Plan: | Zuilichem, Uilkerweg 1 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9925.WPUilkerweg-VST1 |
Bij besluit van 25 februari 2015 hebben Provinciale Staten van Gelderland het inpassingsplan 'Tuinbouw Bommelerwaard' vastgesteld. Het doel van het inpassingsplan is om, via herstructurering van de aangewezen gebieden, bestendige toekomstmogelijkheden te bieden aan de glastuinbouw en de paddenstoelenteelt in de Bommelerwaard enerzijds en om de leefbaarheid en de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van het gebied als geheel te versterken anderzijds. Het inpassingsplan legt de basis voor de herstructurering, door in een aantal daarvoor geschikte gebieden de glastuinbouw te intensiveren en in enkele andere gebieden te extensiveren. Daarnaast is een beperkt aantal nieuwe gebieden, de zogenaamde 'reserveconcentratiegebieden', aangewezen. Die gebieden zijn bedoeld als reservecapaciteit voor de situatie dat de intensiveringsgebieden niet aan de behoefte naar geschikte tuinbouwgronden kunnen voldoen.
De intensiveringsgebieden zijn speciaal aangewezen voor de uitbreiding van de glastuinbouwsector en de paddenstoelenteelt. In die gebieden behouden de bestaande bedrijven hun glastuinbouw- of paddenstoelenteeltbestemming, terwijl uitbreiding en nieuwvestiging aan een wijzigingsbevoegdheid is gekoppeld. De uitvoering van die wijzigingsbevoegdheid is in handen van Gedeputeerde Staten gelegd. Het is de bedoeling om binnen twee jaar na de vaststelling van het inpassingsplan het gehele plangebied met eindplannen te beleggen. GS hebben daartoe beleidsregels opgesteld.
Een goed geherstructureerd intensiveringsgebied kent een optimale verkaveling voor duurzame glastuinbouw en paddenstoelenteelt. Dit betreft zo groot mogelijke rechthoekige percelen, die door de natuurlijke structuren voldoende kleinere percelen over laat voor bedrijven die niet willen vergroten, ofwel met een kleiner ruimtebeslag toe kunnen (paddenstoelenbedrijven). De logische en efficiënte verkaveling van het glasareaal binnen het intensiveringsgebied is van doorslaggevend belang voor het succes van de herstructurering. Versnippering - en daardoor een suboptimaal areaalgebruik - moeten worden voorkomen.
Realisering van de drie herstructureringsdoelen vereist een integrale benadering. Herstructurering van de glastuinbouw, de verbetering van de landschappelijke kwaliteit en de leefbaarheid (verkeersveiligheid), dienen gelijk op te lopen. Om die reden zijn zogenaamde Basiskaarten voor de afzonderlijke intensiveringsgebieden opgesteld. De Basiskaarten hebben een gelijkluidend schaal- en uitwerkingsniveau en zijn opgesteld volgens een eenduidige legenda. Zij bevatten een zo veel mogelijk maat- en plaatsvaste vertaling van de tuinbouwdoelen en de publieke doelen (infrastructuur, landschappelijke inpassing en water) per afzonderlijk intensiveringsgebied en reserveconcentratiegebied. Die thema's zijn als bindende kaders aan de wijzigingsbevoegdheden verbonden. Daardoor vormen zij de basis voor de opstelling van de wijzigingsplannen.
Als uitkomst van het gebiedsproces is in het inpassingsplan de integrale aanpak Zuilichem Oost uitgewerkt. Dit is een totaalaanpak voor de verkeersveiligheid van de woonkern Zuilichem, de landschappelijke inpassing van het omliggende kassengebied en de versterking van de plaatselijk gevestigde glastuinbouwbedrijvigheid. De verkeersonveiligheid doet zich voor direct ten oosten van de kern Zuilichem (vrachtverkeer van bedrijf Steenovensland door de kern Zuilichem en verkeer vanaf de Waaldijk). De oplossing die daarvoor is uitgewerkt, bestaat uit het aanleggen van een toegangsweg voor het glastuinbouwbedrijf Steenovensland naar de Uilkerweg en het realiseren van een groene buffer tussen de kassen en de woningen van Dijkzicht-zuid. Als gevolg daarvan, dient het intensiveringsgebied aan de oostzijde geschikt te worden gemaakt voor de hervestiging van het glastuinbouwbedrijf dat gronden af staat voor de genoemde publieke doelen. Voor de inrichtingsmaatregelen die ten behoeve van de woonkern Zuilichem worden getroffen is ten opzichte van het inpassingsplan geen nadere planologische procedure nodig. Voor de ingebruikname van het intensiveringsgebied ligt dat anders. Daarvoor dient de wijzigingsbevoegheid van artikel 28 van het inpassingsplan te worden toegepast.
Het plangebied bevindt zich aan de noordoostzijde van het intensiveringsgebied Zuilichem Oost. De noord-, oost- en zuidgrens vallen samen met de grens van het intensiveringsgebied. De westgrens wordt geconstrueerd ter plaatse van de kadastrale grens met het gebied waar de nieuwe kassen worden gebouwd.
Het vigerende kader is sinds 25 februari 2015 het inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard. Krachtens de wet wordt het inpassingsplan geacht deel uit te maken van het bestemmingsplan of de bestemmingsplannen waarop het betrekking heeft.
Het inpassingsplan legt de uitvoering van de herstructurering in handen van Gedeputeerde Staten. Via het stelsel van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden hebben Gedeputeerde Staten veel beleidsvrijheid over het proces van de herstructurering en de vorm en inhoud van de wijzigingsplannen. In het belang van de rechtszekerheid van de gebiedspartijen hebben Gedeputeerde Staten in een set beleidsregels vastgelegd hoe zij van die bestuurlijke vrijheid gebruik maken. De beleidsregels zijn een richtlijn in handen van Gedeputeerde Staten, waarmee zij in staat zijn om - gegeven de locatiespecifieke situatie - het meest geschikte type wijzigingsplan vast te stellen, inclusief het bijbehorende totstandkomingsproces. Voor de besluitvorming over de vaststelling van de wijzigingsplannen en andere besluiten heeft dit tot gevolg dat Gedeputeerde Staten ter motivering van een concreet besluit kunnen volstaan met een verwijzing naar de beleidsregel (art. 4:82 Awb). Een ander gevolg is dat Gedeputeerde Staten gehouden zijn de beleidsregels toe te passen, tenzij het toepassen wegens bijzondere omstandigheden onevenredig nadelig is voor belanghebbenden (art. 4:84 Awb).
De toepassing van deze wijzigingsbevoegdheden uit het inpassingsplan kan uitmonden in vijf plantypes, opties A tot en met E.
Optie A: Een gebiedsdekkend wijzigingsplan dat bij recht bouwen ten behoeve van glastuinbouw, de aanleg van landschappelijk groen en de aanleg wegen, toelaat.
Optie B: Een wijzigingsplan dat uitsluitend gronden omvat waarvoor sprake is van een tuinbouwinitiatief en waaraan vervolgens een directe bouwtitel wordt toegekend.
Optie C: Een wijzigingsplan dat uitsluitend de structurerende elementen vastlegt. Dat zijn het gebiedsomzomende landschappelijke groen en de bedrijfsontsluitingswegen.
Optie D: Een structurerend wijzigingsplan waarin ook de ten tijde van de vaststelling inpasbare tuinbouwinitiatieven bij recht worden bestemd.
Optie E: Het eindbeeld voor de situatie waarbij via optie C en D invulling wordt gegeven aan het intensiveringsgebied.
Optie A heeft de voorkeur. In dat model komen alle herstructureringsdoelen tot hun recht en vindt in één enkele procedure de omzetting naar rechtstreekse bouw- en gebruikstitels plaats. Optie B is in dat licht de minst te prefereren optie. Zij dient slechts het belang van een of enkele individuele tuindersinitiatieven, terwijl de publieke doelen niet aan bod komen. Er zijn drie redenen die aanleiding kunnen zijn om optie A te verlaten:
In het voorliggende wijzigingsplan is sprake van reden 3, een bijzondere situatie. Die bestaat eruit dat de integrale oplossing voor de problematiek van Zuilichem Oost niet kan worden opgelost door het moment af te wachten waarop voldoende gebiedsdraagvlak bestaat om optie A toe te passen. De terzake doende belangen van ondernemers en grondeigenaren brengen dat met zich mee. De planlocatie is daarom naar voren getrokken om als eerste in een wijzigingsplan te worden gevat. Het initiatief voldoet aan de voorwaarden die in het inpassingsplan aan hervestiging en uitbreiding worden gesteld:
Het plangebied bedraagt circa 16 ha. Het was tot eind 2015 in gebruik als grondgebonden agrarisch bedrijf. Dit bedrijf heeft haar activiteiten inmiddels definitief beëindigd. De tot dat bedrijf behorende bedrijfsgebouwen worden gesloopt. De gronden zijn in gebruik als weidegrond voor vee en voor de winning van hooi.
De gronden zullen worden ingericht en bebouwd ten behoeve van de oprichting van een nieuw glastuinbouwbedrijf. Het nieuwe bedrijf is georiënteerd op de Uilkerweg. Aan de wegzijde zullen een gietwaterbassin, een bedrijfsloods en de bedrijfswoning worden opgericht. Meteen daarachter wordt de kas gebouwd, die zich uitstrekt over de volle breedte en diepte van het plangebied.
Tot de voorwaarden voor gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid behoort de verzekering dat de lokale weginfrastructuur berekend is op het verkeersaanbod dat van de nieuwe gebiedsinrichting uitgaat, inclusief de vergroting van de verkeersaantrekkende werking (daarover meer in paragraaf 4.5). Bovendien moet de bedrijfslogistiek, waaronder laad- en losactiviteiten en parkeren zijn te verstaan, geheel op eigen erf worden afgewikkeld. De initiatiefnemer heeft een plan voor de bedrijfslogistiek ontwikkeld. Het onderstaande fragment van dat plan brengt de rijroutes in beeld, alsmede de opstelplaatsen voor parkeren. Bureau Goudappel Coffeng heeft de rijcurves gesimuleerd voor de grootste gangbare oplegger-trekker combinatie (LZV type E). Uit de simulatiestudie blijkt dat de erfinrichting ruim voldoende is bemeten op de bedrijfslogistiek. De manoeuvres kunnen op eigen terrein plaatsvinden. Bijlage 6 Rijcurvesimulatie brengt dit in beeld.
Tot de speerpunten van het project voor de herstructurering van de glastuinbouw in de Bommelerwaard behoort de bescherming en verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten. Voor elk van de intensiveringsgebieden bevat het inpassingsplan een zogenaamde Basiskaart. Deze kaarten bevatten een gebiedsgewijze vertaling naar maat en plaats van de tuinbouwdoelen en de publieke doelen (infrastructuur, landschappelijke inpassing en water). Die thema's zijn als bindende kaders aan de wijzigingsbevoegdheden verbonden.
Niet alleen op gebiedsniveau speelt de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit een rol, ook op perceelsniveau dient de ordening van de bebouwing en de beplanting een aanvaardbaar beeld op te leveren. Dit is normatief uitgewerkt in de Bijlage Landschappelijke inpassing van het inpassingsplan. In dat document zijn de maatgevende profielen samengebracht en voorzien van een objectieve beschrijving waaraan zij moeten voldoen.
Zowel de toepasselijke Basiskaart als de Bijlage Landschappelijke inpassing moet op juridisch bindende wijze worden verwerkt in de wijzigingsplannen.
Voor het voorliggende wijzigingsplan geeft de Basiskaart aan dat aan de noord- en oostzijde in nieuwe landschapselementen moet worden voorzien. Voor de westzijde bevat de Basiskaart geen instructies, aangezien de gronden daar deel uitmaken van het overige intensiveringsgebied Zuilichem Oost. De zuidzijde sluit aan op de bestaande Uilkerweg. Ook daarvoor bevat de Basiskaart geen instructies.
In het kader van de omgevingsvergunning vindt toetsing plaats van de ontwerprichtlijnen op perceelsniveau.
Het wijzigingsplan maakt de vestiging van een volwaardig glastuinbouwbedrijf mogelijk, inclusief bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning. De nieuw te bouwen kas heeft een oppervlakte van ruim 12 ha. De onderstaande afbeelding geeft schetsmatig weer hoe de nieuwe bebouwing zich verhoudt tot haar omgeving. De projectie van de kas maakt optimaal gebruik van de mogelijkheden die het perceel biedt. Daarmee wordt voldaan aan de voorwaarde van een logische en efficiente verkaveling van het intensiveringsgebied.
De bedrijfsvoorzieningen, in de vorm van een gietwaterbassin, een bedrijfsloods en de bedrijfswoning bevinden zich alle aan de zijde van de Uilkerweg.
De Monumentenwet 1988 verplicht gemeenten om bij de vaststelling van een ruimtelijk plan rekening te houden met de in de bodem aanwezige, dan wel te verwachten archeologische waarden. Het toekomstige kassencomplex heeft op basis van het inpassingsplan in het noordelijke en zuidelijke deel de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3.
Hier dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden bij plangebieden groter dan 2500 m2 en waarbij de werkzaamheden dieper dan 30 cm reiken. Bij de aanleg van kassenbouw hanteert de gemeente Zaltbommel de regel dat niet gekeken wordt naar de bruto grondoppervlakte van de kassenbouw maar dat archeologisch onderzoek verplicht wordt gesteld voor het netto grondoppervlakte dat wordt verstoord. In het plangebied zal, mede door de aanleg van de watergangen, meer dan 2500 m2 verstoord worden.
Door bureau ADC ArcheoProjecten is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Op basis van het onderzoek kan de archeologische verwachting worden bijgesteld naar laag. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
In de toelichting bij een ruimtelijke plan dient een beschrijving opgenomen te worden van de manier waarop met de cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Onder de cultuurhistorische waarden worden gerekend:
In het kader van het inpassingsplan zijn landschappelijke richtlijnen opgesteld waar bij de inpassing van kassen rekening mee moet worden gehouden. Hierbij is ook rekening gehouden met de historisch-geografische waarden van het landschap. De ontwikkeling voldoet aan deze landschappelijke richtlijnen.
Er zijn verder geen cultuurhistorische waarden in de omgeving van het plangebied.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het wijzigingsplan.
In febrruari 2016 is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd door bureau Verhoeven Milieutechniek. Hieruit blijkt dat er in de afgelopen jaren diverse bodemonderzoeken zijn uitgevoerd in de omgeving van het plangebied, waarbij telkens slechts lichte bodemverontreinigingen zijn geconstateerd en nergens saneringssituaties zijn opgetreden. In algemene zin is het gebied dus relatief schoon. Verder blijkt dat er in het gebied ten westen van de kern Zuilichem (ten oosten van het intensiveringsgebied) geen asbestverdenking is. Dat is anders op het terrein van de voormalige boerderij met erf Uilkerweg 1, waar de bouw van de nieuwe kas is gepland. Hier is een kans op asbestverontreiniging. Op het erf zijn ook een bovengrondse olietank en een mestsilo aanwezig geweest. Hier zal aanvullend onderzoek worden gedaan naar eventuele verontreiniging in de bodem, alvorens met de bouw van de nieuwe kas en de bijbehorende bedrijfsbebouwing wordt gestart.
Bureau Ecogroen heeft de toets naar de effecten op de natuurwaarden uitgevoerd. Haar bevindingen zijn als volgt.
In het plangebied zijn geen verblijfplaatsen van zwaarder beschermde grondgebonden zoogdieren aangetroffen en deze worden evenmin verwacht. Voor Waterspitsmuis (Ff-wet tabel 3-soort) geldt dat geschikte habitat – een combinatie van behoorlijk ontwikkelde watervegetatie en ruig begroeide oevers – binnen het plangebied ontbreekt. Op het erf van het te slopen huis en opstallen zijn geen sporen (prooiresten, uitwerpselen) van Steenmarter (Ff-wet tabel 2-soort) aangetroffen, zodat vaste verblijfplaatsen worden uitgesloten. Vaste verblijfplaatsen van overige zwaarder beschermde soorten (zoals Das, Eekhoorn en Boommarter) kunnen wegens het ontbreken van geschikt biotoop en bekende verspreidingsgegevens worden uitgesloten in en rond het plangebied. Negatieve effecten op zwaar beschermde grondgebonden zoogdieren zijn niet te verwachten. Het nemen van vervolgstappen is niet nodig.
Bij de geplande ingrepen kunnen individuen en verblijfplaatsen van enkele laag beschermde grondgebonden zoogdieren zoals Huisspitsmuis, Veldmuis en Mol (Ff-wet tabel 1-soorten) verloren gaan. Voor laag beschermde kleine zoogdieren geldt in voorliggende situatie een vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Flora- en faunawet, waardoor het nemen van vervolgstappen voor deze zoogdieren niet aan de orde is.
Uit de effectbeoordeling van beschermde soorten is gebleken dat mogelijk negatieve effecten zijn te verwachten op vogels en vissen.
Vogels
Ten aanzien van vogelsoorten met een jaarrond beschermde nestplaats dient vooraf aan de sloop van de bebouwing aan de Uilkerweg 1 aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd ten aanzien van Huismus en Steenuil. Dit onderzoek zal plaatsvinden in maart/april 2016. Indien nodig zal er een ontheffing worden aangevraagd.
Alle broedvogels zijn gedurende het broedseizoen beschermd en mogen in deze periode niet verstoord of geschaad worden. Door verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren, worden negatieve effecten voorkomen. Voor de meeste soorten kan de periode tussen half maart en half juli worden aangehouden als broedseizoen. Naar verwachting zullen de bouwwerkzaamheden vanaf juli/augustus 2016 gaan plaatsvinden.
Vissen
In en nabij het plangebied komen de matig beschermde Kleine modderkruiper en de strikt beschermde Grote modderkruiper en Bittervoorn voor. Door uitvoering van de werkzaamheden worden voortplantings- en vaste rust- of verblijfplaatsen geschaad (overtreding Ff-wet art. 11) en is een ontheffing noodzakelijk. Omdat een deel van de werkzaamheden al was uitgevoerd tijdens de onderzoeksperiode is getoetst of er uitzicht was op een ontheffing. In de omgeving van het plangebied blijkt voldoende alternatief leefgebied beschikbaar en het areaal aan optimaal leefgebied (verbrede watergangen en natuurvriendelijke oever) wordt fors uitgebreid. Het plan leidt wel tot een tijdelijke achteruitgang in de populatie. Door het uitvoeren van mitigerende maatregelen wordt schade aan individuen gemitigeerd en is de functionaliteit van het leefgebied gewaarborgd.
Amfibieën en reptielen
Op grotere afstand van het plangebied komt de strikt beschermde Poelkikker (tabel 3-soort) voor in de wielen in 'Boezem van Brakel' (waarneming.nl). Het plangebied biedt geen geschikt biotoop voor Poelkikker. Overige zwaarder beschermde soorten amfibieën zijn niet bekend en worden ook niet verwacht. Negatieve effecten op zwaarder beschermde amfibieën zijn uitgesloten. Voor de laag beschermde ( Ff-wet tabel 1) soorten die in het gebied kunnen voorkomen, geldt een vrijstelling van de Flora- en faunawet, waardoor het nemen van vervolgstappen voor deze soorten niet aan de orde is. Reptielen zijn niet bekend in en nabij het plangebied en worden op basis van het ontbreken van geschikt biotoop ook niet verwacht. Negatieve effecten zijn uitgesloten.
Het plangebied biedt geen geschikt biotoop voor beschermde weekdieren, vlinders, libellen en overige ongewervelden. Ook zijn geen waarnemingen bekend van beschermde soorten. Negatieve effecten als gevolg van de werkzaamheden zijn uitgesloten.
Voor het besluit tot vaststelling van het inpassingsplan is al een passende beoordeling gemaakt waaruit volgt dat het plan – mede dankzij de uitvoering van mitigerende beheersmaatregelen - geen toename van stikstofdepositie tot gevolg zal hebben en dat de natuurlijke kenmerken van de Natura-2000 gebieden niet zullen worden aangetast. Ten aanzien van het onderhavige wijzigingsplan bestaat er geen verplichting om een passende beoordeling annex planMER op te stellen. Artikel 19j lid 5 Nbw brengt dit met zich mee nu het wijzigingsplan ten opzichte van het inpassingsplan als een herhaling of voortzetting van een plan of project is te beschouwen. Aanvullend wordt het volgende opgemerkt. Het plangebied ligt buiten de begrenzing van Natura 2000-gebieden: directe effecten zijn op voorhand uitgesloten. Overige effecten (hydrologie, verstoring) zijn gezien de ruime afstand tot Natura 2000-gebieden niet van belang. Ten aanzien van de stikstofdepositie is het onderhavige project aangewezen als prioritair project. Daarmee is het project dus haalbaar.
Voor het wijzigingsplan voor deellocatie Uilkerweg is de toekomstige stikstofdepositie opnieuw berekend met Aerius in het kader van het PAS om zodoende aanvullend op de conclusie uit de eerdere Passende Beoordeling na te gaan of voldoende ontwikkelingsruimte in het PAS beschikbaar is. Uitvoering van het wijzigingsplan veroorzaakt een kleine toename (maximaal 0,09 mol N/ha/jaar) aan stikstofdepositie op zes Natura 2000-gebieden. De toename aan stikstofdepositie ligt alleen voor Natura 2000-gebied Rijntakken boven de grenswaarde in het kader van het PAS. Er is ruim voldoende ontwikkelruimte voor dit project aanwezig in de Natura 2000-gebieden, waarvan een deel zelfs gereserveerd is bij vaststelling van de PAS omdat het project op de prioritaire lijst opgenomen is.
Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van habitattypen en leefgebied van soorten binnen de Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten. De Nbw staat uitvoering (en dus vaststelling) van het wijzigingsplan dan niet in de weg.
Ook ligt het plangebied buiten de begrenzing van het GNN/GO (voorheen EHS) en overige beschermde natuurgebieden. Er is geen verdere toetsing noodzakelijk.
Soortenbescherming
Ten aanzien van vogelsoorten met een jaarrond beschermde nestplaats dient vooraf aan de sloop van de bebouwing aan de Uilkerweg 1 aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd ten aanzien van Huismus en Steenuil.
In en nabij het plangebied komen de matig beschermde Kleine modderkruiper en de strikt beschermde Grote modderkruiper en Bittervoorn voor. In de omgeving van het plangebied is voldoende alternatief leefgebied beschikbaar en het areaal aan optimaal leefgebied (verbrede watergangen en natuurvriendelijke oever) wordt fors uitgebreid. Door het uitvoeren van mitigerende maatregelen wordt schade aan exemplaren gemitigeerd en is de functionaliteit van het leefgebied gewaarborgd.
Gebiedsbescherming
In de Passende Beoordeling ten behoeve van het inpassingsplan is geconcludeerd dat er geen sprake is van negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van de omliggende Natura 2000-gebieden als gevolg van het gehele plan voor herstructurering van de glastuinbouw in de Bommelerwaard. De toename aan stikstofdepositie is middels aanvullende beheermaatregelen in de Kil van Hurwenen gemitigeerd.
Overigens is er ruim voldoende ontwikkelruimte voor dit project aanwezig in de Natura 2000-gebieden, waarvan een deel zelfs gereserveerd is bij vaststelling van de PAS omdat het project op de prioritaire lijst opgenomen is.
Het plangebied ligt buiten de begrenzing van Natura 2000-gebieden: directe effecten zijn op voorhand uitgesloten. Overige effecten (hydrologie, verstoring) zijn gezien de ruime afstand tot Natura 2000-gebieden niet van belang.
Significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van habitattypen en leefgebied van soorten binnen de Natura 2000-gebieden zijn dan uitgesloten. De Nbw staat uitvoering (en dus vaststelling) van het wijzigingsplan dan niet in de weg.
Ook ligt het plangebied buiten de begrenzing van het GNN/GO (voorheen EHS) en overige beschermde natuurgebieden. Er is geen verdere toetsing noodzakelijk.
Deze conclusie voor wijzigingsplan Uilkerweg komt overeen met de eerdere effectbeoordeling in het kader van de PlanMER met Aanvulling voor het Inpassingsplan Tuinbouw Bommelerwaard (PIP).
Voor onderhavig plan is een watertoets uitgevoerd. De nieuwe ruimtelijke ontwikkeling leidt tot een toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2 en daarom is watercompensatie nodig. Er is uitvoerig overleg gevoerd met het Waterschap Rivierenland en er is door het Waterschap een vergunning verleend voor de uitvoering van de noodzakelijke werkzaamheden. De bedoeling is dat er 1200 m2 en nog eens 7596 m2 aan wateroppervlakte wordt gedempt en een nieuw kassencomplex van 125.040 m2 wordt gebouwd. Verder wordt nog een toegangsweg aangelegd en een kas van ca. 7000 m2 gesloopt. Ten compensatie wordt 2300 m2 water gegraven op de locatie Uilkerweg 1 en 12.472 m2 water op locatie Uilkerweg 11. Hiermee wordt aan de compensatieverplichting voldaan. Ook het graven van nieuwe watergangen, het aanleggen van dammen en het plaatsen van een aantal duikers voldoet aan de regels van het Waterschap. Er is op 21 oktober 2015 door het Waterschap een vergunning onder een aantal voorwaarden verleend voor deze werkzaamheden.
Er zijn geen overstorten uit het gemengde rioolstelsel in of nabij het plangebied die een risico kunnen opleveren voor het plangebied. In het plangebied ligt geen rioolpersleiding van het Waterschap.
Door Goudappel Coffeng zijn de effecten op het verkeer in beeld gebracht. realisatie van het glastuinbouwbedrijf kan leiden tot een toename van het verkeer met ca 120 motorvoertuigen per etmaal. De verwachte verkeersintensiteit op de Uilkerweg ligt ver onder de maximaal acceptabele verkeersintensiteit voor een erftoegangsweg. Daarmee is dus geen sprake van een onacceptabele situatie.
Ook de Mertstraat is ingericht als een erftoegangsweg. In dit geval wel met een beperkte breedte. Om een aantrekkelijke ontsluitingsroute te bieden, dient de Mertstraat verbreed te worden. Dit maakt onderdeel uit van het Uitvoeringsconvenant.
De huidige verkeersintensiteit op de Mertstraat is beperkt en ook in de plansituatie zal de verkeersintensiteit naar verwachting beperkt blijven.
Voor parkeren en laden en lossen dient op eigen erf voldoende ruimte beschikbaar te zijn. Hier is in paragraaf 3.2.2 reeds op in gegaan.
Het aspect geluid is voor de ontwikkeling die met het wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt van belang vanuit twee punten:
Bedrijfswoning
De nieuwe bedrijfswoning is gelegen binnen de geluidszone van de Uilkerweg. Om deze reden is akoestisch onderzoek uitgevoerd. De woning is geprojecteerd in de 48 dB-contour. De geluidscontouren zijn weergegeven in onderstaande figuur. De geluidscontour is berekend voor een waarneemhoogte van 4,5 m, representatief voor de tweede bouwlaag van de woning.
Voor nieuwe woningen langs bestaande wegen geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Langs de Uilkerweg ligt de 48 dB-contour op circa 23 m van de as van de weg, rekening houdende met een rijsnelheid van 50 km/h binnen de bebouwde kom. Nu de nieuwe woning buiten deze geluidscontour gerealiseerd wordt, wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde en is geen onderzoek naar geluidsbeperkende maatregelen noodzakelijk.
Geluid ten gevolge van glastuinbouw
Glastuinbouwbedrijven kunnen zelf ook leiden tot geluidsproductie. In dit kader zijn de normen zoals vastgelegd in de VNG-handreiking Bedrijven en milieuzonering en de geluidsnormen uit het Barim van belang. In het inpassingsplan is hier nader op ingegaan. Uitgangspunt van het inpassingsplan is dat voor glastuinbouwbedrijven een afstand van 10 m moet worden aangehouden tot geluidsgevoelige objecten (woningen). Voor bijbehorende wkk-installaties dient een afstand van 30 m te worden aangehouden. Deze afstanden vormen het uitgangspunt voor dit wijzigingsplan en zijn vertaald in de regels en de verbeelding
Gevolgen toename verkeer
Ten gevolge van de voorgenomen ontwikkeling kan er langs wegen in de omgeving sprake zijn van een toenemende geluidsbelasting door gewijzigde verkeersstromen. In de Wet geluidhinder is sprake van gevolgen elders wanneer de geluidsbelasting toeneemt met 2 dB of meer in de plansituatie ten opzichte van de toekomstige situatie zonder ontwikkelingen. Door Goudappel Coffeng is een onderzoek uitgevoerd naar de verkeerstoename ten gevolge van de nieuwe kas én de nieuwe ontsluiting van de kas aan de noordzijde van Zuilichem. Hieruit blijkt dat de toename van het verkeer nergens leidt tot een toename van meer dan 2 dB. De voorkeursgrenswaarde wordt niet overschreden.
Ten behoeve van het inpassingsplan tuinbouw Bommelerwaard is berekend wat de gevolgen zijn van de totale ontwikkeling van de glastuinbouw in de Bommelerwaard voor de luchtkwaliteit. Hierbij is zowel gekeken naar de effecten van toename van het wegverkeer als de emissie van de glastuinbouw zelf. Uit dit onderzoek is gebleken dat er geen sprake is van overschrijding van de wettelijke normen voor luchtkwaliteit.
De nieuwe kas is gelegen op grote afstand van burgerwoningen.Gezien die ligging is een lichtonderzoek naar de effecten van de assimilatieverlichting van de te realiseren kas op de omgeving niet noodzakelijk. De kas(sen) moet(en) voldoen aan het gestelde in paragraaf 3.5.1 van het Activiteitenbesluit.
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen" (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden. Ook zijn in de beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente ambities opgenomen over het al dan niet toelaten van risicovolle activiteiten.
Het onderhavige plan voorziet niet in het oprichten van een Bevi-plichtige activiteit (zoals een grote propaantank of opslag van een grote hoeveelheid verpakte gevaarlijke stoffen). Ook is niet aannemelijk dat een dergelijke activiteit zal worden gerealiseerd. Hierdoor is er geen strijdigheid met de ambities in de beleidsvisie externe veiligheid of aanleiding om specifieke voorwaarden op te nemen in de planregels.
Uit de provinciale risicokaart, informatie over relevante risicobronnen en actuele luchtfoto's blijkt verder dat bestemmingen voor (beperkt) kwetsbare objecten binnen het plangebied niet liggen binnen het invloeds-gebied van een Bevi-inrichting of de veiligheidsafstanden van andere stationaire risicobronnen. De bedrijfswoning, kas en bedrijfshal liggen niet binnen de veiligheidsafstand (van 2 meter) van het binnen het plangebied gelegen gasdrukmeet- en regelstation van Liander.
Uit de regionale signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat het aspect externe veiligheid alleen relevant is vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Waal. Het plangebied ligt namelijk binnen het invloedsgebied van deze transportroute, waarbij personen kunnen overlijden als rechtstreeks gevolg van een zwaar ongeval met toxische stoffen. Het plangebied ligt echter buiten een veiligheidszone, een plas-brandaandachtsgebied en de meest relevante zones voor het groepsrisico (de 200 meter zones).
Op grond van artikel 7 van het Bevt moet in dergelijke gevallen worden ingegaan op de mogelijkheden voor:
Volgens artikel 9 van het Bevt moet de veiligheidsregio in de gelegenheid worden gesteld om hierover een advies uit te brengen. Veiligheidsregio Gelderland-Zuid heeft aangegeven dat in dit geval sprake is van een standaardsituatie, waarvoor onderstaande verantwoordingstekst kan worden gehanteerd. Relevant hierbij is ook dat het ruimtelijke besluit geen betrekking heeft op het mogelijk maken van een (nog niet aanwezig) "bijzonder kwetsbare object", bestemd voor verminderd zelfredzame personen.
Bestrijdbaarheid van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, zal de brandweer inzetten op het beperken of voorkomen van effecten. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden bij de bron. De brandweer richt zich dan niet direct op het bestrijden van effecten in of nabij het plangebied. De mogelijkheden voor bestrijd-baarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Bij een calamiteit, waarbij toxische stoffen (kunnen) vrijkomen, is het belangrijk dat de aanwezigen in het plangebied worden geïnformeerd hoe te handelen bij dat incident. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde waarschuwings- en alarmeringspalen (WAS-palen) of NL-alert. Bij het genoemde incident- scenario is het advies om te schuilen in een gebouw en de ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten. In het plangebied zijn voldoende mogelijkheden aanwezig om dit advies tijdig op te volgen.
Voor de beoordeling van de veiligheidsrisico's vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Bevb van belang. Uit de provinciale risicokaart blijkt dat het plangebied niet ligt binnen het invloedsgebied van een relevante buisleiding.
Vanwege het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de realisatie van het plan en is er ook geen aanleiding om specifieke voorwaarden op te nemen in de planregels.
Het wijzigingsplan bestaat uit een ruimtelijke verbeelding van het plan en de daarbij horende juridische regeling. Deze juridische regeling bestaat uit regels, waaronder de bestemmingsregels. Dit hoofdstuk geeft een korte toelichting op de juridische regeling van dit wijzigingsplan.
Het wijzigingsplan maakt krachtens de wet deel uit van het inpassingsplan. Via de artikelen 1 en 2 van de planregels is de relatie met het inpassingsplan juridisch vastgelegd. Geregeld is dat de regels van het inpassingsplan op het wijzigingsplan van toepassing zijn, met uitzondering van artikel 4 'Agrarisch-Tuinbouw', waarvoor artikel 3 van het wijzigingsplan in de plaats treedt.
De bestemmingsregels zijn beperkt tot artikel 3 'Agrarisch - Tuinbouw' en artikel 4 'Groen'. Artikel 3 is toegesneden op de glastuinbouwfunctie die het wijzigingsplan specifiek mogelijk beoogt te maken. Artikel 4 voorziet in de landschappelijke inpassing aan de oostzijde van het plangebied.
In artikel 3 wordt verwezen naar de bijlage Landschappelijke inpassing. Deze bijlage is identiek aan de gelijknamige bijlage van het inpassingsplan en maakt als zodanig deel
uit van de planregels.
Ter waarborging van de landschappelijke inpassing is in artikel 3 een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze stelt als voorwaarde aan in gebruikneming van de agrarische gronden dat op de bestemming Groen is voorzien in beplanting conform Bijlage 2 Voorwaardelijke verplichting. Deze maakt als bijlage 2 deel uit van de regels.
Dit wijzigingsplan is voorbereid in het kader van het gebiedsproces zoals dat ten behoeve van het inpassingsplan is doorlopen. In de commentaarnota zienswijzen, die als bijlage deel uitmaakt van de toelichting van het inpassingsplan, is verslag gedaan van de 'integrale aanpak Zuilichem-Oost' zoals deze in het gebiedsproces is uitgewerkt met de betrokkenen in het gebied.
Het ontwerp van het wijzigingsplan is opgesteld in nauwe samenwerking met de gemeente Zaltbommel en het Waterschap Rivierenland. Op die wijze is toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 3.3.1. Bro.
Met het onderhavige wijzigingsplan zijn zowel private tuindersbelangen als publieke belangen gemoeid. Voor wat betreft de tuindersbelangen wordt met de grondeigenaar een anterieure overeenkomst gesloten. Uit hoofde daarvan blijft het wijzigingsplan zonder financiele gevolgen voor de provincie. Ten aanzien van de publieke belangen, is in het kader van de vaststelling van het inpassingsplan de business-case van het PHTB doorgerekend en vastgesteld. De benodigde dekkingsmiddelen zijn door de bij de SOK betrokken overheden veilig gesteld.