Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Beukenlaan 52 te Odiliapeel
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0856.BPbeukenlaan52-VA01
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
plan:
het bestemmingsplan 'Beukenlaan 52 te Odiliapeel’ van de gemeente Uden.
 
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0856.BPbeukenlaan52-VA01 met de bijbehorende regels.
 
AAB
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
 
aanbouw
een toevoeging van een ruimte, van één grondgebonden bouwlaag, aan een woning die door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (constructie, ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en een geheel vormt met (het hoofdgebouw van) de woning en daarmee in directe verbinding staat.
 
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
aangebouwd bijgebouw
een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, van één grondgebonden bouwlaag, aan een woning welke door zijn verschijningsvorm in bouwkundig, architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (constructie, ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) ondergeschikt is aan en/of een geheel vormt met (het hoofdgebouw van) de woning.
 
aan huis verbonden beroep of dienstverlening
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of bijbehorende aan- en/of bijgebouwen met behoud van de hoofdfunctie wonen, kan worden uitgeoefend.
 
aardkundige waarden
waarden die samenhangen met de geologische, geomorfologische en/of bodemkundige kenmerken en ontstaanswijze van een gebied, zoals bodemopbouw en -samenstelling, hoogteverschillen en de daarmee samenhangende waterhuishouding.
 
afhankelijke woonruimte
een vrijstaand bijgebouw bij een (bedrijfs)woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die (bedrijfs)woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.
 
agrarische bedrijf
een bedrijf in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, waaronder agrarische houtteelt, en/of het houden of fokken van vee of andere dieren, waarbij in geval van paarden dat uitsluitend als neventak plaatsvindt; opslag en bewerking van eigen mest wordt daarbij aangemerkt als een activiteit behorend bij het agrarische bedrijf.
 
agrarische houtteelt
een vorm van bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik waarbij hout wordt voortgebracht op een bedrijfsmatige wijze door aanplant en oogst van bomen op agrarische gronden die tijdelijk (maximaal 40 jaar) hiervoor worden gebruikt en waarvoor ontheffing van de meldings- en herplantplicht is verleend overeenkomstig de artikelen 2 en 3 van de Boswet, zoals geldend op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
 
agrarische verbreding
het ontplooien van nevenactiviteiten op een agrarisch bedrijf/bouwblok, die ruimtelijke inpasbaar zijn en erbonden zijn aan de bestaande te behouden agrarische bedrijfsvoering;
Hieronder wordt in ieder geval verstaan:
verkoop in het klein van eigen en streekgebonden landbouwproducten en rechtstreeks daarvan afgeleide ambachtelijke producten; zorgverlening in relatie tot het bedrijf en/of directe omgeving; informatieverzorging of educatie in relatie tot het bedrijf, de landbouw meer algemeen of in de omgeving aanwezige natuur, landschap, milieu en water; agrarisch natuur- en/of landschapsbeheer; kleinschalige verblijfsrecreatie in de vorm van pensiongelegenheid, kamperen, kamphuis/groepsaccommodatie of enkele vakantieappartementen; aan het bedrijf, de landbouw, het omringende landschap en/of recreatieve routes gerelateerde extensieve dagrecreatie en/of daarvoor ondersteunende diensten zoals verhuur van materialen, stallingsgelegenheid, verstrekking in het klein van dranken, etenswaren e.d.
 
agrarisch-verwant(e) bedrijf/functie
een bedrijf of instelling in hoofdzaak gericht op werkzaamheden ten dienste van particulieren of niet-agrarische bedrijven door middel van het telen van gewassen, het houden van dieren, of de toepassing van andere landbouwkundige methoden uitgezonderd mestbewerking.
Hieronder worden in ieder geval verstaan:
dierenklinieken; dierenasiels; hondenkennels; hoveniersbedrijven; groencomposteringsbedrijven; proefbedrijven; instellingen voor agrarisch praktijkonderwijs; volkstuinencomplex;
 
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, met uitzondering van de bedrijfswoning(en) en daarbij behorende aan- en/of bijgebouwen.
 
bedrijfswoning
een woning, in of bij een bedrijfsgebouw of op een bedrijfsperceel, die in ruimtelijk en milieukundig opzicht integraal deel uitmaakt van het bedrijf, en die primair bedoeld is voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk is.
 
bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
de totale vloeroppervlakte van de bedrijfsruimten, op de begane grond, op verdiepingen, ondergronds en onder overkappingen, die wordt gebruikt voor de bedrijfsuitoefening of een aan huis verbonden beroep of dienstverlening.
 
bestaande bebouwing
bebouwing zoals die aanwezig is op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan of zoals die mag worden gebouwd krachtens een verleende bouwvergunning waarvoor nog voor dat tijdstip een ontvankelijke bouwaanvraag is ingediend.
 
bestaand gebruik
het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
 
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
 
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
bewoning
het verblijf c.q. gebruik als woonruimte inclusief nachtverblijf, voor de huisvesting van een huishouden zonder dat elders aantoonbaar over een hoofd woonverblijf wordt beschikt.
 
bijgebouw
een gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen woning dat qua afmetingen ondergeschikt is aan het (hoofd)gebouw van/met de woning.
 
boerderij of boerderijgebouw
één gebouw, dat bestaat uit één overwegend ongelede (hoofd)bouwmassa, waarbinnen zich de (voormalige) agrarische bedrijfswoning en de (voormalige) agrarische bedrijfsruimten bevinden;
 
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
bouwlaag of verdieping(slaag)
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren en balklagen/plafonds is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder/vliering.
 
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
 
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
buitengebiedgebonden bedrijf/functie
een bedrijf of functie, geen agrarisch bedrijf, agrarisch-technisch hulpbedrijf of agrarisch-verwant bedrijf zijnde, met een binding aan het buitengebied vanwege dag- en/of verblijfsrecreatie of bos-, natuur-, of landschapsbehoud en met een zodanig beperkte omvang en ruimtelijke uitstraling naar de omgeving dat het past in de omringende gebiedsfuncties.
Hieronder worden in ieder geval verstaan:
kleinschalige kampeerbedrijfjes; kleinschalige informatie-, educatie-, demonstratie- of bezoekerscentra; kleinschalige heemkundemusea of heemtuinen; onderhoudsgebouwen of terreinen in verband met terreinbeheer;
 
containervelden
ondersteunende voorzieningen voor plantaardige teelten, die op of nabij de grond worden aangebracht, voor zogenaamde containerteelt.
Hierbij kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
-  containervelden als onomkeerbare voorziening, waarbij gebruik gemaakt wordt van een geheel verharde ondergrond veelal van niet-opneembare/gesloten verhardingen, zoals beton;
-  containervelden als omkeerbare voorzieningen, waarbij gebruik gemaakt wordt van antiworteldoek met daartussen opneembare of open verhardingen, zoals betonplaten, tegel- of klinkerbestratingen.
   
cultuurhistorische waarde
waarden die samenhangen met de nalatenschap die de mens, door zijn aanwezigheid en activiteiten in het verleden, heeft achtergelaten in het huidige landschap;
Hieronder worden in ieder geval verstaan:
archeologisch, historisch-landschappelijk, historisch-geografisch en/of historisch-bouwkundig
waardevolle zaken, zoals die tot uitdrukking kunnen komen in archeologische elementen, bodemprofiel en reliëf (m.n. van oude akkers, beek- en rivierdalen), beplanting, verkaveling, slotenpatroon en bebouwing.
 
dagrecreatie
recreatieve activiteiten die plaats vinden in de openlucht en/of in gebouwen, anders dan een woning, en zonder dat sprake is van verblijfsrecreatie of horeca.
Hieronder worden in ieder geval verstaan:
routegebonden recreatie, waterrecreatie, cultuurtoerisme, natuurtoerisme, indooractiviteiten.
 
dagrecreatief medegebruik (extensief)
extensieve vormen van dagrecreatie die in de open lucht plaatsvinden in gebieden waar de hoofdfunctie een andere is;
Hieronder worden in ieder geval verstaan:
wandelen, fietsen, paardrijden of kanoën.
 
dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
 
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
erfbeplanting
visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie.
 
extensiveringsgebied
een aangeduid ruimtelijk begrensd gedeelte van een reconstructiegebied met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is.
 
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
grondgebonden agrarisch bedrijf
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
  
hoge teeltondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter
teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 1,5 m, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen onkruid en wildschade en tegen weersinvloeden, die vrij makkelijk verwijderbaar zijn, maar waarbij dat niet na elk teeltseizoen plaats vindt.
Hieronder worden in ieder geval verstaan:
- teeltbakken in stellingen of teelttafels, eventueel met regenkappen;
- ondersteunende kassen;
- plastic-/foliekassen, -tunnels en –regenkappen.
 
hoge teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter
teeltondersteunende voorzieningen, in de regel hoger dan 1,5 m, ter bescherming van zaaisels en planten, tegen onkruid en wildschade en tegen weersinvloeden, die aanwezig zijn gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer worden verwijderd.
Hieronder worden in ieder geval verstaan:
- menstoegankelijke wandelkappen,
- schaduwhallen voor het afharden van producten en ter bescherming van plantmateriaal tegen scherpe zon;
- hagelnetten en vraatnetten.
 
hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt, waarbij in het geval van een woonbestemming dat altijd het gebouw is waarin zich de woning(en) bevindt (of bevinden).
 
horecabedrijf
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf, logies, ter plaatse te nuttigen etenswaren en dranken en/of zaalverhuur in verband daarmee, uitgezonderd een discotheek, bar, nachtclub of dancing.
 
hydrologische waarden
waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie in relatie tot een of meer van de volgende waarden en/of omstandigheden:
- eveneens aanwezige aardkundige waarden;
- eveneens aanwezige waterafhankelijke natuurwaarden;
- eveneens aanwezige mogelijkheden voor ontwikkeling van waterafhankelijke natuurwaarden;
- daarbij behoren tevens kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil, kwelsituatie) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild).
 
intensieve veehouderij
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden melkrundveehouderij.
 
kampeerbedrijf
een bedrijf dat overwegend gericht is op het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfsrecreatie in de vorm van een kamphuis/groepsaccommodatie, vakantiehuisjes/appartementen, stacaravans/chalets, een kampeerterrein en/of kleinschalig kamperen.
 
kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen, voertuig, gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, en die geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht of (kunnen) worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
 
kampeerterrein
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
 
kamphuis
een gebouw of een gedeelte van een gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf/verblijfsrecreatie in groepsverband, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen.
 
kap
een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt.
 
kassen of hoge tunnels
menstoegankelijke gebouwen en/of andere (overwegend) permanent aanwezige bouwwerken, met een hoogte van meer dan 1,5 m, waarvan de wanden en het dak of de bedekking voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, die dienen voor plantaardige tuinbouwteelten alsmede in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen.
   
kleinschalig kamperen
kamperen, in de vorm van recreatief medegebruik op gronden met een andere hoofdfunctie, voor maximaal 25 kampeermiddelen, geen stacaravans zijnde.
 
lage teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter
teeltondersteunende voorzieningen, met een hoogte van maximaal 1,5 m, aanwezig gedurende de periode dat de teelt dat vereist, en die na (een deel van) het teeltseizoen, en uiterlijk binnen 8 maanden, weer worden verwijderd.
Hieronder worden in ieder geval verstaan:
lage tunnels van halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen; insectengaas; afdekfolies; vlakveldfolies.
 
landschappelijke beplanting
begroeiingselement in het agrarisch gebied, overwegend bestaand uit opgaande beplanting zonder een hoofdfunctie bosbouw of agrarische houtteelt;
Hieronder worden in ieder geval verstaan:
bossages, houtwallen, houtsingels, hagen, boomgroepen, bomenrijen en solitaire bomen.
 
landschapselementen
de verzameling van landschappelijke beplantingen en natuurelementen.
 
landschapswaarden of landschappelijke waarden
het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit, dat bestaat uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
 
mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak en niet zelfstandig in zijn algemene dagelijkse levensbehoeften kan voorzien, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
 
natuurelement
een begroeiingselement en/of abiotisch element gelegen in het agrarisch gebied maar dat geen agrarische productiefunctie heeft en dat niet overwegend bestaat uit (opgaande) landschappelijke beplanting;
Hieronder worden in ieder geval verstaan: moerasjes, poelen, overhoeken, steilranden.
 
natuur- of natuurlijke waarden
waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeenschappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied.
   
nevenactiviteiten, nevengeschikte functie of neventak
een activiteit die niet rechtstreeks de bedrijfs- of functie-uitoefening overeenkomstig de bestemming betreft en die van een zodanige (beperkte) bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang is dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en ruimtelijke verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar en als zodanig ook functioneel aanwezig blijft.
 
niet-agrarisch bedrijf/functie
een bedrijf/functie geen agrarisch bedrijf of geen woning zijnde.
Hieronder worden in ieder geval verstaan:
een buitengebiedgebonden bedrijf/functie, een agrarisch-technisch hulpbedrijf, een agrarisch verwant bedrijf, een ambachtelijk bedrijf, een horecabedrijf, een recreatiebedrijf en/of een overig niet-buitengebied gebonden bedrijf/functie.
 
noodzaak in verband met een agrarisch bedrijf
noodzaak vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling.
 
onderbouw/kelder
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 m boven peil is gelegen.
 
ondergronds
beneden het peil.
 
overig/niet-buitengebied gebonden bedrijf/functie
en bedrijf of functie geen agrarisch bedrijf, agrarisch-technisch hulpbedrijf, agrarisch-verwant bedrijf, ambachtelijk bedrijf, buitengebied gebonden bedrijf/functie, horecabedrijf of recreatiebedrijf zijnde.
 
overkapping
een dakconstructie waarvan maximaal drie zijdelingse begrenzingen worden gevormd door de gevels van belendende gebouwen, dan wel wordt gedragen door vrijstaande ondersteuningen, en die niet wordt aangemerkt als een gebouw, zoals een carport of een ander soort afdak op vrijstaande ondersteuningen.
 
recreatiebedrijf
een bedrijf dat overwegend gericht is op het aanbieden van verblijfsrecreatie en/of dagrecreatie in de openlucht en/of gebouwde voorzieningen.
 
recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie(s) van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
 
recreatief nachtverblijf
zie verblijfsrecreatie.
  
seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Hieronder worden in ieder geval verstaan:
een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
stacaravan
een wagen (niet uitklapbaar) welke volgens de bepalingen van het wegenverkeersreglement niet over de openbare weg achter een auto mag worden voortbewogen of een gebouw van lichte constructie, die in het geheel of in delen kan worden verplaatst en die geplaatst of gebouwd, ingericht en bestemd zijn voor verblijfsrecreatie op een vaste standplaats; ook als zij niet bouwvergunningplichtig zijn, zijn deze toch als een gebouw aan te merken;
 
standplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, een stacaravan of een kampeermiddel, waarbij voorzieningen aanwezig (kunnen) zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
 
statische opslag
(binnen)opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
Hieronder worden in ieder geval verstaan:
(seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers e.d.
 
teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt;
Hierbij (kunnen) worden onderscheiden:
- hoge teeltondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter (zie aldaar);
- hoge teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter (zie aldaar);
- lage teeltondersteunende voorzieningen met een meer permanent karakter c.q. containervelden (zie aldaar);
- lage teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter (zie aldaar).
 
uitbouw
de vergroting van een bestaande ruimte in/aan een woning.
 
vakantiehuisje of -appartement
(een gedeelte van) een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van gebruikers die hun hoofdverblijf/eerste woning elders hebben en dat, als onderdeel van een recreatiebedrijf of —tak, bestemd is voor de bedrijfsmatige verhuur aan regelmatig wisselende personen of groepen;
 
verblijfsrecreatie
een vorm van recreatief verblijf, buiten het hoofdverblijf/de eerste woning elders van de gebruikers, waarbij sprake is van overnachting(en) anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of vaartuig of overnachting(en) bij familie of kennissen.
 
verkoopvloeroppervlakte (vvo)
de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
 
visueel-ruimtelijke waarden
waarden van een gebied die samenhangen met het waarneembare deel van het aardoppervlak en de vorm van verschillen in schaal van het landschap en met name schaaluitersten zoals enerzijds beslotenheid of een bosrandzone met kleinschaligheid en anderzijds openheid of een ontginningspatroon met grootschaligheid.
 
volwaardig(heid van een) agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze.
 
voorgevelrooilijn
de (denkbeeldige) lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die:
  1. gelijk is aan de op de verbeelding aangegeven bebouwingsgrens ten opzichte van de weg waaraan wordt gebouwd;
  2. bij het ontbreken van een bebouwingsgrens gelijk is aan de in de voorschriften voorgeschreven minimum afstand van gebouwen tot de naar de weg gekeerde begrenzing van bestemming/perceelsgrens c.q de grens van de bestemming 'wegen' ter plaatse van de weg waaraan wordt gebouwd;
  3. gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen, op het betreffende bouwperceel, tot de as van de weg of de naar de weg gekeerde begrenzing van bestemming/perceelsgrens, indien die afstand kleiner is dan de onder 1 en 2 genoemde afstand.
 
vrijstaand bijgebouw
een van het (hoofd)gebouw van een woning - met bijbehorende aanbouwen, aangebouwde bijgebouwen en/of uitbouwen — vrijstaand gebouw dat in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk visueel opzicht (ligging, maatvoering, kapvorm, dakhelling) en/of in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw.
 
winkel
een gebouw dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk is bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel.
 
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat bedoeld is voor zelfstandige huisvesting voor één afzonderlijke huishouding.
 
woonboerderij:
een woning die bestaat uit een voormalig agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde (hoofd)gebouw c.q. dezelfde bouwmassa (van het boerderijgebouw) opgenomen voormalige agrarische bedrijfsruimten.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
afstand tot de perceelsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de perceelsgrens;
 
afstand tussen gebouwen:
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
 
afstand tot de weg
de kortste afstand van enig punt tot de grens van de bestemming 'Wegen';
 
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
het oppervlak van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
 
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of binnen een in de regels en/of op de verbeelding nader aangeduid gedeelte van de bestemming;
 
breedte van een bouwperceel:
tussen de twee zijdelingse perceelsgrenzen, gemeten in de bebouwingsgrens of de voorgevelrooilijn;
 
breedte c.q. lengte van een bouwwerk:
horizontaal, tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
 
de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijden van de daken en dakkapellen;
 
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
peil:
voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang (straatpeil);
 
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
 
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk:
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
 
3.1. Bestemmingsomschrijving
 
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
1.
agrarische bedrijfsuitoefening, in de vorm van al dan niet bedrijfsmatige agrarische
bodemexploitatie;
2.
instandhouding van (visueel) landschappelijke waarden;
3.
watergangen met een waterhuishoudkundige functie in verband met de onder 1. en 2. genoemde doeleinden;
4.
extensief dagrecreatief medegebruik;
5.
grondgebonden agrarische bedrijven;
6.
woondoeleinden in de vorm van een bedrijfswoning;
7.
een aan huis verbonden beroep of dienstverlening;
8.
kleinschalig kamperen;
9.
een goede landschappelijke inpassing in de vorm van erfbeplantingen met een
visueel afschermende functie naar het omliggende gebied;
 
3.2. Bouwregels
 
3.2.1. Algemeen
 
Op deze gronden mogen buiten het bouwvlak uitsluitend
worden gebouwd kleine
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die noodzakelijk zijn uit een oogpunt van
dagrecreatief medegebruik, zoals informatiepanelen, zitbanken, picknicktafels en
schuilgelegenheden, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
-      
 
hoogte: niet meer dan 2,50 m1;
-      
 
oppervlakte per bouwwerk: niet meer dan 15 m2.
 
3.2.2. Bouwvoorschriften
 
Binnen het bouwvlak is bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf toegestaan. Hierbij gelden de volgende bepalingen.
 
3.2.2.1. Bedrijfsgebouwen, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen of terreinafscheidingen zijnde:
 
1.
voor silo’s en warmtebuffers geldt dat:
 
-
de hoogte niet meer mag bedragen dan 15 m1;
 
-
de afstand tot perceelsgrenzen mag niet minder bedragen dan 5 m1;
 
-
de afstand tot de Beukenlaan en Rogstraat mag niet minder bedragen dan 8 m1.
2.
voor overige gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
 
-
de hoogte mag niet meer bedragen dan 10 m1;
 
-
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m1;
 
-
de dakhelling mag,bij een afdekking met kap, niet minder bedragen dan 12°
en niet meer dan 55°;
 
-
de afstand tot perceelsgrenzen mag niet minder mag bedragen dan 5 m1;
 
-
de afstand tot de Beukenlaan en Rogstraat mag niet minder bedragen dan 8 m1.
  
3.2.2.2. Bedrijfswoningen met bijbehorende vrijstaande bijgebouwen
 
1.
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1;
2.
de situering mag uitsluitend ter plaatse van de bestaande funderingen zijn en, in
geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend;
3.
de inhoud mag niet meer mag bedragen dan 750 m3, tenzij sprake is van de
navolgende situaties:
 
-
indien de bestaande inhoud al groter is dan 750 m3 geldt die grotere inhoud als maximum;
 
-
 
indien de bedrijfswoning deel uit maakt van een bestaande boerderij of bouwmassa met meerdere woningen waarvan de totale inhoud al meer bedraagt dan 750 m3 geldt die grotere inhoud als maximum;
4.
de hoogte niet meer mag bedragen dan 10 m1;
5.
de goothoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m1;
6.
de dakhelling niet minder mag bedragen dan 12° en niet meer dan 55°, uitgezonderd uitbouwen, aanbouwen en aangebouwde bijgebouwen;
7.
de afstand tot perceelsgrenzen mag niet minder mag bedragen dan 5 m1;
8.
de afstand tot de Beukenlaan en Rogstraat mag niet minder bedragen dan 8 m1.
   
3.2.2.3. Vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen bij
bedrijfswoningen:
 
1.
de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2;
2.
de hoogte mag niet meer mag bedragen dan 5,5 m1;
3.
de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m1;
4.
de afstand tot de bedrijfswoning met aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde
bijgebouwen mag niet minder bedragen dan 3 m1 en niet meer dan 30 m1;
5.
de afstand tot de voorgevelrooilijn mag niet minder bedragen dan 3 m1;
6.
de afstand tot perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 3 m1.
  
3.2.2.4. Terreinafscheidingen
 
De hoogte voor de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m1 en achter de
voorgevelrooilijn niet meer dan 2 m1.
  
  
3.3. Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1. Omgevingsvergunning afwijking minimum en maximum maatvoering
  
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2. wat betreft de voorgeschreven minimum en maximum maten onder de volgende voorwaarden:
1.
 
de afwijking mag niet meer bedragen dan 10%, of in geval van de minimum afstand tot de perceelsgrenzen niet minder dan 3 m1;
2.
de noodzaak vanuit een goede of doelmatige functionele, stedenbouwkundige, landschappelijke, bouwkundige en/of architectonische inpassing dient aanwezig te zijn;
3.
Voor zover het een overwegend open afrastering of hekwerk, niet zijnde muren of schuttingen, betreft kan hieraan medewerking worden verleend voor de voorgevelrooilijn tot een maximum van 2 m1.
  
3.3.2. Omgevingsvergunning hogere bedrijfsgebouwen
  
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in artikel 3.2.2.1. lid 2 wat betreft de voorgeschreven minimum en maximum maten onder de volgende voorwaarden:
1.
de bouw moet noodzakelijk zijn uit een oogpunt van doelmatige agrarische
bedrijfsvoering of —ontwikkeling;
2.
de hoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer gaan bedragen dan 12,5 m1;
3.
de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of aardkundige
waarden ter plaatse en in de directe omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
4.
een goede landschappelijke inpassing, mede op basis van een uitvoerbaar
erfinrichtingsplan, dient verzekerd te zijn;
5.
er kan, in geval van onduidelijkheid, vooraf advies ingewonnen worden van een terzake deskundige commissie/instantie over tenminste de voorwaarden
zoals genoemd onder 1.
6.
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
  
3.4. Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1.Algemeen
 
De gronden en gebouwen mogen overeenkomstig de bestemmingsomschrijving niet eerder worden gebruikt dan nadat de landschappelijke inpassing conform het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, is gerealiseerd en zolang als de aangebrachte beplanting in stand wordt gehouden.
 
   
3.4.2. Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1. lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
1.
het houden van een kampeerterrein voor kampeermiddelen;
2.
(motor) cross of andere mechanische geluidproducerende sporten;
3.
grootschalige openluchtevenementen en andere intensieve vormen van dagrecreatie, voor zover geen extensief dagrecreatief medegebruik zijnde;
4.
het (mede)gebruik van woningen voor andere doeleinden dan wonen alsmede de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of dienstverlening indien die activiteit op andere wijze wordt uitgeoefend dan begrepen onder de volgende voorwaarden:
 
-
de woonfunctie zowel visueel als qua aard primair blijft en de activiteit niet leidt tot verstoring van het woongenot ter plaatse en in de directe omgeving;
 
-
de activiteit in of het gebruik van de woning niet leidt tot onevenredige publieksaantrekkende werking;
 
-
de activiteit in of het gebruik van de woning geen nadelige invloed heeft op de verkeersafwikkeling en op de parkeerbalans;
 
-
slechts sprake is van zeer beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep en geen verdere detailhandel plaatsvindt;
 
-
de reclameactiviteiten uiterst beperkt van omvang blijven;
 
-
de activiteit of het gebruik uitsluitend in de woning of in een aanbouw en/of aangebouwd bijgebouw wordt uitgeoefend;
5.
het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor een
seksinrichting;
6.
de aanleg buiten een bouwvlak van containervelden via onomkeerbare
voorzieningen op een geheel verharde ondergrond;
7.
de aanleg van containervelden via omkeerbare voorzieningen waarbij
gebruik wordt gemaakt van antiworteldoek met daartussen opneembare
verharding buiten het bouwvlak en tot een maximum van meer dan 4 ha;
8.
de aanleg van foliebassins;
9.
het gebruik van bijgebouwen bij een woning of bedrijfsgebouwen als
zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.
Onder een gebruik strijdig met de bestemming wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kleinschalige, kortstondige, incidentele evenementen waarvoor op grond van andere regelgeving een vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend.
 
3.5. Afwijking van de gebruiksregels
  
3.5.1. Omgevingsvergunning kampeerterrein
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het plan voor het toestaan van een kampeerterrein op gronden binnen het bouwvlak en de hieraan direct grenzende gronden en wel tot een maximum van 25 kampeermiddelen mits:
1.
de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of aardkundige
waarden ter plaatse en in de directe omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast;
2.
een goede landschappelijke inpassing, mede op basis van een uitvoerbaar
erfinrichtingsplan, dient verzekerd te zijn, waarbij een groenstrook rondom, ten behoeve van de visuele afscherming naar de omgeving toe, een minimale breedte van 5 m1 dient te hebben;
3.
Als gevolg van het kleinschalig kamperen mogen de bestaande bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende (agrarische) bedrijven niet worden beperkt;
4.
er mag geen bebouwing plaatsvinden;
5.
de minimale afstand van kampeerplaatsen tot de as van de weg bedraagt 15 m1;
6.
de minimale afstand van kampeerplaatsen tot de perceelsgrens bedraagt 5 m1;
7.
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
  
3.5.2. Omgevingsvergunning medegebruik voor agrarische verbreding of niet-agrarische nevenactiviteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het plan voor het toestaan van het medegebruik voor verbrede landbouw of nevenfunctie bij een agrarisch bedrijf mits:
1.
dit medegebruik plaatsvindt op het bouwvlak;
2.
het medegebruik alleen wordt uitgeoefend als onderdeel van een functionerend agrarisch bedrijf dat de hoofdfunctie blijft;
3.
het medegebruik wordt beëindigd bij beëindiging van de agrarische functie;
4.
het medegebruik niet leidt tot uitbreiding van de bedrijfsbebouwing met meer dan
500 m² of vergroting van het bouwvlak;
5.
het medegebruik de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen (agrarische) bedrijven niet beperkt;
6.
de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking niet onevenredig toenemen in relatie tot de aard van de omgeving en functie en aard van de weg waaraan de locatie is gelegen;
7.
indien er sprake is van publieksaantrekking er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein is, welke tevens afdoende landschappelijk ingepast moet worden;
8.
verkoop plaatsvindt, dit alleen is toegestaan op kleine schaal, voorzover direct verbonden met het functionerende agrarische bedrijf of in de directe omgeving daarvan geproduceerde en/of bewerkte primaire agrarische (streek)producten, tot een verkoopvloeroppervlak van maximaal 100 m²;
9.
horeca-activiteiten plaatsvinden, dit alleen is toegestaan op kleine schaal, waarbij er geen sprake mag zijn van een gebruik c.q. inrichting waarvoor op grond van de Drank- en Horecawet een vergunning is vereist, tot een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 50 m²;
10.
verblijfsrecreatie in de vorm van appartementen of een groepsaccommodatie,
zorgactiviteiten voor de dag- en/of nachtopvang van zorgvragers of dagrecreatie is toegestaan tot in totaal maximaal250 m²;
11.
er mag geen buitenopslag voor het medegebruik plaatsvinden;
12.
de in de omgeving aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast;
13.
bij cumulatie van meerdere vormen van medegebruik het totale daarvoor te gebruiken bedrijfsvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de aanwezige bebouwing tot een maxima van 500 m² of in geval van statische opslag 1.000 m²;
14.
het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
  
3.5.3. Omgevingsvergunning afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het plan voor het toestaan van het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte mits:
1.
de bewoning op basis van een advies van een onafhankelijke deskundige instantie
noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
2.
er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen
waaronder die van omwonenden en ( agrarische) bedrijven;
3.
de afhankelijke woonruimte geen grotere oppervlakte heeft dan 100m²;
4.
de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de voor de (bedrijfs) woning
geldende regeling inzake bijgebouwen waarbij burgemeester en wethouders ten
behoeve van een goede ruimtelijke inpassing eisen kunnen stellen ten behoeve van een goede ruimtelijke inpassing ( samenhangend bebouwingsbeeld, relatie hoofd- en
bijgebouw, concentratie van bebouwing) en ten aanzien van de situering van het
bijgebouw in relatie tot de woning.
5.
De omgevingsvergunning wordt ingetrokken indien de bij het verlenen ervan
bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
  
3.5.4. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
Het is verboden om buiten een bouwvlak zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
1.
het afgraven, ophogen, vergraven of egaliseren van de bodem alsmede het indrijven van voorwerpen in de bodem;
2.
het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, allen dieper dan 0,50 m¹, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen;
3.
het graven, dempen dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van
waterlopen, sloten, greppels en kleine geïsoleerde wateren;
4.
aanleg van drainage anders dan ter vervanging van bestaande drainage;
5.
het verwijderen van landschapselementen;
6.
het verwijderen van onverharde wegen of paden;
7.
het beplanten van gronden met opgaand houtgewas ten behoeve van tuinbouw of
agrarische houtteelt;
8.
het aanleggen en of verharden van wegen of paden dan wel het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen: voor zo ver groter dan 200m² als het overige verhardingen betreft;
9.
het aanbrengen van lage teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter dan wel met een meer permanent karakter c.q. containervelden;
10.
het aanbrengen van hoge teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter voor zo ver geen bouwwerk zijnde;
11.
het aanbrengen van overige teeltondersteunende voorzieningen.
  
3.5.4.1. Uitzondering
 
Een omgevingsvergunning als hiervoor aangegeven is niet vereist voor:
1.
werken of werkzaamheden die vallen onder het normale onderhoud en beheer van de gronden overeenkomstig de bestemming dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
2.
werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn dan wel op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan nog mogen worden uitgevoerd op basis van een eerder verleende vergunning.
  
3.5.4.2. Toelaatbaarheid
 
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien deze verband houden met de
doeleinden die in de bestemmingsomschrijving zijn genoemd en indien hierdoor dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkelingsmogelijkheden van de waarden die in de bestemmingsomschrijving zijn genoemd.
  
3.6. Wijzigingsbevoegdheden
 
3.6.1. Vormverandering/verkleining bouwvlak
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van een vormverandering zonder uitbreiding van het bouwvlak. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden.
1. Er is een concreet bouwplan met een onderbouwing waarin de noodzaak en aanvaardbaarheid van de vormverandering ook voor de langere termijn is aangegeven. Ter zake wordt het advies van de AAB ingewonnen.
2. Er moet zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing conform de uitgangspunten van het beeldkwaliteitplan. Hiertoe moet een erfinrichtingsplan worden overgelegd. De landschappelijke inpassing mag in dit geval direct aansluitend aan het bestemmingsvlak plaatsvinden.
3. Het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
  
3.6.2. Uitbreiding bouwvlak
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van
een uitbreiding van het bouwvlak, dan wel/niet in combinatie met een vormverandering. Hierbij gelden de volgende specifieke randvoorwaarden:
1. er is een concreet bouwplan met een onderbouwing waarin de noodzaak en
aanvaardbaarheid van de vergroting en vormverandering ook voor de langere termijn is aangegeven. Ter zake wordt het advies van de AAB ingewonnen.
2. de uitbreiding dient plaats te vinden aansluitend aan het geldende bouwvlak;
3. natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, hydrologische of aardkundige waarden van het gebied mogen daardoor niet onevenredig worden aangetast;
4. er moet zorg worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
5. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast.
3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene bouwregels
 
5.1. Ondergeschikte bouwonderdelen
 
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak of
bestemmingsvlak worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tenzij de bouw- of bestemmingsgrens of de bouwhoogte met ten hoogste 1 m wordt overschreden.
 
5.2. Bestaande maten en afstanden
 
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand van bouwwerken, die rechtens tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in of krachtens het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud of afstand in afwijking daarvan als minimaal voorgeschreven respectievelijk maximaal toegestaan.
 
5.3. Ondergronds bouwen
 
a.
op plaatsen waar bovengronds gebouwd mag worden op basis van de bouwvoorschriften van de bestemming in dit bestemmingsplan mag ondergronds gebouwd worden, ook als boven het ondergrondse bouwwerk geen bovengronds bouwwerk aanwezig is;
b.
De verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag maximaal 3,5 m1 bedragen.
Artikel 6 Algemene aanduidingsregels
 
6.1. Luchtvaartverkeerzone ‘Inner Horizontal and Conical Surface ( IHCS)’ 
 
Binnen de gebiedsaanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone’ (Inner Horizontal and
Conical Surface, IHCS) van de Vliegbasis Volkel is het niet toegestaan om enig bouwwerk
te bouwen of houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen tot meer dan 64 m1 boven NAP.
 
6.2. Luchtvaartverkeerzone ‘Radarverstoringsgebied vliegbasis Volkel’
 
Binnen de gebiedsaanduiding ‘Luchtvaartverkeerszone’ (Vrijwaringszone- radar) is het niet toegestaan om enig bouwwerk te bouwen of houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen tot boven 56 m1 boven NAP.
  
6.3 Luchtvaartverkeerszone ‘Instrument Landing System (ILS)-verstoringsgebied
 
Binnen de gebiedsaanduiding ‘Luchtvaartverkeerszone’(Instrument Landing System (ILS)-verstoringsgebied) is het niet toegestaan om enig bouwwerk te bouwen of houtopstanden of beplanting aan te brengen of de bodem op te hogen tot boven 41 m1 boven NAP.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
 
7.1. Overgangsrecht bouwwerken
 
1.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
 
a.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
 
b.
éénmalig worden uitgebreid met een maximum van 10% van de op het tijdstip van de ter visielegging van het ontwerp van plan bestaande inhoud;
 
c.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  
2.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning
en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepaling van dat plan.
 
7.2. Overgangsrecht gebruik
 
1.
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
2.
het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik,
tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3.
indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4.
het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Beukenlaan 52 Odiliapeel'.