direct naar inhoud van 3.2 Water
Plan: Willevenstraat
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1685.bpschwilleven2012-ON01

3.2 Water

In augustus 2012 heeft Grontmij een waterparagraaf opgesteld ("Waterparagraaf Willevenstraat", Grontmij Nederland B.V., kenmerk GM-0070039).

Waterdoorlatendheid

Tijdens het bodemonderzoek zijn binnen het plangebied drie doorlatendheidsmetingen, met behulp van de omgekeerde boorgatmethode, verricht in de verzadigde bodem. De resultaten zijn in onderstaande tabel opgenomen.

Tabel 3.1 Resultaten doorlatendheidsmetingen

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.bpschwilleven2012-ON01_0006.png"

Om ook inzicht te krijgen in de doorlatendheid van de bodem dieper dan 0,8-1,0 m –mv is op de zelfde locaties een omgekeerde peilbuis methode toegepast. In de peilbuizen is de doorlatendheid gemeten van de verzadigde zone over een traject van circa 1,0 tot 2,4 m –mv. Daaruit is gebleken dat de doorlatendheid van de bodem tussen de 1,0 en 2,4 m –mv erg goed is. Naast de metingen is op basis van expert judgement de doorlatendheid in de verschillende bodemlagen geschat:

  • Maaiveld – gemiddeld 0,7 m –mv (teelaardelaag): de waterdoorlatendheid varieert grotendeels tussen 0,4 tot 0,6 meter/dag (m/d). Dit is matig doorlatend. In enkele boringen is een lagere of hogere doorlatendheid aangetroffen;
  • 0,7 m –mv – verkende diepte: de waterdoorlatendheid varieert grotendeels tussen 0,6 tot 1,2 m/d. Dit is een matig tot goede doorlatendheid. De aangetroffen grindhoudende lagen hebben grotendeels een goede doorlatendheid van meer dan 1,5 m/d;
  • De aangetroffen veenlagen hebben een zeer slechte doorlatendheid van minder dan 0,1 m/d.

Grondwater

Grondwaterstroming
Op basis van de grondwaterkaart van Nederland (Dienst Grondwaterverkenning TNO, kartering 1974, kaartblad 45 oost) kan worden afgeleid dat het freatische grondwater in noordelijke richting stroomt.

Grondwaterstanden
Middels enkele peilbuizen is gedurende meerdere maanden de grondwaterstand gemeten. Daarnaast zijn de grondwaterstanden bekeken uit de wateratlas van de provincie Noord-Brabant en is tijdens het geohydrologisch bodemonderzoek een inschatting gedaan van de optredende grondwaterstanden.

Op basis van de aanwezige gegevens kan geconcludeerd worden dat de GHG ligt tussen circa NAP +12,45 m in het noorden, tot circa NAP +12,7 m in het midden en tot circa NAP +13,0 m in het zuiden van het plangebied. Dit komt overeen met een GHG van circa 0,65 m –mv in het noorden (mv = circa NAP +13,1 m), circa 0,5 m –mv in het midden (mv = circa NAP +13,2 m) en circa 0,45 m –mv in het zuiden (mv = circa NAP +13,45 m).

Wijstgronden
In oost Brabant komen zogenaamde Wijstgronden voor. Dit zijn veelal natte gronden, waarbij grondwater als kwelwater aan de oppervlakte komt. De Wijstgronden zijn het gevolg van de Peelrandbreuk. Veelal zorgen versmeerde kleilagen voor de opstuwing van de grondwaterstroming richting het maaiveld.

Ten westen van het plangebied ligt een breuklijn (Beegden). Echter in en rondom het plangebied komen volgens de Wateratlas Noord-Brabant geen Wijstgronden voor. Ook tijdens een veldbezoek op 4 juni 2009 zijn geen kenmerken van Wijstgronden, zoals roestvorming in sloten, waargenomen. Dit wil niet zeggen dat ze binnen het plangebied helemaal niet voorkomen.

Oppervlaktewater

Het plangebied valt binnen het beheergebied van waterschap Aa en Maas. In figuur 3.1 zijn de aanwezige leggerwatergangen (blauw) en schouwsloten (groen) aangegeven. Aan de westkant van het gebied bevindt zich de leggerwatergang die richting het noorden afstroomt. Deze watergang wordt vanuit het aanliggende wei- en akkerland door het waterschap onderhouden. Aan de noordkant van het gebied loopt de schouwsloot die langs de oostkant van het gebied richting het noorden doorloopt als niet-schouwsloot. In het oostelijk deel van het plangebied loopt eveneens een sloot die op de huidige schouwkaart (2012) niet als schouwsloot meer is aangegeven. Deze sloot is tijdens natte perioden watervoerend en watert richting het noorden af. De sloten rondom het plangebied worden onderhouden door de eigenaren van de aanliggende gronden.

Tussen het Munpad en het plangebied (noordzijde) ligt een bermgreppel/-sloot. Deze sloot is alleen in natte perioden watervoerend. Het onderhoud van de loost wordt door de gemeente vanaf het Munpad uitgevoerd. De sloot watert in het westen af op de leggerwatergang in het westen en sloot ten oosten van het plangebied.

Binnen de keur van het waterschap worden eisen gesteld aan de omgang met leggerwatergangen en schouwsloten. Deze zijn in paragraaf 2.2.6 benoemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.bpschwilleven2012-ON01_0007.png"

Figuur 3.1: Oppervlaktewater (Bron: schouwkaart 2012, www.aaenmaas.nl)

Riolering

In het ten oosten van het plangebied gelegen stedelijk gebied van de kern Schaijk ligt een gemengd rioolstelsel. Dit betekent dat het afvalwater gezamenlijk met het hemelwater dat afstroomt van de wegen, daken en andere terreinverhardingen wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie.

In de Molenaarstraat ligt een riool Ø700 mm die richting het noorden afwatert. Ter hoogte van de Willevenstraat ligt de b.o.b. van dit riool op NAP +10,64 m en ter hoogte van het Munpad op NAP +10,37 m.