Plan: | Stuivenbergweg, bedrijfsverplaatsing Heijdra |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0353.201002Heijdra-On01 |
Toetsingskader
Beleid
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Normstelling
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
De planlocatie vormt geen onderdeel van en is ook niet nabij een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 gelegen. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de PEHS. Derhalve komt gebiedsbescherming niet meer aan de orde.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.n l, FLORON, 2002, www.waarnemingen.nl waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket ( www.natuurloket.nl ) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's).
Flora
Volgens het Natuurloket zijn vaatplanten niet onderzocht binnen het betreffende kilometerhok, waar het plangebied deel van uit maakt. Gezien het intensieve beheer zijn er geen zwaar en licht beschermde soorten te verwachten op de planlocatie.
Vogels
Het Natuurloket geeft aan dat broedvogels slecht onderzocht zijn binnen het betreffende kilometerhok. Naar verwachting maken vogels als kievit en scholekster mogelijk gebruik van de planlocatie als onderdeel van hun leefgebied. Bij graafwerkzaamheden kan de kievit hier tot broeden komen. In de bomen die deel uitmaken van de nabije omgeving komen naar verwachting (zeer) algemeen voorkomende vogelsoorten als merel, roodborst, koolmees en pimpelmees voor.
Zoogdieren
Volgens het Natuurloket zijn zoogdieren slecht onderzocht binnen het betreffende kilometerhok.
In het plangebied zijn naar verwachting alleen algemene soorten als mol en veldmuis aanwezig.
Mogelijk maken zwaar beschermde soorten als vleermuizen gebruik van de sloot als vliegroute, gezien de biotopen van de nabije omgeving gaat het hier niet om een essentieel deel van hun leefgebied.
Amfibieën
Het Natuurloket geeft aan dat amfibieën matig onderzocht zijn binnen het betreffende kilometerhok. De verwachting is dat algemene amfibieën als bruine kikker, groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad voorkomen in het plangebied. Mogelijk maken genoemde soorten gebruik van het plangebied als schuilgelegenheid en voortplantingsplaats (sloot). In de nabije omgeving is een zwaar beschermde soort als de rugstreeppad waargenomen (RAVON, 2009). Het is echter niet onwaarschijnlijk dat een zwaar beschermde soort als de rugstreeppad voorkomt in de sloot (voortplantingsplaats) die deel uitmaakt van het plangebied. Bij graafwerkzaamheden kan de rugstreeppad ook aangetrokken worden en het plangebied betreden en dit als winterverblijfplaats gaan gebruiken.
Vissen
Volgens het Natuurloket zijn vissen slecht onderzocht binnen het betreffende kilometerhok. Gezien de verspreidingsgegevens en het voorkomen van een watergang is de verwachting dat een zwaar beschermde soort als de kleine modderkruiper hier voorkomt. Overige beschermde vissoorten zijn hier niet te verwachten.
Overige soorten
Volgens het Natuurloket zijn overige soorten slecht onderzocht binnen het betreffende kilometerhok. Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; de deelplanlocaties voldoen hier niet aan.
In tabel 6.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het projectgebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 6.2 Beschermde soorten in het projectgebied en het beschermingsregime
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | mol, egel, huisspitsmuis en veldmuis | |
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | ||
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | |
bijlage IV HR | alle vleermuizen | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | gierzwaluw | |
cat. 5 | huiszwaluw |
Toetsing
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Ffw nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Voor de betreffende planontwikkelingen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels in de nabije omgeving dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten of door minimaal 20 m rond een nest geen werkzaamheden uit te voeren. Bij graafwerkzaamheden dient rekening gehouden te worden met de kievit die hier tot broeden kan komen. Daarom dient het plangebied bij graafwerkzaamheden regelmatig aangereden te worden, zodat de kievit niet alsnog tot broeden komt.
Een zwaar beschermde soort als de rugstreeppad maakt mogelijk gebruik van de sloot binnen het plangebied. Indien uit nader onderzoek blijkt dat de rugstreeppad zijn leefgebied heeft binnen het plangebied en aangetast wordt door de planontwikkeling, dient een ontheffing in het kader van de Ffw aangevraagd te worden. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de gunstige staat van instandhouding van geen van de soorten in gevaar komen. Naar verwachting zal een eventuele ontheffing van de Ffw dan ook worden verkregen.
De rugstreeppad (categorie 3) is een soort die snel nieuwe leefgebieden bezet en de kans bestaat dat deze door toekomstige grondwerkzaamheden gebruik zal gaan maken van delen van het plangebied, die op dit moment nog ongeschikt zijn. Voor deze zwaar beschermde soort geldt dat indien deze soort zich hier vestigt, een ontheffing in het kader van de Ffw aangevraagd moet worden. Om vestiging van deze soort (en daarmee een ontheffingprocedure) vervolgens te voorkomen, kunnen de betreffende delen waar grondwerkzaamheden plaatsvinden voorafgaand aan de grondwerkzaamheden volledig worden afgeschermd met antiworteldoek. De antiworteldoek dient een hoogte van 40/50 cm te hebben en dient 5 cm in de grond te worden geplaatst. Op deze manier kunnen de rugstreeppadden er geen gebruik van maken.
Conclusie
Indien de juiste genoemde maatregelen worden getroffen zal de Ffw de uitvoering van het plan niet in de weg staan.