direct naar inhoud van Bijlagen bij toelichting
Plan: Oversprong 2
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0677.bpstjanoversprong2-000O

Bijlagen bij toelichting

Bijlage 1 Toetsing aan beleidskader

Hoofdstuk 1 Rijk

Beleidskader   Beleidsdoelstelling   Afweging en conclusie  
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte




Ladder van duurzame verstedelijking  
Voldoen aan het voor de ontwikkeling geldende beleid   Analyse
De voorliggende ontwikkeling betreft een actualisering van een relatief kleinschalige ontwikkeling, waarbij nu meer flexibiliteit in woningtype wordt geboden dan in het geldende bestemmingsplan. Het rijksbeleid gaat hier niet in het bijzonder op in en vormt derhalve ook geen belemmering.

Ten aanzien van de ladder van duurzame verstedelijking geldt dat het huidige bestemmingsplan reeds is 2008 is opgesteld en vastgesteld en dat daarvoor reeds een behoefte aan de nieuw te bouwen woningen is aangetoond. Deze geplande woningen zijn opgenomen in een actuele gemeentelijke planninglijst woningbouw. Het plan is gelokaliseerd ter plaats van een voormalige bedrijf. Met de amovering van dit bedrijf is in 2008 reeds in belangrijke mate invulling gegeven aan gebruik van bestaand stedelijk gebied door herstructurering.

In het voorliggende plan wordt uitgegaan van een lager aantal woningen (maximaal 85) dan waarvan in het bestemmingsplan uit 2008 is uitgegaan. In dat plan is overigens geen maximum vastgelegd. Het ontwerp dat ten grondslag lag aan dat plan ging uit van circa 90 woningen.

In de gemeentelijke planning is een vraag naar de woningen nog steeds aangetoond. En deze plancapaciteit wordt zodoende dan ook - afgestemd op het afgeslankte huidige voorstel - gecontinueerd. Op de beoogde woningbouwlocatie is ruimte voor het toepassen van de voorgenomen flexibiliteit in woningtypen. Elders is geen locatie beschikbaar.

Binnen de gemeente is sprake van krimp van bevolkingsomvang. Daarmee samenhangend is niet per definitie een afname van de vraag naar woningen aanwezig. Onder andere sloop en herstructurering elders maakt immers dat vraag naar woningen in stand blijft. Kwaliteit van woningen en woonomgeving is daarbij steeds belangrijker. Een zorgvuldige monitoring van de markt is vereist waarbij het aanbod dient te worden afgestemd op de marktvraag (typologie). Ingezet wordt daarom op duurzame en attractieve woonmilieus met ruime flexibiliteit. Voorliggend plan voorziet daarin.

Conclusie
Het rijksbeleid en daarmee de ladder van duurzame verstedelijking vormt geen belemmering.  

Hoofdstuk 2 Provinciaal beleid

Beleidskader   Beleidsdoelstelling   Afweging en conclusie  
Omgevingsplan























Verordening Ruimte  
Voldoen aan het voor de ontwikkeling geldende beleid

Zorgvuldig ruimtegebruik  
Analyse
Prioriteiten van het provinciaal beleid zijn:
1. toekomstbestendige woningmarkt;
2. een gezonde leefomgeving;

Vastgesteld is reeds dat ter plekke woningbouw is toegestaan. Deze ontwikkeling is ook reeds in gang gezet. Door omstandigheden is de ontwikkeling vertraagd en wordt een meer flexibele invulling van woningtypen wenselijk geacht.

Het beoogde plan ziet erop toe dat een flexibele invulling van het verkavelingsplan mogelijk is. Er zijn nu verschillende woningtypen mogelijk gemaakt, waarmee accuraat op een actuele marktvraag ingesprongen kan worden. Het plangebied heeft daardoor grotere kansen om tot ontwikkeling en afronding te komen, hetgeen bijdraagt aan een goede en leefbare woonomgeving. Definitieve invulling door woningen sluit ook goed aan bij de gemeentelijke ambititie.

Het woongebied is sectoraal getoetst (zie bijlage 2). Daaruit zijn geen (milieu) belemmeringen voor het gebied naar voren gekomen.

Volgens de verordening dient bij nieuwe bestemmingsplannen voor woongebieden aannemelijk te worden gemaakt dat een behoefte aan de ontwikkeling daarvan bestaat. Voorliggend plan betreft op hoofdlijnen een actualisatie van een bestaande ontwikkeling, waarbij flexibiliteit wordt geboden door de realisering van andere woningtypen. Daarnaast wordt een deel van het plan anders ingevuld als gevolg van een op een andere wijze uitgevoerde bodemsanering.

Zoals reeds is aangehaald, is binnen de gemeentelijke planninglijst vraag naar woningen. Verder mag de geldende plancapaciteit worden aangehouden, aangezien hierover immers reeds consencus is bereikt (vaststelling bestemmingsplan 2008).
Tevens voorziet het plan in een afname van het aantal woningen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan, van een toename van het aantal woningen is dan ook geen sprake. Tussen de gemeente en provincie vindt overleg plaats over de woningbouwprogrammering, waarin ook de woningen van Oversprong II zijn opgenomen.
Marktomstandigheden vragen nu echter om een flexibelere invulling van woningbouwplannen. Voorliggend bestemmingsplan voorziet daarin en draagt eraan bij dat het woongebied gevarieerder kan worden ontwikkeld. De flexibiliteit bestaat daarbij alleen uit het type woningen en beperkte aanpassingen op de verkaveling. Het aantal woningen wordt strak begrensd en is lager dan in het oorspronkelijke bestemmingsplan. Zie ook de onderbouwing onder 'ladder van duurzame verstedelijking'.

Conclusie
De actualisering en optimalisering van Oversprong II voldoet aan het provinciaal beleidskader.  

Hoofdstuk 3 Gemeentelijk beleid

Beleidskader   Beleidsdoelstelling   Afweging en conclusie  
Woonvisie   Behouden en werven van inwoners

Aandacht voor alle doelgroepen

Verbeteren woonkwaliteit  
Analyse
Uitgangspunt is consumentgericht en gedifferentieerd bouwen. Het huidige planologisch regime staat dat niet voldoende toe. Aanpassing van de woningtypologie en introduceren van flexibiliteit is daarom wenselijk.

Het project biedt huisvestigingsmogelijkheden voor een brede doelgroep.

Ingezet wordt op een hoogwaardig woonmilieu. Onderdeel van het woonmilieu is dat in het plan ruimte is gereserveerd voor groen- en watervoorzieningen. Deze bevorderen de woonkwaliteit.  
Structuurvisie (2012)   Slimmer plannen van nieuwe woningen

Levensloop bestendiger bouwen

Flexibiliteit  
Binnen Oversprong 2 werden en worden woningen mogelijk gemaakt. Het oorspronkelijke plan zette rigide in op een beperkt aantal woningtypen op vaste plaatsen.

Met de herziening en aanpassing van het project Oversprong II wordt nu ingezet wordt op meer flexibiliteit ten aanzien van woningtypen. Het project biedt daarmee ruimere mogelijkheden voor de realisering van woningtypen. Binnen bouwstroken zijn nu algemeen vrijstaande en twee aaneengebouwde woningen mogelijk. In het noordoostelijk deel zijn ook aaneengebouwde woningen toegestaan.

Vanuit de markt wordt bezien welk woningtype uiteindelijk wordt gerealiseerd. Zoals in de structuurvisie is opgemerkt is nieuwbouw zonder meer nodig om in het aanbod van kwalitatief goede woningen in aantrekkelijke woonmilieus te blijven voorzien. Voorliggend project voorziet hier dan ook in.

Conclusie
Het gemeentelijk beleid stimuleert maatregelen om de kwaliteit van de woningvoorraad te bevorderen. De actualisering en optimalisatie van Oversprong II past binnen die uitgangspunten.  

Bijlage 2 Toetsing aan sectorale aspecten

Hoofdstuk 1 Water

Beleidskader / omgevingsaspect   Beleidsdoelstelling / beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Watertoets   Overleg voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen op basis van een waterparagraaf.   Analyse
In bijlage 3 is de watertoetstabel van het waterschap Scheldestromen opgenomen. Hieruit blijkt dat water geen belemmering vormt voor de ontwikkeling. In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro heeft overleg met het Waterschap plaatsgevonden. Opmerkingen zijn in de waterparagraaf verwerkt.

Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.  

Hoofdstuk 2 Bodem

Beleidskader / omgevingsaspect   Beleidsdoelstelling / beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Besluit Bodemkwaliteit


Wet ruimtelijke ordening  
Bodemkwaliteit dient voldoende te zijn voor beoogde functie

Functie mag geen bedreiging vormen voor bodemkwaliteit  
Afweging
In opdracht van AM bv Zeeland heeft BAM regio Zuidwest, een extra sanering conform gewijzigd deelsaneringsplan 'gedempte kreek Tragel 6 e.o. te Sint Jansteen' van MWH bv met kenmerk 11A084.r01 d.d. 18 mei 2011 uitgevoerd. Onderdeel van dit plan is het aanbrengen van een leeflaag klassen wonen met een dikte van 1 meter. Deze leeflaag is geïnspecteerd en goedgekeurd door de provincie Zeeland en de gemeente en is middels keuringen geclassificeerd als klasse wonen.

Conclusie
Bodemkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor de realisering van het project.  

Hoofdstuk 3 Archeologie en overige cultuurhistorie

Beleidskader / omgevingsaspect   Beleidsdoelstelling / beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Gemeentelijk Archeologiebeleid

Monumentenwet 1988  
Voldoen aan het voor de ontwikkeling geldende archeologie beleid

Overleg voeren met Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ)

Voldoen aan de wettelijke meldingsplicht ex. artikel 53 van de Monumentenwet 1988  
Analyse
In het Verdrag van Malta worden de bescherming en het behoud van archeologische waarden nagestreefd.

Naar aanleiding van de voorgenomen herontwikkeling van het plangebied is in 2008 reeds een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een karterend booronderzoek uitgevoerd. Dat karterende booronderzoek is beperkt gebleven tot dat deel van de onderzoekslocatie (Hemelstraat 16a en Hemelstraat 20) dat op de IKAW staat aangegeven als een terrein met een middelhoge trefkans.

De resultaten van het archeologisch onderzoek hebben destijds geen aanduidingen opgeleverd dat bij toekomstige bodemingrepen rekening gehouden moet worden met archeologische resten ter plaatse.

Een vervolgonderzoek of een veldonderzoek ter plaatse van de onderzoekslocatie met een lage trefkans werd en wordt niet noodzakelijk geacht.

Hoewel de resultaten van het inventariserend onderzoek dit niet aangegeven, bestaat niettemin de kans dat archeologische sporen en vondsten in de bodem aanwezig zijn en dat deze in de uitvoeringsfase aan het licht komen.
Bij graafwerkzaamheden dient men dan ook hierop attent te zijn. Voor dergelijke vondsten bestaat een wettelijke meldingsplicht bij de Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) te Middelburg.

Conclusie
Archeologie vormt geen belemmering.  

Hoofdstuk 4 Ecologie / natuur

Beleidskader / omgevingsaspect   Beleidsdoelstelling / beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Gebiedsbescherming: 
Natuurbeschermingswet 1998

Ecologische Hoofdstructuur (EHS)  
  Onderzoeken of de ontwikkeling significant negatieve effecten kan hebben op beschermde gebieden (binnen en buiten plangebied).

Aantasting van de kwaliteiten van de EHS is in principe niet toegestaan.  
Soortbescherming:

Flora- en faunawet (Ffwet)  
Voorkomen van aantasten, verontrusten en/of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen   Afweging
Beoogd is een actualisering en optimalisatie van het woongebied Oversprong II. Het project wordt nader uitgevoerd in reeds grotendeels bouwrijp gemaakt terrein.

Grondwerkzaamheden kunnen mogelijk leiden tot verstoring en / of aantasting van beschermde soorten zoals de kleine zoogdieren, amfibieën en broedvogels. De zoogdieren en amfibieën die in het plangebied voorkomen zijn algemene soorten die staan vermeld op tabel 1 van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten geldt op grond van de Flora - en faunawet een vrijstelling.

Broedvogels worden niet verwacht, gezien het ontbreken van beplanting en bomen. Broedvogels worden daarmee niet verstoord. In geval van kappen van bomen / beplantingen wordt rekening gehouden met het broedseizoen.

Conclusie
De Flora en faunawet vormt geen belemmering voor het project.  

Hoofdstuk 5 Milieuhinder - relatie met omliggende bedrijven

Kader   Beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Wet milieubeheer
Wet geluidhinder
Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.25)

Jurisprudentie: 
goede ruimtelijke
ordening
 
Voldoen aan wettelijke milieueisen (onderzoek en maatregelen) indien er sprake is van een milieuhinderlijk en/of milieugevoelige functie.   Analyse
In de nabije omgeving zijn geen bedrijven aanwezig met een richtafstand die reikt tot het plangebied. Daarom vormt dit aspect geen belemmering voor de ontwikkeling.

Conclusie
Het aspect milieuhinder staat de beoogde herstructurering niet in de weg. Bij de woningen is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.  

Hoofdstuk 6 Verkeer

Kader   Beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Jurisprudentie: 
goede ruimtelijke ordening  
Kwaliteit van de bereikbaarheid voor de verschillende vervoersmodaliteiten

Goede verkeersafwikkeling

Voldoende parkeergelegenheid.  
Analyse
De woningbouw voorziet in de bouw van 85 woningen. Deze woningen worden ontsloten via de Hemelstraat en de Tragel/Heerlijkheid. Na realisatie van de Oversprong II geldt in het planjaar 2024 op de Hemelstraat een verkeersintensiteit van circa 3.770 mvt/etmaal en op de Tragel/Heerlijkheid van 580 mvt/etmaal (inclusief autonome groei van 1,5% per jaar). Deze wegen hebben een functie van erftoegangsweg. Voor dit type wegen geldt een maximaal toelaatbare intensiteit van 5.000 - 6.000 mvt/etmaal. De ontwikkeling leidt niet tot een verkeerstoename tot boven deze grenswaarden.

De parkeerkencijfers van het CROW zijn opgenomen in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Volgens het CBS betreft de gemeente Hulst een 'niet stedelijke' gemeente. Het plangebied ligt binnen het gebiedstype 'rest bebouwde kom'. Op basis van het autobezit binnen de gemeente Hulst in vergelijking met gemeenten met eenzelfde stedelijkheidsgraad kan uitgegaan worden van het minimale parkeerkencijfer. Onderstaand de kencijfers:
- Koop, vrijstaand: 1.9 pp per woning;
- Koop, twee-onder-een-kap: 1,8 pp per woning;
- Koop, tussen-/hoekwoning: 1,6 pp per woning.
 
Deze aantallen zijn vertaald naar de regels, waarbij is opgenomen dat voor vrijstaande woningen en twee-onder-een-kap gebouwde woningen de parkeerplaatsen in de vorm van opstelruimte op het eigen bouwperceel moet worden gevonden en voor aaneengebouwde woningen deze opstelruimte in de openbare ruimte mag worden gerealiseerd.

Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
 

Hoofdstuk 7 Geluidhinder

Kader   Beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Wet geluidhinder (Wgh)

Wet ruimtelijke ordening
 
Bij de projectie van nieuwe woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg voldoen aan voorkeursgrenswaarde van 48 dB en de uiterste grenswaarde van 63 dB.

Bij de projectie van nieuwe woningen langs niet-gezoneerde wegen voldoen aan een goede ruimtelijke ordening. Hierbij wordt de normstelling uit de Wgh als uitgangspunt gehanteerd. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB geldt als richtwaarde en de uiterste grenswaarde van 63 dB als maximaal toelaatbare waarde.

 
Analyse nieuwe woningen
Voor de nieuwe woningen is het volgende relevant:

Geluidzones en noodzaak akoestisch onderzoek
De nieuwe woningen zouden in de huidige situatie binnen de wettelijke geluidszones van de Hemelstraat en de Tragel/Heerlijkheid liggen. Deze wegen kennen momenteel een maximum snelheid van 50 km/uur. De gemeente heeft de Hemelstraat in het najaar van 2014 ingericht als erftoegangsweg met een maximum snelheid van 30 km/uur. Ten aanzien van de Hemelstraat is daarom rekening gehouden met deze aangepaste snelheidslimiet en is daarom in het kader van een goede ruimtelijke ordening beoordeeld of sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

De rekenbladen van het akoestisch onderzoek voor de nieuwe woningen is opgenomen in bijlage 4. Daarbij is gerekend met waarneemhoogte van 5,0 meter. Hier zijn ook de overige invoergegevens terug te vinden.

Resultaten akoestisch onderzoek nieuwe woningen
Uit het akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai voor de nieuwe woningen blijkt het volgende:

Ten aanzien van de gezoneerde Tragel/Heerlijkheid geldt ten aanzien van de meest nabij gelegen woningen een maximale geluidsbelasting van 48 dB. Dat betekent dat de aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan. Ten aanzien van de, in de toekomst niet gezoneerde Hemelstraat geldt ten aanzien van de meest nabij gelegen woningen een maximale geluidsbelasting van 51 dB. De maximaal toelaatbare waarde van 63 dB wordt niet overschreden. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Analyse bestaande woningen
Voor bestaande woningen is het volgende relevant:

Geluidzones en noodzaak akoestisch onderzoek
Voor bestaande woningen hoeft geen toetsing plaats te vinden op grond van de Wgh. Wel is ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening onderzocht of sprake is van een significante geluidstoename ten gevolge van de ontwikkeling.

Resultaten akoestisch onderzoek bestaande woningen
Uit het akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai voor de bestaande woningen blijkt het volgende:

Ten aanzien van de woningen aan de Tragel/Heerlijkheid geldt dat, ten opzichte van een autonome toekomstsituatie, sprake is van een geluidstoename van 2,4 dB. De maximale geluidsbelasting op de gevel bedraagt echter 48 dB. Zodoende is sprake van een goed woon- en leefklimaat. Ten aanzien van de woningen aan de Hemelstraat geldt dat in de toekomstsituatie inclusief de woningbouwontwikkeling sprake is van een maximale geluidsbelasting van 53 dB. Ten aanzien van een autonome toekomstsituatie is sprake van een geluidstoename van 0,3 dB. Deze toename is gering en niet hoorbaar voor het menselijk gehoor. Daarnaast wordt de maximaal toelaatbare geluidsbelasting van 63 dB niet overschreden. Zodoende is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Conclusie
Wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Industrielawaai en spoorweglawaai zijn niet aanwezig.  

Hoofdstuk 8 Luchtkwaliteit

Kader   Beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Wet ruimtelijke ordening: goede ruimtelijke ordening

Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 (Luchtkwaliteitseisen)
AmvB ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM)  
Voldoen aan de geldende grenswaarden / luchtkwaliteitseisen

In het Besluit NIBM en de Regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.  
Analyse
De realisatie van de maximaal 85 woningen draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Deze kleinschalige ontwikkeling past binnen de categorie zoals deze opgenomen zijn in het Besluit Niet In Betekenende Mate voor de realisatie tot 1500 woningen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse via de monitoringstool van het NSL. Hieruit blijkt dat de luchtkwaliteit ter plaatse ruimschoots voldoet aan de grenswaarden conform de Wet Milieubeheer.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.  

Hoofdstuk 9 Externe veiligheid

Beleidskader / omgevingsaspect   Beleidsdoelstelling / beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Veiligheidsnormen voor risicovolle functies/activiteiten:
vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of via leidingen;

bedrijven in de directe omgeving waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben
voor de externe veiligheid (waaronder Bevi-inrichtingen)  
Waarborgen veiligheid van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten.
 
Voldoen aan veiligheidsnormen indien sprake van risicovolle functies/activiteiten  
Analyse
In (de nabije omgeving van) het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen en vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De bouw met 85 woningen vormt geen risicovolle activiteit.
Het aspect externe veiligheid vormt daarom geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

Conclusie
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.  

Hoofdstuk 10 Leidingen en telecomverbindingen

Beleidskader / omgevingsaspect   Beleidsdoelstelling / beoordelingsaspect   Afweging en conclusie  
Belangen planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen.   Waarborgen van belangen van in en/of in de directe omgeving aanwezige planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen.   Analyse
Er liggen geen planologisch relevante kabels en leidingen in of nabij de projectlocatie.

Conclusie
Kabels en leidingen vormen geen belemmering voor de herstructurering.  
Belangen van planologisch niet-relevante kabels en leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen)   Ten minste drie werkdagen voor de aanvang van graafwerkzaamheden moet de uitvoerder contact opnemen met het KLIC, waarbij wordt gemeld waar en wanneer wordt gegraven.   De uitvoerder van de graafwerkzaamheden zal hieraan worden gehouden en zal hieraan moeten voldoen.  

Bijlage 3 Water

Nagegaan is aan de hand van de watertoetstabel van het Waterschap Scheldestromen (en de daarin opgenomen watertoetscriteria) of de beoogde ontwikkeling strijdig is met water(schaps)doelstellingen en/of noodzaakt tot aanvullende waterhuishoudkundige maatregelen. De resultaten van het overleg met het waterschap zijn hierin verwerkt.

Thema en water(beheer)doelstelling   Uitwerking  
Waterveiligheid
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.  
In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig. Het plangebied is dan ook niet gelegen binnen de kern- en of beschermingszone van een waterkering.  
Wateroverlast
(vanuit oppervlaktewater)
Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende hoog bouwpeil om inundatie vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.  
Ten gevolge van de actualisering van de ontwikkeling wordt er 12.840 m2 extra verharding gerealiseerd ten opzichte van de huidige verharding. Ten gevolge van deze extra verharding dient er circa 960 m3 water gerealiseerd te worden om aan de waterbergingseis van het waterschap Scheldestromen te voldoen.

Binnen het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. Dit oppervlaktewater is echter onvoldoende om de extra verharding volledig te compenseren. Hiervoor is 385 m³ extra watercompensatie noodzakelijk. In goed overleg met het Waterschap Scheldestromen is overeengekomen dat dit ook gerealiseerd mag worden als 385 m² in het naastgelegen gebied. AM Zeeland voorziet in de realisatie van 385 m² extra oppervlaktewater. Met de gemeente Hulst is overeengekomen dat dit water gerealiseerd wordt ten westen van het kruispunt N690/N290.

Het Waterschap stemt hiermee in.  
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast en -tekort.
Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en benutten van infiltratiemogelijkheden.  
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater. De ontwikkeling heeft daarmee geen (negatieve) effecten op de grondwaterkwantiteit.  
Hemel- en afvalwater
(inclusief water op straat / overlast)
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.  
Het (huishoudelijk)afvalwater zal geloosd worden op de (bestaande) gemengde riolering. Het hemelwater van de daken en van de overige verharding kan rechtstreeks worden geloosd op de hemelwaterriolering en of het oppervlaktewater, voorzover geen uitloogbare materialen worden toegepast.  
Volksgezondheid
(water gerelateerd)
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen.
Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die invloed hebben op de volksgezondheid.  
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaivelddalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
Conform de geo-informatie van de provincie Zeeland blijkt dat het plangebied weinig zettingsgevoelig is. Dit vormt daarom geen belemmering voor de ontwikkeling.  
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud / realisatie van goede
oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren.  
Aan de oostzijde van het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. Tijdens zowel de bouw- als de gebruiksfase zal er geen gebruik gemaakt worden van uitlogende materialen. Daarmee heeft de ontwikkeling geen negatieve effecten op de oppervlaktewaterkwaliteit.  
Grondwateroverlast
Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast.  
De ontwikkeling heeft geen invloed op eventuele grondwateroverlast. De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater.  
Grondwaterkwaliteit
Behoud / realisatie van een goede
grondwaterkwaliteit.
Denk aan grondwaterbeschermings-
gebieden.  
Tijdens zowel de bouw- als de gebruiksfase zal geen gebruik gemaakt worden van uitlogende materialen. Daarmee heeft de ontwikkeling geen negatieve effecten op de grondwaterkwaliteit.  
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
Op basis van de geo-informatie van de provincie Zeeland blijkt dat in de nabije omgeving van het plangebied geen natte natuur aanwezig is. Dit vormt geen belemmering.  
Onderhoud oppervlaktewater 
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden
worden.
Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.  
Bij het ontwerp van de bebouwing wordt rekening gehouden met de onderhoudsstrook van 7 meter rondom en deze moeten vrijblijven van bomen en straatmeubilair, zoals lichtmasten.  
Andere belangen waterbeheerder(s)  
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren.  
In de nabije omgeving zijn geen waterschapsobjecten gelegen. Dit vormt daarmee geen belemmering.  
Scheepvaart en/of wegbeheer
Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap.  
De ontwikkeling betreft in hoofdzaak een actualisering van bestaande bouwmogelijkheden en een beperkte optimalisatie van de flexibiliteitsmogelijkheden in het geldende bestemmingsplan. Het aantal woningen neemt niet toe en daarmee is geen toename van de verkeersdruk in de omgeving te verwachten. Wegen van derden worden daarmee niet meer belast dan in de huidige situatie. Er zijn in elk geval geen effecten voor de waterwegen.  

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.