direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22n De Ploeg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0296.TAMNRDdeploeg-OW01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels (paragraaf 22n.1)

Artikel 1 Toepassingsbereik

1.1 Omgevingsplan Wijchen

Dit plan wijzigt het omgevingsplan Wijchen in die zin dat na hoofdstuk 22 van het omgevingsplan Wijchen een hoofdstuk 22n wordt toegevoegd, bestaande uit de regels van dit plan. De hoofdstukken in dit plan moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22n van het omgevingsplan Wijchen. In de artikelkop van de artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer 22n gelezen worden. In de kop van de bijlagen moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage 22n gelezen worden.

1.2 Tijdelijk omgevingsplan - bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Stedelijk Gebied Wijchen NL.IMRO.0296.TAMNRDdeploeg-OW01 is niet van toepassing op de locatie, bedoeld in 1.4.

1.3 Tijdelijk omgevingsplan - bruidsschat

De regels in afdeling 22.2 en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit plan.

1.4 Verwijzing naar verbeelding

De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie 'Verploegen Woezik', waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMNRDdeploeg-OW01.

Artikel 2 Begripsbepalingen

2.1 van toepassing verklaring

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij de Omgevingswet, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit plan.

2.2 aanvullende begrippen

In aanvulling op het bepaalde in 2.1 worden voor de toepassing van de regels in dit hoofdstuk de begrippen als bedoeld in 2.3 tot en met 2.43 gehanteerd:

2.3 plan

Het TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22n De Ploeg met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMNRDdeploeg-OW01 van de gemeente Wijchen bestaande uit de geometrisch bepaalde planobjecten zoals vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMNRDdeploeg-OW01 met de in dit plan opgenomen regels en de daarbij behorende bijlagen.

2.4 aan- of uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwde ruimte, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie of afmetingen) ondergeschikt is - maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap - met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is;

2.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

2.6 bebouwingspercentage

het percentage van het bouwperceel dat met gebouwen mag worden bebouwd; de gronden onder het oorspronkelijke hoofdgebouw binnen de bestemming 'Wonen' daarbij niet meegerekend;

2.7 beeldkwaliteit

de aan een bouwwerk toegekende architectonische waarde met betrekking tot de bouwkundige vormgeving en ruimtelijke en functionele aspecten;

2.8 beeldkwaliteitsplan

geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitsplan en als Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan onlosmakelijk verbonden met dit TAM-omgevingsplan;

2.9 begane grondbouwlaag

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde ondergrondse ruimten;

2.10 beroep/bedrijf aan huis

een beroep dan wel een bedrijf, waarvan de activiteiten niet publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal door een van de bewoners van een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

2.11 bedrijfsactiviteiten

handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;

2.12 bestaand
  • t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp wijzigingsbesluit van dit TAM-IMRO omgevingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
  • t.a.v. werken of werkzaamheden: zoals legaal aanwezig op het tijdstip van het ontwerp wijzigingsbesluit van dit TAM-IMRO omgevingsplan, dan wel toegestaan krachtens omgevingsvergunning;
2.13 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

2.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw.

2.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

2.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

2.17 bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder;

2.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

2.19 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

2.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

2.21 bouwwijze

de wijze van bouwen van een woning, waarbij:

  • a. onder vrijstaand wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen gebouw is aangebouwd;
  • b. onder twee-aaneengebouwd wordt verstaan een woning, waarvan het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van maximaal twee direct aaneengebouwde hoofdgebouwen (twee-onder-één-kap);
  • c. onder aaneengebouwd wordt verstaan een woning, die deel uitmaakt van een blok van minimaal drie woningen of meer, waarvan het hoofdgebouw aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd;
  • d. onder gestapeld wordt een gebouw verstaan, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.
  • e. onder een patiowoning wordt verstaan een woning die deel uitmaakt van een blok van aaneengebouwde woningen waarvan de woonruimten zijn gelegen om of aansluitend aan een onbebouwde onoverdekte met wanden omsloten ruimte;
  • f. onder meervoudige woning wordt verstaan een gebouw met de uiterlijke verschijningsvorm van een woning, niet zijnde een gestapelde woning, waarin meerdere naast en/of boven elkaar gelegen woningen zijn ondergebracht en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
2.22 cultuurhistorische waarde

de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door de ten gevolge van een vroeger cultuur- of levenspatroon ontstane in het terrein waarneembare vormen van landschap en bebouwing, welke hetzij van waarde zijn voor de wetenschap, hetzij een zodanige historische waarde bezitten dat het behoud van belang is te achten;

2.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen, verhuren en leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

2.24 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

2.25 evenementen

een tijdelijke activiteit in de open lucht -al dan niet in tijdelijke tenten en/of paviljoens en/of daarmee vergelijkbare onderkomens-, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek ten behoeve van informerende, educatieve, vermaak, culturele, sport en/of levensbeschouwelijke doeleinden;

2.26 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen niet tot het hoofdgebouw worden gerekend;

2.27 huishouden

persoon of groep personen die een gemeenschappelijke huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

2.28 locatievlak

een geometrisch bepaald vlak die is aangewezen voor een gebruiksdoel;

2.29 internetverkoop

verkoop via het internet, zonder showroom/verkoopruimte en zonder uitstalling van en de mogelijkheid voor de afhaal van goederen;

2.30 levensloopgeschikt

Een woning die geschikt is voor bewoning in alle levensfasen. De woning is rollator toe- en doorgankelijk voor mensen met een lichamelijke beperking. Alle primaire leefruimten (woonkamer, keuken, slaapkamer, badkamer, toilet) bevinden zich op dezelfde verdieping. De leefruimten zijn zowel inpandig als vanuit het aansluitende terrein zo veel mogelijk drempelloos toegankelijk. Daarnaast zijn woongebouwen voorzien van automatische deuropeners op de deuren naar verkeersruimten. Er is voldoende bereikbare stallingsruimte voor zowel fietsen met een hulpmotor als scootmobielen.

2.31 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

2.32 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

2.33 ondergeschikte bouwdelen

ondergeschikte delen aan een gebouw zoals, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen, zonnepanelen, airco-installaties en andere ondergeschikte (dak)opbouwen;

2.34 overkapping / carport

een bouwwerk in de vorm van een dakconstructie dat wordt ondersteund door palen of kolommen; en waarvan de begrenzing wordt gevormd door maximaal één eigen wand, dan wel - aan maximaal 3 zijden - door gevels van aansluitende gebouwen;

2.35 peil
  • voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst: de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
2.36 prostitutiebedrijf

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice;

2.37 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

2.38 sociale relatie

de band tussen twee of meerdere mensen op maatschappelijk (sociaal) gebied. Dit kan een familieband zijn maar ook een andere relatie is mogelijk bijvoorbeeld vrienden;

2.39 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

2.40 voorgevelrooilijn

de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

2.41 wonen

het verblijven van één huishouden in een woning;

2.42 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

2.43 zorg-voor-elkaar-woning

een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (hoofd)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van (toekomstige) mantelzorg danwel een leeftijd van 60 of ouder gehuisvest is. Het kan hierbij gaan om een permanent bijbehorend bouwwerk of om een tijdelijke woonunit. Er moet sprake zijn van een sociale relatie tussen de bewoners van de (hoofd)woning en de zorg-voor-elkaar-woning.

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

3.1 meetbepalingen

In aanvulling op artikel 22.24 van dit omgevingsplan wordt bij het bouwen van bouwwerken op de volgende wijze gemeten:

3.2 de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens

de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens;

3.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

3.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

afbeelding "i_NL.IMRO.0296.TAMNRDdeploeg-OW01_0019.png"

3.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

3.6 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

3.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

3.8 peil

de hoogte gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven;

3.9 toepassing van de maten

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m. bedraagt en in geval van balkons niet meer dan 2 meter.

Hoofdstuk 2 Functies en activiteiten (paragraaf 22n.2)

Artikel 4 Groen

4.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMNRDdeploeg-OW01 is aangewezen voor het gebruiksdoel 'Groen'.

4.2 Functieomschrijving groen

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Groen heeft de volgende functies:

  • a. plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten;
  • b. tuinen;
  • c. bos;
  • d. natuurwaarden;
  • e. water(lopen);
  • f. paden en in- en uitritten;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. geluidwerende voorzieningen;
  • i. beeldende kunstwerken;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;

één en ander met de bijbehorende voorzieningen.

4.3 Gebruiksactiviteit - verboden

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 4.2 genoemde functies.

4.4 Gebruiksactiviteiten - nadere regels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken binnen de functie Groen gelden de volgende regels:

4.4.1 In- en uitritten

In- en uitritten zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze noodzakelijk zijn voor het bereiken van de (aangrenzende) percelen en als toegang voor parkeerkelders.

4.4.2 Wadi's

Wadi's zijn als volgt gedimensioneerd:

  • a. De bodem van de wadi ligt niet dieper dan 0,50 m beneden de boveninsteek en niet dieper dan 0,50 m boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand;
  • b. Het talud van de wadi is niet steiler dan 1:3;
  • c. De wadi heeft zodanige inhoud, dat het hemelwater van bui T=10+10% geborgen kan worden en daarbij het hemelwater niet hoger staat dan de boveninsteek.
4.5 Bouwactiviteit - algemeen

Bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in 4.2.

4.6 Bouwactiviteit - bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bestaande, ten tijde van de ter visielegging van het ontwerp van dit plan, legaal aanwezige bouwwerken geen gebouw zijnde, zijn toegestaan en de hoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande legale hoogte;
  • b. voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van speeltoestellen, en beeldende kunstwerken, de hoogte maximaal 2 meter bedraagt;
  • c. bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van in- en uitritten als bedoeld in 4.4.1 zijn tevens toegestaan beneden peil.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMNRDdeploeg-OW01 is aangewezen voor het gebruiksdoel 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

5.2 Functieomschrijving verkeer - verblijfsgebied

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Verkeer - Verblijfsgebied heeft de volgende functies:

  • a. wegen, voet- en fietspaden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. bermen, plantsoenen, groenstroken en overige aanplanten;
  • e. tuinen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. water(lopen);
  • h. beeldende kunstwerken;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;

een en ander met daarbij behorende voorzieningen en bouwwerken.

5.3 Gebruiksactiviteit - verboden

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 5.2. genoemde functies.

5.4 Bouwactiviteit - algemeen

Bouwwerken zijn alleen toegestaan indien zij ten dienste staan van de functies genoemd in 5.2.

5.5 Bouwactiviteit - gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat:

  • a. het oppervlakte per gebouw mag maximaal 25 m2 bedragen;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
5.6 Bouwactiviteit - bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bestaande, ten tijde van de ter visielegging van het ontwerp van dit plan, legaal aanwezige bouwwerken geen gebouw zijnde, zijn toegestaan en de hoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande legale hoogte;
  • b. voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, met uitzondering van speeltoestellen, geluidwerende voorzieningen en beeldende kunstwerken, de hoogte maximaal 2 meter bedraagt.

Artikel 6 Wonen

6.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMNRDdeploeg-OW01 is aangewezen voor het gebruiksdoel 'Wonen'.

6.2 Functieomschrijving wonen
6.2.1 Algemene functieomschrijving

Een locatie die is aangewezen voor het gebruiksdoel Wonen heeft de volgende functies:

  • a. wonen;
  • b. gastouderschap zoals bedoeld in 6.4.1;
  • c. internetwinkel als bedoeld in 6.4.2;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. tuinen en erven;
  • f. in- en uitritten en ontsluitingspaden;
  • g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging;

een en ander met daarbij behorende voorzieningen en bouwwerken.

6.3 Gebruiksactiviteit - verboden
6.3.1 Algemeen

Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze die niet ten dienste staat van de in 6.2 genoemde functies.

6.3.2 Huishoudelijk afvalwater

Het is verboden ander afvalwater dan huishoudelijk afvalwater op de openbare riolering te lozen.

6.4 Gebruiksactiviteit - nadere regels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken binnen de functie Wonen gelden de volgende regels:

6.4.1 Gastouderschap

In een woning en/of de bijbehorende bouwwerken is het uitvoeren van gastouderschap toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. het (mede) ten behoeve van gastouderschap in gebruik te nemen vloeroppervlak mag maximaal 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken bedragen met een maximum van 50 m2;
  • b. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de activiteit mag niet leiden tot gebruik van extra parkeerruimte in het openbaar gebied;
  • d. vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
6.4.2 Internetwinkel

In een woning en/of de bijbehorende bouwwerken is het uitvoeren van een internetwinkel toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. het (mede) ten behoeve van een internetwinkel in gebruik te nemen vloeroppervlak mag maximaal 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken bedragen met een maximum van 50 m2;
  • b. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende bouwwerken uitoefent, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de activiteit mag niet leiden tot gebruik van extra parkeerruimte in het openbaar gebied;
  • d. vanaf de openbare weg zichtbare excessieve reclame-uitingen zijn niet toegestaan.
6.4.3 Infiltratievoorzieningen
  • a. De bodem van de infiltratievoorziening ligt niet dieper dan 0,50 m boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand;
  • b. De infiltratievoorziening heeft een zodanige inhoud, dat het hemelwater van bui T=10+10% geborgen kan worden en daarbij het hemelwater niet hoger komt te staan dan de bovenzijde van de infiltratievoorziening.
6.5 Waterberging - voorwaardelijke verplichting
6.5.1 algemeen

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor de activiteiten als bedoeld in de functie wonen is uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan de volgende regels:

  • a. In het plangebied wordt voldoende waterberging en/of -infiltratie gerealiseerd zoals benoemd in hoofdstuk 4.10 van de toelichting van het omgevingsplan. Dit betekent dat in het plangebied voorzieningen van voldoende bergings- en/of infiltratiecapaciteit gerealiseerd moet worden, om een bui van T=100+10% volledig op te vangen en te verwerken (bergen en/of infiltreren).
  • b. de waterberging als bedoeld onder a dient duurzaam in stand te worden gehouden.
6.6 Bouwactiviteit - verboden
6.6.1 Algemeen

Een bouwwerk mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de functie 'Wonen'.

6.7 Bouwactiviteit - hoofdgebouwen
6.7.1 Beoordelingsregels

Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning voor het bouwen van een hoofdgebouw indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. voor de bouwwijze van hoofdgebouwen geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwde hoofdgebouwen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mogen uitsluitend gestapelde hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen bedraagt niet meer dan in de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' wordt aangegeven;
  • d. de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan aangegeven onder 'maximum bouwhoogte';
  • e. de maximale goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan is aangegeven onder 'maximum goothoogte';
  • f. de voorgevel dient in of niet meer dan 3 meter achter de naar de openbare weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  • g. de afstand tot de zijdelingse grenzen van het bouwperceel dient minimaal 1 meter te bedragen, met dien verstande dat de afstand 0 meter mag bedragen aan de zijde waar dat noodzakelijk is voor de bouw van dubbele, aaneengebouwde en geschakelde woningen;
  • h. de dakhelling bedraagt minimaal 0° en maximaal 65°.
6.8 Bouwactiviteit - bijbehorende bouwwerken
6.8.1 Beoordelingsregels bijbehorende bouwwerken vóór de voorgevel
  • 1. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mag aansluitend aan een hoofdgebouw maximaal 1 entreeportaal worden gebouwd, waarvan de hoogte niet hoger is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
6.8.2 Beoordelingsregels - bijbehorende bouwwerken achter de voorgevel
  • 1. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken achter de voorgevelrooilijn gelden de volgende regels:
    • a. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
    • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel maximaal 150 m² bedragen;
    • c. het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag maximaal 60% bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel minimaal 20 m² mag bedragen;
    • d. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenkant van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,5 meter, tot een maximum van 4 meter;
    • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;
    • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 5 meter bedragen;
    • g. de dakhelling bedraagt minimaal 0° en maximaal 65°;
    • h. In afwijking van sub a, mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - fietsenberging', aansluitend aan een hoofdgebouw, maximaal 1 fietsenberging worden gebouwd.
  • 2. Voor carports en overkappingen is het bepaalde onder 1 niet van toepassing maar geldt 6.9.1 onder d.
6.9 Bouwactiviteit - bouwwerken, geen gebouwen zijnde
6.9.1 Beoordelingsregels - bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van terreinafscheidingen maximaal 1 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van speeltoestellen en vlaggenmasten niet meer mag bedragen dan respectievelijk 3 m en 8 m;
  • c. de bouwhoogte van pergola's niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • d. voor carports en overkappingen geldt dat:
    • 1. deze 1 m voor of ten minste 0,5 m achter de voorgevel worden gebouwd;
    • 2. de hoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
    • 3. de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer mag bedragen dan 2 m.

6.10 Maatwerkvoorschrift - situering en maatvoering bouwwerken

Bij maatwerkvoorschrift kunnen nadere eisen aan de situering en de afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gesteld, in verband met:

  • a. het voorkomen van een onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van de naastgelegen gronden;
  • b. de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit;
  • c. de verkeersveiligheid en brandveiligheid.
6.11 Omgevingsplanactiviteit
6.11.1 Beroep en/of bedrijf aan huis
  • 1. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een bedrijf aan huis is verboden zonder omgevingsvergunning.
  • 2. De omgevingsvergunning bedoeld onder 1 wordt alleen verleend indien:
    • a. het ten behoeve van de aan huis gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteit in gebruik te nemen vloeroppervlak maximaal 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken bedraagt met een maximum van 100 m²;
    • b. degene die de activiteiten in de woning en/of de bijbehorende bouwwerken uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
    • c. de noodzakelijke parkeervoorzieningen op eigen terrein worden gesitueerd, tenzij wordt aangetoond dat geen onevenredige parkeerdruk ontstaat in het openbaar gebied;
    • d. de activiteit qua aard, milieubelasting en uitstraling past in een woonomgeving;
    • e. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat.
    • f. er geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit alsmede handelsactiviteiten via het internet;
    • g. er vanaf de openbare weg geen zichtbare excessieve reclame-uitingen aanwezig zijn;
    • h. bij de uitoefening van de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit alleen huishoudelijk afvalwater wordt geloosd.
6.11.2 Bed & breakfast
  • 1. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed & breakfast is verboden zonder omgevingsvergunning.
  • 2. De omgevingsvergunning bedoeld onder 1 wordt alleen verleend indien:
    • a. de bed & breakfast wordt gehouden in de woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
    • b. de bed & breakfast ondergeschikt is van aard;
    • c. de voor bed & breakfast gebruikte oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m²;
    • d. de bed & breakfast voorzieningen betrekking heeft op maximaal 8 (éénpersoons)bedden;
    • e. bij het uitoefenen van de bed & breakfast enkel huishoudelijk afvalwater wordt geloosd.
    • f. er geen sprake is van permanente bewoning of huisvesting van tijdelijke werknemers;
    • g. er een nachtregister wordt bijgehouden;
    • h. het gebruik niet leidt tot extra belemmeringen voor de omliggende functies;
    • i. de verkeersaantrekkende werking afgestemd is op de feitelijke ontsluitingssituatie;
    • j. er op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
    • k. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast.
6.11.3 Zorg-voor-elkaar-woning
  • 1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van een zorg-voor-elkaar-woning;
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld onder 1 wordt alleen verleend als sprake is van één van de volgende situaties:
    • a. er is sprake van een leeftijd van 60 jaar of ouder. In dit geval hoeft de behoefte aan mantelzorg niet te worden aangetoond; of:
    • b. er bestaat aantoonbare behoefte aan mantelzorg. Deze behoefte dient te worden aangetoond door middel van een verklaring van een onafhankelijke deskundige; of:
    • c. er is sprake van een progressieve aandoening waarbij aantoonbaar binnen 10 jaar een mantelzorgbehoefte ontstaat. Deze behoefte dient te worden aangetoond door middel van een verklaring van een onafhankelijke deskundige.
  • 3. De omgevingsvergunning bedoeld onder 1 wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • a. in geval van een tijdelijke woonunit mag deze slechts aanwezig zijn gedurende de periode dat sprake is van de situaties zoals genoemd in lid a van dit artikel en maximaal drie maanden nadat bewoning van de woonunit is beëindigd;
    • b. bewoning van het bijbehorend bouwwerk of de woonunit wordt direct beëindigd nadat de situatie zoals genoemd in lid a van dit artikel is komen te vervallen, tenzij niet direct een geschikte vervangende zelfstandige woonruimte beschikbaar is. In dat geval mag bewoning van het bijbehorend bouwwerk of de woonunit maximaal 12 maanden worden voortgezet nadat de situatie zoals genoemd in lid 1 van dit artikel is komen te vervallen;
    • c. de bouwhoogte van de tijdelijke woonunit mag niet meer bedragen dan:
      • in geval van een plat dak, 3 meter;
      • in geval van een hellend dak, 4 meter;
    • d. het bijbehorend bouwwerk of de tijdelijke woonunit is gelegen binnen het bouwvlak dan wel de afstand tot het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 50 meter;
    • e. de oppervlakte van de zorg-voor-elkaar-woning bedraagt niet meer dan 100 m², met dien verstande dat:
      • bij gebruik van een bijbehorend bouwwerk de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken niet mag worden overschreden;
      • bij gebruik van een tijdelijke woonunit overschrijding van de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan;
    • f. de bewoning vindt niet plaats op de verdiepingen van een bijbehorend bouwwerk;
    • g. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk of woonunit voor bewoning leidt niet tot een onevenredige aantasting van de omgeving en belangen van derden;
    • h. er mag geen onevenredige extra parkeerdruk ontstaan in de openbare ruimte;
    • i. er bestaan geen milieuhygiënische en ruimtelijke belemmeringen tegen het gebruik van het bijbehorend bouwwerk of woonunit voor bewoning;
    • j. het karakter van de omgeving moet voor wat betreft de aanwezige landschapswaarden gehandhaafd blijven. Indien noodzakelijk moet hiervoor de woonunit landschappelijk worden ingepast.
    • k. Tijdens het gebruik voor bewoning wordt enkel huishoudelijk afvalwater geloosd.
6.12 Bouwactiviteiten - specifieke beoordelingsregels
6.12.1 Beoordelingsregels - afwijkende dakhelling

Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning teneinde een andere dakhelling toe te staan dan bedoeld in 6.7.1 onder j en/of 6.8.2 onder g indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de verandering mag niet leiden tot een aantasting van het bebouwde karakter in de directe omgeving; er bestaan geen bezwaren vanuit een verantwoorde stedenbouwkundige inrichting en vormgeving;
  • b. er vindt geen toename plaats van het aantal woningen op het bouwperceel.
6.13 Bouwactiviteit - beeldkwaliteit
6.13.1 Algemeen

Het bepaalde in 6.12 geldt in plaats van het bepaalde in artikel 22.29 lid 1 onder b en lid 2 en artikel 22.35 sub i van dit omgevingsplan.

6.13.2 Beoordelingsregel beeldkwaliteit
  • a. De omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken wordt alleen verleend als het uiterlijk en de plaatsing van het bouwwerk, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, geen onaanvaardbare afbreuk doet aan een goede omgevingskwaliteit.
  • b. Het eerste lid is niet van toepassing als het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning toch moet worden verleend.
  • c. Of sprake is van een onaanvaardbare afbreuk aan een goede omgevingskwaliteit als bedoeld in het eerste lid, wordt beoordeeld volgens de criteria van de beleidsregels, bedoeld in artikel 4.19 van de Omgevingswet.
  • d. Het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in [bijlage 1] is een beleidsregel als bedoeld in artikel 4.19 van de Omgevingswet.
6.13.3 Vergunningsvoorschriften beeldkwaliteit

Aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken kunnen met betrekking tot het uiterlijk en de plaatsing van het bouwwerk voorschriften worden verbonden die nodig zijn met het oog op het in het eerste lid van 6.13.2 genoemde belang.

6.13.4 Aanvraagvereisten beeldkwaliteit

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt voor de toetsing aan het bepaalde in 6.13.2:

  • a. tekeningen van alle gevels van het bouwwerk, inclusief de gevels van belendende bebouwing, waaruit blijkt hoe het geplande bouwwerk in de directe omgeving past;
  • b. principedetails van gezichtsbepalende delen van het bouwwerk;
  • c. kleurenfoto's van de bestaande situatie en de omliggende bebouwing; en
  • d. een opgave van de toe te passen bouwmaterialen in de uitwendige scheidingsconstructie en de kleur daarvan, waaronder in ieder geval het materiaal en de kleur van de gevels, het voegwerk, kozijnen, ramen en deuren, balkonhekken, dakgoten, boeidelen en de dakbedekking.
6.14 Maatwerkvoorschrift of vergunningsvoorschrift - situering en maatvoering bouwwerken

Bij maatwerkvoorschrift of vergunningvoorschrift bij de omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken, kunnen nadere eisen aan de situering en de afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gesteld, in verband met:

  • a. het voorkomen van een onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van de naastgelegen gronden;
  • b. de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit;
  • c. de verkeersveiligheid en brandveiligheid.

Hoofdstuk 3 Algemene regels over functies (paragraaf 22n.3)

Artikel 7 Toepassingsbereik

De regels van dit hoofdstuk zijn van toepassing binnen het plangebied zoals opgenomen in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMNRDdeploeg-OW01.

Artikel 8 Aanvraagvereisten

  • 1. De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit plan. In het bijzonder geldt dat:
    • a. het bepaalde in artikel 22.284 van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een aanlegactiviteit in dit plan; en
    • b. het bepaalde in 22.286 van toepassing is op een aanvraag om omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit in dit plan.
  • 2. In aanvulling op het bepaalde onder 1 worden bij de aanvraag om omgevingsvergunning die gegevens en bescheiden overlegd die naar het oordeel van het bevoegde gezag noodzakelijk zijn voor een toets aan de beoordelingsregels.

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Bouwactiviteit - algemeen

10.1 Specifieke beoordelingsregels- antennemast

Het bevoegd gezag verleent, in afwijking van het bepaalde in Paragraaf 22n.2 en in aanvulling op artikel 2.29 BBL een omgevingsvergunning voor het bouwen, instandhouden en gebruiken van een antennemast, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de antennemast wordt geplaatst binnen een locatievlak waarin geen woningen aanwezig zijn;
  • b. de antennemast leidt niet tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • c. de antennemast is aantoonbaar noodzakelijk voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie en site-sharing behoort aantoonbaar niet tot de mogelijkheden;
  • d. de antennemast is niet hoger dan noodzakelijk voor een adequaat dekkend netwerk voor mobiele telecommunicatie met een maximum van 40 m.
10.1.1 Specifieke beoordelingsregel - algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag is bevoegd om in afwijking van het bepaalde in Paragraaf 22n.2 een omgevingsvergunning voor het bouwen, instandhouden en gebruiken van een bouwwerk te verlenen:

  • a. voor het afwijken van de voorgeschreven goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en afstand van bouwwerken, dan wel een voorgeschreven bebouwingspercentage, eventueel met overschrijding van de bouwgrenzen, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de voorgeschreven afmetingen en afstanden:
  • b. het bepaalde onder a is uitsluitend op de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken van toepassing indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
    • 2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige stedenbouwkundige en/of architectonische waarden;
  • c. om bij de uitvoering van het plan af te wijken van locatiegrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het GML-bestand als bedoeld in 1.4, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
  • d. om bij de uitvoering van het plan af te wijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het in het GML-bestand als bedoeld in 1.4, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt.

Artikel 11 Gebruiksactiviteit - algemeen

11.1 Verboden gebruik

Het is in ieder geval verboden om:

  • a. gronden en/of bouwwerken te gebruiken ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf en prostitutie;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij een woning te gebruiken als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;
  • c. onbebouwde grond in gebruik te nemen of laten nemen en/of te geven als stort- en overslagplaats van aan het gebruik onttrokken goederen en materialen, anders dan als tijdelijke opslag ten behoeve van het normale gebruik en onderhoud;
  • d. een woning in gebruik te geven of te nemen anders dan voor het gebruik voor wonen door één huishouden.
11.2 Evenementen

Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van evenementen is toegestaan.

Artikel 12 Parkeren

12.1 Bouwactiviteit

De vergunning voor het bouwen, in stand houden en gebruiken van een gebouw wordt alleen verleend indien er wordt voorzien in voldoende parkeermogelijkheden op de bij het bouwplan behorende en daartoe bestemde gronden. De toename van de parkeerbehoefte wordt bepaald op de wijze zoals beschreven in de op dat moment geldende beleidsregels "Beleidsregels Parkeernormen Wijchen".

12.2 Gebruiksactiviteit
12.2.1 Verbod

Het is in ieder geval verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken:

  • a. indien gedurende het gebruik van een gebouw en de bijbehorende gronden, niet in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien volgens de normering zoals deze is opgenomen in de op dat moment geldende beleidsregel "Beleidsregels Parkeernormen Wijchen";
  • b. indien niet in voldoende mate publieke parkeerplaatsen beschikbaar blijven voor de bestaande functies waarbij rekening mag worden gehouden met dubbelgebruik. De parkeerplaatsen ten behoeve van de bestaande voorzieningen dienen vrij toegankelijk en van goede kwaliteit te zijn, waarbij deze eveneens op een reële loopafstand tot de omliggende functies moeten zijn gelegen.
12.2.2 Instandhouding parkeervoorzieningen

Ruimte(n) voor het parkeren van voertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte(n) krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

12.2.3 Laden en lossen

Indien het gebruik van een terrein van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet (zoals bepaald in de beleidsregels "Beleidsregels Parkeernormen Wijchen") in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

12.2.4 Maatwerkvoorschrift

Bij maatwerkvoorschrift kan, indien op een andere wijze kan worden voldaan aan de parkeerbehoefte, worden afgeweken van het bepaalde in dit artikel.

Hoofdstuk 4 Regels ter bescherming van waarden en objecten (paragraaf 22n.4)

Artikel 13 Waarde - Archeologie 2

13.1 Voorrangsregel

De regels in dit artikel hebben voorrang op de regels in Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 3.

13.2 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0296.TAMNRDdeploeg-OW01 is aangewezen als de beschermingszone 'Waarde - Archeologie 2'.

13.3 Functieomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem. Het gaat hierbij om gebieden met een hoge archeologische verwachting.

13.4 Bouwactiviteit
13.4.1 Aanvullende aanvraagvereisten

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 60 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het gestelde onder a hoeft de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen geen rapport als bedoeld onder a te overleggen, indien:
    • 1. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het vervangen van bestaande bebouwing (waaronder bestaande ondergrondse kelders), waarbij de oppervlakte aan bebouwing niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
    • 2. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het uitbreiden van bestaande bebouwing tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering;
    • 3. de aanvraag om omgevingsvergunning voor bouwen betrekking heeft op het bouwen in de bodem tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld;
    • 4. naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
13.4.2 Aanvullende vergunningvoorschriften

Indien uit het onder 13.4.1 onder a genoemde rapport of uit de beschikbare informatie als bedoeld in 13.4.1 onder b sub 4, blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties;
  • d. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
13.5 Aanlegactiviteit
13.5.1 Vergunningplicht
  • a. grondwerkzaamheden, zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, diepploegen, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard, boom- of fruitteelt of diepwortelende beplanting.
  • b. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. aanleggen van leidingen;
  • d. verlagen van de waterstand.
13.5.2 Uitzondering vergunningplicht
  • a. In het kader van archeologisch onderzoek en archeologische opgravingen, mits deze worden verricht door een ter zake deskundige als bedoeld in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
  • b. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen, drainage, kabels, leidingen en beplantingen voor zover deze werkzaamheden zich beperken tot reeds geroerde gronden;
  • c. voor werken en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 0,30 m onder het bestaande maaiveld;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 120 m².
  • f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • g. voor werken en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan legaal in uitvoering zijn of legaal kunnen worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • h. ingeval op grond van de Erfgoedwet een vergunning is vereist.
13.5.3 Aanvraagvereisten
  • a. De onder 13.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
  • b. Indien het rapport of andere beschikbare informatie daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door het bevoegd te stellen kwalificaties zo nodig archeologisch vervolgonderzoek plaats te vinden.
13.5.4 Beoordelingsregels

De omgevingsvergunning wordt alleen verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.

13.5.5 Voorschriften

Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning de verplichting verbinden tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden.

Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotregels (paragraaf 22n.5)

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan