direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Wijzigingsplan Scherpenheuvel 7 te IJzendijke
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.wpscherpenheuvel11-ON01

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Vigerend bestemmingsplan

Op de planlocatie is het beleid uit het bestemmingsplan "Buitengebied" van gemeente Sluis, vastgesteld door de gemeenteraad op 23 juni 2011, onverkort van toepassing.

Zoals te zien in onderstaande figuur is de planlocatie aan de adres gelegen in een gebied met de bestemming 'Agrarisch'. Tevens is op de planlocatie de aanduiding 'bouwvlak' van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.wpscherpenheuvel11-ON01_0009.jpg" Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan
Bron: Gemeente Sluis; www.ruimtelijkeplannen.nl.

In onderhavige situatie is sprake van vergroting van een agrarisch bouwvlak ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veehouderij. De voorgenomen ontwikkeling is in strijd met de regels zoals gesteld in het bestemmingsplan "Buitengebied". Echter wordt in het bestemmingsplan "Buitengebied" een wijzigingsbevoegdheid geboden ten behoeve van het vergroten van het agrarisch bouwperceel. Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken is het daarom noodzakelijk een wijzigingsplan op te stellen.

Het wijzigingsplan zal worden opgesteld aan de hand van de in het bestemmingsplan "Buitengebied" van gemeente Sluis opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Deze luidt als volgt:

" 3.6.1 Vergroting of vormverandering bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de vergroting en/of vormverandering van een bouwvlak ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met inachtneming van het volgende:

  • a. het bouwvlak mag worden vergroot:
    • 1. tot een oppervlakte van ten hoogste 1,5 ha;
    • 2. of tot een oppervlakte van ten hoogste 2 ha waarbij het bouwvlak met ten hoogste 70 % mag worden bebouwd;
  • b. wijziging wordt slechts toegepast voor een reëel of volwaardig agrarisch bedrijf en indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is; alvorens wijziging toe te passen vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de agrarisch deskundige;
  • c. wijziging kan tevens worden toegepast ten behoeve van het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische of monumentale waarden van de gebouwencomplexen zoals genoemd in bijlage 6;
  • d. ter plaatse wordt voorzien in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een gemiddelde breedte van tenminste 10 m; op basis van een landschapsplan, opgesteld door een gecertificeerde landschapsarchitect of goedgekeurd door de landschaps- en natuurdeskundige, kan volstaan worden met een landschappelijke inpassing met een gemiddelde breedte van 5 m;
  • e. medewerking wordt slechts verleend als een privaatrechtelijke overeenkomst wordt gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing;
  • f. wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • g. indien de afstand tot gronden met de bestemming Natuur minder dan 100 m bedraagt wordt medewerking uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;
  • h. er mogen geen onevenredige gevolgen voor het waterbeheer optreden; burgemeester en wethouders vragen hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen."

De voorgenomen ontwikkeling kan dus toegestaan worden als aan de gestelde voorwaarden in de wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan.

Ad. a:
Het bouwvlak ter plaatse zal worden vergroot tot een oppervlakte van 2 hectare. Het genoemde bebouwingspercentage van 70% zal hierbij gehandhaafd worden.

Ad. b:
In onderhavig geval is sprake van een volwaardig bedrijf. Uitbreiding is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering. Om dit aan te tonen is advies opgevraagd bij de Agrarische Adviescommissie Zeeland (AAZ). Zij hebben een positief advies uitgebracht. Voor het advies van de AAZ wordt verwezen naar bijlage 3 van dit plan.

Ad. c:
Er is geen sprake van een cultuurhistorisch waardevol complex of van een complex met monumentale waarden.

Ad. d:
Er zal worden voldaan aan een goede landschappelijke inpassing. Om dit te realiseren is door een landschapsdeskundige een landschappelijk inrichtingsplan opgesteld. De uitgangspunten uit dit inrichtingsplan zijn verder uitgewerkt in paragraaf 2.2.2 van dit plan. Voor het inrichtingsplan wordt verwezen naar bijlage 2 van dit plan.

Ad. e:
Tussen de initiatiefnemer en de gemeente zal een overeenkomst worden gesloten waarin de landschappelijke inpassing van het bedrijf en het onderhoud en het beheer van de landschappelijke inpassing is verzekerd.

Ad. f:
De wijziging zal niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en/of ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende percelen. Dit is aangetoond in de onderzoeken zoals zijn uitgevoerd in hoofdstuk 4 van dit plan.

Ad. g:
De afstand tot de bestemming Natuur bedraagt meer dan 100 meter. Tevens zal met de voorgenomen ontwikkeling geen sprake zijn van aantasting van natuurwaarden, zoals is aangetoond in hoofdstuk 4van dit plan.

Ad. h:
Bij de voorgenomen wijziging zal hydrologisch neutraal worden ontwikkeld. Tevens heeft de voorgenomen ontwikkeling geen nadelige gevolgen voor het waterbeheer, zoals is aangetoond in paragraaf 4.5 van dit plan.

Aan alle voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid kan worden voldaan. Hiermee kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid kan worden uitgevoerd.

Daarnaast dient aangetoond te worden dat geen sprake is van een intensieve veehouderij. Om als grondgebonden bedrijf aangemerkt te kunnen worden dient weidegang plaats te vinden. Echter is hierop ook een afwijking mogelijk. Hierover is in het bestemmingsplan "Buitengebied" van gemeente een bepaling opgenomen. Deze luidt als volgt:

"Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a juncto lid 1.87 inzake weidegang als criterium voor grondgebonden agrarische bedrijven voor melkveebedrijven die in plaats van weidegang, voldoende ruwvoer telen, met inachtneming van het volgende:

  • a. uit het te overleggen ondernemersplan inzake de nieuwe bedrijfssituatie, blijkt het volgende:
    • 1. de gronden zijn in overwegende mate in de directe omgeving van het bedrijf gelegen;
    • 2. de gronden behoren feitelijk tot het bedrijf;
    • 3. de gronden worden feitelijk voor ruwvoerteelt voor het bedrijf gebruikt;
    • 4. de oppervlakte gronden is toereikend voor voerteelt in relatie tot de omvang van de veestapel;
    • 5. er wordt voldoende voer geteeld voor de voerbehoefte van het eigen bedrijf, zodanig dat het niet gaat om bijvoedering maar om een hoofdbestanddeel in de voervoorziening;
    • 6. gewassen worden integraal voor voedering van vee gebruikt;
    • 7. bewerking van de gewassen vindt slechts in ondergeschikte mate plaats en in ieder geval op het bedrijf;
  • b. toepassen van weidegang is vanuit de bedrijfssituatie niet mogelijk of niet gewenst;
  • c. de continuïteit van voerteelt is ook op langere termijn verzekerd;
  • d. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend als over de aspecten zoals genoemd onder a tot en met c een schriftelijke overeenkomst met het bedrijf wordt gesloten."

Ad. a:
Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de bouw staluitbreiding zal een ondernemersplan worden overlegd aan de gemeente waarin wordt aangetoond dat de gronden in de directe omgeving van het bedrijf liggen, de gronden behoren tot het bedrijf, de gronden worden gebruikt voor de teelt van ruwvoer, de oppervlakte van de gronden toereikend is voor de teelt van ruwvoer in relatie tot de veestapel, er voldoende geteelt wordt voor de voerbehoefte van het eigen bedrijf, de gewassen integraal gebruikt worden voor voeding van het vee en de bewerking van gewassen slechts in ondergeschikte mate plaatsvindt en uitsluitend op het bedrijf.

Ad. b:
Toepassing van weidegang is in de onderhavige situatie niet mogelijk. De initiatiefnemer heeft namelijk te weinig arbeidskrachten beschikbaar om de gehele veestapel op een goede manier te kunnen beweiden. Daarnaast zorgt het houden van de dieren in de stal voor een constant en regelmatig voedingspatroon, wat de melkproductie bevordert. Hiermee blijft de melkproductie regelmatig en is geen sprake van wisselende kwantiteit. Beweiding is dus niet wenselijk en niet mogelijk.

Ad. c:
De continuïteit van de ruwvoerteelt zal ook voor langere termijn verzekerd worden. Dit zal in een overeenkomst tussen de initiatiefnemer en de gemeente worden vastgelegd.

Ad. d:
Tussen de gemeente en de initiatiefnemer zal een dergelijke overeenkomst worden gesloten.

3.3.2 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de wijzigingsbevoegdheden zoals zijn opgenomen in het bestemmingsplan "Buitengebied" van gemeente Sluis. Hierdoor kan het plan mogelijk worden gemaakt door middel van toepassing van een wijzigingsbevoegdheid behorende bij de betreffende bestemming. Hiermee past de voorgenomen ontwikkeling binnen het gemeentelijke beleid.

Naast de aanvraag voor het vergroten van het bouwvlak dient een afwijking aangevraagd te worden om af te wijken van de verplichting tot beweiden van de veestapel om als grondgebonden bedrijf aangemerkt te kunnen worden. Deze afwijking zal tegelijkertijd met de omgevingsvergunning voor de bouw worden angevraagd.