Plan: | Hoenderbos IV, Uden |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0856.BPhoenderbosIV-VA01 |
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening en de Wet milieubeheer moet een toetsing plaatsvinden aan de relevante milieuaspecten. In deze paragraaf worden deze aspecten afzonderlijk genoemd. Naast bovengenoemde wetten gelden per aspect afzonderlijke wetten en/of besluiten.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet -ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening- worden onderzocht of de voorgenomen bestemming niet wordt belemmerd door bodemverontreiniging.
Uitgevoerde bodemonderzoeken
In het plangebied zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Dit zijn de volgende onderzoeken.
Bodembedreigende activiteiten
Op de zuidelijke punt van het plangebied, Ruitersweg 5, is nog een schuur aanwezig. Of deze schuur nog in gebruik is en of er bodembedreigende activiteiten plaatsvinden is onbekend. De bestemming verandert ter plaatse van de schuur niet, waardoor in het kader van voorliggend bestemmingsplan geen bodemonderzoek nodig is.
Bodemkwaliteitskaart
Aan de hand van de bekende gegevens is voor de gemeente Uden -overeenkomstig de 'interim-richtlijn bodemkwaliteitskaarten'- een geactualiseerde Bodemkwaliteitskaart (BKK) opgesteld die op 11 december 2007 is vastgesteld. Op deze BKK is de gemeente ingedeeld in verschillende zones. Per zone zijn statistisch de gemiddelde waarde en de 95-percentiel waarde berekend. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de bovengrond (0-0,5 m-mv) en de ondergrond (0,5-2 m-mv).
Het plangebied ligt in de zone 'agrarisch buitengebied'. De gemiddelde bodemkwaliteit van de boven- en ondergrond is schoon.
Conclusie bodemparagraaf
Uit de reeds uitgevoerde bodemonderzoeken en de Bodemkwaliteitskaart wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit de voorgenomen bestemming niet belemmert.
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval kan plaatsvinden met gevaarlijke stoffen, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit, om het leven zouden kunnen komen.
Het doel van het beleid op het gebied van externe veiligheid is een ruimtelijke scheiding aanhouden of creëren tussen kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten en de in de nabijheid aanwezige risicobronnen.
Kwetsbare objecten zijn onder meer concentraties van woningen, kantoren en ziekenhuizen. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder meer verspreid gelegen woningen, kleine kantoren en kleine recreatieterreinen.
Risicobronnen in het kader van de externe veiligheid zijn onder andere:
Aan deze risicobronnen wordt in de wetgeving een bepaald risico toegeschreven, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een transportroute of buisleiding. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen de risicocontour met de waarde 10-6 is niet toegestaan. Voor beperkt kwetsbare objecten is de contour van 10-6 een richtwaarde, waarvan met zwaarwegende redenen afgeweken kan worden.
Groepsrisico
Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico zijn geen harde normen vastgelegd, alleen oriënterende waarden. Gemeenten en provincies moeten bij een toename van het groepsrisico in de meeste gevallen verantwoording afleggen over het genomen besluit. Hierbij moeten ze in ieder geval aandacht besteden aan mogelijke alternatieven en risicoreducerende maatregelen en ook de mogelijkheden voor rampenbestrijding en hulpverlening belichten. De regionale brandweer heeft hierin een wettelijke adviestaak.
De belangrijkste wetgeving voor respectievelijk inrichtingen en transport van gevaarlijke stoffen op het gebied van het externe veiligheid is hieronder beschreven.
Op 26 mei 2011 heeft de gemeenteraad van Uden het Beleid Externe Veiligheid vastgesteld. Hierin is opgenomen dat binnen de woongebieden de ambitie 'Veilig wonen' van toepassing is verklaard. De gemeente Uden kiest er voor woongebieden uit te gaan van een hoog beschermingsniveau.
Overschrijding van de richtwaarde van het plaatsgebonden risico is niet acceptabel. Toename van het groepsrisico is in beginsel niet acceptabel, maar is niet altijd te voorkomen.
De gemeentelijke beleidsuitgangspunten zijn overgenomen in dit plan.
Voorliggend plan betreft het realiseren van woningen. Dit zijn kwetsbare objecten zoals omschreven in het Bevi.
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de provinciale Risicokaart, waarop onder meer de risico’s in het kader van de externe veiligheid staan weergegeven.
uitsnede risicokaart
Het plangebied en de omgeving zijn geïnventariseerd op de aanwezigheid van de mogelijke risicobronnen.
Inrichtingen
In de omgeving van het plangebied liggen geen risicovolle inrichtingen.
Transportroutes gevaarlijke stoffen
De Lippstadtsingel is aangegeven als transportroute voor gevaarlijke stoffen. De PR-contour van deze weg bedraag 0 meter. Het invloedsgebied GR bedraagt 200 meter. Het plangebied ligt op circa 470 meter afstand tot de weg en daarmee buiten het invloedsgebied. Transportroutes voor gevaarlijke stoffen zijn niet van invloed op het plan.
Buisleidingen
Het plangebied wordt doorsneden door een aardgastransportleiding, leiding nr. Z-542-01-KR-019 van leidingbeheerder Gasunie, met een diameter van 10 inch en een werkdruk van 40 bar.
Conform het bepaalde in het Bevb en de Revb heeft de leiding een belemmeringenstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding. Ter bescherming van de leiding gelden binnen deze strook beperkingen ten aanzien van het bouwen en het uitvoeren van werkzaamheden.
De PR-contour ligt op een afstand van 0 meter tot de leiding. Er zijn derhalve wat het plaatsgebonden risico betreft geen belemmeringen voor het realiseren van woningen.
De inventarisatieafstand voor het groepsrisico bedraagt 120 meter. Binnen deze afstand worden nieuwe woningen gerealiseerd en derhalve is een verantwoording van de toename van het groepsrisico aan de orde.
Cauberg-Huygen uit 's-Hertogenbosch heeft een onderzoek uitgevoerd naar de toename van het GR: rapport "Rapportage externe veiligheid hogedruk aardgasleiding voor Bestemmingsplan Hoenderbos IV te Uden" (5 oktober 2011, nr. 20111163-04). Het onderzoeksrapport is als bijlage 3 toegevoegd.
Cauberg-Huygen constateert dat het groepsrisico ten gevolge van de hogedruk aardgasleiding ruim onder de oriëntatiewaarde ligt en zelfs kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde is. Als gevolg van het plan neemt het groepsrisico toe en is een verantwoording van deze toename door het bevoegd gezag aan de orde. Omdat het groepsrisico kleiner is dan 10% van de oriëntatiewaarde kan met een beperkte verantwoording worden volstaan.
De regionale brandweer heeft een advies opgesteld met betrekking tot de beperkte toename van het groepsrisico. Het advies is als bijlage 4 toegevoegd. De conclusie van het brandweeradvies luidt: "Ervan uitgaande dat het groepsrisico
onder de oriëntatiewaarde blijft, zal de realisatie van het plangebied geen probleem
opleveren.
De gemeente dient hierbij wel te voldoen aan de vastgelegde
bebouwingsafstanden. Daarnaast dient de gemeente bij de inrichting van het
gebied aandacht te besteden aan het optimaliseren van de zelfredzaamheid,
bereikbaarheid en bestrijdbaarheid."
Hoewel het groepsrisico slechts in beperkte mate toeneemt en kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde blijft, moet het college van burgemeester en wethouders de toename van het groepsrisico verantwoorden. In dit kader heeft Cauberg-Huygen uit 's-Hertogenbosch het rapport "Aanzet tot verantwoording groepsrisico" (12 oktober 2011, nr. 20111163-06) opgesteld. Het rapport is als bijlage 5 toegevoegd. In het rapport worden maatregelen genoemd, die in relatie staan tot hulpverlening en zelfredzaamheid, uitgaande van het scenario 'fakkelbrand'. Het advies van de regionale brandweer is daarbij meegenomen. De resultaten van de verantwoording van het groepsrisico leiden niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Op basis van de notitie van Cauberg-Huygen is het groepsrisico in voldoende mate beschreven. Er is sprake van een aanvaardbaar risico dat door het college van burgemeester en wethouders verantwoord wordt geacht. Het collegebesluit omtrent de terinzagelegging van het bestemmingsplan is tevens het verantwoordingsbesluit.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Woningen zijn geurgevoelige objecten. In het kader van de Wet geurhinder en veehouderij moet worden aangetoond dat nieuwe woningen geen belemmering vormen voor agrarische bedrijven in de omgeving van het plangebied. Daarnaast moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden aangetoond dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
De gemeente Uden heeft op 21 februari 2008 de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Uden 2007 vastgesteld. Daarin is opgenomen dat de normgeurbelasting door agrarische bedrijven op geurgevoelige objecten binnen het grootste deel van het plangebied niet meer mag bedragen dan 8 Ou/m³ (voorgrondbelasting) en binnen het zuidwestelijke deel van het plangebied niet meer dan 14 Ou/m³. Voorts geldt dat de achtergrondbelasting maximaal 13 Ou/m³ mag zijn.
Arcadis heeft een onderzoek uitgevoerd waarbij de werkelijke voor- en achtergrondbelasting vanwege omliggende veehouderijen binnen het plangebied is bepaald: rapport "Geuronderbouwing Hoenderbos IV" (11 oktober 2011, nr. 075778701:0.3). Het onderzoeksrapport is als bijlage 7 toegevoegd.
Uit het onderzoek blijkt dat het agrarische bedrijf Ruitersweg 1 maatgevend is voor de voorgrondbelasting. De 8 Ou- en 14 Ou-contour van dit bedrijf vallen gedeeltelijk over het plangebied (zuidwestzijde). Onderstaande afbeelding geeft de normenkaart weer met daarop de geurcontouren van het bedrijf Ruitersweg 1. Tevens is aangegeven in welke zones op basis van de voorgrondbelasting nieuwe woningen kunnen worden gerealiseerd (+) en waar niet (-).
Hieruit valt op te maken dat het gehele gebied ten noorden van de 8 Ou/m³-contour geschikt is voor woningbouw op basis van de voorgrondbelasting.
locatie woningbouw op basis van voorgrondbelasting
Voorts is een beoordeling van de achtergrondbelasting aan de orde. Bij de berekening van de achtergrondbelasting zijn ook de overige omliggende agrarische bedrijven beschouwd. Arcadis concludeert dat een groot gedeelte van het plangebied een redelijk goed leefklimaat bevat op basis van de indicatieve achtergrondbelasting en dat het leefklimaat de zuidwestzijde matig tot tamelijk slecht is. Ter plaatse van de leefklimaten 'matig' en 'tamelijk slecht' is het conform het gemeentelijke geurbeleid niet mogelijk nieuwe woningen te realiseren.
Het stedenbouwkundig plan voorziet woningen op locaties waar de geurbelasting op basis van de bestaande situatie (voorgrond- en/of achtergrondbelasting) te hoog is. De gemeente Uden maakt de keuze ter plaatse van de zones met een te hoge belasting vooralsnog geen woningen toe te staan, maar wenst wel woningen te realiseren in geval de geursituatie ten gunste verandert. Daartoe is in het bestemmingsplan gekozen de agrarische bestemming in de zuidwestzijde van het plangebied te behouden, en woningbouw toe te staan waar de geurbelasting aanvaardbaar is voor wonen in de bebouwde kom. De bestemmingsgrens is gelegd op 1 meter ten noorden van de 8 Ou/m³-contour van het bedrijf Ruitersweg 1. Hiermee is een eventuele beperkte verschuiving van het emissiepunt van dit bedrijf ondervangen.
De locatie waar thans geen woningen zijn toegestaan betreft slechts een klein deel van het plangebied. De economische uitvoerbaarheid van het plan komt in dit kader niet in gevaar.
Conclusie
Het aspect geurhinder vormt een beperkte planologische belemmering voor het plan. Agrarische bedrijven in de omgeving worden niet belemmerd in hun bedrijfsvoering en het woon- en leefklimaat bij de woningen in het uit te werken gebied wordt gewaarborgd.
De Wet luchtkwaliteitseisen voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde plannen met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Een plan draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de gestelde grenswaarden voor PM10 en NO2 niet worden overschreden.
De Wet bevat geen 'omgekeerde werking'. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet toch worden getoetst of een plan gesitueerd is in een gebied met een te hoge fijnstofconcentratie.
Toetsing
Met behulp van de NIBM-rekentool (www.infomil.nl) kan eenvoudig worden berekend of een project al of niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Voorliggend bestemmingsplan staat de bouw van 165 woningen. Uitgaande van een gemiddelde van 6,4 verkeersbewegingen per woning per etmaal (bron: verkeersonderzoek Grontmij) zijn 1056 verkeersbewegingen per etmaal te verwachten. Er zal geen sprake zijn van structureel vrachtverkeer. Op onderstaande afbeelding is het resultaat van de rekentool weergegeven.
Het plangebied ligt niet in de nabijheid van autosnelwegen of wegen met een zeer hoge verkeersintensiteit. Daarom kan worden aangenomen dat de fijnstofconcentratie van de omgeving voldoende laag is om in een gezond leefklimaat te voorzien.
Conclusie
Het plan voldoet aan de Wet luchtkwaliteitseisen en de luchtkwaliteit van de omgeving is voldoende om in een gezond leefklimaat te voorzien.
In planologische procedures waarin de realisatie van woningen in de nabijheid van bedrijven mogelijk wordt gemaakt, moet rekening worden gehouden met ruimtelijk relevante milieuhygiënische aspecten van die bedrijven. Een belangrijk hulpmiddel hierbij is de VNG-handreiking "Bedrijven en milieuzonering". In deze handreiking is een lijst van bedrijven opgenomen, waarin per bedrijf voor een aantal aspecten de mate van ruimtelijk relevante hinderlijkheid is weergegeven.
Milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen. Het doel hiervan is enerzijds in ruimtelijke plannen milieuhinder bij woningen (en andere gevoelige functies) te voorkomen, en anderzijds aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun bedrijfsactiviteiten: "zware" bedrijven zullen verder van gevoelige bestemmingen worden gesitueerd dan "lichte" bedrijven.
Bestaande bedrijvigheid
Bij de planontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met milieuhinder van bedrijven in en in de directe omgeving van het plangebied. De gemeente Uden heeft op grond van de VNG-handreiking de hindercontouren van de omliggende bedrijven inzichtelijk gemaakt. Het betreft de volgende bedrijven welke in de directe nabijheid van het plangebied liggen:
Uit inventarisatie van de omliggende bedrijven blijkt dat het loonwerkbedrijf Adam (Laarweg 4) geen invloed heeft op het plangebied Hoenderbos IV. De werkelijke afstand van de inrichting tot het plangebied is ongeveer 120 meter. Te concluderen is dat door de planontwikkelingen dit bedrijf niet wordt belemmerd en dat het woon- en leefklimaat binnen het plangebied kan worden gewaarborgd.
Intensieve veehouderij Rovers (Ruitersweg 1) grenst aan het plangebied. Voor geur, geluid en stof kan niet aan deze richtafstand worden voldaan. Derhalve is het uit te werken woongebied gesitueerd buiten het invloedsgebied van geur, geluid en stof en blijft het plangebied grenzend aan deze inrichting de agrarische bestemming behouden. Voor geur is de nadere onderbouwing opgenomen in paragraaf 5.1.3.
De bedrijfsvoering van intensieve veehouderij Rovers wordt niet belemmerd door de toekomstige woningbouw en het woon- en leefklimaat in het plangebied wordt gewaarborgd.
Conclusie
Omliggende bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd door de komst van woningen binnen het plangebied en het woon- en leefklimaat bij de toekomstige woningen wordt gewaarborgd.
Het plan omvat de nieuwbouw van woningen. Woningen zijn geluidgevoelige objecten zoals opgenomen in de Wet geluidhinder.
Wegverkeer
Cauberg-Huygen uit 's-Hertogenbosch heeft een akoestisch onderzoek naar het wegverkeerslawaai uitgevoerd: rapport "Verkennend akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Hoenderbos IV te Uden" (14 oktober 2011, nr. 20111163-07). Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 8. Uit het onderzoeksrapport valt op te maken dat het verkeerslawaai vanaf de Karrevracht en Eikenheuvelweg niet van invloed is op het plan. Het verkeerslawaai vanaf de Ruitersweg kan dat wel zijn.
Het onderzoeksrapport schetst meerdere scenario's waarbij gekeken is naar verschillende typen verhardingen van de Ruitersweg. Uit geen van de scenario's volgt dat de uitvoerbaarheid van het plan niet mogelijk is, al is in enkele gevallen een hogere grenswaarde nodig.
De gemeente Uden heeft inmiddels gekozen voor de het verhardingstype 'dunne deklaag type B'. In voorliggend bestemmingsplan is de 48 dB-contour van de minst gunstige situatie (7,5 meter hoogte) opgenomen in de vorm van een 'bouwgrens' voor woningen. De uitwerkingsregels stellen voorts nadere eisen ten aanzien van het aspect verkeerslawaai.
Vliegverkeer
Het plangebied ligt buiten de 35 Ke-zone van de vliegbasis Volkel en ook buiten de zonegrens industrielawaai van de vliegbasis.
Conclusie
Het plan voldoet aan de Wet geluidhinder. Het aspect verkeerslawaai vormt geen planologische belemmering voor het plan.