Plan: | Hoenderbos IV, Uden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0856.BPhoenderbosIV-VA01 |
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Brabant weer. Het plangebied is hierop aangeduid.
uitsnede cultuurhistorische waardenkaart
De gemeente Uden heeft geen eigen archeologiebeleid vastgesteld. Derhalve geldt het bepaalde in de Wet op de archeologische monumentenzorg, waarin onder meer is opgenomen dat voor bouwwerkzaamheden gelegen binnen een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde én met een oppervlakte van meer dan 100 m² een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.
Analyse
Het plangebied ligt binnen een zone met de aanduiding hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Bovendien beslaan de grondwerkzaamheden een oppervlakte van (ruim) meer dan 100 m². Een archeologisch onderzoek is derhalve vereist.
RAAP Archeologisch Adviesbureau uit Weesp heeft een archeologisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Plangebied Hoenderbos IV te Uden, Gemeente Uden, Een archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek en oppervlaktekartering" (11 maart 2011, ISSN. 0925-6369). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 9.
Uit het onderzoek volgt dat ter plaatse sprake is van een hoge verwachtingswaarde voor jager-verzamelaars en landbouwers, maar dat uit de oppervlaktekartering geen nadere aanwijzingen zijn gevonden die op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats duiden.
Op basis van de resultaten van de archeologische onderzoeken is besloten dat verder onderzoek inzake archeologie niet noodzakelijk is. Het gebied kan dus voor ontwikkeling worden vrijgegeven.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
De Ruitersweg is een historisch-geografisch lijnelement van redelijk hoge waarde. Het plan staat een aanpassing van het profiel van de weg toe, maar leidt niet tot verandering van het beloop van de weg. Hiermee wordt de cultuurhistorische waarde in voldoende mate beschermd.
Voorts liggen binnen het plangebied of in de directe omgeving geen cultuurhistorisch waardevolle objecten die als gevolg van het plan kunnen worden aangetast.
Conclusie
Er worden geen cultuurhistorische waarden aangetast.
Het plangebied ligt nabij de Peelrandbreuk en derhalve binnen een aardkundig waardevol gebied.
De Peelrandbreuk vormt een opvallende terreintrede die plaatselijk tot meer dan 5 meter hoog kan zijn (bijvoorbeeld ten westen van Uden). De breuk vormt de scheiding tussen de grote landschappelijke eenheden van Midden-Brabant: de Roerdalslenk (ook wel Centrale Slenk) en de Peelhorst. Aan de hoge (oost)kant van de breuk komen plaatselijk de zgn. natte wijstgronden voor, ontstaan door kwel van ijzerrijk grondwater dat van de Peelhorst afstroomt, maar door het breukvlak gehinderd wordt en naar het oppervlak wordt gestuwd.
Analyse
Op onderstaande afbeelding is de Peelrandbreuk ter plaatse van het plangebied weergegeven (bron: Stiboka Wageningen, 23 januari 1997). Vanwege schaalonnauwkeurigheden die gepaard gaan bij het digitaliseren van analoge gegevens is ervoor gekozen de breuklijn weer te geven als een zone.
ligging Peelrandbreuk ten opzicht van plangebied
De breuklijn ligt volledig buiten het plangebied. Dit betekent dat er geen aanleiding is in dit bestemmingsplan beschermingsregels op te nemen.
Conclusie
Het aspect aardkunde vormt geen belemmering voor het plan. Er worden geen aardkundige waarden aangetast.
Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing. De Natuurbeschermingswet 1998 die waardevolle natuurgebieden beschermt. De Flora- en faunawet die soorten beschermt.
Beschermde gebieden
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur.
De Natuurbeschermingswet 1998 kent tevens een zogenaamde 'externe werking', wat betekent dat ook projecten buiten Natura 2000-gebieden vergunningplichtig kunnen zijn wanneer zij een negatief effect hebben op deze gebieden.
Gezien de aard en omvang van de voorgestane ontwikkelingen en de grote afstand (> 21 km) tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Bossche Broek) is het niet aannemelijk dat het plan negatieve effecten heeft op natuurgebieden.
Beschermde soorten
Bureau Waardenburg BV uit Culemborg heeft een onderzoek uitgevoerd naar de geschiktheid van het plangebied als leefgebied voor beschermde soorten: notitie "Resultaten Flora- en faunawetonderzoek Hoenderbos IV" (4 oktober 2010, kenmerk 10-494/10.07510/LieAn). De notitie is opgenomen als bijlage 10. De conclusie en aanbevelingen zijn hieronder integraal opgenomen.
"Conclusie
Binnen het plangebied kunnen diverse soorten vleermuizen verwacht worden.
Effecten op deze strikt beschermde soorten (Tabel 3) zijn op basis van de te
verwachten werkzaamheden in principe niet aan de orde. Indien de schuur
gesloopt gaat worden wordt aanbevolen hier aanvullend onderzoek naar
vleermuizen uit te voeren. Blijft de schuur staan dan is dit vanzelfsprekend niet
aan de orde.
Daarnaast kunnen één of meerdere soorten amfibieën en grondgebonden
zoogdieren in het plangebied aangetroffen worden. Voor deze soorten geldt een
vrijstelling en is het aanvragen van een ontheffing niet aan de orde.
De gunstige staat van instandhouding komt voor geen van de genoemde soorten
in het geding.
Aanbevelingen
Er dient rekening gehouden te worden met broedende vogels. Aanbevolen wordt
om de werkzaamheden voor het bouwrijp maken buiten het broedseizoen uit te
voeren. Het broedseizoen loopt doorgaans vanaf half maart tot en met augustus.
Indien de werkzaamheden binnen dit seizoen zijn gepland kunnen deze worden
uitgevoerd indien is vastgesteld dat er met de werkzaamheden geen nesten van
broedvogels worden verstoord. Dit kan door voorafgaande aan de uitvoering van
de werkzaamheden een broedvogelcontrole uit te voeren.
Het uitvoeren van aanvullend vleermuizenonderzoek dient uitgevoerd te worden
conform het landelijke vleermuizenprotocol. Dit betekent meerdere veldbezoeken
verdeeld over de periode mei – september."
Het vervolgonderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen in de schuur is slechts aan de orde in geval van sloop van de schuur. Het nadere onderzoek vindt plaats in het kader van het uitwerkingsplan of in het kader van de aanvraag om omgevingsvergunning voor sloop.
Een eventuele aanwezigheid van vleermuizen in de schuur is niet van invloed op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Algemene conclusie
Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.