Type plan: | bestemmingsplan |
---|---|
Naam van het plan: | Beukenlaan 52 te Odiliapeel |
Status: | vastgesteld |
Plan identificatie: | NL.IMRO.0856.BPbeukenlaan52-VA01 |
3.1. Bestemmingsomschrijving | |||||
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor: | |||||
1. | agrarische bedrijfsuitoefening, in de vorm van al dan niet bedrijfsmatige agrarische bodemexploitatie; | ||||
2. | instandhouding van (visueel) landschappelijke waarden; | ||||
3. | watergangen met een waterhuishoudkundige functie in verband met de onder 1. en 2. genoemde doeleinden; | ||||
4. | extensief dagrecreatief medegebruik; | ||||
5. | grondgebonden agrarische bedrijven; | ||||
6. | woondoeleinden in de vorm van een bedrijfswoning; | ||||
7. | een aan huis verbonden beroep of dienstverlening; | ||||
8. | kleinschalig kamperen; | ||||
9. | een goede landschappelijke inpassing in de vorm van erfbeplantingen met een visueel afschermende functie naar het omliggende gebied; | ||||
3.2. Bouwregels | |||||
3.2.1. Algemeen | |||||
Op deze gronden mogen buiten het bouwvlak uitsluitend
worden gebouwd kleine bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die noodzakelijk zijn uit een oogpunt van dagrecreatief medegebruik, zoals informatiepanelen, zitbanken, picknicktafels en schuilgelegenheden, waarbij de volgende voorwaarden gelden: | |||||
- | hoogte: niet meer dan 2,50 m1; | ||||
- | oppervlakte per bouwwerk: niet meer dan 15 m2. | ||||
3.2.2. Bouwvoorschriften | |||||
Binnen het bouwvlak is bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf toegestaan. Hierbij gelden de volgende bepalingen. | |||||
3.2.2.1. Bedrijfsgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen of terreinafscheidingen zijnde: | |||||
1. | voor silo’s en warmtebuffers geldt dat: | ||||
- | de hoogte niet meer mag bedragen dan 15 m1; | ||||
- | de afstand tot perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m1; | ||||
- | de afstand tot de Beukenlaan en Rogstraat mag niet minder bedragen dan 8 m1. | ||||
2. | voor overige gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: | ||||
- | de hoogte mag niet meer bedragen dan 10 m1; | ||||
- | de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m1; | ||||
- | de dakhelling mag,bij een afdekking met kap, niet minder bedragen dan 12° en niet meer dan 55°; | ||||
- | de afstand tot perceelsgrenzen mag niet minder mag bedragen dan 5 m1; | ||||
- | de afstand tot de Beukenlaan en Rogstraat mag niet minder bedragen dan 8 m1. | ||||
3.2.2.2. Bedrijfswoningen met bijbehorende vrijstaande bijgebouwen | |||||
1. | het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1; | ||||
2. | de situering mag uitsluitend ter plaatse van de bestaande funderingen zijn en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend; | ||||
3. | de inhoud mag niet meer mag bedragen dan 750 m3, tenzij sprake is van de navolgende situaties: | ||||
- | indien de bestaande inhoud al groter is dan 750 m3 geldt die grotere inhoud als maximum; | ||||
- | indien de bedrijfswoning deel uit maakt van een bestaande boerderij of bouwmassa met meerdere woningen waarvan de totale inhoud al meer bedraagt dan 750 m3 geldt die grotere inhoud als maximum; | ||||
4. | de hoogte niet meer mag bedragen dan 10 m1; | ||||
5. | de goothoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m1; | ||||
6. | de dakhelling niet minder mag bedragen dan 12° en niet meer dan 55°, uitgezonderd uitbouwen, aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen; | ||||
7. | de afstand tot perceelsgrenzen mag niet minder mag bedragen dan 5 m1; | ||||
8. | de afstand tot de Beukenlaan en Rogstraat mag niet minder bedragen dan 8 m1. | ||||
3.2.2.3. Vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen: | |||||
1. | de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2; | ||||
2. | de hoogte mag niet meer mag bedragen dan 5,5 m1; | ||||
3. | de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m1; | ||||
4. | de afstand tot de bedrijfswoning met aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mag niet minder bedragen dan 3 m1 en niet meer dan 30 m1; | ||||
5. | de afstand tot de voorgevelrooilijn mag niet minder bedragen dan 3 m1; | ||||
6. | de afstand tot perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m1. | ||||
3.2.2.4. Terreinafscheidingen | |||||
De hoogte voor de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m1 en achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 m1. | |||||
3.3. Afwijken van de bouwregels | |||||
3.3.1. Omgevingsvergunning afwijking minimum en maximum maatvoering | |||||
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2. wat betreft de voorgeschreven minimum en maximum maten onder de volgende voorwaarden: | |||||
1. | de afwijking mag niet meer bedragen dan 10%, of in geval van de minimum afstand tot de perceelsgrenzen niet minder dan 3 m1; | ||||
2. | de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, landschappelijke, bouwkundige en/of architectonische inpassing dient aanwezig te zijn; | ||||
3. | Voor zover het een overwegend open afrastering of hekwerk, niet zijnde muren of schuttingen, betreft kan hieraan medewerking worden verleend voor de voorgevelrooilijn tot een maximum van 2 m1. | ||||
3.3.2. Omgevingsvergunning hogere bedrijfsgebouwen | |||||
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2.2.1. lid 2 wat betreft de voorgeschreven minimum en maximum maten onder de volgende voorwaarden: | |||||
1. | de bouw moet noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering of —ontwikkeling; | ||||
2. | de hoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer gaan bedragen dan 12,5 m1; | ||||
3. | de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of aardkundige waarden ter plaatse en in de directe omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast; | ||||
4. | een goede landschappelijke inpassing, mede op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, dient verzekerd te zijn; | ||||
5. | er kan, in geval van onduidelijkheid, vooraf advies ingewonnen worden van een terzake deskundige commissie/instantie over tenminste de voorwaarden zoals genoemd onder 1. | ||||
6. | het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. | ||||
3.4. Specifieke gebruiksregels | |||||
3.4.1.Algemeen | |||||
De gronden en gebouwen mogen overeenkomstig de bestemmingsomschrijving niet eerder worden gebruikt dan nadat de landschappelijke inpassing conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, is gerealiseerd en zolang als de aangebrachte beplanting in stand wordt gehouden. | |||||
3.4.2. Strijdig gebruik | |||||
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1. lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan: | |||||
1. | het houden van een kampeerterrein voor kampeermiddelen; | ||||
2. | (motor) cross of andere mechanische geluidproducerende sporten; | ||||
3. | grootschalige openluchtevenementen en andere intensieve vormen van dagrecreatie, voor zover geen extensief dagrecreatief medegebruik zijnde; | ||||
4. | het (mede)gebruik van woningen voor andere doeleinden dan wonen alsmede de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of dienstverlening indien die activiteit op andere wijze wordt uitgeoefend dan begrepen onder de volgende voorwaarden: | ||||
- | de woonfunctie zowel visueel als qua aard primair blijft en de activiteit niet leidt tot verstoring van het woongenot ter plaatse en in de directe omgeving; | ||||
- | de activiteit in of het gebruik van de woning niet leidt tot onevenredige publieksaantrekkende werking; | ||||
- | de activiteit in of het gebruik van de woning geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en op de parkeerbalans; | ||||
- | slechts sprake is van zeer beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep en geen verdere detailhandel plaatsvindt; | ||||
- | de reclameactiviteiten uiterst beperkt van omvang blijven; | ||||
- | de activiteit of het gebruik uitsluitend in de woning of in een aanbouw en/of aangebouwd bijgebouw wordt uitgeoefend; | ||||
5. | het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor een seksinrichting; | ||||
6. | de aanleg buiten een bouwvlak van containervelden via onomkeerbare voorzieningen op een geheel verharde ondergrond; | ||||
7. | de aanleg van containervelden via omkeerbare voorzieningen waarbij gebruik wordt gemaakt van antiworteldoek met daartussen opneembare verharding buiten het bouwvlak en tot een maximum van meer dan 4 ha; | ||||
8. | de aanleg van foliebassins; | ||||
9. | het gebruik van bijgebouwen bij een woning of bedrijfsgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte. | ||||
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kleinschalige, kortstondige, incidentele evenementen waarvoor op grond van andere regelgeving een vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend. | |||||
3.5. Afwijking van de gebruiksregels | |||||
3.5.1. Omgevingsvergunning kampeerterrein | |||||
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het plan voor het toestaan van een kampeerterrein op gronden binnen het bouwvlak en de hieraan direct grenzende gronden en wel tot een maximum van 25 kampeermiddelen mits: | |||||
1. | de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of aardkundige waarden ter plaatse en in de directe omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast; | ||||
2. | een goede landschappelijke inpassing, mede op basis van een uitvoerbaar erfinrichtingsplan, dient verzekerd te zijn, waarbij een groenstrook rondom, ten behoeve van de visuele afscherming naar de omgeving toe, een minimale breedte van 5 m1 dient te hebben; | ||||
3. | Als gevolg van het kleinschalig kamperen mogen de bestaande bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende (agrarische) bedrijven niet worden beperkt; | ||||
4. | er mag geen bebouwing plaatsvinden; | ||||
5. | de minimale afstand van kampeerplaatsen tot de as van de weg bedraagt 15 m1; | ||||
6. | de minimale afstand van kampeerplaatsen tot de perceelsgrens bedraagt 5 m1; | ||||
7. | het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. | ||||
3.5.2. Omgevingsvergunning medegebruik voor agrarische verbreding of niet-agrarische nevenactiviteiten | |||||
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het plan voor het toestaan van het medegebruik voor verbrede landbouw of nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf mits: | |||||
1. | dit medegebruik plaatsvindt op het bouwvlak; | ||||
2. | het medegebruik alleen wordt uitgeoefend als onderdeel van een functionerend agrarisch bedrijf dat de hoofdfunctie blijft; | ||||
3. | het medegebruik wordt beëindigd bij beëindiging van de agrarische functie; | ||||
4. | het medegebruik niet leidt tot uitbreiding van de bedrijfsbebouwing met meer dan 500 m² of vergroting van het bouwvlak; | ||||
5. | het medegebruik de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven niet beperkt; | ||||
6. | de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toenemen in relatie tot de aard van de omgeving en functie en aard van de weg waaraan de locatie is gelegen; | ||||
7. | indien er sprake is van publieksaantrekking er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein is, welke tevens afdoende landschappelijk ingepast moet worden; | ||||
8. | verkoop plaatsvindt, dit alleen is toegestaan op kleine schaal, voorzover direct verbonden met het functionerende agrarische bedrijf of in de directe omgeving daarvan geproduceerde en/of bewerkte primaire agrarische (streek)producten, tot een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m²; | ||||
9. | horeca-activiteiten plaatsvinden, dit alleen is toegestaan op kleine schaal, waarbij er geen sprake mag zijn van een gebruik c.q. inrichting waarvoor op grond van de Drank- en Horecawet een vergunning is vereist, tot een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 50 m²; | ||||
10. | verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen of een groepsaccommodatie, zorgactiviteiten voor de dag- en/of nachtopvang van zorgvragers of dagrecreatie is toegestaan tot in totaal maximaal250 m²; | ||||
11. | er mag geen buitenopslag voor het medegebruik plaatsvinden; | ||||
12. | de in de omgeving aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast; | ||||
13. | bij cumulatie van meerdere vormen van medegebruik het totale daarvoor te gebruiken bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de aanwezige bebouwing tot een maxima van 500 m² of in geval van statische opslag 1.000 m²; | ||||
14. | het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast. | ||||
3.5.3. Omgevingsvergunning afhankelijke woonruimte | |||||
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het plan voor het toestaan van het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte mits: | |||||
1. | de bewoning op basis van een advies van een onafhankelijke deskundige instantie noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; | ||||
2. | er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en ( agrarische) bedrijven; | ||||
3. | de afhankelijke woonruimte geen grotere oppervlakte heeft dan 100m²; | ||||
4. | de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de voor de (bedrijfs) woning geldende regeling inzake bijgebouwen waarbij burgemeester en wethouders ten behoeve van een goede ruimtelijke inpassing eisen kunnen stellen ten behoeve van een goede ruimtelijke inpassing ( samenhangend bebouwingsbeeld, relatie hoofd- en bijgebouw, concentratie van bebouwing) en ten aanzien van de situering van het bijgebouw in relatie tot de woning. | ||||
5. | De omgevingsvergunning wordt ingetrokken indien de bij het verlenen ervan bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. | ||||
3.5.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden | |||||
Het is verboden om buiten een bouwvlak zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: | |||||
1. | het afgraven, ophogen, vergraven of egaliseren van de bodem alsmede het indrijven van voorwerpen in de bodem; | ||||
2. | het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, allen dieper dan 0,50 m¹, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen; | ||||
3. | het graven, dempen dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, greppels en kleine geïsoleerde wateren; | ||||
4. | aanleg van drainage anders dan ter vervanging van bestaande drainage; | ||||
5. | het verwijderen van landschapselementen; | ||||
6. | het verwijderen van onverharde wegen of paden; | ||||
7. | het beplanten van gronden met opgaand houtgewas ten behoeve van tuinbouw of agrarische houtteelt; | ||||
8. | het aanleggen en of verharden van wegen of paden dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen: voor zo ver groter dan 200m² als het overige verhardingen betreft; | ||||
9. | het aanbrengen van lage teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter dan wel met een meer permanent karakter c.q. containervelden; | ||||
10. | het aanbrengen van hoge teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter voor zo ver geen bouwwerk zijnde; | ||||
11. | het aanbrengen van overige teeltondersteunende voorzieningen. | ||||
3.5.4.1. Uitzondering | |||||
Een omgevingsvergunning als hiervoor aangegeven is niet vereist voor: | |||||
1. | werken of werkzaamheden die vallen onder het normale onderhoud en beheer van de gronden overeenkomstig de bestemming dan wel van ondergeschikte betekenis zijn. | ||||
2. | werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn dan wel op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan nog mogen worden uitgevoerd op basis van een eerder verleende vergunning. | ||||
3.5.4.2. Toelaatbaarheid | |||||
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien deze verband houden met de doeleinden die in de bestemmingsomschrijving zijn genoemd en indien hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkelingsmogelijkheden van de waarden die in de bestemmingsomschrijving zijn genoemd. | |||||
3.6. Wijzigingsbevoegdheden |
5.1. Ondergeschikte bouwonderdelen |
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak of bestemmingsvlak worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tenzij de bouw- of bestemmingsgrens of de bouwhoogte met ten hoogste 1 m wordt overschreden. |
5.2. Bestaande maten en afstanden |
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven respectievelijk maximaal toegestaan. |
5.3. Ondergronds bouwen | |
a. | op plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden op basis van de bouwvoorschriften van de bestemming in dit bestemmingsplan mag ondergronds gebouwd worden, ook als boven het ondergrondse bouwwerk geen bovengronds bouwwerk aanwezig is; |
b. | De verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag maximaal 3,5 m1 bedragen. |
7.1. Overgangsrecht bouwwerken | ||
1. | Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, | |
a. | gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; | |
b. | éénmalig worden uitgebreid met een maximum van 10% van de op het tijdstip van de ter visielegging van het ontwerp van plan bestaande inhoud; | |
c. | na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. | |
2. | Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. | |
7.2. Overgangsrecht gebruik | ||
1. | het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. | |
2. | het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. | |
3. | indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. | |
4. | het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. |