direct naar inhoud van 5.3 Waterparagraaf
Plan: Hoenderbos IV, Uden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0856.BPhoenderbosIV-VA01

5.3 Waterparagraaf

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf betreft een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater) in de huidige en toekomstige situatie op basis van de thans bekende gegevens en het thans geldende beleid. Hiermee wordt de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond. Bij de uitwerking kan er aanleiding zijn bepaalde onderdelen te herzien c.q. aan te vullen.

5.3.1 Watersysteem

5.3.1.1 Bodem

Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse sprake is van een fijn zand. De waterdoorlatendheid is redelijk. In deze paragraaf wordt uitgegaan van een waterloorlatendheid van 1 meter per etmaal.

5.3.1.2 Oppervlaktewater

Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door een leggerwatergang. Hierop is de Keur van het waterschap van toepassing.

5.3.1.3 Grondwater

De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) binnen het plangebied bedraagt meer dan 80 cm -mv (bron: bodemkaart).

5.3.2 Hemelwater

5.3.3.1 Verhard oppervlak

Binnen het plangebied staat thans alleen bebouwing in de vorm van een agrarische schuur. Daaromheen ligt wat verharding. Voorts maakt de Ruitersweg onderdeel uit van het plangebied. De overige gronden zijn onverhard en onbebouwd.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van het bebouwd oppervlak (dakoppervlak in het horizontale vlak) en verhard oppervlak (bestrating) van de mogelijke planinvulling weer. Om de uitvoerbaarheid van het plan ten aanzien van dit aspect aan te tonen is de thans voorliggende planinvulling als uitgangspunt gekozen. Naast het dakoppervlak is uitgegaan van gemiddeld 100 m² tuinverharding per woonperceel. Bij de uitwerking van het bestemmingsplan vindt een toetsing plaats van het uitgewerkte stedenbouwkundig plan.

type oppervlak   oppervlakte  
bebouwd en verhard oppervlak woonpercelen   27.900 m²  
verhard oppervlak openbare ruimte   20.400 m²  
totaal   48.300 m²  

Gemiddeld is sprake van 170 m² bebouwing en tuinverharding per woonperceel.

5.3.2.1 Berekening bergingscapaciteit

Met behulp van de HNO-tool van het waterschap is de benodigde bergingscapaciteit berekend voor de individuele woonpercelen en voor de openbare ruimte. De resultaten van de berekening (inclusief invoerparameters) zijn weergegeven in bijlage 11.

De benodigde berging per woning bedraagt voor T=10+10% 9 m3. Tevens moet verantwoord worden hoe met het hemelwater wordt omgegaan bij T=100+10%. De benodigde berging hiervoor is 12 m3.

De benodigde berging voor de totale openbare ruimte bedraagt voor T=10+10% 1037 m3. Tevens moet verantwoord worden hoe met het hemelwater wordt omgegaan bij T=100+10%. De benodigde berging hiervoor is 1412 m3.

5.3.2.2 Ontwerp bergingsvoorziening

Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn achtereenvolgens de volgende afwegingsstappen gehanteerd:

  • 1. hergebruik;
  • 2. infiltratie;
  • 3. buffering;
  • 4. afvoer.

Voor onderhavig plan is gekozen voor infiltratie van het hemelwater. Hiervoor worden per woonperceel afzonderlijke voorzieningen aangelegd. De inhoud van de voorzieningen per woning bedraagt 9 m³. De percelen zijn voldoende groot om hierin te voorzien. Per perceel wordt een bovengrondse overstort gemaakt richting het openbare gebied.

Het schone hemelwater vanaf de rijbanen, troittoirs en de openbare parkeerplaatsen wordt vastgehouden en geïnfiltreerd door middel van wadi's in de groenstroken. Het ruimtebeslag van de gezamenlijke wadi's bedraagt 1500 m².

5.3.3 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Dit uitgangspunt zal bij de uitwerking van het bestemmingsplan worden meegenomen.

5.3.4 Waterkwaliteit

Bij de uitwerking van het bestemmingsplan vormt de waterkwaliteit een uitgangspunt.

5.3.5 Beleid

5.3.5.1 Overheid

Het nationale en provinciale en gemeentelijke waterbeleid is beschreven in:

  • het Nationaal Waterplan;
    Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
  • het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015;
    Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-1015. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.

5.3.5.2 Waterschap Aa en Maas

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2010 - 2015;
    Dit plan maakt inzichtelijk wat het waterschap de komende jaren gaat doen. Het doel is om het watersysteem en de afvalwaterketen op orde te houden. Het beheer van water door het waterschap bepaalt mede dat mensen en dieren in Noordoost Brabant leven in een veilige, schone en prettige omgeving.
  • de beleidsnota ‘Uitgangspunten watertoets waterschap Aa en Maas’.
    De beleidsnota bevat acht uitgangspunten waaraan het plan moet voldoen. Toetsing aan deze punten vindt hieronder plaats.

Wateroverlastvrij bestemmen
Het plangebied ligt op een plek ‘die hoog en droog genoeg’ is.

Gescheiden houden van schoon en vuil water
Alleen het vuile water wordt via de riolering afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. Het schone hemelwater wordt binnen het plangebied gehouden.

Doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruik-infiltratie-buffering-afvoer”

  • 1. Hergebruik van het hemelwater ter plaatse is alleen aan de orde in geval van bedrijfsmatig hergebruik van het hemelwater. Dit is hier niet het geval. Individueel hergebruik van hemelwater is uiteraard niet uitgesloten.
  • 2. De tweede stap in de afweging is afkoppeling en infiltratie en/of berging van schoon hemelwater binnen het plangebied. Van deze stap wordt gebruik gemaakt, zoals beschreven in paragraaf 5.3.2.2.
  • 3. en 4 Deze stappen zijn gezien het voorgaande niet aan de orde.

Hydrologisch neutraal ontwikkelen
Het plan leidt niet tot een verlaging van de natuurlijke GHG. Tevens zal de afvoer van het hemelwater niet sneller plaatsvinden dan in de bestaande situatie het geval is.

Water als kans
Water in de vorm van vijvers, waterpartijen, al dan niet droogvallende sloten en dergelijke, kan een hoge belevingswaarde - en dus een toegevoegde waarde voor het plangebied - hebben. Zoals beschreven in paragraaf 3.1.3 is het aanleggen van oppervlaktewater gezien de ijzerhoudende bodem niet gewenst in verband met roestkleuring.

Meervoudig ruimtegebruik
Door bij de inrichting van een plangebied ruimte voor verschillende functies te gebruiken, wordt er efficiënter omgegaan met de beschikbare ruimte. Dit aspect vormt een aandachtspunt bij de uitwerking van het plan.

Voorkomen van vervuiling
Zie paragraaf 5.3.4.

Waterschapsbelangen
Aan de zuidzijde van het plangebied ligt een leggerwaterloop. Deze waterloop is in een afzonderlijke bestemming opgenomen. Het plan is niet van invloed op deze waterloop.