben op instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied moeten getoetst worden aan deze wet. Voor plannen die een negatief effect hebben op deze gebieden dient een ontheffing aangevraagd te worden.


Flora- en faunawet

In de Flora- en faunawet zijn de van nature in Nederland voorkomende planten- en diersoorten aangewezen die beschermd moeten worden. De bescherming houdt in dat het verboden is bepaalde planten te beschadigen en dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten, danwel nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen van beschermde inheemse diersoorten te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren. Activiteiten die een bedreiging voor beschermde soorten inhouden zijn zonder ontheffing op grond van de Flora- en faunawet niet toegestaan. In de Flora- en faunawet wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën soorten:

  • Algemene soorten: hiervoor geldt een algemene vrijstelling voor activiteiten in het kader van bestendig beheer en onderhoud, bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen. Hiervoor wordt getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van de soort';
  • Overige soorten: hiervoor geldt eenzelfde vrijstelling voor de genoemde activiteiten, mits er wordt gewerkt conform een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode;
  • Streng beschermde soorten: hiervoor geldt geen vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkelingen. Er is altijd een ontheffing noodzakelijk. Alle vogels vallen onder dit regiem.


De gedragscode 'Provinciale infrastructuur' (op 21 september 2007 goedgekeurd door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit) geeft aan hoe bij bepaalde werkzaamheden schade aan de beschermde dier- en plantensoorten wordt voorkomen of tot een minimum wordt beperkt. De gedragscode geeft vrijstelling voor een aantal verbodsbepalingen van de Flora en faunawet. Voor een aantal soorten is bij veel voorkomende werkzaamheden geen ontheffing meer nodig. De vrijstelling is bedoeld voor werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud, en ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. De ruimtelijke ontwikkelingen betreffen onder andere voorbereiding van nieuwe werken, vellen en rooien van bomen en beplantingen, graafwerkzaamheden, bouwwerkzaamheden en aanleggen van wegen en verhardingen.


De provincie Gelderland heeft zich hiermee verplicht de werkzaamheden uit te voeren conform de in de code aangegeven regels. Dit betekent in ieder geval dat er een verslaglegging moet plaatsvinden van de wijze waarop met de te beschermen belangen rekening wordt gehouden. Bij overtreding hiervan heeft de Minister van LNV de bevoegdheid tot bestuurlijk handhaven.


Streekplan Gelderland 2005

De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) uit het streekplan vormt een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen. De EHS maakt deel uit van het groenblauwe raamwerk en is sterk ruimtelijk structurerend en bepalend voor de ruimtelijke kwaliteit op provinciaal niveau.


Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt een "nee, tenzij" benadering. Dit betekent dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.

Huidige situatie

Reeds in 2006 is door adviesbureau Mertens een Natuurwaardenonderzoek gestart, waarin het gehele gebied op het rond het toekomstige tracé is bestudeerd. Dit onderzoek is in 2007 geactualiseerd en uitgebreid en in 2008 afgerond. Voor een uitgebreide beschrijving van de natuurwaarden in het plangebied wordt verwezen naar deze onderzoeksrapporten. In deze paragraaf worden kort de conclusies aangehaald.


Het kleinschalige landschap rond de Polbeek met het beekje, grasland, bomenrijen, hagen, bosjes en ruigten, herbergt lokale natuurwaarden. Het wordt gebruikt als foerageergebied van de gewone dwergvleermuis. Ten noordoosten van het toekomstige tracé ligt het landgoed Den Dam, dat is aangemerkt als EHS-verweving. Het is een belangrijk gebied voor diverse soorten vleermuizen.


Net ten zuiden van het Twentekanaal loopt het plangebied door een relatief droog gebied met ruimtevegetatie. Omdat dit stuk bedrijventerrein al jaren braak ligt, heeft zich hier een vrij natuurlijke ruigte ontwikkeld met bomen, struiken, ruigte en open plekken. In de waterhoudende sloot langs het kanaal zijn enkele algemeen beschermde amfibiesoorten aangetroffen.


Het plangebied ligt niet ver van de uiterwaarden langs de IJssel. De uiterwaarden zijn vooral belangrijk voor vogels. De weidevogelsoorten grutto en scholekster komen als broedvogel voor. Deze overwinteren echter elders. In de winter zijn in de uiterwaarden vooral kleine groepen grauwe ganzen aangetroffen.


Het gebied ten noorden van het Twentekanaal bestaat vooral uit akkers en weilanden en wordt intensief agrarisch gebruikt. Er zijn in dit gebied geen ontheffingsplichtige plantensoorten aangetroffen. Wel wordt het gebruikt als foerageergebied door de das. De hoofdburcht van de das ligt op ca. 350 m ten noorden van het toekomstige tracé. Dichterbij het tracé zijn twee bijburchten en twee dassensporen aangetroffen. De dassenwissel loopt van de hoofdburcht naar het westen en kruist het tracé niet.


Dit deel van het tracé is ook belangrijk voor diverse soorten vleermuizen, waaronder de watervleermuis. Deze vliegen van landgoed Het Haveke via de Eefsche Beek naar het Twentekanaal om daar te foerageren.


Verder komen er diverse vogelsoorten van de Rode Lijst voor. De meeste nesten liggen op afstand van het tracé. Eén van de kwetsbare soorten die is aangetroffen is de Steenuil (ten westen van het tracé). Tijdens het onderzoek kon echter niet de exacte nestlocatie worden bepaald.


In de Eefsche beek is een beschermde vissoort, het bermpje, aangetroffen.

Effecten op de natuur

In het rapport 'Natuurtoets Rondweg N348 Zutphen-Eefde' (Adviesbureau Mertens, d.d. oktober 2008) is het plan getoetst aan de natuurwetgeving. Daarnaast is er een afzonderlijk onderzoek uitgevoerd naar de effecten van stikstofdepositie op het nabijgelegen Natura 2000-gebied ('Rondweg N348 Zutphen - Eefde, Passende beoordeling', Royal Haskoning, d.d. 12 november 2009). Hieronder worden de resultaten weergegeven. Voor een uitgebreidere beschrijving wordt verwezen naar de genoemde rapportages.


De aanleg van de weg leidt niet tot een directe aantasting van beschermd natuurgebied. De weg loopt niet door de EHS of een Natura 2000-gebied. Wel vindt er compensatie plaats in de EHS.


Vogelrichtlijngebieden

De IJsseluiterwaarden vallen binnen de Vogelrichtlijn. Deze liggen op circa 500 meter afstand van het nieuwe tracé. Aanleg en gebruik van de weg zal niet leiden tot direct ruimtebeslag op het Vogelrichtlijngebied. De weg kan echter wel een externe invloed hebben op de omgeving door licht, geluid en optische verstoring.

Volgens het rapport vindt er bij een afstand van 500 meter en 25.000 motorvoertuigen per etmaal (bij een maximale snelheid van 80 km/uur) geen negatief effect plaats. Een kleine dijk langs de noordzijde van het tracé kan de externe effecten verder minimaliseren.


Het Natura 2000 gebied ligt te ver van het tracé af om negatieve effecten te ondervinden als gevolg van licht, geluid of optische verstoring. De EHS kan echter wel negatieve hinder ondervinden van het nieuwe tracé. Om dit te voorkomen worden onderstaande maatregelen toegepast:

  • Geen of minimale verlichting toepassen.
  • Relatief lage verlichtingsarmaturen gebruiken in verband met een kleinere lichtverstrooiing.
  • Alleen verlichtingsarmaturen plaatsen aan de westzijde van het tracé.
  • Het plaatsen van struweel aan de westzijde.-Het aanbrengen van geluidsarm asfalt.


Aanleg van de weg op maaiveldniveau is niet mogelijk, vanwege het hier gelegen waterbergingsgebied. Door bovengenoemde maatregelen te treffen zullen er geen externe effecten plaatsvinden op de EHS gebieden en/of Vogelrichtlijngebieden. Er is een kleine kans dat de vogelsoorten foerageren buiten het Vogelrichtlijngebied. Het is aannemelijk dat de vogels over het tracé vliegen en er geen effecten ondervinden.


Habitatrichtlijngebieden

De uiterwaarden aan de overzijde van de IJssel zijn opgenomen in de Habitatrichtlijn. De begrenzing van deze uiterwaarden ligt op circa 900 meter afstand van het tracé Zutphen en de N348. Effecten als gevolg van verzuring, vermesting en veranderende waterstromen / grondwaterstromen worden niet voorzien. De habitatsoorten betreft soorten die weinig verstoringsgevoelig zijn en die niet over deze afstand kunnen worden beïnvloed.


Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Het tracé ligt op twee punten nabij de EHS. Ten oosten van het tracé om de Polbeek ligt het landgoed Den Dam. Dit landgoed maakt onderdeel uit van het verwevingsgebied van de EHS. De N348 kan een negatief effect hebben als gevolg van licht, geluid en optische verstoring. Deze effecten kunnen worden verkleind door het aanbrengen van een dicht struweel, al dan niet in combinatie met een geluidsscherm. Als de grondwaterstand gelijk blijft in de aanleg- en gebruiksfase worden op waterafhankelijke vegetatie en oude bomen geen effecten voorzien.

Het open beekdal van de Eefsche beek, ten noordwesten van de brug over het Twentekanaal, is ook een EHS-verwevingsgebied. Kernkwaliteiten zijn hier het open landschap en de aanwezigheid van weidevogels. Dit weidevogelbroedgebied is een uitloper van het weidevogelgebied in de IJsseluiterwaarden. Met de aanleg en met name het gebruik van het tracé kan er in dit gebied een negatief effect ontstaan. De maatregelen, zoals beschreven bij de Vogelrichtlijngebieden, zullen effecten verminderen.

De ecologische potentie van dit EHS-gebied wordt verder benut door het treffen van een aantal compenserende maatregelen wordt voor de das en de steenuil (zie hierna). De maatregelen omvatten het realiseren van natuuroevers langs de beek, verlaging van gronden en herstel van enkele houtwallen.


Beschermde soorten

Voor de aanleg van het tracé is voor een aantal streng en matig beschermde soorten een ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet aangevraagd. Het betreft de strikt beschermde soorten Rapunzelklokje, Das, Watervleermuis, Steenuil en voor het matig beschermde Bermpje. Het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft de benodigde ontheffing op 1 maart 2010 verleend. Aan de ontheffing is een aantal voorwaarden verbonden, waaronder de verplichting tot uitvoering van de mitigerende en compenserende maatregelen zoals die zijn omschreven in de ontheffingsaanvraag.


Het tracé bevindt zich op circa 350 meter van de hoofdburcht van de das. De dassenburcht, gelegen in een bosje langs de Eefdese Enkweg, wordt niet aangetast door de aanleg van het tracé. Vlak bij het tracé zijn ook twee bijburchten en twee dassensporen waargenomen. Door de aanleg van het tracé wordt het leefgebied van de das verstoord en versnipperd. De das heeft een leefgebied van circa 30 tot 50 hectare. Dassen leggen vaak 's nachts grote afstanden af om te foerageren. Wegen vormen hierbij een belemmering en leiden tot verkeersslachtoffers. Om de effecten van de weg op de das te mitigeren worden de volgende maatregelen voorgesteld:

  • Het plaatsen van een dassenraster aan weerszijden van de nieuwe N348 in het gehele gebied ten noorden van het Twentekanaal;
  • Het realiseren van een aantal dassentunnels;
  • De brug over de Eefsche beek wordt breed uitgevoerd, zodat de oevers gewoon doorlopen en er via de oevers migratie kan plaatsvinden;
  • Het realiseren van uitstapplaatsen om dassen die toch voorbij het raster komen te kunnen laten ontsnappen;
  • Het aanleggen van foerageergebied in de vorm van houtwallen, extensief maaien en de aanplant van hoogstamfruitbomen;
  • Geen of minimale verlichting aanleggen.


Het tracé doorkruist een vliegroute van de watervleermuis, welke via de Eefsche beek van landgoed het Haveke naar het Twentekanaal vliegt om daar te foerageren. Door het creëren van een ruime onderdoorgang (minimaal 2 meter hoog) en te voorkomen dat er licht uitstraalt vanaf de weg op de beek, worden geen blijvende effecten voorzien op deze vliegroute.


Het gebied op en rond het nieuwe tracé is rijk aan (broed)vogels. Er komen veel soorten voor die in meer of mindere mate gebonden zijn aan specifieke omstandigheden als het kleinschalig landschap of oud bos. De steenuil is de enige soort met een vaste rust- en verblijfplaats die als gevolg van de omlegging haar territorium zal verliezen. Gesteld is dat mitigerende maatregelen niet mogelijk zijn. Wel is het mogelijk om gerichte compenserende maatregelen te treffen. De aanplant van houtwallen en hoogstamfruitbomen, zoals voorgesteld ten behoeve van de das, verbeteren ook direct het leefgebied van de steenuil. Daarnaast dienen er enkele steenuilkasten te worden opgehangen bij omliggende boerderijen en aan de hoogstamfruitbomen.


Voorts is ontheffing nodig voor het matig beschermde bermpje, een vissoort die in de Eefsche beek voorkomt. Ter hoogte van de kruising met de N348 wordt de beek over een afstand van 50 meter verlegd. Als gevolg van de verlegging zal tijdelijk leefgebied van bermpje verloren gaan. Het middengedeelte onder de brug gaat definitief verloren als leefgebied omdat het te donker is voor de vissen. Vissen zullen echter naar verwachting sporadisch onder de brug door zwemmen.


Stikstofdepositie

Op ca. 500 meter van het nieuwe tracé ligt het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel. Vanuit de Natuurbeschermingswet is het verplicht een voortoets te doen om mogelijke negatieve effecten van een plan op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden uit te sluiten. Als significante negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten, dienen de effecten nader onderzocht te worden in een passende beoordeling. Dit is beschreven in het rapport 'Rondweg N348 Zutphen - Eefde, Passende beoordeling' (Royal Haskoning, d.d. 12 november 2009).


De depositie die door verkeer ontstaat, wordt vooral veroorzaakt door de emissies van stikstofdioxide (NOx) en in minder mate ammoniak (NH3). Deze verbindingen kunnen via depositie een vermestende en verzurende werking hebben op gevoelige natuurtypen. Daarnaast stoot verkeer een andere verzurende stof uit, namelijk zwaveldioxide (SO2).


In de huidige (2008) en autonome situatie (2012) deponeert het verkeer op de N348 2,2 - 16/16,5 mol stikstof/ha/jaar. Dit is maximaal 0,7 % van de heersende achtergrondconcentratie. De gemiddelde achtergrondconcentratie bedraagt 2380 mol/ha/jaar (peiljaar 2007). De verwachting is dat de atmosferische stikstofdepositie zal afnemen door de toepassing van allerlei nieuwe technieken in auto's, industrie en landbouw.


De realisatie van de rondweg veroorzaakt ten opzichte van de autonome ontwikkeling een lichte toename van 2,2 mol/ha/jaar. Dit is 0,09% van de huidige achtergrondconcentratie. Vervolgens is onderzocht wat de effecten van deze toename zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied. Dat hangt af van de mate van gevoeligheid van de voorkomende soorten en habitattypen. In het onderzoek zijn de volgende conclusies getrokken:

  • Er is geen negatief effect op het leefgebied van de vogelrichtlijnsoorten.
  • Er is geen negatief effect op het leefgebied van de habitatrichtlijnsoorten.
  • Bij vier habitattypen en drie subtypen heeft de depositie afkomstig van verkeer geen negatief effect, omdat de huidige en toekomstige achtergrondconcentraties de kritische depositiewaarden van deze typen niet overschrijden of omdat het type niet voorkomt.
  • Bij vijf habitattypen (of subtypen) is er sprake van overschrijding van de kritische depositiewaarde door de heersende achtergrondconcentratie. Overigens komen twee typen nog niet in het studiegebied voor. De stikstofdepositie afkomstig van de nieuwe rondweg blijft voor elk habitattype echter onder de drempelwaarde van 0,5% van de kritische depositiewaarde, zoals geformuleerd in het Interim toetsingskader ammoniak en Natura 2000 Gelderland.


De eindconclusie is dat de verslechtering zo gering is dat significant negatieve effecten zijn uit te sluiten. De extra bijdrage heeft gezien de verwaarloosbare hoeveelheid en overige ecologische procesfactoren, ook vanuit cumulatief perspectief, geen negatief effect op de betreffende vijf habitattypen. De verwaarloosbare verslechtering is ecologisch niet aantoonbaar en staat de realisatie van de instandhoudingsdoelstellingen niet in de weg.


Niettemin is, conform het Interim toetsingskader voor stikstofdepositie, voor de vijf habitattypen een vergunning nodig van het Bevoegd Gezag (provincie Gelderland). Gedeputeerde Staten hebben de vergunning ex artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 verleend.