direct naar inhoud van Regels
Plan: Cadzandseweg Nieuwvliet
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.0001bpcn09-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begripsregels

1.1 plan

het bestemmingsplan Cadzandseweg Nieuwvliet van de gemeente Sluis.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0001bpcn09-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 de verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan Cadzandseweg Nieuwvliet.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.7 aan-huis-gebonden beroep

aan-huis-gebonden beroepen zijn dienstverlenende beroepen op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.13 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14 brutovloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.19 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.23 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.24 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, en bankfilialen.

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.29 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.30 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op beroepsmatige wijze uit oefenen van activiteiten anders dan een aan-huis-gebonden beroep en/of het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft.

1.31 logies voor arbeidsmigranten

het bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf (altijd voor meerdere nachten) aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen.

1.32 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van hert plan.

1.33 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en

apparatuur voor telecommunicatie.

1.34 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.35 peil

voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg (ter plaatse van de hoofdtoegang);

in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.36 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.37 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.38 voorgevelrooilijn

de lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevelrooilijn) of aan de van de weg afgekeerde zijde (achtergevellijn) niet mag worden overschreden.

1.39 woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de

scheidsmuren.

2.4 brutovloeroppervlakte

de brutovloeroppervlakte volgens NEN 5077.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 verschillende goothoogte van een bouwwerk

indien een gebouw met betrekking tot de constructiedelen als bedoeld onder 2.6. over verschillende hoogten beschikt, wordt als volgt gemeten:

  • a. indien zich aan de voorgevelzijde een goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de hoogte aan de voorgevelzijde;
  • b. indien zich – in geval van een lessenaarsdak – aan de voorgevelzijde van het gebouw geen goot/druiplijn, boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel bevindt, wordt uitgegaan van de laagste hoogte.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd:

  • a. voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen en worden niet bebouwd als erf zoals bedoeld in het Besluit bouwvergunningsvrije en lichtbouwvergunningsplichtige bouwwerken;
  • b. auto-ontsluitingen of inritten ten behoeve van ontsluiting van het perceel;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Op deze gronden worden bouwwerken, geen overkappingen zijnde, gebouwd.

3.2.2 Maatvoering

De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste de volgende aangegeven maten:

  • a. voor speelvoorzieningen ten hoogste 2 m;
  • b. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Uitbreiding gebouwen en overkappingen in tuin voor de voorgevel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, teneinde bijgebouwen of overkappingen te kunnen toestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 10 m² en de goothoogte niet meer dan 3 m;
  • b. verlening van ontheffing heeft niet tot gevolg dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid onevenredig worden aangetast;
  • c. ontheffing wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen (W) aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen;
  • b. bijbehorende erven, tuinen en ontsluitingspaden;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Toelaatbaarheid van bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:

  • a. op deze gronden worden gebouwd:
    • 1. ter plaatse van het bouwvlak:

a. hoofdgebouwen;

b. aan- en uitbouwen;

c. bijgebouwen;

d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

2. buiten het bouwvlak:

a. aan- en uitbouwen;

b. bijgebouwen;

c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  • b. bebouwingstypologie ter plaatse van de aanduiding 'twee-aan-een':
    • 1. ten hoogste twee aaneengebouwde woningen;
    • 2. twee aaneengebouwde woningen dienen te grenzen aan vrijstaande woningen;
    • 3. het aantal woningen bedraagt ten hoogste 10;
    • 4. in de westelijke helft van het bestemmingsvlak wordt voor meer dan drie woningen omgevingsvergunning verleend, nadat in de oostelijke helft ten behoeve van ten minste twee woningen omgevingsvergunningen zijn verleend;
  • c. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel mag niet minder bedragen dan 1 m.

4.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. de bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven bouwhoogte;
  • b. de goothoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven goothoogte;
  • c. de dakhelling van de hoofdgebouwen bedraagt de met de maatvoeringsaanduiding aangegeven dakhelling;
  • d. de voorgevel van hoofdgebouwen dient ten minste 2 m en ten hoogste 6 m uit de voorste perceelsgrens te liggen;
  • e. de (horizontale) diepte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 12 m ten opzichte van de voorgevelrooilijn;
  • f. van het hoofdgebouw bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen ten minste 5 m;
  • g. van de hoofdgebouwen mogen ten hoogste 4 identieke nokrichtingen naast elkaar gesitueerd zijn.

4.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. binnen een afstand van 5 m langs één van de zijdelingse perceelsgrenzen zijn geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 7 m;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. per bouwperceel mag ten hoogste 40% worden bebouwd met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen met een maximum van 60 m².

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen grenzend aan openbaargebied bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 1 m.
4.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder b, voor het verhogen van de goothoogte, met inachtneming van het volgende:

  • a. de goothoogte bedraagt ten hoogste 5 m;
  • b. verlening van ontheffing mag niet tot gevolg hebben dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld wordt aangetast;
  • c. de bevoegdheid tot afwijken mag niet worden toegepast indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bouwperceel is ten hoogste één woning toegestaan;
  • b. aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bed & breakfast zijn niet toegestaan;
  • c. woningen gebruiken anders dan als woning is niet toegestaan, in ieder geval voor zover dit betreft het gebruik voor logies voor arbeidsmigranten en/of voor kamerverhuur.
4.5 Afwijking specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 onder b, zodat op de gronden met de bestemming Wonen ook het gebruik is toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor:

  • a. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, met dien verstande dat:
    • 1. de woning moet blijven voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit;
    • 2. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt.
    • 3. ten hoogste 50 m² in gebruik is voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
    • 4. het bedrijvigheid betreft die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;
    • 5. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens de gebruiker is van het gebouw;
    • 6. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 7. er mogen geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat ontstaan;
    • 8. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
    • 9. reclame uitingen dienen te voldoen aan de criteria uit de Welstandsnota Sluis.
  • b. bed & breakfast, met dien verstande dat:
    • 1. de woning moet voldoen aan het Bouwbesluit ten aanzien van de nieuwe gebruiksfunctie;
    • 2. het aantal slaapplaatsen ten hoogste 6 bedraagt;
    • 3. de voorziening ten behoeve van de activiteit dienen binnen de bestaande hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen gerealiseerd te worden;
    • 4. het gebruik de woonfunctie ondersteunt, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw uitvoert tevens de gebruiker is van het gebouw;
    • 5. het geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten betreffen dat deze kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Antidubbeltelregels

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Algemene bouwregels
6.1.1 Bestaande maten
  • a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

6.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de plankaart en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen borende bij erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Percentages

Een aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste wordt bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

  • a. het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
    • 1. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. de bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen bedragen echter niet meer dan 3 m en het bestemmingsvlak wordt met niet meer dan 10% vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsregels

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Cadzandseweg Nieuwvliet.