direct naar inhoud van 4.2 Provinciaal niveau
Plan: Hoenderbos IV, Uden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0856.BPhoenderbosIV-VA01

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
  • Verordening ruimte Noord-Brabant.

Het plan wordt aan deze twee documenten getoetst.

4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. Onderhavig plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPhoenderbosIV-VA01_0013.jpg"

uitsnede plankaart Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Het plangebied is onderdeel van 'gemengd landelijk gebied' met als nadere aanduiding 'zoekgebied verstedelijking'. In het stedelijk concentratiegebied, inclusief de bijbehorende zoekgebieden voor verstedelijking, moet de bovenlokale verstedelijkingsbehoefte opgevangen worden.

De keuze voor de zoekgebieden verstedelijking is tot stand gekomen na een integrale afweging vanuit de gebiedskwaliteiten (hanteren lagenbenadering) samen met gemeenten en waterschappen. De zoekgebieden voor verstedelijking zijn vastgelegd in de Verordening ruimte Noord-Brabant.

De aanduiding 'zoekgebied verstedelijking' geeft aan dat het transformeren van buitengebied naar stedelijk gebied (wonen, werken, voorzieningen, stedelijk groen) afweegbaar is als dat nodig is om in de stedelijke ruimtebehoefte te voorzien.

Analyse
Het plan omvat de nieuwbouw van woningen op gronden die thans een agrarische bestemming hebben. Er is daarmee sprake van een transformatie van buitengebied naar stedelijk gebied die nodig is om in de stedelijke ruimtebehoefte te voorzien.

Nadere regels voor de voorgenomen transformatie zijn opgenomen in de Verordening ruimte Noord-Brabant (zie paragraaf 4.2.2).

Conclusie
Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

4.2.2 Verordening ruimte Noord-Brabant

Op 1 maart 2011 is de Verordening ruimte Noord-Brabant in werking getreden. De Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

Het plan omvat een nieuwe stedelijke ontwikkeling in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling. Derhalve zijn de artikelen 2.1, 3.2 en 3.3 van toepassing. Voorts ligt het plangebied in een aardkundig waardevol gebied.

"Artikel 2.1 - Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit

  • 1. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied draagt bij aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, in het bijzonder aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. De toelichting bij dat plan bevat daaromtrent een verantwoording.
  • 2. Het principe van zorgvuldig ruimtegebruik, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat:
    • a. ingeval van vestiging van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is verzekerd dat gebruik wordt gemaakt van een bestaand bestemmingsvlak of bouwblok waarbinnen het geldend bestemmingsplan het bouwen van gebouwen en bijbehorende bouwwerken toestaat, behoudens ingeval in deze verordening anders is bepaald;
    • b. uitbreiding van het op grond van het geldende bestemmingsplan toegestane ruimtebeslag slechts is toegestaan mits de financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen dat toegestane ruimtebeslag te doen plaatsvinden.
  • 3. Ten behoeve van het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit bevat de toelichting bij een bestemmingsplan, als bedoeld in het eerste lid, een verantwoording waaruit blijkt dat:
    • a. in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden alsmede de op grond van deze verordening toegelaten ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden;
    • b. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, in het bijzonder wat betreft de omvang van de beoogde bebouwing, past in de omgeving;
    • c. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, waaronder openbaar vervoer, is verzekerd, een en ander onder onverminderd hetgeen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en elders in deze verordening is bepaald.
  • 4. Het eerste tot en met derde lid is niet van toepassing op een uitwerking van een bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder b, van de wet.

Artikel 2.2 - Kwaliteitsverbetering van het landschap

  • 1. De toelichting bij een bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, bevat een verantwoording van de wijze waarop financieel, juridisch en feitelijk is verzekerd dat de realisering van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft of van het gebied waarvan de gemeente de voorgenomen ontwikkeling in de hoofdlijnen heeft beschreven.
  • 2. De in het eerste lid bedoelde verbetering past binnen de hoofdlijnen van de door de gemeente voorgenomen ontwikkeling van het gebied waarop de ontwikkeling haar werking heeft en is onderwerp van regionale afstemming in het regionaal ruimtelijk overleg, bedoeld in artikel 12.4, waaronder mede begrepen de planologische voorbereiding van landschapsontwikkeling.
  • 3. De in het eerste lid bedoelde verbetering kan mede betreffen:
    • a. de landschappelijke inpassing van bebouwing ten behoeve van intensieve veehouderij, voor zover vereist op grond van deze verordening;
    • b. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    • c. activiteiten, gericht op behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    • d. het wegnemen van verharding;
    • e. het slopen van bebouwing;
    • f. een fysieke bijdrage aan de realisering van de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszones.
  • 4. Indien een kwaliteitsverbetering, als bedoeld in het eerste lid, niet is verzekerd, wordt het bestemmingsplan slechts vastgesteld indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd en wordt over de werking van dat fonds regelmatig verslag gedaan in het regionaal ruimtelijk overleg.
  • 5. Het eerste tot en met vierde lid is niet van toepassing op een uitwerking van een bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder b, van de wet.

Artikel 3.2 - Stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied

Bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling zijn uitsluitend gelegen in bestaand stedelijk gebied.

Artikel 3.3 - Stedelijke ontwikkeling in zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling

  • 1. In afwijking van artikel 3.2 kan een bestemmingsplan, gelegen in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, voorzien in een stedelijke ontwikkeling mits de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat.
  • 2. Uit de verantwoording, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat er financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde vorm van stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied van een van de kernen van de gemeente te situeren, in het bijzonder door middel van inbreiden, herstructureren, intensiveren, meervoudig ruimtegebruik of enige andere vorm van zorgvuldig ruimtegebruik.
  • 3. Uit de verantwoording, bedoeld in het eerste lid, blijkt voor wat betreft de kernen in landelijk gebied, voorts dat er financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om een te ontwikkelen of uit te breiden bedrijventerrein of kantorenlocatie te situeren in bestaand stedelijk gebied van enige kern van de aangrenzende gemeenten binnen de provincie Noord-Brabant.
  • 4. Een bestemmingsplan, als bedoeld in het eerste lid, strekt ertoe dat:
    • a. de stedelijke ontwikkeling aansluit bij bestaand stedelijk gebied of plaatsvindt in een nieuw cluster van stedelijke bebouwing;
    • b. bij de stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting van de stedelijke ontwikkeling rekening wordt gehouden met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied zelf en in de naaste omgeving, waaronder mede begrepen de ontwikkeling van een groene geleding ten behoeve van ecologische en landschappelijke verbindingen.

Artikel 7.2 - Bescherming van de aardkundig waardevolle gebieden

Een bestemmingsplan dat is gelegen in een aardkundig waardevol gebied:

  • a. strekt mede tot behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden;
  • b. stelt regels ter bescherming van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden."

Analyse
Hieronder is per artikel een toetsing van het plan opgenomen.

art. 2.1
ad 1.  

Het plan draagt zorg voor behoud van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse en voldoet aan het principe van zuinig ruimtegebruik, gebaseerd op de volgende overwegingen:
- er is sprake van een overgang tussen de nieuwe woonbuurt en het omliggende agrarisch landschap;
- het plan draagt zorg voor een verweving van rood en groen;
- er wordt gebruik gemaakt van de bestaande wegenstructuur voor de ontsluiting van het gebied;
- het plan wordt gefaseerd uitgevoerd, afhankelijk van de vraag;
- de nieuwe bebouwing sluit aan op het bestaande woongebied.  
ad 2.a   Het plan is geen nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, maar een uitbreiding van het bestaande stedelijke gebied van Uden-zuid. Het bepaalde in dit lid is niet van toepassing.  
ad 2.b   Het plan behoort tot de ontwikkeling van de woonwijk Uden-zuid, waarvan de realisatie reeds in 1993 is aangevangen. Het plan is derhalve geen nieuw initiatief, maar een uitwerking van een eerder genomen weloverwogen besluit. Een nieuwe alternatievenbeoordeling is niet aan de orde.  
ad 3.a   Hoofdstuk 5 bevat een toetsing aan de genoemde uitvoeringsaspecten. Hieraan wordt voldaan.  
ad 3.b   Het bouwplan omvat grondgebonden woningen aan de rand van het stedelijke gebied en in aansluiting een bestaande woonwijk met overwegend grondgebonden woningen. Er zal geen sprake zijn van hoogbouw.  
ad 3.c   Het plangebied sluit aan op bestaande wegenstructuur bestaande uit de Ruitersweg en de Karrevracht. Er hoeven geen nieuwe gebiedsontsluitingswegen te worden aangelegd.  
ad 4.   niet van toepassing
 
art. 2.2   De verschillende mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering van het landschap zijn beschreven in de "Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap, De rood-met-groen koppeling" (Provincie Noord-Brabant, 17 oktober 2011). Gezien de kenmerken van onderhavig plan lijkt een bijdrage van ten minste 1% van de uitgifteprijs ten behoeve van de kwaliteitsverbetering het meest voor de hand liggend.
De kwaliteitsverbetering van het landschap kan plaatsvinden binnen en buiten het plangebied. De gemeente Uden bereidt thans haar beleid ten aanzien van de landschapsinvesteringen voor.
De kwaliteitsverbetering van het landschap komt pas aan de orde bij de uitwerking van het bestemmingsplan, omdat dan pas kan worden bepaald wat de feitelijke bijdrage is.
In de uitwerkingsregels is opgenomen dat een verplichting voor kwaliteitsverbetering van het landschap aan de orde is.
 
art.3.2   Het plan betreft een stedelijke ontwikkeling, maar ligt niet binnen bestaand stedelijk gebied. Afwijking van deze voorwaarde is mogelijk op basis van het bepaalde in artikel 3.3.
 
art. 3.3
ad 1.  

Het plan ligt binnen een zoekgebied voor verstedelijking. Een afwijking van het bepaalde in artikel 3.2 is derhalve aan de orde.  
ad 2.   De verantwoording dat het plan niet gerealiseerd kan worden binnen het bestaand stedelijk gebied is opgenomen in paragraaf 4.3.2.  
ad 3.   Het plan omvat geen kantoren of bedrijven, maar uitsluitend woningen. Deze regel is niet van toepassing.  
ad 4.a   Het plangebied sluit aan op het bestaand stedelijk gebied van de woonwijk Uden-zuid.  
ad 4.b   Het ontwerp van het plangebied sluit aan op het ontwerp van het naastgelegen stedelijke gebied.
Er is sprake van een vorm van verweving van rood en groen.
Het plangebied ligt niet binnen de ecologische hoofdstructuur en er is geen sprake van een ecologische verbindingszone. Het plan heeft evenmin invloed op dergelijke gebieden.
 
art. 7.2
ad a  

Het aspect aardkundige waarden is nader beschreven in paragraaf 5.2.2. Het plan voldoet aan de voorwaarden.  
ad b   Voorliggend bestemmingsplan bevat regels ter bescherming van aardkundige waarden.  

Conclusie
Het plan is niet in strijd met de Verordening ruimte Noord-Brabant.

4.2.3 Overig provinciaal beleid

Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.