direct naar inhoud van 3.4 Ecologie
Plan: Bedrijventerrein Hattemerbroek, eerste herziening
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0269.HB101-ON01

3.4 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Door Grontmij is voor de planvorming van het bedrijventerrein een "Verkenning Flora en Fauna in Hattemerbroek" opgesteld (25 juli 2003). Uit deze verkenning blijkt dat nader onderzoek naar beschermde soorten moet worden uitgevoerd mede in verband met de vereiste ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet. Het betreft met name de soortgroepen amfibieën, vissen, vleermuizen, vogels en planten (ook in verband met de bemerkingen van het waterschap).

Ten aanzien van de gebiedsbescherming is van belang dat het plangebied in de nabijheid van Vogel- en Habitatrichtlijngebied de Veluwe ligt. Het Vogelrichtlijngebied IJssel ligt eveneens in de nabijheid van het plangebied. Uit onderzoek moest blijken of het plangebied van belang is als foerageergebied voor overwinterende vogels.

Uit nader onderzoek naar soort- en gebiedsbescherming dienden eventuele mitigerende dan wel compenserende maatregelen te blijken.

Uit aanvullend onderzoek (Grontmij d.d. 1 juli 2005) is gebleken dat bestaande boomsingels en de waterplas buiten het plangebied vallen en dus gehandhaafd blijven.

De planontwikkeling heeft geen negatief effect op de duurzame instandhouding van de populaties. Voor de soorten zijn voldoende uitwijkmogelijkheden in de omgeving. Voor de algemene soorten (amfibieën en zoogdieren) is het niet nodig een ontheffing aan te vragen (met uitzondering van vleermuizen).

Ten aanzien van vissen, amfibieën en vleermuizen heeft nog een nadere inventarisatie plaatsgevonden in juli 2005. Uit dit nader onderzoek (Grontmij, november 2005) is het volgende gebleken:

Gebiedsbescherming

Wat betreft gebiedsbescherming kan het volgende worden geconcludeerd. Het plangebied is niet gelegen in gebieden die volgens de Natuurbeschermingswet (waaronder Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied) zijn beschermd. Ofschoon het plangebied op korte afstand ligt van de Richtlijngebieden de IJssel en de Veluwe, zal de ingreep geen effect hebben op de aangewezen soorten en habitattypen van de richtlijngebieden. Het is derhalve niet nodig een vergunning aan te vragen in het kader van de Natuurbeschermingswet.

Het plangebied is niet gelegen binnen de Ecologische hoofdstructuur. Wezenlijke kenmerken of waarden van de nabijgelegen EHS worden niet aangetast. Het plangebied is niet gelegen in aangewezen foerageergebied voor ganzen en smienten of weidevogelgebied.

Soortbescherming

Wat betreft soortbescherming kan het volgende worden geconcludeerd. In het plangebied komen broedvogels voor; deze zijn streng beschermd volgens de Flora- en faunawet. Voor het verstoren van broedvogels kan geen ontheffing worden verkregen, waardoor het voorkomen van verstorende werkzaamheden verplicht is.

In het huidige bestemmingsplangebied komen geen verblijfplaatsen voor van vleermuizen, wel vliegroutes en foerageergebieden, echter niet in het gedeelte van de onderhavige partiële herziening; een ontheffingsaanvraag voor vleermuizen is dan ook niet nodig.

Binnen het gebied van het bestemmingsplan "bedrijventerrein Hattemerbroek" maar buiten het gebied van de onderhavige partiële herziening, zijn drie soorten beschermde amfibieën aangetroffen: Gewone pad, Bruine kikker en de Groene kikker. Overigens hoeft voor deze amfibieën geen ontheffing te worden aangevraagd, omdat deze voorkomen op lijst 1 van de Flora- en faunawet.

Er zijn geen andere beschermde soorten aangetroffen.

Conclusie

Met genoemde onderzoeken is voldoende aangetoond dat de haalbaarheid van de planontwikkeling (inclusief de onderhavige partiële herziening daarvan) niet in het geding is als het gaat om in en om het plangebied voor komende natuurwaarden (Flora- en faunawet).

Het Ecologisch onderzoek van oktober 2005 is alsBijlage 2 Ecologisch onderzoek bij deze toelichting gevoegd.

Zorgplicht

De zorgplicht Flora- en faunawet is mede van toepassing op de beschermde soorten waarvoor geen ontheffing hoeft te worden verkregen. Dit houdt in, dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren en planten (inclusief hun leefomgeving). Concreet betekent dit dat bij een ruimtelijke ingreep rekening moet worden gehouden met alle aanwezige dieren en planten door middel van planning en uitvoering. Voor alle grondgebonden zoogdieren en amfibieën in het plangebied geldt de zorgplicht. Dit houdt in dat deze dieren gedurende de werkzaamheden zoveel mogelijk moeten worden ontzien.

De werkzaamheden ten behoeve van de planontwikkeling dienen buiten het broedseizoen (soortafhankelijk, maar in elk geval 15 maart - 15 juli) uitgevoerd te worden.