direct naar inhoud van Toelichting
Plan: IJlst - locatie Nij Ylostins
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1900.2023oostBPylstnijy-ontw

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Ylostinslaan 1 te IJlst is een verouderd woonzorgcentrum aanwezig. De initiatiefnemer is voornemens om dit woonzorgcentrum te herontwikkelen. Het planvoornemen bestaat uit het slopen van 55 wooneenheden en de vervanging daarvan, bestaande uit de nieuwbouw van 32 intramurale wooneenheden ten behoeve van de zorgorganisatie Patyna in een woongebouw aan de oostzijde van het plangebied en de nieuwbouw van 30 huurwoningen in het westelijk deel. Het planvoornemen bestaat tevens uit het opwaarderen van de openbare ruimte in het plangebied.

De gemeente Súdwest-Fryslân heeft na een zorgvuldige belangenafweging besloten om mee te werken aan de verdere uitwerking van het project, en dus de sloop van het gebouw. Tijdens het voortraject van de planvorming heeft een uitgebreid participatietraject plaatsgevonden. Op basis van een bewonersenquête en een interactielab met bewoners is geïnventariseerd aan welke eisen de nieuwe woningen moeten voldoen. Op basis van de gesprekken met bewoners en stakeholders is een programma met eisen opgesteld, op basis waarvan het stedenbouwkundig ontwerp (mede) is gebaseerd.

In de huidige situatie is de ontwikkeling niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan IJlst. Om deze ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken, is het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt aan de noordkant van de bebouwde kom van IJlst en bestaat op dit moment uit een verouderd wooncentrum. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023oostBPylstnijy-ontw_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Globale ligging plangebied (rode markering)

De ligging van het plangebied is aan de noordzijde afgestemd op het bestemmingsplan voor het buitengebied.

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan IJlst, dat op 24 juni 2011 door de gemeenteraad van Súdwest-Fryslân is vastgesteld. In dat plan heeft het plangebied een maatschappelijke bestemming, waarin het grondgebruik ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen is toegestaan. Op grond van het huidige bestemmingsplan zijn de beoogde 30 woningen van Elkien niet toegestaan binnen de maatschappelijke bestemming. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een adequaat juridisch-planologisch kader voor de voorgenomen ontwikkeling.

In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023oostBPylstnijy-ontw_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan IJlst

1.4 Crisis- en herstelwet

Dit bestemmingsplan valt onder het bereik van de Crisis- en herstelwet. Deze wet beoogt een versnelde ontwikkeling en realisering van ruimtelijke en infrastructurele projecten als bijdrage aan de bestrijding van de economische crisis. Het gaat er hierbij met name om dat de procedure van een plan sneller kan worden afgerond, waarmee in dit geval ook vlotter met de realisatie van de woningen kan worden gestart.

Hiertoe bevat de Crisis- en herstelwet een tweetal hoofdstukken met bijzondere wettelijke voorzieningen van tijdelijke aard en een hoofdstuk met wijzigingen van een groot aantal wetten, waaronder de Wet ruimtelijke ordening. Deze wijzigingen hebben een blijvend karakter. Het toepassen van deze wet heeft als grootste voordeel een snelle afhandeling van beroep. In de beroepsprocedure moet de Raad van State de zaak binnen zes maanden na indiening van het beroepschrift afhandelen.

Er is ook geen mogelijkheid voor belanghebbenden om een pro forma beroep in te dienen of om beroepsgronden aan te voeren na het einde van de beroepstermijn. Een ander voordeel is dat een nieuw besluit na vernietiging (of na een tussenuitspraak) gebaseerd kan worden op de feiten waarop het oude besluit berustte, behalve wanneer die feiten reden waren voor de vernietiging. Bij de Crisis- en herstelwet geldt onder andere de verplichting om bij het besluit en de bekendmaking of mededeling van het besluit te vermelden dat de procedurele versnellingen van de Crisis- en herstelwet van toepassing zijn. De gemeente Súdwest-Fryslân zal dit bij de vaststelling van het bestemmingsplan expliciet vermelden.

1.5 Leeswijzer

De juridisch-planologische regeling van dit bestemmingsplan wordt in de volgende hoofdstukken nader toegelicht en gemotiveerd. Na deze inleiding wordt in Hoofdstuk 2 een korte toelichting gegeven op het plangebied en komt het planvoornemen aan de orde. In dit hoofdstuk zijn tevens de uitgangspunten van het bestemmingsplan opgenomen. In Hoofdstuk 3 volgt een uiteenzetting van het relevante beleid. Vervolgens worden in Hoofdstuk 4 de voor het plangebied relevante milieu- en omgevingsaspecten besproken. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische aspecten van het bestemmingsplan. Tot slot wordt in Hoofdstuk 6 een weergave gegeven van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

In figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven van de huidige situatie van het plangebied en de directe omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023oostBPylstnijy-ontw_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie (www.pdok.nl)

 

In de huidige situatie bestaat het plangebied uit maatschappelijke gronden. Het wordt begrensd door:

  • de Zuidwesthoekweg met daarachter de spoorlijn, het treinstation en agrarische gronden aan de noordzijde;
  • de Stadslaan met daaraan een bedrijventerrein en een woongebied aan de oostzijde;
  • agrarische gronden aan de noordzijde;
  • de woonbebouwing van IJlst aan de zuid- en oostzijde.

De omliggende (hoofd)wegenstructuur bestaat uit de Zuidwesthoekweg, de Stadslaan en de Ylostinslaan. Voor de Zuidwesthoekweg, dat is gelegen buiten de bebouwde kom, geldt een maximumsnelheid van 60 km/uur. Op de Stadslaan en Ylostinslaan geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Via de Zuidwesthoekweg is de snelweg A7 snel bereikbaar. Via de overige wegen is IJlst goed bereikbaar.

2.2 Uitgangspunten toekomstige situatie

Inventarisatieprogramma van mogelijkheden Nij Ylostins

Woningcorporatie Elkien is eigenaar van het gebouw Nij Ylostins en het terrein eromheen. De corporatie heeft al langere tijd plannen om het gebouw te vervangen door nieuwbouw. In 2019 werden de eerste ideeën en ontwerpen met bewoners en inwoners van IJlst gedeeld. Hier werd negatief op gereageerd. In de jaren erna lieten Elkien, Patyna en gemeente Súdwest-Fryslân nieuwe onderzoeken uitvoeren. De herontwikkeling werd in nauwe samenspraak met bewoners en relevante partijen verder vormgegeven. Hiervoor werd in december 2021 het inventarisatieprogramma van mogelijkheden Nij Ylostins opgesteld. Het huidige gebouw betreft een belangrijke ouderenvoorziening voor de hele stad IJlst en de directe omgeving. Inzet en deelname van de 'mienskip' is noodzakelijk.

Uit het programma volgt dat om omwonenden weer betrokken te krijgen en om te weten te komen wat de inwoners van IJlst belangrijk vinden, bij de herontwikkeling van Nij Ylostins een intensief communicatietraject is doorlopen. Uit gesprekken met omwonenden en andere stakeholders zijn onder meer de volgende programmatische onderwerpen naar voren gekomen:

  • een gemeenschappelijke ruimte;
  • zorg in nabijheid;
  • een multifunctionele ruimte in het stadswelzijnsgebouw;
  • mix van zorg-/niet-zorgwoningen;
  • koop- en huurwoningen.

De omvang van deze combinatie van wonen en zorg biedt perspectief voor het ontwikkelen van een ontmoetingsruimte en andere welzijnsvoorzieningen. Een rode draad in het inventarisatieprogramma is dan ook gemeenschapszin, plekken voor contact en ontmoeting, sociaal veilig, met een gemeenschappelijke tuin en centrale gemeenschapsruimte.

Niet alle programmatische onderwerpen zijn doorgevoerd in de ontwikkeling. Het planvoornemen van Elkien betreft de realisatie van 30 grondgebonden huurwoningen. Dit betekent dat in het plangebied geen mix van koop en huur gerealiseerd wordt. De 30 grondgebonden woningen sluiten aan bij de vraagontwikkeling en passen in het gemeentelijk beleid. De nieuwe woningen zijn betaalbaar en voldoen aan alle moderne, duurzame (comfort)eisen. Ook zijn ze geschikt om eventueel (thuis)zorg in te verlenen. De 60-plussers van nu willen vooral in een zelfstandige woning wonen in een beschermde omgeving, niet meer in de setting van een bejaardentehuis zoals we die nu kennen.

Naast deze woningen wil Patyna 32 intramurale zorgeenheden realiseren voor bewoners die zwaardere zorg nodig hebben. Dit betreffen zorgunits voor mensen die vanwege een kwetsbare gezondheid en problemen met oriëntatie en geheugen afhankelijk zijn van zorg, begeleiding, persoonlijke verzorging en het invullen van de dag. Dit wordt ook aangeduid als 24-uurszorg ten behoeve van mensen met een indicatie. 24-uurszorg is op dit moment niet beschikbaar in IJlst en betekent een belangrijke meerwaarde voor de stad. Per 8 units komt er een gemeenschappelijke woonkamer/keuken. Bewoners blijven zo op het terrein van Nij Ylostins wonen in de buurt van de eigen buren. Ook wordt voor de bewoners een 'besloten' collectieve tuin gerealiseerd.

Kaders

Gelet op de discussie en vragen die de programmatische onderwerpen opriepen, hebben Elkien, Patyna en de gemeente de voor hun geldende randvoorwaarden en kaders op schrift gesteld. Voor Elkien zijn dit samengevat de volgende uitgangspunten:

  • 30 grondgebonden woningen (voor 1-2 persoonshuishouding geschikt) voor senioren;
  • Geclusterd wonen (duurzaam en op veiligheid gericht) conform laatste rapporten onderzoekswensen senioren;
  • Fasering plan zodat bewoners maar 1 keer hoeven te verhuizen.

Voor Patyna zijn dit samengevat de volgende uitgangspunten:

  • Zorg: 24-uurszorg, in nabijheid van een klein team van zorgmedewerkers die deskundig zijn in het leveren van zorg;
  • Kleinschalig wonen: groepen van 8 bewoners/cliënten, medewerkers en bewoners vormen met elkaar een huishouding. Bewoners ervaren op deze manier dat ze in een huis woonachtig zijn;
  • Aantal appartementen: minimaal 32 appartementen per locatie (4x8). Noodzakelijk om 24-uurszorg te kunnen bieden, daar hoort ook nachtzorg bij.

Voor de gemeente zijn de volgende uitgangspunten belangrijk:

  • De ontwikkeling vindt plaats op een prominente locatie voor IJlst: het is een stadsentree aan de doorgaande weg en ligt tegenover het station. De ontwikkeling moet hierbij passen;
  • Het plan moet passen bij het karakter en de schaal van IJlst;
  • Het plan is vriendelijk en sociaal, ontmoetingen worden gestimuleerd.

2.3 Stedenbouwkundige inpassing

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is een stedenbouwkundig plan opgesteld, waarin op basis van de hiervoor genoemde uitgangspunten is uitgewerkt hoe invulling kan worden gegeven aan de stedenbouwkundige ontwikkeling van de locatie Nij Ylostins. Dit plan is opgenomen in Bijlage 1. In figuur 2.2 is de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023oostBPylstnijy-ontw_0004.png"

Figuur 2.2 De voorgenomen ontwikkeling

Het nieuwbouwplan kenmerkt zich als een redelijk gesloten hof rondom een groen binnenterrein. Op de kop van de kavel tegenover het station staat het gebouw voor de intramurale zorg. Hier komen 32 intramurale zorgeenheden die worden uitgevoerd in twee bouwlagen met een flauwe kap. De diverse onderdelen van het plan vertonen een samenhang in architectuur, materiaal- en kleurgebruik. Op plekken in het plan waar er aanleiding toe is, zal er sprake zijn van een verbijzonderend accent. De 30 grondgebonden woningen worden aan de westzijde van het plangebied gerealiseerd. De meest zuidoostelijk gelegen woning kan ook worden gebruikt voor sociaal-maatschappelijk activiteiten, zoals een buurthuis. Parkeergelegenheid wordt geboden aan de Ylostinslaan aan de zuidzijde en de gronden in het zuidoosten van het plangebied nabij de zorgappartementen. Ten noorden en oosten van het plangebied wordt gebruik gemaakt van de bestaande watergangen. In Bijlage 1zijn verschillende aanzichten op het plangebied gevisualiseerd.

Verder is een beeldkwaliteitsplan opgesteld, dat is opgenomen in Bijlage 2. De ambitie is om een stevige gevel langs de Zuidwesthoekweg neer te zetten met beeldbepalende bebouwing op de hoek bij het station. De locatie ligt immers op een prominente plek: het is een stadsentree van IJlst. Het plangebied ligt tegenover het station van IJlst en aan de doorgaande weg tussen Sneek en Heeg. Vanaf hier kan je via de rotonde de Stadslaan inrijden naar het centrum van IJlst. Het nieuwe stedelijke blok ligt in een groene buitenruimte. Er is veel aandacht voor biodiversiteit in de inrichting.

Het is ook de ambitie om een beleving van vernieuwing en levendigheid in de architectuur terug te brengen. Het ensemble onderscheidt zich daarmee van de omgeving, met name het zorggebouw kan dienen als nieuw architectonisch icoon. Nij Ylostins is destijds gebouwd als bijzondere eenheid in een verder naoorlogse woonbuurt met daarbij behorende eenvoudige woningen. Het project van destijds wordt ook wel gezien als 'experimentele woningbouw' met een sterk sociaal karakter. De nieuwbouw krijgt betekenis door waar mogelijk aan te sluiten op de architectuurtaal die is ingezet met 'Houtstad IJlst' projecten.

In het nieuwbouwplan blijft Nij Ylostins verbonden met een grotere schaal door de continuïteit van de watergang, het aansluiten op bestaande straatprofielen en behoud van bestaande bomen. Ook komt er een nieuwe wandelroute die in het verlengde van de Jonker Rispenstraat ligt en een voetgangersbrug aan de rotonde, naar de entree van Patyna. De architectuur mag echter loskomen van het bestaande, om zo uiting te geven aan de eerder genoemde ambities. De verschillende delen binnen Nij Ylostins vormen samen een duidelijk geheel, een ensemble. Samengehouden door de stedenbouwkundige opzet en eenduidige terreininrichting, maar ook door een herkenbare architectuur. De architectuur is herkenbaar door het gebruik van terugkerend kleur- en materiaalgebruik (onder andere baksteen, hout) en door terugkerende elementen (onder andere kappen) in de vormgeving. De beeldkwaliteit wordt beoordeeld vanuit het ensemble.

Stedenbouwkundig plan

Het nieuwbouwplan kenmerkt zich als een redelijk gesloten hof rondom een groen binnenterrein. Op de kop van de kavel tegenover het station staat het gebouw voor de extramurale zorg. De diverse onderdelen van het plan vertonen een samenhang in architectuur, materiaal- en kleurgebruik. Rooilijnen zijn op elkaar en op de omgeving afgestemd. Er zijn kleine verspringingen in de rooilijn voor een meer levendig en aangenaam straatbeeld.

Beeldkwaliteitseisen

  • Metselwerk in natuurlijke, frisse en/of warme kleuren bijvoorbeeld bruin, rood/oranje/geel/bruingeel. Mag genuanceerd maar niet te bont.
  • Toepassing van hout als gevelmateriaal of als materiaal voor detaillering.
  • Hout in een natuurlijke kleur, rekening houdend met toekomstige veroudering (egale vergrijzing).
  • Accenten, kozijnen, boeiboorden passend bij de verdere architectuur.
  • Er is sprake van detaillering en verfijning die bijdraagt aan het architectonisch geheel en ook in het gebruik mooi blijft.
  • Groene haag om de voortuinen. Min. 40cm breed, twee plantrijen.
  • De achtertuinen worden voorzien van een houten berging in combinatie met een bijpassend houten frame en erfafscheiding zodat er een samenhangend beeld naar de binnentuin ontstaat.

Voor het zorggebouw, de stadsrand, het binnengebied en de brug zijn aparte criteria opgenomen. Deze staan in pagina 10 t/m 12 van het beeldkwaliteitsplan.

In het plan is tevens aandacht voor circulariteit en natuurinclusief bouwen. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 4.5.1.

2.4 Verkeer en parkeren

Verkeer

De hoofdtoegang van het plangebied is voorzien aan de Stadslaan en aan de Ylostinslaan. Via de nieuwe voetpaden wordt een fijnmazig stelsel voor langzaam verkeer gerealiseerd, waardoor een snelle verbinding met het station mogelijk wordt gemaakt. De ontwikkeling in het plangebied heeft een beperkte verkeersaantrekkende werking. In de huidige situatie heeft het plangebied een maatschappelijke bestemming en betreft het een woonzorgcentrum met 55 seniorenwoningen. In de toekomstige situatie worden 62 woningen gerealiseerd, bestaande uit 30 huurwoningen en 32 intramurale zorgeenheden. Dit betreft een toename van 7 woningen. Het plangebied wordt ontsloten op de Ylostinslaan en heeft een goede verbinding met de Stadslaan (oostzijde), die overgaat in de Zuidwesthoekweg, en met de Zuidwesthoekweg en de Nijesyl aan de westzijde. Ten opzichte van de huidige situatie is er dan ook sprake van een beperkte verkeersaantrekkende situatie die ruimtelijk goed is ingepast en nauwelijks extra verkeersdruk oplevert voor de omgeving.

Parkeren

Het parkeerbeleid Parapluplan parkeernormen SWF van de gemeente verwijst naar de publicatie van CROW. Hier staan kencijfers in aan de hand waarvan berekend kan worden hoeveel parkeerplekken benodigd zijn in de toekomstige situatie. Vervolgens moet worden aangetoond dat aan deze behoefte voldaan wordt of dat deze gerealiseerd kan worden.

Gemeente Súdwest-Fryslan betreft een 'weinig stedelijke' gemeente en het plangebied ligt in 'schil centrum'. Er zijn 30 zelfstandige huurwoningen mogelijk waarvoor een parkeerkencijfer geldt van 1,5 (1,2 + 0,3 voor bezoekers). Op basis van dit kencijfer zijn er 45 parkeerplaatsen nodig. Verder zijn er 32 intramurale zorgeenheden geldt een parkeerkencijfer van 0,5, er zijn hiervoor 16 parkeerplaatsen nodig. De totale parkeerbehoefte bedraagt daarmee 61 parkeerplaatsen. Hiervan worden 52 in het plangebied gerealiseerd en mogen/zijn 9 van het bestaande parkeerterrein aan de overzijde van de Stadslaan toegekend aan deze ontwikkeling. In (en nabij) het plangebied zijn hier mogelijkheden voor en in het bestemmingsplan is hiervoor een regeling opgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. Ook helpt de NOVI om hier nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid, gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als een zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te kunnen realiseren.

Opgaven

Nederland heeft een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost, zij moeten in samenhang worden bekeken. De opgaven grijpen in elkaar en vragen om meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.

Realiseren opgaven

In de NOVI zijn twee instrumenten opgenomen om deze opgaven te kunnen realiseren:

  • 1. De Omgevingsagenda.

Momenteel wordt voor Noord-Nederland gewerkt aan een omgevingsagenda. Als voorloper is er gewerkt aan een Contour Omgevingsagenda waarin acht omgevingsopgaven zijn benoemd:

    • a. Druk op de ruimte in het landelijk gebied vraagt om gezamenlijke keuzes;
    • b. Benutten van de brede effecten van de energietransitie;
    • c. Economisch perspectief ten aanzien van kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw;
    • d. Toekomstgerichte bereikbaarheid van Noord-Nederland;
    • e. Versterken Stedelijk Netwerk Noord-Nederland;
    • f. Toekomstkracht voor gebieden met bevolkingsdaling en sociaaleconomische achterstand;
    • g. Water als verbindende schakel in klimaatadaptieve maatregelen;
    • h. Waarborgen van de omgevingskwaliteit.

  • 2. De NOVI-gebieden.

Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Conclusie

In het voorliggend geval wordt met de ontwikkeling gewerkt aan de opgave om steden en regio's sterker en leefbaarder te maken. Gelet op het voornemen en de opgave uit de NOVI, kan de conclusie worden getrokken dat het voornemen aansluit op de rijksbelangen zoals opgenomen in de NOVI.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening is geregeld dat een toelichting op een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Dit houdt in dat de toelichting op dergelijke ruimtelijke plannen die nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling moet bevatten. Indien het ruimtelijk plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing aan de Ladder en conclusie

Het plangebied ligt in stedelijk gebied en betreft een herstructuringslocatie. Er vindt geen nieuw ruimtebeslag plaats en per saldo ontstaan er 7 nieuwe woningen. Hierbij is geen sprake van een ontwikkeling in de zin van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Daarnaast blijkt ook uit paragraaf 3.3.1 dat er sprake is van een behoefte aan de nieuwe woningen.

3.2 Provinciaal beleid

Het provinciale beleid is uiteengezet in de Omgevingsvisie Fryslân 2020: 'De romte diele'. De belangrijkste uitgangspunten van het provinciale beleid zijn nu nog vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in bestemmingsplannen rekening mee gehouden moet worden. De Verordening Romte Fryslân wordt naar verwachting in 2023 vervangen door de Omgevingsverordening Fryslân.

3.2.1 Omgevingsvisie Fryslân 2020: De romte diele

De provinciale Omgevingsvisie, De Romte Diele, is op 23 september 2020 door Provinciale Staten vastgesteld. Veel provinciaal beleid, programma’s en projecten raken de Friese leefomgeving waarin mensen wonen, werken, zich verplaatsen, elkaar ontmoeten en recreëren. In de Omgevingsvisie staat waar de provincie met de leefomgeving van Fryslân naar toe wil: de ambitie en doelen voor de toekomst. Het is een visie voor de lange termijn op een tamelijk hoog abstractieniveau. Het is geen blauwdruk voor hoe Fryslân er over 20 à 30 jaar bij ligt. Wel geeft de visie de richting aan waar de provincie met allerlei partijen naar toe wil werken. Samen met verschillende organisaties, inwoners en ondernemers in Fryslân geeft de provincie nu invulling aan deze visie.

Dit gebeurt in programma’s, concrete projecten en initiatieven en zo nodig ook in regels. De provinciale Omgevingsvisie vervangt het strategische beleid van de provincie in het Streekplan, Milieubeleidsplan, Waterhuishoudingsplan en het Verkeer- en vervoerplan. In de visie is aangegeven wat de provincie doet om de huidige basiskwaliteiten van de Friese leefomgeving op orde te houden. Daarnaast wil de provincie extra inzetten op vier urgente, integrale opgaven:

  • Fryslân houdt de leefomgeving vitaal, leefbaar en bereikbaar
  • Fryslân zet de energietransitie met kracht voort
  • Fryslân wordt klimaat-adaptief ingericht
  • Fryslân versterkt de biodiversiteit

De planontwikkeling past binnen het principe van zuinig ruimtegebruik omdat er bij deze ontwikkeling sprake is van een nieuwe bestemming voor een bestaande maatschappelijke functie, waarbij oog en aandacht is voor een goede inpassing in de fysieke leefomgeving en de behoefte van de doelgroep. Dit past binnen de kwaliteiten die de provincie Fryslân wil behouden en bevorderen en draagt bij aan de leefbaarheid en vitaliteit van de omgeving van het plangebied.

3.2.2 Verordening Romte Fryslân

De Provincie Fryslân wil de ruimtelijke kwaliteit bevorderen en heeft daartoe een provinciale structuurvisie opgesteld waarin het ruimtelijk beleid is opgenomen. De Verordening Romte vertaalt deze visie naar regels. Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld, deze is daarna een aantal keren partieel herzien. In de verordening zijn regels opgenomen die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. De Verordening Romte Fryslân wordt na inwerkingtreding van de Omgevingswet vervangen door de Omgevingsverordening Fryslân.

Wonen

Over wonen stelt de verordening dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten als de aantallen en kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.

In het gemeentelijke woningbouwprogramma 2020-2030 wordt de planstatus van de ontwikkeling van Nij Ylostins in IJlst genoemd als planologisch en juridisch zacht. Dat betekent dat de ontwikkeling nog geen status heeft, maar wel gewenst is en dat het verkrijgen van een planstatus en realisatie in het vooruitzicht ligt (positief conform afwegingskader). De ontwikkeling in het plangebied past binnen de beleidskaders van de Verordening Romte.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Woononderzoek 2018

Uit het Woononderzoek 2018 van gemeente Súdwest-Fryslân (29 januari 2019) volgt dat geschikte appartementen ontbreken voor ouderen die in hun dorp willen blijven. Zij verhuizen nu gedwongen naar Sneek. Specifiek met betrekking tot IJlst wordt aangegeven dat een grote groep 55-75-jarigen in de gemeenschap wil blijven wonen, nabij zorg en in appartementen, maar dat het ook hier ontbreekt aan geschikt aanbod. Ten behoeve van het woononderzoek zijn twee bijeenkomsten gehouden over het wonen. Hieruit is gebleken dat gemengd, kleiner en duurzaam wonen een wens is. IJlst kan een proeftuin zijn voor hybride wonen. Voor de gemeente ziet men hierin een faciliterende rol.

Voor het plangebied zijn 32 intramurale zorgeenheden en 30 huurwoningen beoogd, waarbij nadrukkelijk gedacht wordt aan senioren als doelgroep. Thuiszorg Zuidwest Friesland, fysiotherapie FysioWymbrits, dagbesteding Ontmoeting en dagbesteding Jeltehof hebben tevens gemeld dat zij graag een ruimte op de locatie zouden willen gebruiken. Er wordt dus ook in de behoefte voorzien van bewoners die 24-uurszorg nodig hebben.

3.3.2 Omgevingsvisie 1.0 'Oars tinke yn Súdwest' (2021)

De gemeenteraad heeft op 29 april 2021 de Omgevingsvisie 1.0 'Oars tinke yn Súdwest:  samenwerken aan een gezonde leefomgeving' vastgesteld. De Omgevingsvisie 1.0 voldoet aan de artikelen 4.9 en 4.10 van de Invoeringswet Omgevingswet. In de overgangswetgeving Omgevingswet krijgt een structuurvisie op basis van de Wro automatisch de status van een Omgevingsvisie op basis van de Omgevingswet wanneer deze van kracht wordt. Deze visie is tot stand gekomen met de inwoners en ketenpartners van Súdwest-Fryslân.

De Omgevingsvisie 1.0 schetst de hoofdlijnen van de ontwikkelingsrichting voor de woon-, werk- en leefomgeving op de langere termijn. De Omgevingsvisie helpt om keuzes te maken bij ontwikkelingen die de fysieke leefomgeving beïnvloeden en nodigt uit tot ontwikkelingen.  Met deze Omgevingsvisie kan de gemeente beoordelen of ontwikkelingen en projecten bij Súdwest-Fryslân passen.

De Omgevingsvisie 1.0 bestaat uit vijf thema's:

  • 1. Gezonde, vitale mensen in een gezonde en veilige omgeving;
  • 2. Sterke kernwaarden: cultureel erfgoed, natuur, weids en waterrijk landschap;
  • 3. Veerkrachtige en leefbare wijken, dorpen en steden;
  • 4. Vitaal en aantrekkelijk landschap;
  • 5. Duurzaam, energieneutraal en klimaatadaptief.

In de Omgevingsvisie 1.0 is een koppeling gemaakt met de 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals) zoals die wereldwijd worden gehanteerd.

De gemeenteraad heeft in de Omgevingsvisie 1.0 de kaders voor toekomstige ontwikkelingen in hoofdlijnen vastgesteld. De maatregelen die genomen moeten worden om de vastgestelde thema's uit te kunnen werken worden beschreven in de, samen met de ketenpartners, op te stellen omgevingsprogramma's. Dit om de ambities uit de Omgevingsvisie 1.0 dichterbij te brengen. Het college van B&W stelt de omgevingsprogramma's vast. Zoals in de thema-onderdelen van de Omgevingsvisie is benoemd, worden de volgende omgevingsprogramma's opgesteld:

  • Gezond wonen;
  • Omgevingskwaliteit;
  • Vitaal landschap;
  • Klimaatmitigatie;
  • Klimaatadaptatie.

Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van zorgwoningen en appartementen mogelijk op een voormalig woonzorgcentrum. Het woningaanbod voor senioren wordt in IJlst uitgebreid. Zoals gemotiveerd in paragraaf 3.3.1, is hier ook vraag naar. De planontwikkeling draagt daarmee bij aan de leefbaarheid van de stad en de toekomstbestendigheid van het centrum. De ontwikkeling past dan ook binnen de Omgevingsvisie van de gemeente Sudwest-Fryslân. Ook is het plan opgenomen in het woningbouwprogramma 2020-2030, dat in november 2021 opnieuw door het college van de gemeente Súdwest-Fryslân is vastgesteld.

3.3.3 Agenda duurzame ontwikkeling

In juli 2018 is de 'Agenda Duurzame Ontwikkeling' vastgesteld door de gemeenteraad. De gemeente Súdwest-Fryslân staat net als andere overheden voor een grote opgave op het gebied van duurzame ontwikkeling. We werken toe naar een energie- en klimaatneutrale samenleving met een circulaire economie. De Agenda omvat een groot aantal uiteenlopende ambities die als kader dienen voor de komende jaren, variërend van alle woningen energieneutraal in 2030 tot 100% afvalvrije festivals.

De agenda richt zich op 5 specifieke onderdelen:

1.         Anders Wonen

2.         Anders van A naar B

3.         Anders Produceren

4.         Anders Energie opwekken

5.         Zelf Anders

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023oostBPylstnijy-ontw_0005.png"

Voor 5 genoemde onderdelen is een concrete agenda vastgesteld en zijn ambities geformuleerd. Bij de uitwerking van de plannen wordt hier rekening mee gehouden.

3.3.4 Klimaatagenda 2020, think global, act local

In 2015 hebben alle landen van de wereld ingestemd met een Duurzame Wereldagenda tot 2030. Hieruit volgen 17 Sustainable Development Goals (SDG's). Voor klimaat is doel 13 beschreven: neem dringend maatregelen om de klimaatveranderingen en de gevolgen ervan te bestrijden. Met de Europese Green Deal (2019) geeft de Europese Commissie aan hoe Europa in 2050 als eerste continent voor 2050 klimaatneutraal wordt. Nederland heeft dit vertaald in een Nationaal Klimaatakkoord (2019). De klimaatagenda van de gemeente Súdwest-Fryslân sluit naadloos aan op de doelen van het landelijk Klimaatakkoord. Dankzij deze koppeling wordt duidelijk wat voor onze gemeente de opgave is ten aanzien van klimaat en duurzame ontwikkeling.

De klimaatagenda voor de gemeente Súdwest-Fryslân, vastgesteld door de gemeenteraad op 1 juli 2020, bestaat uit 2 delen: klimaatmitigatie en klimaatadaptie. In de omgevingsvisie 1.0 is de klimaatagenda opgenomen binnen het thema 'Duurzaam, energieneutraal en klimaatadaptief' en deze zal nog verder worden uitgewerkt in de omgevingsprogramma's Klimaatmitigatie en Klimaatadaptatie.

3.3.5 Bomenbeleidsplan

De gemeente Súdwest-Fryslân heeft een bomenbeleid. Aan de hand van zeven beleidskaders is het bomenbeleid in Súdwest-Fryslân vormgegeven. De beleidskaders zijn:

  • Voor (her)inrichten met behulp van bomen maakt de gemeente gebruik van het 'Kwaliteitshandboek inrichting openbaar groen Súdwest-Fryslân';
  • De gemeente hanteert vuistregels om te komen tot een gevarieerd (zowel in soort als in leeftijd) gezond bomenbestand, wat afgestemd is op het landschapstype of de woonkern in Súdwest-Fryslân;
  • Veiligheid gaat voor alles;
  • De gemeente beert de bomen op een goed niveau voor een duurzaam bomenbestand;
  • De gemeente hanteert vuistregels om overlastsituaties te beheersen of te voorkomen;
  • De gemeente hanteert vuistregels om ziekten en plagen te beheersen of te voorkomen;
  • De gemeente beschermt beeldbepalende, bijzondere en monumentale bomen en lanen;

De voorliggende ontwikkeling betreft een herontwikkelingsproject waarbij in de nadere uitwerking van de verschillende planfases specifiek gekeken wordt naar de (te planten) bomen in het plangebied. Voor het plangebied is een collectieve parktuin beoogd. Hierbij zal als uitgangspunt het bomenbeleidsplan worden genomen.

3.3.6 Woonvisie Súdwest-Fryslân

De Woonvisie geeft richting aan de gemeentelijke keuzes en inspanningen in de woningmarkt. De gemeente stelt in de woonvisie als ambitie om voor een woningvoorraad te zorgen die aansluit op de woningbehoefte. Daarnaast wil de gemeente met haar woonbeleid bijdragen aan het verduurzamen van de bestaande en nieuwe woningvoorraad. De gemeente Súdwest-Fryslân doet dan ook mee aan de Friese Energiestrategie. Deze heeft als doel dat er in 2050 een energieneutrale bebouwde omgeving is.

De gemeente hanteert bij uitbreiding van de woningvoorraad in kernen het uitgangspunt dat nieuwe woningen niet zorgen voor extra ruimtebeslag; ofwel uitgaand van het principe van inbreiding en ‘ruimte voor ruimte’. Dus herinvulling van een leegstaande woning of leegstaand pand (of sloop van een woning ten behoeve van een nieuwe.

Wat betreft de particuliere woningvoorraad zet de gemeente niet alleen in op voldoende woningen, maar ook op de specifieke behoeftes, mogelijkheden en fase in de persoonlijke wooncarrière. De gemeente ziet zichzelf als 'woonregisseur' van de lokale woningmarkt.

Bij huidige en nieuwe initiatieven voor uitbreiding is toekomstbestendigheid van het plan een bepalende factor. Aan de hand van een 'meetlat' wordt een inschatting gemaakt van de haalbaarheid van het plan. Daarbij wordt aan de volgende criteria getoetst.

  • 1. Aansluiting van het plan op een aantoonbare woningbehoefte in de betreffende kern. Zowel kwalitatief als kwantitatief.
  • 2. Hoe het nieuwe woningaanbod in het plan zich tot andere plannen (bijvoorbeeld ‘meer van hetzelfde’) verhoudt en de verwachte behoefteontwikkeling in die kern.
  • 3. Mogelijkheden voor aanpassing van woonconcepten voor andere doelgroepen en/of het geschikter maken van de woning voor wonen en zorg (levensloopbestendig).
  • 4. Mate waarin het plan positief bijdraagt aan een betere fysieke en sociale leefomgeving.
  • 5. Mate waarin in het plan rekening is gehouden met goed ruimtegebruik en kansen worden benut voor inbreiding en tegengaan van leegstand (Ladder van Duurzame Verstedelijking).
  • 6. Eerder gemaakte afspraken met de gemeente en/of aangegane verplichtingen.
  • 7. Energieprestaties/prestaties duurzaamheid van de woningen zelf en het totale plan.
  • 8. In hoeverre het plan gebruikmaakt en kansen biedt voor nieuwe, innovatieve bouw- en woonconcepten die bijdragen aan verbetering van de sociale en/of fysieke leefomgeving en duurzaamheid in het algemeen

Ten aanzien van de combinatie wonen en zorg, die in het plangebied gewenst is, stelt de woonvisie dat er in de komende jaren toenemende behoefte is aan diverse woonvormen voor senioren. De gemeente wil met het woonbeleid bijdragen aan de ambitie om inwoners zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen waarbij de nodige zorg en begeleiding ' rondom' de woning is georganiseerd. Daarnaast wil de gemeente dat de behoefte aan intramurale wooneenheden wordt vervuld.

De ontwikkeling in het plangebied maakt de ontwikkeling van 32 intramurale zorgeenheden en 30 huurwoningen mogelijk. De woningen zullen in eerste instantie door woningcorporatie Elkien en zorgbedrijf Patyna worden verhuurd, maar zijn zodanig ontworpen dat het mogelijk is om er op termijn zelfstandige woningen van te maken. Daarmee wordt voorzien in een duurzame, toekomstbestendige oplossing.

De invulling van Nij Ylostins levert een positieve bijdrage aan de fysieke en sociale leefomgeving van IJlst, waarbij sprake is van herbestemming van een bestaand woonzorgcentrum. Door de realisatie van moderne woningen wordt bijgedragen aan de ambitie om inwoners zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen.

De ontwikkeling draagt bij aan de gemeentelijke ambitie zoals verwoord in de Woonvisie Súdwest-Fryslân.

3.3.7 Woningbouwprogramma 2020-2030

Met het Woningbouwprogramma 2020-2030 wordt inzicht gegeven in de woningbouwplancapaciteit van de gemeente Súdwest-Fryslân op dit moment. Het woningbouwprogramma is gebaseerd op de woonvisie. Uit het woningbouwprogramma volgt dat de 30 grondgebonden huurwoningen hierin zijn opgenomen. Zodoende is het planvoornemen in overeenstemming met het Woningbouwprogramma 2020-2030.

3.3.8 Welstandsnota Súdwest-Fryslân

De gemeente Súdwest-Fryslân heeft voor de toetsing van bouwwerken de welstandsnota Súdwest-Fryslân opgesteld. Hierin zijn welstandscriteria opgenomen waaraan nieuwe ontwikkelingen getoetst moeten worden. Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Súdwest-Fryslân. Deze criteria zijn gebaseerd op de plaatselijke identiteit en het architectonisch vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden gebruikt.

Voor nieuw te ontwikkelen gebieden of gebieden die ingrijpend worden veranderd, zijn/worden specifieke welstandscriteria opgesteld. Omdat dit bestemmingsplan voorziet in een ingrijpende verandering in de stedenbouwkundige structuur, is voor het project een beeldkwaliteitsplan opgesteld met specifieke welstandscriteria. Bij de beoordeling van de bouwplannen zullen deze welstandscriteria als toetsingskader gelden. Het beeldkwaliteitsplan met de daarbij geldende welstandscriteria is opgenomen in paragraaf 2.3 en Bijlage 2.

3.3.9 Erfgoednota 2021-2026 Cultureel Erfgoed is geen keus

Met het vaststellen van de 'Erfgoednota 2021-2026 Cultureel Erfgoed is geen keus' (april 2021) heeft de gemeente haar visie en missie op behoud en ontwikkeling van het erfgoed vastgesteld. De gemeente SWF zorgt samen met de mienskip dat cultureel erfgoed duurzaam behouden en ontsloten wordt en zichtbaar en beleefbaar is. Dit doet zij door erfgoed te waarderen en te beschermen, bewustwording en samenwerking te stimuleren en daardoor erfgoed te versterken en levend te houden.

De mienskip heeft tijdens het 'Rondje Súdwest' in 2019 in het kader van de Omgevingsvisie 1.0 'Oars tinke yn Súdwest' (2021) cultureel erfgoed benoemt als wezenlijk onderdeel van thema 2 van de 5 thema's in de Omgevingsvisie 1.0: sterke kernwaarden: cultureel erfgoed, natuur, weids en waterrijk landschap. Ook het weidse en waterrijke landschap is eigenlijk erfgoed. Immers, de meren, kanalen en sloten en weide- en akkergronden zijn allemaal onder menselijke invloed ontstaan en verder vormgegeven, oftewel cultuurlandschap. In die zin geldt hetzelfde voor thema 4: vitaal en aantrekkelijk landschap. Ook in thema 3: veerkrachtige en leefbare wijken, dorpen en steden en thema 5: duurzaam, energieneutraal en klimaatadaptief heeft cultureel erfgoed een rol als wezenlijk onderdeel van de bijzondere woonkwaliteiten. Een zorgvuldige afweging van de cultuurhistorische waarden om de omgevingskwaliteit te kunnen waarborgen en te versterken is dus essentieel.

Het is een gemeentelijke wettelijke taak om te komen tot een zorgvuldige planbehandeling en besluitvorming voor wat betreft cultuurhistorie. Als gevolg van het beleid Modernisering Monumentenzorg is per 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.6.1) bepaald dat gemeenten verplicht zijn cultuurhistorie mee te wegen bij het opstellen van het bestemmingsplan. Niet alleen de cultuurhistorische waarden in de grond (archeologie) maar ook boven de grond moeten meegenomen worden.

Zo stelt de gemeente bij bestemmingsplannen cultuurhistorische analyses op en gaat de gemeente bij de bescherming van archeologische (verwachtings)waarden in bestemmingsplannen formeel uit van de gemeentelijke FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra), een uitsnede van de provinciale FAMKE. Voor de bekende en de te verwachten cultuurhistorische waarden gaat de gemeente uit van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK) en de Landschapsbiografie Súdwesthoeke. Deze kaarten zijn daarmee onderlegger voor het in de Erfgoednota geformuleerde beleid. Niet alle op deze kaarten aangegeven waarden kunnen echter behouden blijven, hier komt een gemeentelijke afweging aan te pas.

Een nadere toetsing aan het cultuurhistorisch en archeologisch beleid vindt plaats in paragraaf 4.7.

3.3.10 Verkeersbeleid
3.3.10.1 Verkeer- en vervoerplan (2013)

De gemeente Súdwest-Fryslân vindt het belangrijk dat inwoners in een verkeersveilige en prettige woonomgeving wonen en dat iedereen zich veilig en vlot kan verplaatsen. In het op 16 mei 2013 door de gemeenteraad vastgestelde Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) staat hoe de gemeente dit wil bereiken. Het GVVP beschrijft de gemeentelijke visie op het gebied van verkeer en vervoer met als belangrijkste uitgangspunt om de verkeersveiligheid in de gemeente te waarborgen en te verbeteren. Daarnaast worden goede bereikbaarheid en het vergroten van de leefbaarheid als doelen gesteld.

3.3.10.2 Parkeren

Op basis van het parkeerbeleid van de gemeente of de kencijfers van CROW kan berekend worden hoeveel parkeerplaatsen er benodigd zijn. Vervolgens moet aangetoond worden dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is of gerealiseerd kan worden. Tot voor kort waren de parkeernormen geregeld in de bouwverordening. Met de inwerkingtreding van de Reparatiewet BZK 2014 (op 29 november 2014) is de Woningwet gewijzigd. De wijziging heeft betrekking heeft op de intrekking van de grondslag voor de stedenbouwkundige voorschriften in een bouwverordening. De stedenbouwkundige voorschriften, zoals het parkeren, moeten nu in het bestemmingsplan zelf geregeld worden.

In het Besluit ruimtelijke ordening is mede in verband met het intrekken van toetsing aan de bouwverordening de mogelijkheid opgenomen om voor de invulling van de eis van voldoende parkeren in concrete situaties gebruik te maken van beleidsregels (zie artikel 3.1.2 lid 2 onder a Bro), zoals dit ook onder de werking van de bouwverordening mogelijk was.

Zowel gemeentelijk parkeerbeleid als de CROW-normen kunnen van toepassing worden verklaard op basis van het bestemmingsplan. Als van een van toepassing zijnde norm wordt afgeweken moet dat goed worden gemotiveerd.

De gemeente Súdwest-Fryslân heeft een Parkeernormennota opgesteld waarin de inhoud van het begrip 'voldoende parkeergelegenheid' is uitgewerkt. Op basis van de Parkeernormennota is te bepalen of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

In paragraaf 2.4 is uitgebreid ingegaan op de verkeer- en parkeersituatie in het plangebied. Hieruit blijkt dat met de ontwikkeling voldaan kan worden aan de gemeentelijke parkeernormen.

3.3.11 Visie ruimtelijke kwaliteit

De in het kader van het Nationaal Landschap Zuidwest-Fryslân opgestelde Landschapsontwikkelingsvisie (2009) heeft als basis gediend voor de Visie Ruimtelijke Kwaliteit Gemeente Súdwest-Fryslân die op 23 juni 2013 is vastgesteld. De visie hanteert als uitgangspunt dat het landschap het product is van de ontwikkelingen in de landbouw, de natuur, de economie en de samenleving door de eeuwen heen; en dat dit ook in de toekomst zo zal zijn. Die veranderingen kunnen in beginsel bijdragen aan de landschappelijke kwaliteit, mits ze goed op elkaar worden afgestemd.

Met het gekozen abstractieniveau vormt de visie een basis voor andere sectorale beleidsvisies en andere ruimtelijke plannen, zoals gebiedsvisies, bestemmingsplannen, maar ook bijvoorbeeld de welstandsnota of beheer- en onderhoudsplannen. De visie dient als één van de toetsingskaders bij concrete initiatieven.

Hoofduitgangspunt is dat bij alle ruimtelijke ontwikkelingen de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen leidend zijn. IJlst wordt genoemd als beschermd stadsgezicht in het veengebied. Veengebieden kenmerken zich door een opstrekkende verkaveling. Belangrijke elementen in dit landschap zijn de oude grenzen van de ontginningsblokken. Waar ze onderdeel uitmaken van grotere vaarwegen, is hun voortbestaan meestal gewaarborgd. Maar omdat de ontginningsgrenzen vaak niet makkelijk zijn waar te nemen in het veld, dreigt het gevaar dat er bij nieuwe ontwikkelingen geen rekening wordt gehouden met deze voor het landschap belangrijke lijnen.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 M.e.r.-beoordeling

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan plan-m.e.r-plichtig, project-m.e.r-plichtig of m.e.r-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r.-drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarbij de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van (meer dan) 100 hectare of indien een aaneengesloten gebied 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). In de voorgenomen ontwikkeling worden 32 intramurale zorgeenheden en 30 reguliere woningen mogelijk gemaakt. Daarmee blijft de ontwikkeling onder de drempelwaarden. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze beoordeling is uitgevoerd en opgenomen als Bijlage 3.

Uit de informatie in de notitie blijkt dat het plangebied niet ligt in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. De aard en omvang van het plan leiden niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Met inachtneming van de maatregelen zoals genoemd in de notitie, is het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure niet noodzakelijk.

4.2 Milieuzonering

Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarmee onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.

Binnen het plangebied worden woningen mogelijk gemaakt, wat betekent dat rekening gehouden dient te worden met omliggende functies. Op het bedrijventerrein ten oosten van het plangebied zijn bedrijven uit milieucategorie 1 toegestaan, waar een richtafstand van 10 meter geldt. Met een afstand van 100 meter wordt hier ruimschoots aan voldaan. Aan de overzijde van de stadslaan is het voormalige gemeentehuis van Wymbritseradiel aanwezig. Hier geldt een maatschappelijke bestemming waar functie uit milieucategorie 2 mogelijk zijn. Hierbij geldt een richtafstand van 30 meter. Het plangebied ligt op een afstand van circa 40 meter, aan deze richtafstand wordt tevens voldaan.

Conclusie

Ten aanzien van de milieuzonering gelden er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.3 Geluid

4.3.1 Wet geluidhinder

Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidzones van toepassing. Als geluidgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, moet de geluidbelasting op de gevels worden bepaald en worden getoetst aan de normen.

In voorliggend geval is sprake van nieuwbouw van woningen. Onderzoek is alleen noodzakelijk als de geluidgevoelige bestemming binnen de wettelijke geluidzone van de weg gelegen is. In artikel 74.1 van de Wgh is aangegeven dat een weg een zone heeft die zich uitstrekt vanaf de as van de weg tot de volgende breedte aan weerszijden van de weg:

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023oostBPylstnijy-ontw_0006.png"

De hiervoor geldende zones gelden niet voor:

  • a. wegen die zijn aangeduid als woonerf (art. 74.2);
  • b. wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt (artikel 74.2).

Het plangebied ligt binnen stedelijk gebied en binnen de wettelijk vastgestelde geluidzones van de spoorweg Sneek-Stavoren en de Zuidwesthoekweg. De woningen zelf worden aan 30 km/uur-wegen in de woonwijk gesitueerd en deze wegen kennen daarom geen wettelijke geluidzone.

Omdat het plangebied binnen wegen is gesitueerd met een geluidzone, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd om de geluidbelasting te berekenen. Tevens is de geluidbelasting ten gevolge van de 30 km/uur-wegen (de Ylostinslaan en de Stadslaan) in het onderzoek betrokken. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. Uit het onderzoek komen de volgende resultaten voort.

Wegverkeer

Uit de resultaten van het onderzoek volgt dat voor het wegverkeer de voorkeurgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden, de berekende waarde bedraagt maximaal 56 dB. De geluidbelasting voldoet wel aan de maximale toelaatbare waarde van 63 dB. Maatregelen om de geluidsbelasting te verlagen zijn onderzocht, maar kunnen stuiten op bezwaren van verkeerskundige- en stedenbouwkundige aard. De geluidbelasting vanwege de 30 km/uur wegen is maximaal 55 dB.

Railverkeer

Alle (zorg)woningen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB.

Hogere grenswaarden

Voor de realisatie van de nieuwbouw van de woonzorggebouwen kan de gemeente Súdwest-Fryslân hogere grenswaarden vanwege de Zuidwesthoekweg vaststellen. Hiervoor is een procedure tot vaststelling hogere waarde nodig. Dit wordt in gang gezet en deze procedure loopt gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure.

Op basis van de berekende cumulatieve geluidbelasting en een binnenwaarde van 33 dB (Bouwbesluit 2012) is in het bestemmingsplan de benodigde geluidwering van de geluidbelaste gevels in de planregels vastgelegd. Dit houdt voor het woonzorggebouw in de noordoostkant van het plangebied in dat er een geluidwering van 25 dB nodig is en in noordelijk deel van de woonbestemming een geluidwering van 24 dB nodig is.

Conclusie

Naar aanleiding van het akoestisch onderzoek wordt gelijktijdig met de bestemmingsplanprocedure een hogere waarde-procedure doorlopen. Daarmee staat het aspect geluid de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.

4.3.2 Geluid warmtepompen

Warmtepompen, en dan met name lucht-/water warmtepompen, kunnen geluid produceren. In artikel 3.8, lid 2 van het Bouwbesluit 2012 worden eisen gesteld aan buiten opgestelde installaties voor warmte- of koudeopwekking (dus ook airco's). Op de perceelsgrens mag het geluidniveau niet meer bedragen dan 40 dB(A), bepaald volgens de Handleiding 'Meten en Rekenen Industrielawaai' en het gestelde in Bijlage VIII bij de Regeling Bouwbesluit 2012. Op basis daarvan geldt dat indien een installatie een afzonderlijke instelling heeft voor de avond- en nachtperiode (19:00 - 7:00 uur), het gemeten geluidniveau in de dagperiode (7:00 - 19:00 uur) wordt gecorrigeerd met -5 dB, wat betekent dat 45 dB(A) is toegestaan.

In of rond het plangebied kan een cumulatief effect ontstaan vanwege alle individuele warmtepompen. Dit effect is locatiespecifiek en afhankelijk van de per woning te installeren installatie en daarmee op voorhand niet te kwantificeren. Gezien de eisen op de perceelsgrens wordt er geen relevant cumulatief effect verwacht. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is nader onderzoek naar het geluid afkomstig van warmtepompen echter mogelijk noodzakelijk. Een volgende versie van dit bestemmingsplan gaat hier nader op in.

4.4 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functie gebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Op verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat indien ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

In november 2023 is door WMR Rinsumageest bv een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse in kaart te brengen. De resultaten van dit onderzoek zijn toegevoegd als Bijlage 5 en Bijlage 6.

Het maaiveld en de opgeboorde grond van iedere boring zijn zintuigelijk beoordeeld op het voorkomen van bodemvreemde en/of asbestverdachte materialen. Uit de resultaten van het onderzoek volgt dat in twee boringen puinrestanten (baksteen) zijn aangetroffen. Hier zijn aanvullende grondmonsters van geanalyseerd, zie Bijlage 7 en Bijlage 8. Verder zijn geen bijzonderheden waargenomen.

De analyseresultaten van het verkennend bodemonderzoek zijn als volgt:

  • in één mengmonster van de bovengrond (MMbg1) zijn geen verhoogde gehalten gemeten;
  • in een tweede mengmonster van de bovengrond (MMbg2) is voor PAK-10 een licht verhoogd gehalte gemeten;
  • in een derde mengmonster van de bovengrond (MMgrond) zijn voor lood en PAK-10 licht verhoogde gehalten gemeten;
  • in een eerste mengmonster van de ondergrond (MMog1) is voor PAK-10 een licht verhoogd gehalte gemeten;
  • in een tweede mengmonster van de bovengrond (MMog2) zijn geen verhoogde gehalten gemeten;
  • in het grondwater (peilbuis 1) zijn voor nikkel en zink licht verhoogde concentraties gemeten;
  • in het grondwater (peilbuis 2) zijn geen verhoogde concentraties gemeten.

Verhoogde gehalten in de grond

De oorzaak van de licht verhoogde gehalten aan PAK-10 in de boven- en ondergrond is onbekend. De verhoogd gemeten gehalten zijn dusdanig (alleen overschrijdingen van de achtergrondwaarde) dat aanvullend onderzoek naar deze parameter niet noodzakelijk is.

Verhoogde concentraties in het grondwater

Van zware metalen is het bekend dat deze in (sterk) verhoogde concentraties in het grondwater voor kunnen komen zonder dat voor deze metalen verhoogde gehalten in de grond worden gemeten of er een andere directe verontreinigingsbron aanwezig is (verspreiding vanuit de omgeving). De gemeten concentraties aan nikkel en zink hebben vermoedelijk dan ook een natuurlijke oorzaak. De gemeten concentraties zijn daarnaast dusdanig (alleen overschrijding van de streefwaarde) dat aanvullend onderzoek naar deze parameters niet noodzakelijk is.

Ontgrondingen

Op grond van de Ontgrondingenwet kan daarnaast een ontgrondingsvergunning nodig zijn voor afgravingen. Provincie Fryslân is bevoegd gezag voor dergelijke ontgrondingen. Hierin is onder andere bepaald dat geen vergunning nodig is voor ontgrondingen die noodzakelijk zijn voor de verwerkelijking van een in een bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming als in het bestemmingsplan is aangegeven dat de diepte van de ontgronding niet meer bedraagt dan 2,00 meter beneden het maaiveld of en bij de ontgronding niet meer dan 10.000 m3 bodemmateriaal naar elders wordt afgevoerd of in depot wordt gezet. Hier is bij dit plan geen sprake van.

Conclusie

Op basis van de gemeten gehalten in de grond en het grondwater kan de gestelde onderzoekshypothese, een verdachte locatie, worden aangenomen De gehalten zijn echter dusdanig dat aanvullend onderzoek niet noodzakelijk is. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen plannen. Er is ook geen noodzaak voor een ontgrondingsvergunning.

4.5 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het op Europees niveau om aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), nu Natuurnetwerk Nederland (NNN). De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.

4.5.1 Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebieden - directe verstoring

Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn de Witte en Zwarte Brekken (4 km), Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving (7 km) en het Sneekermeergebied (10 km). Deze gebieden zijn aangewezen voor een aantal broedvogel- en niet broedvogelsoorten. Daarnaast is het Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving ook aangewezen op een aantal habitatrichtlijnsoorten en stikstofgevoelige habitattypes.

Gezien de relatief grote afstand tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied, de beperkte uitstraling van de effecten van werkzaamheden en de hoge mate van constante menselijke verstoring in en om het plangebied, zullen de beoogde werkzaamheden geen invloed hebben op de habitatrichtlijnsoorten, broedvogelsoorten en niet-broedvogelsoorten waarvoor de bovengenoemde Natura 2000-gebieden zijn aangewezen. Overige Natura 2000-gebieden liggen op een zodanig grote afstand, dat kan worden aangenomen dat de plannen geen invloed hebben op de aangewezen natuurwaarden daarvan.

Sikstofdepositie op natuurgebieden

Een toename van stikstofdepositie kan schadelijk zijn voor Natura 2000-gebieden die zijn aangewezen voor de bescherming van stikstofgevoelige habitattypen en soorten. Het plangebied ligt op circa 3 kilometer afstand tot het Natura 2000-gebied Witte en Zwarte Brekken. In dat kader is het van belang om te bepalen of sprake is van een toename aan stikstofdepositie in zowel de gebruiksfase als de aanlegfase. Hiertoe is in april 2023 een stikstofdepositieberekening uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn toegevoegd aan Bijlage 9 en Bijlage 10.

Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn niet aan de orde. Voor dit plan geldt geen vergunningplicht op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb).

EHS en overige gebiedsbescherming

Het plangebied ligt op 600 meter van een gebied dat is aangewezen als Natuur buiten EHS en op 500 meter van Weidevogelkansgebied. Omdat de woning gelegen is in bebouwd gebied, gaat het om een omgeving met een hoge mate van verstoring door menselijke activiteiten. Het gaat om werkzaamheden op kleine schaal, waardoor geen noemenswaardige extra verstoring op de omgeving te verwachten is. Bovendien ligt het Weidevogelkansgebied op een zodanig grote afstand, dat het buiten de verstoringscontour van circa 200 meter ligt die gehanteerd wordt voor menselijke activiteiten. Om die redenen zullen door uitvoering van de geplande werkzaamheden geen negatieve effecten optreden op deze gebieden.

Duurzaamheid

Circulariteit

Bij het ontwerp van de woningen wordt waar mogelijk gekozen voor circulaire materialen. Hierbij wordt aandacht gevraagd voor gerecyclede, hergebruikte en hernieuwbare materialen. Daarnaast wordt bij het ontwerp rekening gehouden met waardebehoud van de materialen aan het einde van de levensduur.

Natuurinclusief bouwen

Er worden maatregelen genomen die ten goede komen aan de biodiversiteit. Keuze is uit een of meerdere maatregelen: nestkasten voor mussen of zwaluwen of een andere doelsoort, insectenstenen, groene daken op de schuurtjes. Denk bij inpassing aan de juiste gevelzijde ten opzichte van zon en wind. Betrek eventueel een ecoloog/adviseur.

Energie

Zonnepanelen en warmtepompen zijn onderdeel van het ontwerp. Ze worden zorgvuldig ingepast, zijn niet storend in het beeld.

4.5.2 Soortenbescherming

Ten behoeve van dit plan is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 7. Hieruit blijkt het volgende:

Algemene vissensoorten en nationaal beschermde amfibieën

De Zorgplicht dient in acht te worden genomen ten aanzien van algemene vissoorten en vrijgestelde amfibieënsoorten. Dit houdt in dat vissen de gelegenheid dienen te krijgen om zich weg te bewegen van de werkzaamheden. Bij het werken aan watergangen dient men naar open eindes te werken om de vissen een vluchtmogelijkheid te bieden. Als het niet mogelijk is om vluchtmogelijkheden naar open water te behouden dienen de vissen te worden verplaatst naar een andere watergang. Wanneer men aan het einde van de watergang een dieper deel graaft kan hier naartoe gewerkt worden. Eenmaal aangekomen bij het diepere einde kan het water met een kraan verplaatst worden naar een andere watergang waar niet aan gewerkt wordt. Er mag niet aan watergangen gewerkt worden bij temperaturen onder het vriespunt.

Vogels

Door uitvoering van de werkzaamheden mogen geen broedende vogels en hun nesten worden verstoord. Er bestaat een mogelijkheid dat er scholeksters gaan nestelen op het dak van het appartementencomplex vanwege de aanwezigheid van grind op het dak. Daarnaast kunnen er watervogels en zangvogels tot broeden komen in de bosschages en langs de watergangen rondom het gebouw. De sloopwerkzaamheden, de eventuele kap van bomen en het verwijderen van struiken kunnen aanwezige nesten verstoren, dit zou een overtreding zijn van de Wet natuurbescherming. Het verstoren van broedende vogels en hun nesten kan worden voorkomen door de werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen van vogels (dat globaal loopt van half maart tot half juli).

Het dak van het gebouw is niet geschikt voor nestelende huismussen, doordat het bestaat uit een plat dak met grind. Indien het slopen van het gebouw buiten het broedseizoen wordt uitgevoerd, is er geen knelpunt met de Wet natuurbescherming ten aanzien van broedvogels.

Vleermuizen (foerageergebieden en vliegroutes)

Het is niet uitgesloten dat de opgaande begroeiing in het plangebied onderdeel is van vliegroutes/foerageergebied van vleermuizen. De eventueel aanwezige vliegroutes en foerageergebieden zijn in de huidige situatie slechts marginaal geschikt, vanwege de aanwezige verlichting op het terrein en het ontbreken van robuuste groenelementen. Door de werkzaamheden worden in beginsel ook geen foerageergebieden en/of vliegroutes van vleermuizen verstoord en/of aangetast, zolang er geen extra lichtuitstraling plaatsvindt op de omliggende bomen bij werkzaamheden gedurende avond en nacht. Het kan niet worden uitgesloten dat enkele bomen in het plangebied gekapt worden, omdat de bestaande groep bomen op de hoek bij de Stadslaan waarschijnlijk moet wijken. Er worden geen belemmeringen verwacht die een eventuele kap in de weg staan. Ook zijn de essen al in een verminderde conditie. Er is geen knelpunt met de Wet natuurbescherming ten aanzien van vleermuizen.

Zoogdieren

Rondom het appartementencomplex kunnen mogelijk foeragerende kleine marterachtingen voorkomen zoals Bunzing, Wezel en Hermelijn. Vanwege de hoge mate van constante menselijke verstoring en het toegevoegde licht rondom het appartementencomplex worden er echter geen verblijfplaatsen verwacht. Mogelijk wordt wel een zeer klein deel van foerageergebied van deze soorten tijdelijk aangetast. In de nabije omgeving van het plangebied is echter voldoende en geschikter foerageergebied aanwezig voor kleine marterachtigen. Er worden daarom geen negatieve effecten verwacht op deze soorten.

In de omgeving van het plangebied komt een aantal vrijgestelde algemene zoogdiersoorten voor, zoals (spits)muizen en Egel en Steenmarter. Voor deze zoogdiersoorten is de zorgplicht van toepassing. Dit houdt in dat zoogdieren de gelegenheid dienen te krijgen om zich weg te bewegen van de werkzaamheden.

Overige beschermde soorten ondervinden geen negatieve effecten van de werkzaamheden.

4.5.3 Conclusie

Uit de uitgevoerde onderzoeken voor gebiedsbescherming en soortenbescherming blijkt dat het project in het kader van de Wet natuurbescherming uitvoerbaar is en dat er geen belemmeringen zijn voor het bestemmingsplan. Bij het eventueel kappen van bomen wordt gewerkt buiten het broedseizoen. De aanbevelingen uit het ecologisch onderzoek worden bij de verdere uitvoering van het project opgevolgd.

4.6 Water

Toetsingskader

Deze 'waterparagraaf' bevat de wettelijk verankerde watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente Súdwest-Fryslân nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

Het beleid van Wetterskip Fryslân is verwoord in het Waterbeheerprogramma 2022-2027, dat deels het Waterbeheerplan 2016-2021 vervangt. Hierin beschrijft Wetterskip Fryslân de doelen ten aanzien van waterveiligheid, voldoende water, schoon water en water in de samenleving voor de komende jaren. Het wetterskip beschikt over een leidraad watertoets. Het doel van de leidraad is dat alle aspecten meegenomen worden, hiermee wordt voldaan aan de thema's voldoende veilig en schoon water. Hiernaast zorgt de leidraad voor een betere samenwerking doordat het duidelijkheid geeft over de juridische status van het wateradvies. De leidraad bevat een overzicht van onderwerpen die vanuit het oogpunt van water belangrijk zijn bij ruimtelijke plannen.

Watertoetsproces

De watertoets is een belangrijk instrument bij het klimaatbestendig en waterrobuust inrichten van de ruimte. De watertoets zorgt ervoor dat in alle ruimtelijke plannen aandacht wordt besteed aan veiligheid, kwaliteit én kwantiteit van water. Het plan is via www.dewatertoets.nl aangemeld bij Wetterskip Fryslân. De uitkomst van de watertoets is dat de normale procedure moet worden doorlopen. De watertoets is opgenomen in Bijlage 12. Voor dit project is ook verschillende keren contact geweest met de Wetterskip Fryslân. Bij de uitwerking van de plannen wordt rekening gehouden met de uitgangspunten van het waterschap. Hierbij is gebruik gemaakt van de leggerkaart van Wetterskip Fryslân.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023oostBPylstnijy-ontw_0007.png"

Figuur 4.4 Uitsnede Leggerkaart Wetterskip Fryslân (juli 2023)

Toetsing 

Primaire waterkering, hoofdwatergangen en schouwsloten

Uit de leggerkaart blijkt dat in en nabij het plangebied geen sprake is van een primaire waterkering of een hoofdwatergang. De waterpartij ten noorden en noordoosten van het plangebied betreft een schouwsloot. Op basis van het ontwerp blijft deze goed bereikbaar voor beheer en onderhoud.

Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied bebouwd of verhard. In het kader van dit bestemmingsplan is door de architect een berekening gemaakt van de uit te voeren watercompensatie. Dit is op een kaart weergegeven in bijlage 13. Hieruit komt naar voren dat een compensatie van 523 m2 noodzakelijk is, die langs de randen van het plangebied wordt aangelegd. De compensatie grotendeels nodig vanwege het dempen van bestaand wateroppervlak en deels vanwege toename van verharding.

Waterafvoer, afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen, zodat schoon hemelwater niet in een rioolzuiveringsinstallatie terechtkomt. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • a. hemelwater vasthouden voor benutting;
  • b. (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • c. afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • d. afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Het hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd. Overtollig water wordt eventueel afgevoerd naar naastgelegen oppervlaktewater. Voor de afvoer van hemelwater wordt gebruik gemaakt van de bestaande waterstructuur. De paragraaf over de ruimtelijke adaptatie gaat hier nader op in.

De vuilwaterafvoer van de woningen wordt aangesloten op het bestaande gemeentelijke riool. Aan de noordwestzijde van het plangebied wordt voldoende breedte gerealiseerd (minimaal 4 meter) zodat het riool benaderbaar wordt. Het nieuwe DWA-riool krijgt een minimale diameter van 250 mm.

Bij de technische uitwerking van het plan wordt nader aangegeven hoe wordt voorkomen dat het hemelwater afkomstig van het plangebied richting zuid/zuidoosten afstroomt. Ook wordt bij de technische uitwerking aangegeven hoe de weg en de parkeervakken worden afgekoppeld. Deze punten worden bij de verdere technische uitwerking van het project afgestemd met Wetterskip Fryslân.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Ruimtelijke adaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen. Ten opzichte van de huidige situatie neemt het verhard oppervlak toe. Ten behoeve hiervan wordt langs de randen van het plangebied watercompensatie uitgevoerd. Het groene binnenterrein kan daarbij mogelijk worden ingericht als bufferings- en infiltratievoorziening ten behoeve van de natuurlijke opvang van het hemelwater zodat regenbuien op natuurlijke wijze kunnen worden opgevangen en na verloop kunnen worden afgevoerd. Op deze wijze wordt rekening gehouden met de klimaatopgave. De groene inrichting draagt er tenslotte ook aan bij om hittestress te voorkomen.

Reactie Wetterskip Fryslân

In het kader van vooroverleg is het bestemmingsplan toegezonden naar Wetterskip Fryslân. Naar aanleiding hiervan adviseert het Wetterskip om ruime duikers van rond de 600 mm toe te passen. Dit in verband met aanvoer, eventuele doorspoeling, vermijden van verstoppingen en ecologische eisen. Dit advies wordt opgevolgd. Verder betreft een onderdeel van de plannen het afkoppelen van de rijbaan Nij Ylostins. Het hemelwater vanaf de weg zal via het HWA op twee punten op de sloten van het -1,30 m NAP peilvak worden geloosd en niet meer op het riool. Kijkend naar de locatie van de riooloverstort, wordt er overgestort op het -1,30 m NAP peilvak. Het Wetterskip heeft nagevraagd om dit te bevestigen. Tenslotte adviseert het Wetterskip om de bebouwing op minimaal -0,2 m NAP te realiseren, met aandacht hierbij voor afstroming naar de omgeving.

Bij de verdere uitwerking van het project worden over de waterhuishoudkundige zaken van het project nadere afspraken gemaakt met Wetterskip Fryslân en worden de benodigde vergunningen aangevraagd.

4.7 Cultuurhistorie en archeologie

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht geworden. De Monumentenwet 1988 is met ingang van 1 juli 2016 dan ook vervallen. De bepalingen uit de Monumentenwet 1988 zijn deels overgegaan naar de Erfgoedwet en - zodra die wet in werking treedt - deels naar de Omgevingswet. De bepalingen en vergunningen uit de Monumentenwet 1988 die overgaan naar de Omgevingswet blijven van toepassing tot de datum dat de Omgevingswet in werking treedt. Deze artikelen gelden tot dat moment als overgangsrecht op grond van de Erfgoedwet en tenzij expliciet vermeld, veranderen deze niet van inhoud. Tot die tijd blijft de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) het wettelijke kader voor de omgang met gebouwde en aangelegde rijksmonumenten en de Monumentenwet 1988 voor de omgang met de archeologische rijksmonumenten.

Tot cultuurhistorie worden voor dit bestemmingsplan gebouwde monumenten inclusief beschermde stads- en dorpsgezichten, archeologie en cultuurlandschap gerekend. In deze paragraaf wordt een analyse gemaakt van de cultuurhistorische (verwachtings)waarden en het eventueel noodzakelijke beschermingsregime. Bij deze analyse wordt volgens de gemeentelijke erfgoednota uitgegaan van de Landschapsbiografie Súdwesthoeke, de Cultuur Historisch kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uitmaakt.

4.7.1 Archeologie

Algemeen

Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met de bekende en de te verwachten archeologische waarden. Gemeentelijk beleid bepaalt op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is. De gemeente volgt hiertoe de provinciale Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Op deze kaart worden voor de perioden steentijd-bronstijd en ijzertijd-middeleeuwen adviezen gegeven over eventueel te verrichten onderzoeken (zie volgende figuren). Uit de gemeentelijke uitsnede van de FAMKE blijkt dat in het plangebied voor beide perioden sprake is van zogenaamde verwachtingszones.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023oostBPylstnijy-ontw_0008.jpg"

Figuur 4.1 Uitsnede van de FAMKE steentijd-bronstijd (karterend onderzoek 3)

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023oostBPylstnijy-ontw_0009.jpg"

Figuur 4.2 Uitsnede van de FAMKE ijzertijd-middeleeuwen (karterend onderzoek 1)

Analyse

Op basis van de steentijd-bronstijdadvieskaart wordt voor ingrepen groter dan 5.000 m2 en dieper dan 40 cm karterend (boor)onderzoek geadviseerd. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 1,3 hectare en overschrijdt daarmee deze grenswaarden.

Voor de periode ijzertijd-middeleeuwen geldt dat ingrepen vanaf 500 m2 en dieper dan 40 cm vergunningsplichtig zijn. Indien deze grenswaarden overschreden worden, moet voorafgaand aan de vergunningverlening archeologisch onderzoek plaatsvinden. Dit is nodig om de archeologische behoudenswaardigheid in voldoende mate te kunnen bepalen. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 1,3 hectare en valt daarmee buiten de vrijstellingsgrenzen. Dit betekent dat archeologisch onderzoek gedaan moet worden. In eerste instantie gebeurt dit door middel van een bureau- en veldonderzoek. Eventueel volgt hierop nog een proefsleuvenonderzoek, indien nader onderzoek noodzakelijk is.

Bureau- en veldonderzoek

Archeologisch onderzoeks- en adviesbureau De Steekproef heeft op 14 maart 2023 een inventariserend archeologisch bureau- en veldonderzoek (karterende fase) uitgevoerd in het plangebied. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 14 van de toelichting. In het plangebied zijn tien boringen uitgevoerd om het gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel te toetsen. Uit de resultaten van het booronderzoek blijkt dat binnen vier meter -NAP in het plangebied geen dekzand aanwezig is. Waarschijnlijk is dit zelfs niet het geval binnen 4,5 m -NAP. Tussen 2 en 4,5 m -NAP is overwegend veen aangetroffen. Het oostelijke deel van het plangebied wordt doorsneden door een voormalige geul. In en langs deze geul is klei en zand afgezet en is de top van het veen geërodeerd. In de top van het veen worden derhalve geen behoudenswaardige resten uit de ijzertijd meer verwacht. De enige afzetting binnen het plangebied die geschikt lijkt te zijn geweest voor bewoning, is een pakket gerijpte klei in de bovenste 0,5 tot 0,8 m van de bodem. Het tot onderin deze klei naboren met een edelmanboor met een megaboor en het zorgvuldig doorzoeken van de hiermee opgeboorde klei, heeft echter geen relevante archeologische indicatoren opgeleverd.

Conclusie bureau- en veldonderzoek

In geen van de grondboringen is onder het pakket geërodeerd veen en venige klei dekzand aangetroffen. Tevens zijn in geen van de grondboringen, ook niet in de meest kansrijke laag, het pakket gerijpte klei, relevante archeologische indicatoren gevonden. Op basis van deze resultaten geeft het onderzoek geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren voor werkzaamheden die tot maximaal 3,80 meter diepte ten opzichte van NAP reiken. In alle gevallen blijft onverminderd van kracht dat indien binnen het plangebied bij toekomstig graafwerk toch archeologische vondsten of archeologische grondsporen worden aangetroffen, hier direct melding van dient te worden gemaakt bij de gemeente.

4.7.2 Cultuurhistorie

Algemeen

In 2019 heeft de gemeente Súdwest-Fryslân (samen met de gemeente De Fryske Marren, provincie Fryslân en de stichting Mar en Klif) in 2019 een Landschapsbiografie van de Friese Súdwesthoeke laten opstellen. Vrijwel heel Súdwest-Fryslân maakt deel uit van het Nationaal Landschap Zuidwest-Friesland. Dit gebied wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid aan landschapstypen, waaronder het stuwwallenlandschap in Gaasterland, de IJsselmeerkust van Makkum tot Lemmer, de kleizone met de wel bekende terpen en het veengebied van de Friese Meren. Ieder landschapstype kent een eigen ontstaansgeschiedenis en cultuurhistorische elementen die van grote waarde zijn voor de beleving van het landschap in de Súdwesthoeke. De waardevolle cultuurhistorische elementen in het buitengebied en het Nationale Landschap zijn op regionaal niveau geïnventariseerd en in kaart gebracht in de landschapsbiografie. Deze vormt een aanvulling op de reeds bestaande Cultuurhistorische Kaart (CHK) van Fryslân en sluit aan bij de door de provincie Fryslân uitgegeven 'Wordingsgeschiedenis van Fryslân'. Hiermee is de feitelijke basis gelegd voor het ruimtelijk beleid en het 'beter vertellen' van de historie van de Súdwesthoeke.

Wat betreft met name het gebouwde erfgoed is in het hoofdlijnenakkoord 2018-2022 aangegeven dat er gekozen is om een inventarisatie van het cultureel erfgoed in de kernen en het buitengebied per deelgebied uit te laten voeren. Op basis van deze inventarisatie kunnen in het bestemmingsplan karakteristieke panden en andersoortige objecten worden aangewezen.

Cultuurhistorische waarden huidige bebouwing Nij Ylostins

In 2019 is een verzoek om aanwijzing van de bestaande bebouwing van Nij Ylostins tot gemeentelijk monument ingediend bij de gemeente. Het college van B&W heeft een deskundige gevraagd om de monumentale waarden van deze post '65-bebouwing in kaart te brengen. Ook de monumentencommissie Hûs & Hiem heeft de aanvraag beoordeeld. Contrair de rapporten en het advies van Hûs & Hiem heeft het college in 2020 besloten om de bebouwing niet aan te wijzen als gemeentelijk monument, omdat de initiatiefnemer voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het behoud en de renovatie van de bebouwing niet zal leiden tot een betaalbaar, toekomstbestendig, kwalitatief en duurzaam woon- en zorgaanbod voor ouderen in IJlst. Hiermee werd de sloop en nieuwbouw in het plangebied mogelijk gemaakt.

Analyse 

Op basis van de CHK van Provincie Fryslân zijn ten zuidwesten en -oosten van het plangebied wederopbouwwijken uit 1960-1970 gevestigd. Verder ten zuidoosten zijn enkele karakteristieke bouwwerken (niet-woningen), jongere bouwkunst en rijksmonumenten aanwezig, maar deze liggen op dusdanige afstand dat de planontwikkeling hier geen invloed op zal hebben. Ten noordwesten van het plangebied ligt een dijk, waar het planvoornemen ook geen invloed op zal hebben. In IJlst zijn drie kerken en één klooster gevestigd. Het zuiden van IJlst is aangemerkt als een beschermd stadsgezicht. Ook dit deel ligt op dusdanige afstand dat het planvoornemen de karakteristieke kenmerken van dit beschermde gezicht niet zal wijzigen of aantasten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023oostBPylstnijy-ontw_0010.png"

Figuur 4.3 Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart

4.7.3 Conclusie

Het archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat in het plangebied geen relevante archeologische indicatoren zijn aangetroffen. Vervolgonderzoek is derhalve niet noodzakelijk. Ter bescherming van de archeologische waarden is er op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek een archeologische dubbelbestemming opgenomen, die waarborgt dat bij bodemingrepen dieper dan 3,80 meter beneden NAP archeologisch vervolgonderzoek wordt uitgevoerd.

Ten aanzien van cultuurhistorie gelden geen belemmeringen voor het plan en is geen aanvullende regeling in het bestemmingsplan nodig.

In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van toevalvondsten van kracht (artikel 5.10, lid 1 Erfgoedwet). Concreet houdt dit in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag, zijnde de gemeente.

4.8 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

In Fryslân zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat er in IJlst en omgeving sprake is van een goede luchtkwaliteit.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

De voorgenomen ontwikkeling betreft de ontwikkeling van in totaal 62 woningen. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid ziet op het beheersen van risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Aan de hand van twee verschillende normen vindt een toetsing plaats: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor de ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Om na te gaan of sprake is van risicovolle inrichtingen, transportroutes of buisleidingen, is gebruikgemaakt van de risicokaart. Hieruit is naar voren gekomen dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen aanwezig zijn die invloed hebben op het plangebied. Wel is op zo'n 20 meter afstand tot het plangebied een hoogspanningslijn (150 kV) aanwezig, zoals te zien op het volgende figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023oostBPylstnijy-ontw_0011.png" Figuur 4.5 Ligging hoogspanningslijn

In de huidige situatie is deze afstand ook aanvaardbaar. Uit het oogpunt van externe veiligheid zijn daarom geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling. Het bestemmingsplan wordt in het kader van het vooroverleg ook nog toegezonden naar de overlegpartners voor een extern veiligheidsadvies. Dit wordt in een volgende versie van dit bestemmingsplan verwerkt.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid staat de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg.

4.10 Trillingen

Het plangebied ligt op circa 40 meter van de spoorlijn Sneek-Stavoren v.v, de woningen worden op een afstand van circa 55 meter gerealiseerd. In algemene zin geldt dat door het rijden van treinen over de spoorlijn trillingen kunnen worden opgewekt, die zich voortplanten door de bodem en vervolgens gebouwfunderingen kunnen aanstoten en in trilling kunnen brengen. Deze trillingen planten zich voort in de gebouwconstructie.

Eventuele (objectiveerbare) trillinghinder is afhankelijk van de optredende trillingssterkten en de mate van voorkomen (hoe vaak is een trilling voelbaar). In Nederland bestaan op dit moment geen wettelijke regelingen en normen, die duidelijke grenswaarden met een beoordelingssysteem voor trillingen geven. Sinds 1993 is er wel de meet- en beoordelingsrichtlijn van de SBR ' Trillingen deel B - Hinder voor personen in gebouwen', waarin streefwaarden worden gegeven, waarbij redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er geen hinder optreedt. De SBR-publicatie is in 2002 geactualiseerd. Vanwege de toenemende aandact voor trillingen en trillinghinder langs spoorlijnen (met name waar veelvuldig goederentreinen rijden) is er sinds mei 2019 ook de 'Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen' (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat). In de Handreiking worden twee afstandscriteria aangegeven ten aanzien van de beoordeling van het aspect trillingen. Vindt een plan of project plaats buiten een afstand van 100 meter van een spoorlijn, dan wordt geadviseerd een quickscan trillinghinder uit te voeren op basis van paragraaf 10.1 van de Handreiking. Vindt een plan of project plaats binnen 250 meter afstand van een spoorlijn, dan moet worden beoordeeld in hoeverre klachten, bodemopbouw en/of het treinbeeld aanleiding geven voor het doen van nader onderzoek.

Voor het plan is een quickscan spoortrillingen uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 15. Op basis van het uitgevoerde onderzoek wordt verwacht dat er bij de nieuwbouw van het zorgcentrum aan geen problemen zullen zijn met trillingshinder als gevolg van de nabijgelegen spoorlijn. Op de lijn rijden alleen stoptreinen (sprinters) met een beperkte trillingsopwekking en de rijsnelheden liggen laag, omdat alle treinen stoppen op station IJlst. Als een traditionele bouwwijze in beton/metselwerk wordt toegepast en de woningen worden gefundeerd op palen, dan worden op een afstand van minimaal 47 meter van het spoor geen voelbare trillingen verwacht. Hiermee wordt voldaan aan de SBR-B. Vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk verwacht.

Conclusie

Het aspect trillingen vormt geen belemmering voor de planontwikkeling.

4.11 Kabels, leidingen en zoneringen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteits- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze zones vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een KLIC-melding in kaart gebracht.


In het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling. Buiten het plangebied, op 225 meter afstand, ligt een buisleiding aan de kant van de Zuidwesthoekweg. Dit reikt niet tot het plangebied van dit bestemmingsplan.

Conclusie

Vanuit het aspect kabels, leidingen en zoneringen gelden er geen belemmeringen voor het plangebied.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Het juridische systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en die op eenzelfde manier zijn verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en in bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Bij de wijze van bestemmen is zoveel mogelijk aangesloten op de recente bestemmingsplannen van de gemeente. Daarnaast is waar nodig maatwerk toegepast voor de ontwikkeling vanuit het stedenbouwkundig ontwerp.

Groen en Verkeer - Verblijf

De openbare ruimte in het plangebied is geregeld in de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer - Verblijf'. Deze bestemmingen hebben een onderlinge uitwisselbaarheid van functies met elkaar. De beoogde, parkeerplaatsen, groen kunnen binnen deze bestemmingen gerealiseerd worden. Deze functies zijn overigens ook in de woonbestemmingen mogelijk.

De bestemming 'Groen' is van toepassing op de randen en het centrale deel van het plangebied. Deze gronden zijn bedoeld voor de aankleding van het plangebied en de binnentuin. Om de openheid van deze gronden te waarborgen, mogen er geen gebouwen worden gerealiseerd. Wel zijn er mogelijkheden voor overige bouwwerken zoals terrein- en erfafscheidingen. De bestemming 'Verkeer - Verblijf' is van toepassing op het zuidelijke deel van het plangebied langs de Ylostinslaan waar de parkeerplaatsen zijn beoogd. Net als in de groenbestemming zijn hier geen gebouwen toegestaan en gelden er mogelijkheden voor overige bouwwerken.

Wonen

De beoogde grondgebonden woningen aan de westzijde van het plangebied zijn in de bestemming 'Wonen' geregeld. Conform het initiatief zijn hier maximaal 30 woningen in één bouwlaag met een kap mogelijk, wat resulteert in een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 en 10 meter. In de bouwvlakken is aangegeven waar de woningen (hoofdgebouwen) gebouwd moeten worden. Daarbuiten zijn op basis van de gemeentelijke standaarden ook mogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot maximaal 50 m2. Ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' mag het gebouw ook worden gebruikt voor sociale/maatschappelijke voorzieningen zoals een wijkgebouw. Ten behoeve van de geluidwering is vanwege de hogere waarde procedure (zie hiervoor paragraaf 4.3) in het noordelijke deel van het bouwvlak een aanvullende regeling opgenomen die regelt dat een geluidwering van 24 dB benodigd is.

Wonen - Zorg

De 32 zorgappartementen kunnen worden gerealiseerd in de bestemming 'Wonen – Zorg' aan de noordoostzijde van het plangebied. De woningen zijn hier uitsluitend in samenhang met voorzieningen ten behoeve van verzorging en verpleging toegestaan. Alle gebouwen moeten binnen het (ruim gesitueerde) bouwvlak worden gesitueerd, waarbij op basis van het initiatief een maximale bouwhoogte van 8 meter is toegestaan voor het overgrote deel van het bouwvlak. Alleen voor een deel van het gebouw aan de noordoostzijde is een maximale bouwhoogte van 9,5 meter mogelijk.

Ook in deze bestemming is ten behoeve van de geluidwering in het bouwvlak een aanvullende regeling opgenomen die in dit geval regelt dat een geluidwering van 25 dB benodigd is.

Waarde - Archeologie 2

In het plangebied is sprake van archeologische waarden die beschermd moeten worden zoals in paragraaf 4.7.1 is omschreven. Dit houdt in dat bij bodemingrepen die dieper reiken dan dan 3,80 meter -NAP nader archeologisch onderzoek moet worden verricht.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Tijdens het voortraject van de planvorming heeft een uitgebreid participatietraject plaatsgevonden. Op basis van een bewonersenquête en een interactielab met bewoners is geïnventariseerd aan welke eisen de nieuwe woningen moeten voldoen. Het interactielab, waarin deelnemers mogelijke modellen voor de herontwikkeling hebben gemaakt, heeft veel waardevolle informatie opgeleverd. Ook is intensief gesproken met stakeholders zoals het waterschap, woningcorporatie Elkien en thuiszorg Patyna. Vanuit hier is een programma met eisen opgesteld, op basis waarvan het stedenbouwkundig ontwerp (mede) is gebaseerd. Dit heeft een juridische vertaalslag gekregen in het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan doorloopt een uitgebreide procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijzen op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Voorontwerpfase

Het voorontwerpbestemmingsplan in het kader van vooroverleg verzonden aan de overlegpartners. De resultaten van dit vooroverleg zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. In bijlage 16 is dit aangegeven.

Ontwerpfase

Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen formele bestemmingsplanprocedure. Dit betekent dat het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder krijgt de gelegenheid voor het indienen van zienswijzen.

Vaststellingsfase

Ten aanzien van eventuele ingekomen zienswijzen wordt een gemeentelijk standpunt bepaald in de zienswijzennota. Het resultaat van de zienswijzennota wordt verwerkt in het vast te stellen bestemmingsplan. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. De gemeenteraad stelt het (gewijzigd) bestemmingsplan vast. Tot slot is tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid en grondexploitatie

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid), anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Het bestemmingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. Het project richt zich op een marktsegment waar momenteel vraag naar is. De initiatiefnemer heeft aangetoond dat het plan financieel haalbaar is.

Grondexploitatie

Het doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm een overeenkomst. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Voor dit plan wordt voor de vaststelling een anterieure overeenkomst opgesteld. Daarmee is het kostenverhaal voldoende vastgelegd. Daarnaast worden er afspraken gemaakt over het verhalen van planschade.