direct naar inhoud van 4.2 Bodemkwaliteit
Plan: Brinkstraat
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0273.WPbrinkstraat-ON01

4.2 Bodemkwaliteit

In het kader van de onderzoeksplicht van artikel 3.1.6 Bro dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in beeld gebracht te worden. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Met het oog op de voorgenomen plannen van de Woningstichting Putten is door Vink Milieutechnisch Adviesbureau b.v. op 8 maart 2011 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 2). Uit het verkennende bodemonderzoek blijkt dat:

  • In de bovengrond van de onderzoekslocatie gehalten aan lood, zink en PAK boven de achtergrondwaarde zijn aangetoond. Plaatselijk is tevens een gehalte aan kwik boven de achtergrondwaarde aangetoond.
  • In de ondergrond geen verontreinigingen zijn aangetroffen.
  • In het grondwater is een gehalte aan barium boven de streefwaarde aangetoond. Naftaleen is niet aangetoond, maar de rapportagegrens voor naftaleen is hoger dan de streefwaarde.

Geconcludeerd wordt dat de hypothese ‘onverdacht’ stand houdt. De aangetoonde lichte verontreinigingen zijn niet verontrustend en geven geen aanleiding tot nader bodemonderzoek. De milieuhygiënische bodemkwaliteit is afdoende bekend. De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de gewenste toekomstige invulling van het gebied.

Voor de grond geldt dat deze mag worden hergebruikt op het perceel. Buiten het perceel gelden samenstellingeisen met betrekking tot verschillende mogelijkheden voor hergebruik conform het Besluit bodemkwaliteit.

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.