direct naar inhoud van Artikel 23 Wonen
Plan: Buitengebied
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1685.bpbgb2009-OW01

Artikel 23 Wonen

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Algemeen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen en/of mantelzorg;
  • b. huisvesting van tijdelijke werknemers;
  • c. recreatieve voorzieningen in de vorm van kleinschalig kamperen of bed & breakfast;
  • d. routegebonden horeca als nevenactiviteit;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' het behoud, beheer en/of herstel van de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
  • f. water en waterhuishoudkundige doeleinden;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in 23.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.

23.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 23.1.1:

a Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

In een woning of een bijgebouw bij een woning mag ook een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • 1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m2.
  • 2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  • 3. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  • 4. Opslag vindt uitsluitend inpandig plaats.
  • 5. Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep.
  • 6. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  • 7. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  • 8. De activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in bedrijfscategorie 1 of 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van inrichtingen of een daarmee qua milieuhinder en uitstraling vergelijkbare activiteit.
b Nevenactiviteiten

Afhankelijk van de opgenomen aanduiding voorts uitsluitend de volgende nevenactiviteiten naast de woonfunctie toegestaan met de daarbij behorende voorzieningen, waarbij voor de betreffende activiteit maximaal de bestaande gebruiksoppervlakte is toegestaan en uitsluitend in bestaande gebouwen:

Afkorting   Aanduiding   Nevenactiviteit   Adres  
(bb)   bed & breakfast   bed & breakfast tot max. 10 bedden    
(sw-1)   specifieke vorm van wonen - 1   technisch handels- en adviesbureau   Verbindingsweg 2 Zeeland  
(sw-3)   specifieke vorm van wonen - 3   theetuin   Kreitsberg 24  
(sw-4)   specifieke vorm van wonen - 4   80 m2 van de bestaande bebouwing voor het geven van cursussen en workshops   Achter Oventje 5b  
(sw-5)   specifieke vorm van wonen - 5   opvang autistische kinderen   Schaijksestraat 11  
(sw-6)   specifieke vorm van wonen - 6   theetuin, uitsluitend binnen bestaande bebouwing, inpandig max 30 m2, buitenpandig max 70 m2, parkeren vindt uitsluitend plaats op eigen terrein   De Bunders 1a  
(sw-7)   specifieke vorm van wonen - 7   dag- en nachtopvang van mensen met een verstandelijke beperking, max 8 personen, max. 105 m2 vloeroppervlak   Tooverkamp 11  
(sw-8)   specifieke vorm van wonen - 8   huifkartochten vanuit een hooiberg   Zevenhuis 23a  
(sw-9)   specifieke vorm van wonen - 9   bed&breakfast in een hooiberg   Schaijkseweg 13  
(op)   opslag   inpandige statische opslag tot max. 1000 m2 vloeroppervlak    

c Routegebonden horeca als nevenactiviteit

Routegebonden horeca is als nevenactiviteit bij het wonen toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 23.5.3.

d Aantal woningen

Voor het aantal woningen geldt het volgende:

  • 1. Per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan.
  • 2. In afwijking van het voorgaande geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal woningen is.
  • 3. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' is geen woning of bewoning toegestaan.
e Minicamping

Voor minicampings gelden de volgende bepalingen:

  • 1. gebruik van gronden ten behoeve van een minicamping is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein';
  • 2. de bij de minicamping behorende bebouwing is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' op het bij de aanduiding 'kampeerterrein' behorende bestemmingsvlak.
f Bed & breakfast

Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 23.5.2.

g Huisvesting tijdelijke werknemers

De huisvesting van tijdelijke werknemers is uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenonen in 23.5.5.

h Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Toegestane bebouwing
  • a. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • b. Binnen het bestemmingsvlak waarop de aanduiding 'kampeerterrein' voorkomt, is het bouwen ten behoeve van de minicamping toegestaan;
23.2.2 Bouwvlak

Indien en voorzover binnen een bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' is aangegeven, mogen gebouwen binnen dat bestemmingsvlak uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.

23.2.3 Inhoud

Met betrekking tot de inhoud van de woningen gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een woning mag maximaal 600 m3 bedragen, inclusief aangebouwde bijgebouwen; een bijgebouw dat door middel van een tussenlid met een lengte en breedte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 2,75 m is gekoppeld aan het hoofdgebouw, geldt als vrijstaand bijgebouw;
  • b. indien de bestaande inhoud van een woning meer bedraagt dan 600 m3, mag de inhoud van de woning niet meer bedragen dan de bestaande inhoud;
  • c. voorzover het een gesplitste woning betreft, geldt de inhoud van vóór de splitsing voor de gesplitste woningen gezamenlijk als totale maximale inhoud;
  • d. in afwijking van het voorgaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume (m3)' dat de inhoud niet meer mag bedragen dat met deze aanduiding is aangegeven. Deze aangeduide inhoudsmaat geldt voor zowel hoofdgebouwen, als aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen.
23.2.4 Maatvoering en situering

Met betrekking tot de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:

Gebouwen algemeen   Min.  
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - stroomweg' aangeduide weg   100 m  
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - gebiedsontsluitingsweg' aangeduide weg   20 m  
afstand tot de as van de als 'erftoegangsweg' aangeduide weg   15 m  
afstand tot de as van de als 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg' aangeduide weg   10 m  
gebouwen mogen uitsluitend in of minimaal 1 m uit de bouwperceelgrens worden gesitueerd   0 of 1 m  
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan    

Woning   Min.   Max.  
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot   n.v.t.   6 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum. In afwijking van het voorgaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) de met deze aanduiding aangegeven goothoogte als maximum.  
bouwhoogte   n.v.t.   9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum. In afwijking van het voorgaande geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) de met deze aanduiding aangegeven bouwhoogte als maximum.  
inhoud     zie 23.2.3  
dakhelling   12º   60º  

Bijgebouwen bij woning algemeen   Min.   Max.  
gezamenlijke oppervlakte vrijstaande bijgebouwen per woning, waarbij een bijgebouw dat door middel van een tussenlid met een lengte en breedte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 2,75 m is gekoppeld aan het hoofdgebouw, geldt als vrijstaand bijgebouw;   n.v.t.   80 m2; na omgevingsvergunning als opgenomen in 23.3.6  
extra 70 m2 uitsluitend ten behoeve van een hooiberg en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 8' en 'specifieke vorm van wonen - 9'     70 m2  
goothoogte   n.v.t.   3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
afstand vrijstaande bijgebouwen tot woning, waarbij een bijgebouw dat door middel van een tussenlid met een lengte en breedte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 2,75 m is gekoppeld aan het hoofdgebouw, geldt als vrijstaand bijgebouw;   n.v.t.   20 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum  
dakhelling   0°   60°  

Bijgebouwen bij landgoed, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2'   Min.   Max.  
inhoud van bijgebouwen     zie 23.2.3  
goothoogte   n.v.t.   4 m  
bouwhoogte   n.v.t.   6,5 m  

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   Max.  
bouwhoogte erfafscheidingen   voor voorgevelrooilijn: 1 m;
overige: 2 m  
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen   3 m  
oppervlakte van een carport c.q. overkapping   20 m2  
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   4 m  
de oppervlakte van paardenbakken   800 m2 en 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak  
23.2.5 Herbouw

Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:

  • a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
  • b. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
23.3 Afwijken van de bouwregels
23.3.1 Omgevingsvergunning sloopbonusregeling vrijstaande bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.4 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte van de bijgebouwen te vergroten met een aantal kubieke meter, mits voormalige bedrijfsgebouwen worden gesloopt. Hierbij dient aan het volgende te worden voldaan:

  • a. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning. De maximaal toegestane bebouwde oppervlakte kan worden vermeerderd, waarbij gerekend wordt in kubieke meters. Hiervoor geldt het volgende:
    • 1. bij gedeeltelijke sloop van het meerdere van 360 m3 op eigen locatie: maximaal 25% van het gesloopte volume, gerekend in kubieke meters, mag worden teruggebouwd;
    • 2. bij totale sloop van het meerdere van 360 m3 op eigen locatie mag het volgende worden teruggebouwd:
      • bij sloop van 360 m3 tot 2250 m3: 360 m3 + 50% van alles tussen de 360 m3 en 2250 m3; 
      • bij sloop van 2250 m3 - tot 4500 m3: 1305 m3 + 30% van alles tussen de 2250 m3 - 4500 m3;
      • bij sloop vanaf 4500 m3: 1980 m3 + 25% van alles boven de 4500 m3;
  • b. uitsluitend de sloop van legaal gebouwde (voormalige bedrijfs)gebouwen komen in aanmerking voor deze sloopbonusregeling;
  • c. bij monumentale panden is een positief advies van de monumentencommissie vereist;
  • d. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  • e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. de uitbreiding gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  • i. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
23.3.2 Omgevingsvergunning voor vergroting inhoud woning 750 m3

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.3 teneinde een grotere maximale inhoud voor een burgerwoning toe te staan tot een maximum van 750 m3 onder de volgende voorwaarden:

  • a. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  • b. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • c. de uitbreiding gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • e. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  • f. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
23.3.3 Omgevingsvergunning voor vergroting inhoud woning sloopbonus

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.3 teneinde ten behoeve van het stimuleren van sloop van overtollige bebouwing de maximale inhoud voor een burgerwoning te vergroten tot een maximum van 850 m3 onder de volgende voorwaarden:

  • a. per 50 m3 vergroting van de woning dient telkens minimaal 500 m2 aan legaal opgerichte bebouwing te worden gesloopt;
  • b. het surplus (alle aanwezige bebouwing boven de standaard maximaal toegestane oppervlakte aan bijgebouwen van 80 m2) moet in één keer worden gesloopt en deze sloop moet als voorwaarde aan omgevingsvergunning worden verbonden;
  • c. geen omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
    • 1. op deze locatie sloop van de bebouwing al heeft plaatsgevonden,
    • 2. sloop kan plaatsvinden in het kader van de ruimte-voor-ruimteregeling,
    • 3. sloopsubsidie is verkregen op basis van de Regeling beëindiging veehouderijtakken,
    • 4. of de sloop al op andere wijze is verzekerd;
  • d. de gesloopte oppervlakte mag slechts éénmaal ten behoeve van nieuwe bebouwing in aanmerking worden genomen;
  • e. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  • f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • g. de uitbreiding gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  • h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • i. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  • j. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
23.3.4 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte vrijstaande bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2.4 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen te vergroten ten behoeve van een buitengebied gerelateerd bijgebouw. Hierbij geldt het volgende:

  • a. het bijgebouw draagt bij aan het agrarisch landschap;
  • b. de totale bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 150 m2;
  • c. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  • d. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • e. de uitbreiding gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  • f. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • g. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  • h. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
23.3.5 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 23.2.5 onder a en b, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nieuwe situering van de woning is een duidelijke ruimtelijke verbetering (bijvoorbeeld door sloop van overtollige bijgebouwen, verminderde oppervlakte bebouwing, nabij een andere woning, passende vormgeving en landschappelijke inpassing);
  • b. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • c. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
  • d. herbouw van gesplitste boerderij(woningen) is niet toegestaan;
  • e. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • f. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • g. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  • h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • i. de uitbreiding gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  • l. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
23.3.6 Omgevingsvergunning herbouw monumentale bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen als bedoeld in 23.2.4 teneinde herbouw van monumentale bijgebouwen mogelijk te maken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bebouwde oppervlakte, goot- en bouwhoogte bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte;
  • b. er is een positief advies van de monumentencommissie vereist.
23.4 Specifieke gebruiksregels
23.4.1 Strijdig gebruik

Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:

  • a. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  • b. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, anders dan genoemd in de in 23.1.2 onder b opgenomen tabel;
  • c. het verharden van gronden buiten de aanduiding 'bouwvlak', indien het betreffende bestemmingsvlak een aanduiding 'bouwvlak' heeft;
  • d. seksinrichting;
  • e. coffeeshop.
23.5 Afwijken van de gebruiksregels
23.5.1 Omgevingsvergunning vergelijkbare activiteit aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.1.2 onder b teneinde bedrijven toe te staan, die qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn met de in 23.1.2 onder b toegestane bedrijven maar die niet zijn genoemd in de in de bijlage opgenomen Staat van inrichtingen, mits:

  • a. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke terzake deskundige.
23.5.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen als bedoeld in 23.1.2 onder f teneinde als nevenactiviteit bij een woning, bed & breakfast voorzieningen e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit is in de woning en de daarbij behorende aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. is de nevenactiviteit niet toegestaan in vrijstaande bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • c. wanneer bed&breakfast plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan;
  • d. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  • e. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  • f. de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m2;
  • g. ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen zijn maximaal 10 (éénpersoons)bedden toegestaan; permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  • h. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • j. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  • k. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • l. de uitbreiding gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  • m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • n. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  • o. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
23.5.3 Omgevingsvergunning routegebonden horeca als nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen als bedoeld in 23.1.2 onder c, teneinde routegebonden horeca als nevenactiviteit bij het wonen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nevenactiviteit is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • b. routegebonden horeca is toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d., met een inpandige vloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
  • c. de nevenactiviteit dient in de directe nabijheid van de bestaande wandel- en fietsroutestructuren (direct aan of op maximaal 100 meter van zowel het fiets- als het wandelroutenetwerk) plaats te vinden;
  • d. de nevenactiviteit vindt uitsluitend plaats binnen bestaande bebouwing;
  • e. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • f. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  • h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • i. de uitbreiding gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  • j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • k. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  • l. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
23.5.4 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.4.1 onder a en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er wordt voldaan aan de milieuwet- en regelgeving;
  • c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 en maximaal één bouwlaag mag worden gebruikt;
  • d. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  • e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • f. de uitbreiding gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  • g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • h. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  • i. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
23.5.5 Omgevingsvergunning huisvesting van tijdelijke werknemers

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het begrip huishouden als opgenomen in 23.1.2 onder g juncto 1.131 ten behoeve van de huisvesting van tijdelijke werknemers op zowel tijdelijke als structurele arbeidsplaatsen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de huisvesting vindt plaats in de woning;
  • b. het wordt verleend voor de duur dat de arbeidsbehoefte bestaat;
  • c. per woning mogen niet meer dan 4 personen gehuisvest worden; in afwijking kan het bevoegd gezag in bepaalde gevallen meer personen toestaan;
  • d. de huisvesting van één werknemer bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
  • e. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • f. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  • g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • h. de uitbreiding gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  • i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • j. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  • k. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
23.6 Wijzigingsbevoegdheid
23.6.1 Wijziging t.b.v. woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van deze gronden wijzigen teneinde toevoeging van woningen door bouwkundige aanpassingen (splitsing) van bestaande gebouwen mogelijk te maken. Een en ander mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan bij:
    • 1. cultuurhistorisch waardevolle panden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'; of
    • 2. (voormalige) beeldbepalende (woon)boerderijen;
  • b. splitsing is toegestaan indien de inhoud van het hoofdgebouw vóór splitsing minimaal 1000 m3 bedraagt;
  • c. de bebouwde oppervlakte van de voormalige bedrijfswoning of (woon)boerderij (inclusief de inpandige stal/ het inpandig deel) mag niet worden vergroot;
  • d. de agrarische verschijningsvorm van de voormalige boerderij mag niet worden aangetast;
  • e. de bestaande situering van de bebouwing mag niet worden gewijzigd;
  • f. bij woningsplitsing mag in maximaal 2 woningen worden gesplitst;
  • g. woningsplitsing is uitsluitend toegestaan indien de splitsing mede is gericht op het behoud of herstel van deze cultuurhistorische bebouwing;
  • h. de bebouwde oppervlakte van de vrijstaande bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 80 m2 per woning. Alle overige gebouwen dienen te worden gesloopt. De maximaal toegestane bebouwde oppervlakte kan worden vermeerderd. Hiervoor geldt het volgende:
    • 1. per aantal vierkante meters gesloopte oppervlakte is 25% extra bebouwde oppervlakte toegestaan. De reeds toegestane 80 m2 telt niet mee bij de berekening van het percentage;
    • 2. de in totaal toegestane bebouwde oppervlakte mag echter niet meer bedragen dan 200 m2;
  • i. voldaan wordt aan de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder;
  • j. er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, onder andere voor het aspect geur indien sprake is van een geurgevoelig object;
  • k. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • l. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  • m. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • n. de uitbreiding gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  • o. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • p. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  • q. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden.
  • r. de regels van Artikel 23 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
23.6.2 Wijziging t.b.v. grondgebonden agrarisch bedrijf inclusief paardenhouderij

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' deze bestemming wijzigen teneinde bij een voormalig agrarisch bedrijf, een grondgebonden agrarisch bedrijf waaronder mede begrepen een paardenhouderij, toe te staan mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging is niet mogelijk ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  • b. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte';
  • c. de omvang van de aanduiding 'bouwvlak' mag niet meer bedragen dan 1,5 ha;
  • d. de bebouwde oppervlakte van een rijhal ten behoeve van een paardenhouderij mag niet meer bedragen dan 800 m2;
  • e. paardenbakken mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' worden opgericht;
  • f. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • g. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
  • h. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; in afwijking hiervan is nieuwbouw toegestaan, uitsluitend indien dit gepaard gaat met de sloop van overtollige bebouwing; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • i. bebouwing die niet noodzakelijk is voor de nieuwe bestemming (overtollige bebouwing) dient te worden gesloopt;
  • j. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  • k. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • l. de uitbreiding gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  • m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • n. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  • o. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 23.1 omschreven waarden.
  • p. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de aangrenzende bestemmingen Agrarisch - 2, Agrarisch met waarden - 1 en/of Agrarisch met waarden - 2 omschreven waarden;
  • q. afhankelijk van de provinciale gebiedszonering wordt de bestemming Artikel 4 Agrarisch - 2, Artikel 5 Agrarisch met waarden - 1 danwel Artikel 6 Agrarisch met waarden - 2 opgenomen, waarbij de bijbehorende regels van overeenkomstige toepassing zijn;
  • r. de aanduiding 'bouwvlak' wordt opgenomen;
  • s. indien sprake is van een paardenhouderij, dan wordt de aanduiding 'paardenhouderij' opgenomen.
23.6.3 Wijziging t.b.v. agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' wijzigen in Artikel 8 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf teneinde een agrarisch verwant bedrijf dan wel een agrarisch technisch hulpbedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte';
  • b. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; in afwijking hiervan is nieuwbouw toegestaan, uitsluitend indien dit gepaard gaat met de sloop van overtollige bebouwing; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • e. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt;
  • f. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • g. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. detailhandel is niet toegestaan;
  • k. vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bestemmingsvlak met een omvang groter dan:
      • 5000 m2 ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
      • 1,5 ha buiten de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel';
    • 2. de beoogde ontwikkeling leidt ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' niet tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een vloeroppervlakte groter dan 200 m2;
    • 6. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 7. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de boorde ontwikkeling;
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 9. buiten de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' draagt de ontwikkeling bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
    • 10. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag bevordert;
    • 11. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 12. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening, waaronder wordt verstaan een voorziening waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen samen genomen meer dan 100.000 per jaar bedraagt;
  • l. in afwijking van het bepaalde onder k kan:
      • ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' een grotere omvang dan 5000 m2 worden toegestaan voor bedrijven in maximaal milieucategorie 2; of
      • kan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' een bedrijf in milieucategorie 3 worden toegestaan; of
      • kan buiten de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' een grotere omvang dan 1,5 ha worden toegestaan indien sprake is van een redelijke uitbreiding
        mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
    • 1. de beoogde uitbreiding staat in redelijke verhouding tot de op grond van artikel 2.1 van de Verordening ruimte vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit;
    • 2. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 3. er sprake is van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - omgevingsvergunning groenblauwe mantel' gaat de ontwikkeling gepaard met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • 5. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een grootschalige voorziening, waaronder wordt verstaan een voorziening waarbij blijkens een economisch effectenonderzoek het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen samen genomen meer dan 100.000 per jaar bedraagt;
  • m. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  • n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • o. de uitbreiding gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  • p. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • q. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  • r. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden;
  • s. de regels van Artikel 8 Bedrijf - Agrarisch verwant en technisch hulpbedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
23.6.4 Wijziging t.b.v. omschakeling niet-agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' wijzigen in Bedrijf teneinde een niet-agrarisch bedrijf toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte';
  • b. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; in afwijking hiervan is nieuwbouw toegestaan, uitsluitend indien dit gepaard gaat met de sloop van overtollige bebouwing; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • e. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de hergebruikfunctie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt;
  • f. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • g. het dient om een concreet plan te gaan, waarbij onder andere milieutechnische gegevens worden overlegd;
  • h. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • i. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • j. detailhandel is niet toegestaan;
  • k. de oppervlakte aan bebouwing bedraagt niet meer dan 400 m2;
  • l. vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bestemmingsvlak met een omvang groter dan 5000 m2;
    • 2. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 4. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 5. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling;
    • 6. de ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie, bedoeld;
  • m. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  • n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • o. de uitbreiding gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  • p. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • q. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  • r. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden;
  • a. de regels van Artikel 7 Bedrijf worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
23.6.5 Wijziging t.b.v. inpandige statische opslag

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' wijzigen, teneinde binnen de bestemming Wonen - naast het gebruik ten behoeve van de woonfunctie - hergebruik van de bedrijfsbebouwing toe te kunnen staan voor inpandige statische opslag door middel van de aanduiding 'opslag', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte';
  • b. het hergebruik voor inpandige opslag dient te passen in de omgeving;
  • c. in opzet en ontwikkelingsperspectief dient het om een kleinschalige activiteit te gaan;
  • d. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; in afwijking hiervan is nieuwbouw toegestaan, uitsluitend indien dit gepaard gaat met de sloop van overtollige bebouwing; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • e. voor de inpandige statische opslag is een vloeroppervlakte van maximaal 1000 m2 toegestaan; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
  • f. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
  • g. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • h. detailhandel is niet toegestaan;
  • i. vanuit de Verordening ruimte gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een bestemmingsvlak met een omvang groter dan 5000 m2;
    • 2. er is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 3. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • 4. de beoogde ontwikkeling leidt niet tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • 5. de inrichting van het bestemmingsvlak bevordert een gunstige verhouding tussen bruto en netto ruimtebeslag;
    • 6. er is sprake van een bebouwingspercentage en bouwhoogte welke passend zijn bij de aard van de omgeving en de beoogde ontwikkeling.
    • 7. deze ontwikkeling draagt bij aan de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie;
  • j. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  • k. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • l. de uitbreiding gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  • m. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • n. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  • o. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden;
  • p. de regels van Artikel 23 Wonen worden van overeenkomstige toepassing verklaard; zij het dat de aanduiding 'opslag' wordt toegevoegd met de bijbehorende voorwaarden.
23.6.6 Wijziging t.b.v. recreatieve activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' wijzigen in Recreatie - Dagrecreatie of Recreatie - Verblijfsrecreatie, teneinde hergebruik van de bebouwing toe te staan met de daarbij behorende gronden voor dag- en verblijfsrecreatieve activiteiten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. op de locatie heeft geen sloop van bedrijfsgebouwen plaatsgevonden met gebruikmaking van de 'Regeling Beëindiging Veehouderijtakken' of de regeling 'Ruimte-voor-ruimte';
  • b. agrarisch hergebruik is redelijkerwijs niet mogelijk;
  • c. de activiteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; in afwijking hiervan is nieuwbouw toegestaan, uitsluitend indien dit gepaard gaat met de sloop van overtollige bebouwing; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de activiteit plaats;
  • d. hergebruik voor verblijfsrecreatie kan worden toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, groepsaccommodatie, zoals een kampeerboerderij of kamphuis en kampeermiddelen met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans). Wijziging naar een losstaande recreatiewoning is uitsluitend toegestaan, ter behoud van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;
  • e. het hergebruik dient te passen in de omgeving;
  • f. ten behoeve van de recreatieve activiteiten is ondersteunende horeca toegestaan;
  • g. in opzet en ontwikkelingsperspectief moet het gaan om een kleinschalige activiteit, met in beginsel slechts enkele werknemers;
  • h. de oppervlakte aan gebouwen die mag worden gebruikt voor de recreatieve functie mag niet meer bedragen dan 400 m2;
  • i. in een bedrijfsplan dient te worden aangetoond welke bestaande of nieuwe bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de recreatieve functie; overtollige voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, die niet voor de nieuwe functie wordt gebruikt, dient te worden gesloopt;
  • j. er mag geen opslag buiten de gebouwen plaatsvinden;
  • k. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • l. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
  • m. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  • n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • o. de uitbreiding gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  • p. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • q. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  • r. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige;
  • s. de regels van Artikel 16 Recreatie - Dagrecreatie respectievelijk Artikel 18 Recreatie - Verblijfsrecreatie worden van overeenkomstige toepassing verklaard;
  • t. vanuit de Verordening ruimte geldt dat binnen de groenblauwe mantel sprake moet zijn van een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden.