Artikel 35 Algemene wijzigingsregels
35.1 Algemene wijzigingsvoorwaarden
-
a. De in dit artikel omschreven wijzigingsbevoegdheden zijn uitsluitend van toepassing binnen de in de onderstaande tabel ‘wijzigingsbepalingen’ aangewezen deelgebieden.
-
b. Voor elke wijziging geldt dat in de afweging in ieder geval de agrarische, landschappelijke, verkeerstechnische en milieuhygiënische belangen alsmede de luchtkwaliteit worden betrokken. Met het oog daarop worden in elk geval de volgende criteria in acht genomen:
-
1. voorzover betrekking hebbend op gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' mag een functiewijziging niet leiden tot beperkingen in milieuhygiënische zin van in de nabijheid gelegen agrarische bedrijven en hun ontwikkelingsmogelijkheden;
-
2. een functiewijziging mag niet eerder plaatsvinden dan nadat uit bodemonderzoek is gebleken dat daartegen geen bezwaar bestaat;
-
3. een functiewijziging mag niet leiden tot een ondoelmatige versnippering van de agrarische gronden;
-
4. een functiewijziging mag niet tot gevolg hebben dat de aanleg van waterberging zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 35.25 onmogelijk wordt;
-
5. een functiewijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting dient inpasbaar te zijn in de landschapsstructuur; waar mogelijk zal door het stellen van voorwaarden een versterking van de landschapsstructuur worden nagestreefd; als voorwaarde zal in ieder geval geëist worden dat geen buitenopslag plaatsvindt; voldaan dient te worden aan het Beeldkwaliteitsplan Functieverandering Gelderse Vallei d.d. 15 april 2008;
-
6. een functiewijziging die plaatsvindt op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘overig - landgoed’ dient inpasbaar te zijn in het betrokken landgoed en verenigbaar met het bepaalde in artikel 33.2;
-
7. een functiewijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting mag niet leiden tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden in het plangebied zoals die zijn weergegeven op de als bijlage 8 opgenomen kaart 'Natuur- en landschapswaardering'; aandachtspunten hierbij zijn niet alleen de locatie waar de functiewijziging plaatsvindt, maar ook de te verwachten uitstraling die daarvan uitgaat en de Ecologische Hoofd Structuur;
-
8. de functiewijziging mag niet leiden tot een meer dan marginale vergroting van de verkeersintensiteiten op de bestaande wegenstructuur; in geval de betreffende gronden uitsluitend zijn ontsloten middels een onverharde weg is geen enkele vergroting van de verkeersintensiteit acceptabel;
-
9. er dient op eigen terrein voldoende parkeerruimte te worden gerealiseerd, in relatie tot de te verwachten parkeerbehoefte; de ontsluiting van het terrein op het wegenstelsel dient te voldoen aan algemene inzichten over verkeersveiligheid;
-
10. de functiewijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies;
-
11. bij een functiewijziging dienen de wettelijke bepalingen inzake externe veiligheid met betrekking tot vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor in acht te worden genomen;
-
12. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden worden de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde bepalingen in acht genomen;
-
13. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving in acht te worden genomen.
1 = Arkemheen en Dasselaar
2 = Landgoederenzone
3 = Landbouw(ontwikkelings)gebied
4 = Intensief rood zwermgebied
5 = Extensief rood zwermgebied tussen Krachtighuizen en Voorthuizerstraat
6 = Strand Nulde en Randmeer
Wijziging
|
Plan
|
1
|
2
|
3
|
4
|
5
|
6
|
Actualisering
|
W
|
|
|
|
|
|
|
Omschakeling Wonen naar Wonen met agrarische nevenactiviteiten
|
|
|
W
|
W
|
W
|
|
|
Middelgroot naar groot agrarisch bedrijf
|
|
|
W
|
W
|
W
|
|
|
Verandering vorm bouwvlak
|
W
|
|
|
|
|
|
|
Vergroting bouwvlak
|
|
W
|
W
|
W
|
W
|
|
|
omschakeling agrarisch bedrijf naar landelijk bedrijf
|
|
|
W
|
W
|
W
|
W
|
|
Omschakeling agrarisch bedrijf naar niet-agrarisch bedrijf, verblijfsrecreatie en dagrecreatie
|
|
|
W
|
W
|
W
|
W
|
|
Omschakeling vrijkomende/leegstaande bebouwing naar niet-agrarisch bedrijf, verblijfsrecreatie en dagrecreatie of landelijk bedrijf
|
|
W
|
W
|
W
|
W
|
W
|
|
Omschakeling detailhandel en horeca naar niet-agrarisch bedrijf, verblijfsrecreatie en dagrecreatie of landelijk bedrijf
|
|
W
|
W
|
W
|
|
|
|
Nieuwe locatie verplaatsing niet-agrarisch bedrijf of landelijk bedrijf
|
|
|
|
|
W
|
|
|
Omschakeling agrarisch bedrijf naar burgerwoning
|
|
W
|
W
|
W
|
W
|
W
|
|
Omschakeling niet-agrarisch bedrijf of landelijk bedrijf naar burgerwoning
|
|
W
|
W
|
W
|
W
|
W
|
|
Omschakeling Wonen met agrarische nevenactiviteiten naar Wonen
|
|
W
|
W
|
W
|
W
|
W
|
|
Bouw extra woning/wooneenheden na bedrijfsbeëindiging
|
|
W
|
W
|
W
|
W
|
W
|
|
Nieuwvestiging landgoederen
|
|
|
W
|
W1
|
|
W
|
|
Wijziging begrenzing landgoederen
|
|
|
W
|
W
|
W
|
W
|
|
Bos- en natuurontwikkeling
|
|
W
|
W
|
|
|
W
|
W
|
Verplaatsen houtopstanden
|
|
|
|
W
|
W
|
|
W
|
Uitbreiding/omschakeling van aantal kampeermiddelen en recreatiewoningen
|
W*
|
|
|
|
|
|
|
Aanleg fietspaden
|
|
W
|
W
|
W
|
W
|
W
|
W
|
Antennemasten
|
|
|
|
W
|
W
|
|
|
Vervallen kleine woning
|
|
W
|
W
|
W
|
W
|
W
|
|
Archeologische waarden
|
|
W
|
W
|
W
|
W
|
W
|
W
|
Waterberging
|
|
W
|
W
|
W
|
W
|
|
|
Verplaatsen kleine woning
|
|
W
|
W
|
W
|
W
|
W
|
|
Bouw tweede bedrijfswoning
|
|
W
|
W
|
W
|
W
|
W
|
|
Bouw mestvergister (tot 36.000 ton)
|
|
W
|
W
|
W
|
W
|
W
|
|
Omschakeling tweede bedrijfswoning naar plattelandswoning
|
|
W
|
W
|
W
|
W
|
W
|
|
W = wijzigingsbevoegdheid van toepassing
W1 = wijzigingsbevoegdheid niet van toepassing op gronden ter plaatse van de aanduiding ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’
* = wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing op gronden met de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie
35.2 Actualisering
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de actualisering van de in het bestemmingsplan opgenomen verwijzing naar wetten, verordeningen, circulairespublicaties, instanties en dergelijke. De wijziging wordt uitsluitend toegepast indien het handhaven van de in de voorschriften pgenomen redactie tot onduidelijkheden en/of onjuistheden met het oog op de verwijzing leidt. Een eventueel bij de actualisering op te nemen verwijzing naar de aangepaste wetten, verordeningen, circulaires, publicaties en instanties wordt alleen opgenomen indien deze aanpassingen geen inhoudelijke beleidswijziging betreffen.
35.4 Middelgroot naar groot agrarisch bedrijf
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen voor het omzetten van een op de verbeelding aangegeven middelgroot agrarisch bedrijf naar een groot agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. aangetoond wordt dat er sprake is van structurele vergroting van het productievolume waardoor een groot agrarisch bedrijf ontstaat;
-
b. het niet betreft een intensieve veehouderij binnen de op de verbeelding als ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ aangegeven gronden;
-
c. ten aanzien van intensieve veehouderij buiten de op de verbeelding als ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied‘ en als ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ aangegeven gronden mag uitsluitend omzetting plaatsvinden voor zover het desbetreffende bedrijf qua vergunningsituatie milieugebruiksruimte heeft voor uitbreiding;
-
d. de bebouwingsregeling voor een groot agrarisch bedrijf zoals neergelegd in artikel 3 en 4 van overeenkomstige toepassing is.
35.5 Verandering vorm bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen, mits het geen gronden betreft ter plaatse van de aanduiding ‘arkemheen’, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen voor het wijzigen van de grenzen van het bouwvlak voor agrarische bedrijven, met dien verstande, dat voor intensieve veehouderijen buiten de op de verbeelding als ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ aangegeven gronden de in bijlage 1 'Gezamenlijke oppervlakte stalruimte intensieve veehouderij per bedrijf in extensiverings- en verwevingsgebied' genoemde oppervlakte niet mag worden vergroot.
35.6 Vergroting bouwvlak
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits het geen gronden betreft ter plaatse van de aanduiding ‘arkemheen’, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen voor het vergroten van de oppervlakte van het bouwvlak voor agrarische bedrijven tot een oppervlakte van maximaal 1,5 ha, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. de bedrijfseconomische noodzaak van de uitbreiding moet zijn aangetoond;
-
b. het niet betreft intensieve veehouderijen buiten de op de verbeelding als ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ aangegeven gronden;
-
c. voor zover het intensieve veehouderijen betreft die zijn gelegen binnen de op de verbeelding als ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ aangegeven gronden mag het bouwvlak met maximaal 10% worden uitgebreid ten behoeve van het voldoen aan eisen met betrekking tot het dierenwelzijn, mits het aantal dierplaatsen niet wordt uitgebreid;
-
d. voor zover het betreft intensieve veehouderijen die zijn gelegen buiten de op de op de verbeelding als ‘reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied’ en ‘reconstructiewetzone - extensiveringsgebied’ aangegeven gronden mag het agrarische bouwvlak eenmalig met 30% worden vergroot, met daarboven nog 10% ten behoeve van het voldoen aan eisen met betrekking tot het dierenwelzijn, mits in het laatste geval het aantal dierplaatsen niet wordt uitgebreid;
-
e. de uitbreiding dient plaats te vinden ten behoeve van agrarische activiteiten.
35.7 Omschakeling agrarisch bedrijf naar landelijk bedrijf
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits – voor zover gelegen in dan wel grenzend aan de als Natura 2000 gebied aangewezen gebieden ‘Veluwerandmeren’ en/of ‘Veluwe’– een natuuronderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet heeft plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen voor wat betreft het bij agrarische bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak dan wel gronden met de bestemming Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit' ten behoeve van landelijke bedrijven, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. de nieuwe vorm van bedrijvigheid dient duidelijk minder schadelijk te zijn voor natuur en milieu dan de huidige agrarische bedrijvigheid;
-
b. het nieuw te vestigen bedrijf staat vermeld onder ‘landelijke bedrijven’ in bijlage 6 ‘Lijst nieuwvestiging landelijke, verblijfs- en dagrecreatieve en niet-agrarische bedrijven’ dan wel betreft een voor wat de aard, omvang en hinder betreft vergelijkbaar bedrijf;
-
c. de omvang en aard van de nieuwe functie en de bebouwing dient te passen binnen de voorgestane ontwikkeling van het gebied waar de bebouwing voorkomt;
-
d. voor de maatvoering van de bebouwing worden de geldende bouwregels op overeenkomstige bebouwing toegepast, mits de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen niet wordt vergroot;
-
e. hergebruik of nieuwbouw is uitsluitend toegestaan tot maximaal 1.000 m² in deelgebieden 3a, 3b, 4 en 5 en maximaal 750 m² daarbuiten, en mits de bebouwing op een landschappelijk verantwoorde wijze in de omgeving wordt ingepast, een en ander overeenkomstig de onderstaande tabel en onder de volgende voorwaarden:
hergebruik of nieuwbouw
|
te slopen bij hergebruik
|
te slopen bij nieuwbouw
|
tot 500 m2
|
zelfde oppervlak
|
tweemaal zoveel
|
501-750 m2
|
tweemaal zoveel
|
driemaal zoveel
|
751-1.000 m2
|
driemaal zoveel
|
viermaal zoveel
|
-
1. de volgens de tabel te slopen oppervlakte aan bebouwing boven de 500 m² kan in de deelgebieden 2 en 5 worden gecompenseerd door het aanbrengen van nieuwe natuur en landschapselementen, waarbij voor elke 100 m² die niet wordt gesloopt 0,5 ha nieuwe natuur wordt ingericht met 1.000 m² landschapselementen. De gronden moeten worden ingericht met het oog op een duurzaam beheer volgens een door de gemeente goedgekeurd beplantings- en beheersplan, dat op basis van het landschapsbeleidsplan is opgesteld;
-
2. bij de in de tabel aangegeven berekening van de bebouwde oppervlakte wordt de oppervlakte van eventueel aanwezige bedrijfswoning (inclusief maximaal 80 m² aan bij die bedrijfswoning behorende bijgebouwen) buiten beschouwing gelaten;
-
3. de hierboven aangegeven sloopverplichting is niet van toepassing op bebouwing met karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden, deze bebouwing wordt echter wel meegeteld bij de berekening;
-
4. het vrijkomende deel van het bouwperceel wordt op een landschappelijk verantwoorde wijze in de omgeving ingepast;
-
5. de aanwezige bebouwing welke uitstijgt boven de toegestane oppervlakte dient te worden gesloopt;
-
f. bedrijfsactiviteiten vinden, voor zover deze geen betrekking hebben op de productiegronden, zoveel mogelijk binnen de gebouwen plaats;
-
g. het nieuwe gebruik dient noch op korte, noch op lange termijn te leiden tot een aanmerkelijke behoefte aan uitbreiding van het bebouwde oppervlak;
-
h. buitenopslag is niet toegestaan, tenzij het betreft specifieke activiteiten aan welke buitenopslag eigen is, in welk kader een nadere afweging plaatsvindt van het gebruik van de
buitenruimte;
-
i. detailhandel is niet toegestaan, tenzij het betreft de verkoop van op het bedrijf geproduceerde producten en gewassen;
-
j. eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw, natuur of recreatie, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied;
-
k. de waarden van omringende functies, welke het plan beoogt te beschermen, mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
l. aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren op het (bestemde) eigen terrein zal plaatsvinden;
-
m. de belangen van rechthebbenden en andere belanghebbenden mogen niet onevenredig worden geschaad.
35.8 Omschakeling agrarisch bedrijf naar niet-agrarisch bedrijf, verblijfsrecreatie en dagrecreatie
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits – voor zover gelegen in dan wel grenzend aan de als Natura 2000 gebied aangewezen gebieden ‘Veluwerandmeren’ en/of ‘Veluwe’– een natuuronderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet heeft plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het bij agrarische bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak dan wel gronden met de bestemming Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit' ten behoeve van niet-agrarische bedrijven dan wel verblijfs- en dagrecreatieve bedrijven, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. de nieuwe vorm van bedrijvigheid dient duidelijk minder schadelijk te zijn voor natuur en milieu dan de huidige agrarische bedrijvigheid;
-
b. het nieuw te vestigen bedrijf staat vermeld onder ‘verblijfs- en dagrecreatieve bedrijven’ dan wel onder ‘niet-agrarische bedrijven’ in bijlage 6 ‘Lijst nieuwvestiging landelijke, verblijfs- en agrecreatieve en niet-agrarische bedrijven’ dan wel betreft een voor wat de aard, omvang en hinder betreft vergelijkbaar bedrijf;
-
c. de omvang en aard van de nieuwe functie en de bebouwing dient te passen binnen de voorgestane ontwikkeling van het gebied waar de bebouwing voorkomt;
-
d. voor de maatvoering van de bebouwing worden de geldende bouwregels op overeenkomstige bebouwing toegepast, mits de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen niet wordt vergroot;
-
e. aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
-
f. bedrijfsactiviteiten vinden, voor zover deze geen betrekking hebben op de productiegronden, zoveel mogelijk binnen de gebouwen plaats;
-
g. het nieuwe gebruik dient noch op korte, noch op lange termijn te leiden tot een aanmerkelijke behoefte aan uitbreiding van het bebouwde oppervlak;
-
h. buitenopslag is niet toegestaan;
-
i. detailhandel is niet toegestaan, tenzij het betreft de verkoop van op het bedrijf geproduceerde producten en gewassen;
-
j. hergebruik of nieuwbouw is uitsluitend toegestaan tot maximaal 1.000 m² in deelgebieden 3a, 3b, 4 en 5 en maximaal 750 m² daarbuiten, en mits de bebouwing op een landschappelijk verantwoorde wijze in de omgeving wordt ingepast, een en ander overeenkomstig de onderstaande tabel en onder de volgende voorwaarden:
hergebruik of nieuwbouw
|
te slopen bij hergebruik
|
te slopen bij nieuwbouw
|
tot 500 m2
|
zelfde oppervlak
|
tweemaal zoveel
|
501-750 m2
|
tweemaal zoveel
|
driemaal zoveel
|
751-1.000 m2
|
driemaal zoveel
|
viermaal zoveel
|
-
1. de volgens de tabel te slopen oppervlakte aan bebouwing boven de 500 m² kan in de deelgebieden 2 en 5 worden gecompenseerd door het aanbrengen van nieuwe natuur en landschapselementen, waarbij voor elke 100 m² die niet wordt gesloopt 0,5 ha nieuwe natuur wordt ingericht met 1.000 m² landschapselementen. De gronden moeten worden ingericht met het oog op een duurzaam beheer volgens een door de gemeente goedgekeurd beplantings- en beheersplan, dat op basis van het landschapsbeleidsplan is opgesteld;
-
2. bij de in de tabel aangegeven berekening van de bebouwde oppervlakte wordt de oppervlakte van een eventueel aanwezige bedrijfswoning (inclusief maximaal 80 m² aan bij die bedrijfswoning behorende bijgebouwen) buiten beschouwing gelaten;
-
3. de hierboven aangegeven sloopverplichting is niet van toepassing op bebouwing met karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden, deze bebouwing wordt echter wel meegeteld bij de berekening;
-
4. de aanwezige bebouwing welke uitstijgt boven de toegestane oppervlakte dient te worden gesloopt;
-
k. eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw, natuur of recreatie, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied;
-
l. de waarden van omringende functies, welke het plan beoogt te beschermen, mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
m. de belangen van rechthebbenden en andere belanghebbenden mogen niet onevenredig worden geschaad.
35.9 Omschakeling vrijkomende/leegstaande bebouwing naar niet-agrarisch bedrijf, verblijfsrecreatie en dagrecreatie of landelijk bedrijf
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits – voor zover gelegen in dan wel grenzend aan de als Natura 2000 gebied aangewezen gebieden ‘Veluwerandmeren’, ‘Veluwe’ en/of de aanduiding 'Arkemheen' – een natuuronderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet heeft plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het omzetten van de bestemmingen Agrarisch, Agrarisch met waarden - Landschap, Wonen en Wonen met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarische nevenactiviteit' ten behoeve van niet-agrarische bedrijven, landelijke bedrijven dan wel verblijfs- en dagrecreatieve bedrijven, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. de nieuwe vorm van bedrijvigheid dient duidelijk minder schadelijk te zijn voor natuur en milieu dan de huidige agrarische bedrijvigheid;
-
b. het nieuw te vestigen bedrijf staat vermeld onder ‘verblijfs- en dagrecreatieve bedrijven’, ‘landelijke bedrijven’ dan wel onder ‘niet-agrarische bedrijven’ in bijlage 6 ‘Lijst nieuwvestiging landelijke, verblijfs- en dagrecreatieve en niet-agrarische bedrijven’ dan wel betreft een voor wat de aard, omvang en hinder betreft vergelijkbaar bedrijf;
-
c. de omvang en aard van de nieuwe functie en de bebouwing dient te passen binnen de voorgestane ontwikkeling van het gebied waar de bebouwing voorkomt;
-
d. voor de maatvoering van de bebouwing worden de geldende bouwregels op overeenkomstige bebouwing toegepast, mits de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen niet wordt vergroot;
-
e. aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren op eigen (bestemde) terrein zal plaatsvinden;
-
f. bedrijfsactiviteiten vinden, voorzover deze geen betrekking hebben op de productiegronden, zoveel mogelijk binnen de gebouwen plaats;
-
g. het nieuwe gebruik dient noch op korte, noch op lange termijn te leiden tot een aanmerkelijke behoefte aan uitbreiding van het bebouwde oppervlak;
-
h. buitenopslag is niet toegestaan;
-
i. detailhandel is niet toegestaan, tenzij het betreft de verkoop van op het bedrijf geproduceerde producten en gewassen;
-
j. eventuele behorende gronden die geen erffunctie hebben, beschikbaar blijven of komen voor de grondgebonden functies landbouw, natuur of recreatie, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied;
-
k. de bebouwing wordt hergebruikt;
-
l. hergebruik of nieuwbouw is uitsluitend toegestaan tot maximaal 1.000 m² in deelgebieden 3a, 3b, 4 en 5 en maximaal 750 m² daarbuiten, en mits de bebouwing op een landschappelijk verantwoorde wijze in de omgeving wordt ingepast, een en ander overeenkomstig de onderstaande tabel en onder de volgende voorwaarden:
hergebruik of nieuwbouw
|
te slopen bij hergebruik
|
te slopen bij nieuwbouw
|
tot 500 m2
|
zelfde oppervlak
|
tweemaal zoveel
|
501-750 m2
|
tweemaal zoveel
|
driemaal zoveel
|
751-1.000 m2
|
driemaal zoveel
|
viermaal zoveel
|
-
1. de volgens de tabel te slopen oppervlakte aan bebouwing boven de 500 m² kan in de deelgebieden 2 en 5 worden gecompenseerd door het aanbrengen van nieuwe natuur en landschapselementen, waarbij voor elke 100 m² die niet wordt gesloopt 0,5 ha nieuwe natuur wordt ingericht met 1.000 m² landschapselementen. De gronden moeten worden ingericht met het oog op een duurzaam beheer volgens een door de gemeente goedgekeurd beplantings- en beheersplan, dat op basis van het landschapsbeleidsplan is opgesteld;
-
2. bij de in de tabel aangegeven berekening van de bebouwde ppervlakte wordt de oppervlakte van een eventueel aanwezige bedrijfswoning (inclusief maximaal 80 m² aan bij die bedrijfswoning behorende bijgebouwen) buiten beschouwing gelaten;
-
3. de hierboven aangegeven sloopverplichting is niet van toepassing op bebouwing met karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden, deze bebouwing wordt echter wel meegeteld bij de berekening;
-
4. de aanwezige bebouwing welke uitstijgt boven de toegestane oppervlakte dient te worden gesloopt;
-
5. de waarden van omringende functies, welke het plan beoogt te beschermen, mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
6. de belangen van rechthebbenden en andere belanghebbenden mogen niet onevenredig geschaad.
35.10 Omschakeling van detailhandel en horeca naar niet-agrarisch bedrijf, verblijfsrecreatie en dagrecreatie of landelijk bedrijf
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het omzetten van de bestemmingen Detailhandel en Horeca ten behoeve van niet-agrarische bedrijven, landelijke bedrijven dan wel verblijfs- en dagrecreatieve bedrijven, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. de nieuwe vorm van bedrijvigheid mag niet meer belastend zijn dan de huidige activiteiten;
-
b. het nieuw te vestigen bedrijf vermeld staat in de bijlage 6 'Lijst nieuwvestiging landelijke, verblijfs- en dagrecreatieve en niet agrarische bedrijven' dan wel betreft een voor wat de aard, omvang en hinder betreft vergelijkbaar bedrijf;
-
c. de omvang en aard van de nieuwe functie en de bebouwing dient te passen binnen de voorgestane ontwikkeling van het gebied waar de bebouwing voorkomt;
-
d. voor de maatvoering van de bebouwing worden de geldende bouwregels op overeenkomstige bebouwing toegepast, mits de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen niet wordt vergroot;
-
e. aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
-
f. bedrijfsactiviteiten vinden, voorzover deze geen betrekking hebben op de productiegronden, mogelijk binnen de gebouwen plaatsvinden;
-
g. het nieuwe gebruik dient noch op korte, noch op lange termijn te leiden tot een aanmerkelijke behoefte aan uitbreiding van het bebouwde oppervlak;
-
h. de waarden van de omringende functies, welke het plan beoogt te beschermen, mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
i. de belangen van rechthebbenden en andere belanghebbenden mogen niet onevenredig worden geschaad.
35.11 Nieuwe locatie verplaatsing niet-agrarisch of landelijk bedrijf
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het omzetten van een agrarisch bouwvlak dan wel de bestemming Agrarisch zonder agrarisch bouwvlak en de bestemming Wonen ten behoeve van niet-agrarische bedrijven of landelijke bedrijven, alleen voor de verplaatsing van een niet-agrarisch of landelijk bedrijf van elders, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. op de locatie elders is sprake van een ruimtelijk en/of milieuhygiënisch knelpunt, waardoor verplaatsing een betere situatie oplevert;
-
b. aan de nieuwe locatie kunnen eisen worden gesteld in verband met de gewenste nabijheid bij de kom;
-
c. in het geval van een agrarisch bouwvlak wordt de bebouwing op de oude locatie afgebroken;
-
d. in het geval van een agrarisch bouwvlak is hergebruik of nieuwbouw uitsluitend toegestaan tot maximaal 1.000 m², een en ander overeenkomstig de onderstaande tabel en onder de volgende voorwaarden:
hergebruik of nieuwbouw
|
te slopen bij hergebruik
|
te slopen bij nieuwbouw
|
tot 500 m2
|
zelfde oppervlak
|
tweemaal zoveel
|
501-750 m2
|
tweemaal zoveel
|
driemaal zoveel
|
751-1.000 m2
|
driemaal zoveel
|
viermaal zoveel
|
-
1. de volgens de tabel te slopen oppervlakte aan bebouwing boven de 500 m² kan in de deelgebieden 2 en 5 worden gecompenseerd door het aanbrengen van nieuwe natuur en landschapselementen, waarbij voor elke 100 m² die niet wordt gesloopt 0,5 ha nieuwe natuur wordt ingericht met 1.000 m² landschapselementen. De gronden moeten worden ingericht met het oog op een duurzaam beheer volgens een door de gemeente goedgekeurd beplantings- en beheersplan, dat op basis van het landschapsbeleidsplan is opgesteld;
-
2. bij de in de tabel aangegeven berekening van de bebouwde oppervlakte wordt de oppervlakte van een eventueel aanwezige bedrijfswoning (inclusief maximaal 80 m² aan bij die bedrijfswoning behorende bijgebouwen) buiten beschouwing gelaten;
-
3. de hierboven aangegeven sloopverplichting is niet van toepassing op bebouwing met karakteristieke /of cultuurhistorische waarden, deze bebouwing wordt echter wel meegeteld bij de berekening;
-
4. de aanwezige bebouwing welke uitstijgt boven de toegestane oppervlakte dient te worden gesloopt;
-
e. bedrijfsactiviteiten vinden, voor zover deze geen betrekking hebben op de productiegronden, zoveel mogelijk binnen de gebouwen plaats;
-
f. het nieuwe gebruik dient noch op korte, noch op lange termijn te leiden tot een aanmerkelijke behoefte aan uitbreiding van het bebouwde oppervlak;
-
g. buitenopslag niet is toegestaan, tenzij het betreft specifieke activiteiten aan welke buitenopslag eigen is, in welk kader een nadere afweging plaatsvindt van het gebruik van de buitenruimte;
-
h. eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw, natuur of recreatie, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied;
-
i. de waarden van omringende functies, welke het plan beoogt te beschermen, mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
j. aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren op het (bestemde) eigen terrein zal plaatsvinden;
-
k. de belangen van rechthebbenden en andere belanghebbenden mogen niet onevenredig worden geschaad.
35.12 Omschakeling agrarisch bedrijf naar burgerwoning
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het bij agrarische bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak ten behoeve van wonen, al dan niet met agrarische nevenactiviteiten, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. uitsluitend de bedrijfswoning(en) alsmede de tot die woning(en) behorende voormalige bedrijfsruimte(n) mag/mogen worden gebruikt voor wonen;
-
b. met de regels wordt aangesloten bij de regels die van toepassing zijn voor de bestemming Wonen.
35.13 Omschakeling niet-agrarisch bedrijf of landelijk bedrijf naar burgerwoning
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het bij bedrijfsbeëindiging omzetten van de bestemming Bedrijf of Bedrijf - Landelijke bedrijven ten behoeve van wonen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. uitsluitend de bedrijfswoning(en) alsmede de tot hetzelfde gebouw behorende voormalige bedrijfsruimte(n) mag/mogen worden gebruikt voor wonen;
-
b. met de regels wordt aangesloten bij de regels die van toepassing zijn voor de bestemming Wonen.
35.16 Nieuwvestiging landgoederen
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het omzetten van de ter plaatse geldende bestemmingen(en) ten behoeve van de vestiging van een nieuw landgoed, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. de wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' en op gronden gelegen binnen de Ecologische Hoofd Structuur;
-
b. de ter plaatse uitgeoefende agrarische of niet-agrarische bedrijfsactiviteiten dienen volledig te zijn beëindigd;
-
c. een inrichtingsplan moet worden overlegd waaruit in ieder geval het volgende dient te blijken:
-
1. dat voor de inrichting van de omliggende terreinen wordt aangesloten op de in het gebied aanwezige natuur- en landschapswaarden, zoals aangegeven in het Gebiedsplan natuur en landschap Gelderland 2008;
-
2. dat rekening wordt gehouden met de eisen die voortvloeien uit de natuurwetgeving;
-
3. dat, indien van toepassing, rekening wordt gehouden met de bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden in het gebied;
-
4. dat de ontwikkeling van het landgoed bijdraagt aan een ruimtelijke kwaliteitsverbetering voor de omgeving;
-
5. in verband met verkeers- en vervoersaspecten dienen de ontsluiting van het landgoed en de interne routing op het landgoed inzichtelijk te worden gemaakt; parkeervoorzieningen dienen zo passend mogelijk te worden gerealiseerd op het landgoed;
-
6. dat sprake is van een kwalitatief hoogwaardige invulling aan de architectuur van het hoofdgebouw en de inrichting van omliggende terreinen in hun ruimtelijke samenhang;
-
7. in verband met de mogelijkheden van extensieve dagrecreatie binnen het landgoed dient duidelijk te worden hoe rekening wordt gehouden met de belangen van wandelaars, fieters en ruiters met de inrichting van het landgoed; in verband hiermee wordt bij voorkeur zoveel mogelijk aangesloten op de bestaande paden- en wegenstructuur in het gebied;
-
d. op de gronden behorende bij het landgoed dienen bos- en/of natuurgebieden te worden gerealiseerd waarbij de totale omvang van de nieuw te realiseren natuur minimaal 10 ha bedraagt met dien verstande, dat dit bij voorkeur een aaneengesloten gebied dient te betreffen en dat het gebied openbaar toegankelijk is;
-
e. een beeldkwaliteitsplan moet worden opgesteld;
-
f. Voor de woningen gelden de volgende regels:
-
1. maximaal één hoofdgebouw per landgoed is toegestaan met:
- daarin ondergebracht maximaal 3 wooneenheden;
- een inhoud van minimaal 2.500 m³ en maximaal 4.000 m³;
- een oppervlakte van minimaal 500 m² en maximaal 2000 m²;
- een goothoogte van maximaal 10 m;
- een bouwhoogte van maximaal 15 m
-
2. hoofdgebouwen mogen niet worden gebouwd op gronden die op de als bijlage 8 opgenomen kaart 'Natuur- en landschapswaardering' zijn aangeduid met de waardevolle karakteristiek ‘openheid’;
-
3. het hoofdgebouw dient te worden gebouwd op een voormalig agrarisch bouwperceel waarbij de agrarische bedrijfsbebouwing volledig dient te zijn gesloopt;
-
g. Voor bijgebouwen gelden de volgende regels:
-
1. bijgebouwen zijn toegestaan met:
- een oppervlakte van maximaal 100 m² per wooneenheid;
- een goothoogte van maximaal 3 m;
- een bouwhoogte van maximaal 6 m;
-
h. het gebruik van het hoofdgebouw beperkt blijft tot de woonfunctie en aan de woonfunctie ondergeschikte kantooractiviteiten, met dien verstande dat maximaal 3 wooneenheden zijn toegestaan en maximaal 5% van de oppervlakte per wooneenheid voor kantooractiviteiten mag worden gebruikt.
35.17 Wijziging begrenzing landgoederen
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten behoeve van het wijzigen van de begrenzing van de gronden met de aanduiding 'overig - landgoed', indien en voor zover de feitelijke begrenzing van het betrokken landgoed daartoe aanleiding geeft.
35.18 Bos- en natuurontwikkling
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits – voor zover gelegen in dan wel grenzend aan de als Natura 2000 gebied aangewezen gebieden ‘Veluwerandmeren’, ‘Veluwe’ en/of de aanduiding 'Arkemheen' – een natuuronderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet heeft plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten behoeve van bos- of natuurontwikkeling dan wel de verplaatsing van houtopstanden. Ontwikkeling van natuur en/of bos kan, onder andere, plaatsvinden ter uitvoering van de volgende provinciale natuurdoelen:
- het handhaven van de openheid van het landschap en het scheppen van hydrologische condities ten behoeve van weidevogels;
- behoud en versterking van het karakteristieke landschap;
- herstel van ecologisch waardevolle beeksystemen;
- realiseren van ecologische verbindingszones;
- realiseren van natte landschapselementen voor amfibieën;
- behoud en versterking van bijzondere bossen.
Wijziging zal plaatsvinden met inachtneming van het provinciaal beleid inzake bos- en natuurcompensatie en de Boswet. Bij de wijziging zal tevens worden voorzien in de bescherming van natte delen van de Ecologische Hoofd Structuur en de bijbehorende beschermingszones.
35.19 Verplaatsen houtopstanden
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het omzetten van de bestemming Bos of Natuur in de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden - Landschap voor de verplaatsing van houtopstanden, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. de wijziging is noodzakelijk ten behoeve van het verbeteren van de productiestructuur van het agrarische bedrijf (de noodzaak van de verwijdering van de beplanting moet tevens vanuit bedrijfseconomisch oogpunt aannemelijk worden gemaakt);
-
b. compensatie vindt plaats in natura waarbij wordt overgecompenseerd met minimaal 20%, teneinde verloren gegane waarden van flora en fauna te compenseren;
-
c. de aanplant vindt plaats op erven of ter herstel/versterking/verbinding van te handhaven houtwallen, bossen of natuurterreinen of anderszins uit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar is te achten.
35.20 Uitbreiding/omschakeling van aantal kampeermiddelen en recreatiewoningen
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen voor wat betreft het vergroten van dan wel omschakelen tussen, het aantal kampeermiddelen en recreatiewoningen op gronden met de bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. per hectare (exclusief de groenstrook voor afschermende beplanting) maximaal zijn toegestaan:
-
1. 50 toeristische standplaatsen;
-
2. 35 stacaravans;
-
3. 20 recreatiewoningen, dan wel een combinatie van deze categorieën;
-
b. de bedrijfseconomische noodzaak dient te zijn aangetoond;
-
c. er dient sprake te zijn van een daadwerkelijke kwalitatieve verbetering van het verblijfsrecreatief aanbod in verband waarmee een rapport dient te worden overlegd waaruit een en ander naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate blijkt;
-
d. aangetoond dient te worden dat uitbreiding van het aantal kampeermiddelen en de bouw van recreatiewoningen plaatsvindt in het kader van op continuïteit gerichte bedrijfsmatige exploitatie van het recreatieterrein, waarbij ten aanzien van zomerhuisjes sprake dient te zijn van verhuur ten behoeve van wisselende gezinnen of daarmee gelijk te stellen personen;
-
e. aangetoond dient te worden dat uitbreiding van het aantal kampeermiddelen en de bouw van recreatiewoningen uit bedrijfseconomisch oogpunt een belangrijke bijdrage levert aan het exploitabel houden van het recreatiebedrijf;
-
f. aangetoond dient te worden dat uitbreiding van het aantal kampeermiddelen en de bouw van recreatiewoningen uitsluitend plaatsvindt ten behoeve van het recreatief verblijf;
-
g. het terrein dient voorzien te worden van een goede landschappelijke inpassing, waaronder in elk geval wordt verstaan dat, voor zover op het terrein geen afschermende beplanting met een breedte van tenminste 5 m inwaarts gemeten uit de terreingrens aanwezig is, hierin alsnog dient te worden voorzien;
-
h. ten aanzien van recreatiewoningen gelden na wijziging de bebouwingsmogelijkheden van artikel 15.
35.21 Aanleg fietspaden
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits – voor zover gelegen in dan wel grenzend aan de als Natura 2000 gebied aangewezen gebieden ‘Veluwerandmeren’, ‘Veluwe’ en/of de aanduiding 'Arkemheen' – een natuuronderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet heeft plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten behoeve van de aanleg van (recreatieve) fietsverbindingen, mits geen aantasting optreedt van de gebiedsspecifieke kwaliteiten, waaronder begrepen de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden van het desbetreffende gebied.
35.22 Antennemasten
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het omzetten van de ter plaatse geldende bestemming ten behoeve van nutsvoorzieningen, voor het oprichten van een antennemast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. de bouwhoogte van de mast bedraagt maximaal 50 m;
-
b. het oprichten van de mast dient vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar te zijn;
-
c. aangetoond dient te worden dat het oprichten van een mast uit het oogpunt van een goede telecommunicatie noodzakelijk is.
35.23 Vervallen kleine woning
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen in die zin, dat binnen de bestemming Wonen de ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning' aangegeven bouwmogelijkheid voor een kleine woning komt te vervallen. Bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid mogen de bijbehorende gronden worden bestemd overeenkomstig de aangrenzende bestemming. De inhoud van een te slopen kleine woning mag bij de inhoud van de hoofdwoning worden toegevoegd met dien verstande, dat de inhoud van de hoofdwoning maximaal 880 m³ mag bedragen. De wijziging mag niet plaatsvinden, indien de realisering onvoldoende vaststaat.
35.24 Archeologische waarden
-
a. Met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door op één of meer locaties de (dubbel)bestemmingen Waarde - Archeologie 1, Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologie 3 en Waarde - Archeologie 4 te verwijderen, indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.
-
b. Met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meer locaties te voorzien van de (dubbel)bestemmingen Waarde - Archeologie 1, Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologie 3 of Waarde - Archeologie 4, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
35.25 Waterberging
Burgemeester en wethouders kunnen, mits – voor zover gelegen in dan wel grenzend aan het als Natura 2000 gebied aangewezen gebied ‘Arkemheen’– een natuuronderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet heeft plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten aanzien van op de als bijlage 7 opgenomen kaart 'Ontwikkelingsvisie' aangegeven ‘waterbergingsgebieden’ ten behoeve van het realiseren van waterberging.
35.26 Verplaatsen kleine woning
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het verplaatsen naar dan wel slopen en herbouwen van een kleine woning op een andere locatie dan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - kleine woning', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. de nieuwe locatie van de kleine woning dient te liggen binnen het ter plaatse aanwezige bouwvlak dan wel, indien ter plaatse geen bouwvlak aanwezig is, binnen het bestemmingsvlak waarin de woning voorheen stond;
-
b. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden;
-
c. de inhoud, goot- en bouwhoogte van de kleine woning na verplaatsing dan wel sloop en herbouw dient gelijk te zijn aan de inhoud, goot- en bouwhoogte van de verplaatste dan wel gesloopte kleine woning;
-
d. bijgebouwen bij de kleine woning zijn niet toegestaan;
-
e. aangetoond dient te worden dat als gevolg van de verplaatsing dan wel sloop en herbouw een aanmerkelijke verbetering optreedt van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.
35.27 Bouw tweede bedrijfswoning
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het toestaan van een tweede bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. de aard en omvang van het bedrijf dienen zodanig te zijn, dat een tweede bedrijfswoning vanwege bedrijfstechnische redenen noodzakelijk is, in verband waarmee aangetoond dient te worden dat het bedrijf zonder de tweede bedrijfswoning redelijkerwijs niet duurzaam geexploiteerd kan worden. In het bijzonder zijn hier van belang de werkzaamheden die structureel buiten de gebruikelijke arbeidstijden én niet op tevoren vaststaande tijdstippen uitgevoerd dienen te worden;
-
b. inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 660 m3;
-
c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
-
d. er dient sprake te zijn van een noodzakelijk en intensief toezicht dat slechts door twee volwaardige arbeidskrachten kan worden verricht;
-
e. het bedrijf dient duurzame werkgelegenheid te bieden aan twee volwaardige arbeidskrachten;
-
f. de tweede bedrijfswoning wordt aansluitend aan de bedrijfsbebouwing opgericht;
-
g. voldaan wordt aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde bepalingen.
35.28 Bouw mestvergister (tot 36.000 ton)
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits – voor zover gelegen in dan wel grenzend aan de als Natura 2000 gebied aangewezen gebieden ‘Veluwerandmeren’ en/of ‘Veluwe’ – een natuuronderzoek in het kader van de Natuurbeschermingswet heeft plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen, voor wat betreft het toestaan van een mestvergister met een capaciteit tot 36.000 ton per jaar, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. aangetoond dient te worden dat gebruik kan worden gemaakt van lokale aanvoer van mest, indien dat niet mogelijk is, dient te worden aangetoond dat het plan past binnen het ordeningsprincipe van het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost, zoals vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland bij besluiten van 22 december 2004 en 26 januari 2005;
-
b. het ruimtebeslag van de te bouwen mestvergister mag ter plaatse van het landbouwontwikkelingsgebied, als bedoeld in het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost, niet meer bedragen dan 1,5 hectare;
-
c. het ruimtebeslag van de te bouwen mestvergister mag ter plaatse van het verwevingsgebied, als bedoeld in het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht-Oost, niet meer bedragen dan 1 hectare;
-
d. de mestvergister dient op of aansluitend aan een bestaand bouwperceel te worden gebouwd;
-
e. aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
-
f. buitenopslag is niet toegestaan.
35.29 Omschakeling tweede bedrijfswoning naar plattelandswoning
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het omzetten van een tweede bedrijfswoning in een plattelandswoning en in verband daarmee wijzigen van bijlage 3 'Status woningen in agrarische bouwpercelen', met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
a. de waarden van omringende functies, welke het plan beoogt te beschermen, mogen niet onevenredig worden geschaad;
-
b. de belangen van rechthebbenden en andere belanghebbenden mogen niet onevenredig worden geschaad.