Plan: | Hoenderbos IV, Uden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0856.BPhoenderbosIV-VA01 |
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.
De waterparagraaf betreft een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater) in de huidige en toekomstige situatie op basis van de thans bekende gegevens en het thans geldende beleid. Hiermee wordt de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond. Bij de uitwerking kan er aanleiding zijn bepaalde onderdelen te herzien c.q. aan te vullen.
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse sprake is van een fijn zand. De waterdoorlatendheid is redelijk. In deze paragraaf wordt uitgegaan van een waterloorlatendheid van 1 meter per etmaal.
Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door een leggerwatergang. Hierop is de Keur van het waterschap van toepassing.
De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt meer dan 80 cm -mv (bron: bodemkaart).
5.3.3.1 Verhard oppervlak
Binnen het plangebied staat thans alleen bebouwing in de vorm van een agrarische schuur. Daaromheen ligt wat verharding. Voorts maakt de Ruitersweg onderdeel uit van het plangebied. De overige gronden zijn onverhard en onbebouwd.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het bebouwd oppervlak (dakoppervlak in het horizontale vlak) en verhard oppervlak (bestrating) van de mogelijke planinvulling weer. Om de uitvoerbaarheid van het plan ten aanzien van dit aspect aan te tonen is de thans voorliggende planinvulling als uitgangspunt gekozen. Naast het dakoppervlak is uitgegaan van gemiddeld 100 m² tuinverharding per woonperceel. Bij de uitwerking van het bestemmingsplan vindt een toetsing plaats van het uitgewerkte stedenbouwkundig plan.
type oppervlak | oppervlakte |
bebouwd en verhard oppervlak woonpercelen | 27.900 m² |
verhard oppervlak openbare ruimte | 20.400 m² |
totaal | 48.300 m² |
Gemiddeld is sprake van 170 m² bebouwing en tuinverharding per woonperceel.
Met behulp van de HNO-tool van het waterschap is de benodigde bergingscapaciteit berekend voor de individuele woonpercelen en voor de openbare ruimte. De resultaten van de berekening (inclusief invoerparameters) zijn weergegeven in bijlage 11.
De benodigde berging per woning bedraagt voor T=10+10% 9 m3. Tevens moet verantwoord worden hoe met het hemelwater wordt omgegaan bij T=100+10%. De benodigde berging hiervoor is 12 m3.
De benodigde berging voor de totale openbare ruimte bedraagt voor T=10+10% 1037 m3. Tevens moet verantwoord worden hoe met het hemelwater wordt omgegaan bij T=100+10%. De benodigde berging hiervoor is 1412 m3.
Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn achtereenvolgens de volgende afwegingsstappen gehanteerd:
Voor onderhavig plan is gekozen voor infiltratie van het hemelwater. Hiervoor worden per woonperceel afzonderlijke voorzieningen aangelegd. De inhoud van de voorzieningen per woning bedraagt 9 m³. De percelen zijn voldoende groot om hierin te voorzien. Per perceel wordt een bovengrondse overstort gemaakt richting het openbare gebied.
Het schone hemelwater vanaf de rijbanen, troittoirs en de openbare parkeerplaatsen wordt vastgehouden en geïnfiltreerd door middel van wadi's in de groenstroken. Het ruimtebeslag van de gezamenlijke wadi's bedraagt 1500 m².
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Dit uitgangspunt zal bij de uitwerking van het bestemmingsplan worden meegenomen.
Bij de uitwerking van het bestemmingsplan vormt de waterkwaliteit een uitgangspunt.
Het nationale en provinciale en gemeentelijke waterbeleid is beschreven in:
Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
Wateroverlastvrij bestemmen
Het plangebied ligt op een plek ‘die hoog en droog genoeg’ is.
Gescheiden houden van schoon en vuil water
Alleen het vuile water wordt via de riolering afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Het schone hemelwater wordt binnen het plangebied gehouden.
Doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer”
Hydrologisch neutraal ontwikkelen
Het plan leidt niet tot een verlaging van de natuurlijke GHG. Tevens zal de afvoer van het hemelwater niet sneller plaatsvinden dan in de bestaande situatie het geval is.
Water als kans
Water in de vorm van vijvers, waterpartijen, al dan niet droogvallende sloten en dergelijke, kan een hoge belevingswaarde - en dus een toegevoegde waarde voor het plangebied - hebben. Zoals beschreven in paragraaf 3.1.3 is het aanleggen van oppervlaktewater gezien de ijzerhoudende bodem niet gewenst in verband met roestkleuring.
Meervoudig ruimtegebruik
Door bij de inrichting van een plangebied ruimte voor verschillende functies te gebruiken, wordt er efficiënter omgegaan met de beschikbare ruimte. Dit aspect vormt een aandachtspunt bij de uitwerking van het plan.
Voorkomen van vervuiling
Zie paragraaf 5.3.4.
Waterschapsbelangen
Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een leggerwaterloop. Deze waterloop is in een afzonderlijke bestemming opgenomen. Het plan is niet van invloed op deze waterloop.