Plan: | Verblijfsrecreatieterreinen Sluis |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1714.bprecreatieterrein-ON01 |
Beleid
Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van MoMo is het Bro gewijzigd (artikel 3.6.1. lid 2). De volgende regel is dan van kracht:
In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De opsteller en vaststeller van het bestemmingsplan is daarmee dus verplicht om breder te kijken dan alleen naar het facet archeologie. Ook de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
Dit betekent dat voor gemeenten er de verantwoordelijkheid komt om cultuurhistorische waarden te betrekken bij de bestemmingsplannen en hierover verantwoording af te leggen in het bestemmingsplan. Dat kan op verschillende manieren en kan van het wettelijk verplichte minimum tot en met uitgebreid eigen beleid.
Toetsing
Provinciaal Belvedere gebied
De nota Belvedere (1999) is een beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Gebieden met bijzondere cultuurhistorische waarden zijn aangewezen als Belvedère-gebied. Het beleid richt zich op het herkenbaar houden van de identiteit bij ontwikkelingen in het gebied.
De gemeente onderschrijft het belang van het borgen van cultuurhistorische waarden in bestemmingsplannen. De bestaande structuren worden vastgelegd in de daarop toegespitste bestemmingen. Daar waar mogelijk moeten de karakteristieke elementen beschermd worden. In onderhavig plangebied dient rekening te worden gehouden met:
Conclusie
Binnen en in de onmiddellijke nabijheid van de recreatieterreinen is sprake van cultuurhistorisch waardevolle elementen zoals de wallen van Sluis, het eiland van Cadzand en fort Frederik Hendrik (Breskens). De verblijfsrecreatieterreinen zijn gelegen binnen het Nationaal Landschap West Zeeuws Vlaanderen. Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter en heeft geen negatieve effecten op de aanwezige cultuurhistorische waarden en het Nationaal Landschap.
Het bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. De bestaande structuren worden vastgelegd in de daarop toegespitste bestemmingen. Er zijn geen cultuurhistorische waardevolle elementen binnen het plangebied aanwezig die om een extra aanduiding of een specifieke bestemming vragen voor het behoud en waarborgen van de aanwezige cultuurhistorie.
Door het opnemen van een dubbelbestemming voor archeologische waarden wordt een adequate bescherming geboden aan de archeologische waarden die in het plangebied voorkomen.
Voor een aantal wegen binnen het plangebied geldt dat deze karakteristiek zijn voor het landschap. Hiervoor is de bestemming Verkeer – Beschermde Dijk opgenomen waarbij een omgevingsvergunning is vereist voor het uitvoeren van werkzaamheden.
De cultuurhistorisch waardevolle elementen van het plangebied blijven hiermee behouden en geborgd.