Plan: | N346 Schakel Achterhoek-A1 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9925.IPN346Lochem-VST1 |
Aanleiding
Regionale bereikbaarheid behoort tot de kerntaken van de provincie. Binnen die kerntaak stelt de provincie zich ten doel veilige wegen, goede fiets- en wandelpaden en een beter openbaar vervoer te realiseren. De benodigde investeringsmiddelen zijn schaars en dus wordt er geprioriteerd. De provincie gebruikt daarvoor de Omgevingsvisie en de Meerjaren Investeringsagenda Mobiliteit (MIAM).
De MIAM bevat vier plandoelen:
De MIAM verduidelijkt niet alleen de inhoudelijke afweging tussen de projecten, ze geeft ook inzicht in de initiatieven en beoogde projecten die de provincie voorbereidt of uitvoert, inclusief de financiële consequenties voor de komende jaren. Het project N346 Schakel Achterhoek-A1 is hoog geprioriteerd omdat de verkeersafwikkeling bij Lochem een urgent knelpunt oplevert voor de regionale bereikbaarheid, de verkeersveiligheid en de regionale economie. Maar bovendien draagt het plan, gelet op de verkeersprognoses, bij aan het borgen van een robuuste schakel tussen de Achterhoek en de A1 in samenloop met de door de door de gemeente gegenereerde autonome groei. Daarmee speelt het project tijdig in op de uitdagingen in de nabije toekomst. Een aantal wegen in en rond de gemeente Lochem wordt zwaarder belast dan wenselijk is en verkeersstromen worden onvoldoende over de beoogde route afgewikkeld. De N346 vormt daarmee een flessenhals in het regionale wegennet. Concreet doen zich de volgende problemen voor:
Door deze problemen met voorrang aan te pakken wordt de acute verkeersproblematiek in en rond Lochem opgelost. Dit overigens niet als zelfstandige opgave, maar als onderdeel van de bredere context van de Omgevingsvisie, immers:
Belangrijkste doorgaande verkeersroutes rondom Lochem (bron Verkennijg verkeersstructuur Lochem RHDHV 16 mei 2014)
Doel
Het project N346 Schakel Achterhoek-A1 moet leiden tot:
Het onderhavige inpassingsplan is de juridisch-planologische basis voor de uitwerking en operationalisering van deze doelstellingen. Het inpassingsplan is kaderstellend voor de uitvoeringsfase doordat het de functionele, programmatische en ruimtelijke kwaliteitsdoelen voorschrijft die met het ontwerp, inrichting en uitvoering van het wegtracé moeten worden bereikt. Het 'Functioneel kader wegennet Gelderland; Wegennetvisie' (verder: Wegennetvisie), dat de provincie vaststelde op 17 mei 2017 ligt ten grondslag aan het inpassingsplan en de uitvoeringsfase. In de Wegennetvisie beschrijft de provincie hoe ze haar wegennet wil inzetten om de economie van Gelderland te faciliteren.
Door het inpassingsplan niet als een blauwdruk maar als een kader vorm te geven wordt voluit ruimte gegeven aan het innovatieve vermogen van de markt om tot optimalisatie van de doelen bereikbaarheid, veiligheid en ruimtelijke kwaliteit te komen, zowel afzonderlijk als in hun onderlinge samenhang. Het inpassingsplan zet de lijnen uit en bewaakt de projectdoelen. Het wordt vervolgens aan de marktpartij die de weg maakt overgelaten om ze te realiseren.
Artikel 3.26, eerste lid Wet rumtelijke ordening (verder: Wro) kent aan Provinciale Staten de bevoegdheid toe om een inpassingsplan vast te stellen indien sprake is van provinciale belangen. Het project focust weliswaar op de gemeente Lochem, maar dient het provinciale belang van een verbeterde regionale bereikbaarheid van de Achterhoek naar de A1 en verbetering van de verkeersveiligheid op het regionale wegennet. Daarmee is het provinciale belang aangetoond.
Het plangebied ligt ten noorden en ten oosten van de kern Lochem, binnen het grondgebied van de gemeente Lochem. Het plangebied omvat het tracé van de nieuwe N346, inclusief bijbehorende voorzieningen zoals kunstwerken, wegbermen, taluds en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede aanpassingen aan de langzaamverkeersstructuur en aanpassing aan het stationsgebied. De plangrens doet recht aan het kaderstellende karakter van het inpassingsplan, doordat ze de maximale uitvoeringsvarianten omvat.
Het tracé begint aan de westzijde op de Rengersweg (N332), en buigt bij de kruising met de Kwinkweerd (N346) af naar het oosten. Ter hoogte van de bestaande aansluiting van de Stationsweg op de Kwinkweerd, ten noorden van het Twentekanaal, wordt de N346 in oostelijke richting doorgetrokken. Dit nieuwe tracé van de N346 passeert het treinstation aan de zuidkant. Vervolgens buigt de N346 naar het zuiden af en loopt via een nieuw te realiseren brug diagonaal over het Twentekanaal. Ter hoogte van de Tusselerdijk sluit de N346 aan op de Goorseweg (N346). Het tracé eindigt bij de kruising met de Nettelhorsterweg (N825).
De begrenzing van het plangebied is weergegeven met een rode contour op onderstaande afbeelding.
Ligging en begrenzing plangebied
Omwille van de leesbaarheid van deze toelichting is op de onderstaande afbeelding de directe omgeving van het plangebied weergegeven.
Overzichtskaart plangebied en omgeving
In het plangebied gelden verschillende bestemmingsplannen van de gemeente Lochem. Het gaat om de volgende plannen:
Geldende bestemmingsplannen | Vaststellingsdatum |
Bedrijventerrein Goorseweg e.o. | 8 juli 2015 |
Buitengebied Lochem 2010, correctieve herziening | 25 juni 2014 |
Buitengebied Lochem 2010, Partiële herziening | 30 juni 2014 |
Bedrijventerrein Kwinkweerd en Aalsvoort 2012 | 1 juli 2013 |
Lochem Buitengebied | 7 december 2010 |
Buitengebied Lochem 1991 | 27 januari 1992 |
Uitbreidingsplan der gemeente Lochem | 21 december 1959 |
Het plangebied is gelegen binnen diverse vigerende bestemmingen, waaronder Verkeer, Groen, Water en Bedrijventerrein. Deze bestemmingen in onderlinge samenhang beschouwd zijn onvoldoende toegesneden op de aanleg van het nieuwe wegtracé.
Hoofdstuk 2 van deze toelichting gaat in op de huidige situatie van het plangebied, vervolgens op de tracékeuze en de wijze waarop via kaderstelling tot realisatie van het project wordt gekomen. Hoofdstuk 3 beschrijft het beleidskader waarbinnen de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. In hoofdstuk 4 komen de haalbaarheidsonderzoeken krachtens artikel 3.1.6. Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) aan de orde. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de juridische regels van het plan. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid, waaronder de resultaten van het wettelijke vooroverleg en de ter inzage legging van het ontwerp inpassingsplan, komen in hoofdstuk 6 aan bod.
In de huidige situatie is de N346 een gebiedsontsluitingsweg van één rijbaan van twee rijstroken met een maximum snelheid van 50 km/uur binnen de bebouwde kom (een gedeelte van de Goorseweg binnen de bebouwde kom kent het maximale regime van 70 km/uur). Een klein gedeelte van de Goorseweg ligt buiten de bebouwde kom en kent een maximum snelheid van 80 km/uur. Aan de karakteristieken van een gebiedsontsluitingsweg als bedoeld in de Wegennetvisie voldoet de N346 niet, althans niet voor wat betreft het traject Goorseweg – Stationsweg – Kwinkweerd. Dit wordt veroorzaakt door de vele inritten die rechtstreeks uitkomen op deze weg en de aanwezigheid van landbouwverkeer. Onderstaande afbeelding toont het huidige tracé.
Huidige situatie, Google Maps
Huidige situatie Kwinkweerd
Kwinkweerd
Aan de noordkant van het tracédeel Kwinkweerd - Stationsweg is het spoor Zutphen - Hengelo gelegen, met het treinstation aan de Stationsweg. Aan de zuidzijde van de Kwinkweerd ligt het gelijknamige bedrijventerrein. Ter oriëntatie, zie onderstaande afbeelding.
Onderstaande afbeelding toont een sfeerimpressie van dit tracégedeelte.
Huidige situatie Kwinkweerd, ter hoogte van nr. 3,
Lochemsebrug
De Kwinkweerd en de Goorseweg worden met elkaar verbonden door de huidige Lochemsebrug over het Twentekanaal (N346 Stationsweg). Momenteel kent deze brug uit de jaren '30 een aslastbeperking waardoor slechts vanuit één richting tegelijk verkeer de brug kan passeren. Gevolg van deze maatregel is dat de bereikbaarheid van Lochem flink is verslechtert en de Lochemsebrug een knelpunt in het wegennet vormt. Dit leidt tot onaanvaardbare wachttijden voor de brug en het verhoogt de verkeersdruk op het centrum van Lochem doordat het verkeer andere routes kiest om de brug te ontwijken. Ter oriëntatie, zie onderstaande afbeelding.
Onderstaande afbeelding toont een sfeerimpressie van dit tracégedeelte.
Huidige situatie Lochemsebrug, Google Streetview
Stationsomgeving / Markerinkterrein
Tussen de Lochemsebrug en het Stationsplein zijn aan de Spoorlaan enkele woningen gelegen. Aan de Stationsweg is het treinstation van Lochem gelegen, inclusief parkeerterrein en horecagebouw.
Ten zuiden van de Stationsweg is het terrein van de voormalige Houtveredelingsbedrijf Markerinkterrein gelegen. Dit bedrijf is inmiddels niet meer in bedrijf. Ter oriëntatie, zie onderstaande afbeelding.
Onderstaande afbeelding toont een sfeerimpressie van dit tracégedeelte.
Huidige situatie Stationsweg, Google Streetview
Goorseweg
Langs de Goorseweg is het bedrijventerrein Goorseweg gelegen, met aan de noordkant enkele vrijstaande woningen en bedrijven. De toerit naar het bedrijfsperceel van Intratuin op de Goorseweg is een verkeerstechnisch gevaarlijk punt. Aan de zuidzijde van de Goorseweg begint het buitengebied van Lochem met enkele woningen aan de zuidzijde van de weg. Ter oriëntatie, zie onderstaande afbeelding.
Onderstaande afbeelding toont een sfeerimpressie van dit tracégedeelte.
Huidige situatie Goorseweg, net buiten de bebouwde kom
In 2014 koos de provincie in overleg met de gemeente Lochem voor het zogenaamde Tussenalternatief als de definitieve oplossing voor de verkeerssituatie in Lochem (PS2014-465). Dit Tussenalternatief omvat de realisatie van een nieuwe oeververbinding over het Twentekanaal, ter hoogte van het Markerink- en het Streekbetonterrein en een gedeeltelijk nieuw tracé van de N346 ten noordoosten van de kern van Lochem. Zie onderstaande afbeelding.
Tussenalternatief (provincie Gelderland 2014)
In 2017 is dit Tussenalternatief uitgewerkt volgens het beleid en de regelgeving die op dat moment golden. Daarbij is uitgegaan van de nieuwste inzichten in de verkeersprognoses voor deze regio. Dit Tussenalternatief is uitgewerkt in een zogenaamd referentieontwerp met kruispunten voorzien van verkeersregelinstallaties, parallelwegen langs de Goorseweg, toevoeging van het kruispunt N346-N825, snelheid naar 80 km/u en de parallelweg doorgetrokken van Kwinkweerd naar station. Het Tussenalternatief is in lijn met de ontwerpkaders van de in 2017 vastgestelde Wegennetvisie. De omgeving is regelmatig geïnformeerd over deze ontwikkelingen. Deze voorbereidingshandelingen hebben geleid tot de functionele, programmatische en ruimtelijke kaders voor de uitvoering van de weg. Deze worden hierna besproken.
Het tracé is voor de beheersbaarheid onderverdeeld in deelgebieden zodat deze afzonderlijk van elkaar uitgewerkt kunnen worden. Binnen het tracé kunnen vijf deelgebieden worden onderscheiden.
Per afzonderlijk deelgebied zijn de volgende funtionele eisen aan de orde.
Deelgebied 1: Rengersweg
Deelgebied 2: Kwinkweerd tot het stationsgebied
Deelgebied 3: Middengedeelte (Stationsweg en oeververbinding)
Deelgebied 4: Goorseweg
Deelgebied 5: Kruispunt N346 - N825 (Nettelhorsterweg)
Voor de inpassing van de nieuwe infrastructuur geldt dat een werkend watersysteem, groenstructuren, openbare verlichting en verkeersregelinstallaties gerealiseerd dienen te worden.
Verbetering van de doorstroming
Volgens de Wegennetvisie (PS2017-344) heeft het nieuwe wegtracé een gebiedsontsluitende functie (GOW-voorkeur). Het tracé heeft tevens de status van 'kwaliteitsnet goederenvervoer'. Het nieuwe tracé moet worden ontworpen voor een snelheid van 80 km/uur. Dit zorgt voor een betere doorstroming van het regionaal verkeer en het trekt meer verkeer uit het centrum van Lochem. Dit heeft een gunstig effect op de leefbaarheid.
Verbeterde veiligheid
De veiligheid wordt verbeterd door zowel aan de Kwinkweerd als aan de Goorseweg parallelwegen aan te leggen. De noordelijke parallelweg van de Goorseweg moet worden aangesloten op het kruispunt met de Nettelhorsterweg (N825). Rechtstreekse aansluitingen op de doorgaande weg verdwijnen. Dit draagt bij aan de veiligheid. Volgens de landelijk geaccepteerde richtlijnen van Duurzaam Veilig wordt door de realisatie van de parallelwegen het langzaam verkeer en snelverkeer zoveel mogelijk van elkaar gescheiden. Het landbouwverkeer kan grotendeels afwikkelen op de gekozen parallelstructuren. Dit komt ten goede aan de doorstroming en veiligheid op de provinciale weg.
Groenstructuur
De bomenlaan aan de Goorseweg behoort tot de kernkwaliteiten van het nationaal landschap Graafschap. De eiken zijn door de Wageningen Universiteit aangeduid als bomen met een hoge genetische waarde. Door de huidige Goorseweg in te richten als parallelweg en de nieuwe provinciale weg aan de zuidkant daarvan te realiseren, kan de bomenlaan grotendeels behouden blijven. Ter hoogte van de nieuwe kruispunten is het echter niet mogelijk om alle bomen te sparen.
Duurzaamheid / klimaat
De aanleg van de N346 Schakel Achterhoek-A1 heeft onlosmakelijk een relatie met het klimaat. De nieuwe weg leidt onder meer tot een toename van verkeer en een toename van verhard oppervlak. Daar moeten positieve effecten tegenover staan. Dat zijn in ieder geval de verbeterde regionale doorstroming en de verminderde verkeerstroom door het centrum van Lochem. Bij het ontwerp en de inpassing van de weg moeten negatieve effecten daarnaast via maatregelen aan de waterhuishouding en het groen worden gemitigeerd.
Ruimtelijke kwaliteit is de optelsom van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Toegepast op het project N346 Schakel Achterhoek-A1 leiden deze waarden tot de volgende kaders voor de uitvoering:
Gebruikswaarde
Belevingswaarde
Toekomstwaarde
Verkenningen
De exacte uitvoering van het project N346 Schakel Achterhoek-A1 kan in dit inpassingsplan nog niet worden gepresenteerd. Het inpassingsplan gaat vooraf aan het ontwerp, in plaats van het te bevestigen. De kaders die in de voorgaande subparagrafen 2.3.1 en 2.3.2 zijn genoemd, zijn in de voorfase echter uitvoerig verkend en onderzocht op haalbaarheid en doelmatigheid. Bovendien is met de omgeving afstemming gezocht om optimaal in te kunnen spelen op de wensen en de behoeften uit de Lochemse samenleving. Die activiteiten hebben geleid tot de bevestiging dat er binnen de gegeven ruimte meerdere oplossingen gerealiseerd kunnen worden. De onderstaande afbeelding is de uitsnede van Deelgebied 3, het middengedeelte. De afbeelding laat zien dat nog niet duidelijk is hoe de optimale oplossing er uit komt te zien en dat er praktische vraagstukken opgelost moeten worden in de ontwerp- en realisatiefase.
Uitsnede indicatieve ontwerpstudie
Uitnodigingsplanologie
Deze aanpak, waarbij het ruimtelijke plan het kader schept voor optimalisatie in de uitvoeringsfase, is een vorm van Uitnodigingsplanologie. Deze planvorm gaat er vanuit dat de overheid zich bij gebiedsontwikkelingen moet beperken tot een faciliterende rol. Uitnodigingsplanologie gaat uit van drie principes:
Niet het plan staat centraal, maar het proces
Een ruimtelijk ontwikkeling, waaronder ook de aanleg van wegen is te rekenen, is een proces dat leidt tot een programma en een plan van aanpak. Het ruimtelijke plan legt vervolgens slechts de randvoorwaarden vast die het proces heeft opgeleverd.
Niet maken maar groeien
De toekomst is maar zeer beperkt planbaar en maakbaar. Eindbeelden beperken de innovatie. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn een doorlopend proces waarin fasegewijs de meest wenselijke richting wordt gezocht. Uitnodigingsplanologie werkt met scenario's en niet met een duidelijk omlijnd eindbeeld.
Samen op basis van gelijkwaardigheid
In dit project is de provincie eindverantwoordelijk voor het projectresultaat. Zij draagt die verantwoordelijkheid echter samen met alle betrokkenen in het gebied. Uiteraard is trechtering van wensen en mogelijkheden noodzakelijk, maar dit verloopt volgens een proces van wederzijdse argumentatie en beïnvloeding. Dit proces van horizontale afstemming leidt tot een zo optimaal mogelijk resultaat voor alle partijen.
Van plan naar uitvoering
De functionele, programmatische en ruimtelijke kaders waarbinnen het project N346 Schakel Achterhoek-A1 wordt gerealiseerd zijn hiervoor toegelicht. In goed overleg met de omgeving is in beeld gebracht met welke omgevingsaspecten in de planfase rekening moet worden gehouden en welke aspecten in een latere fase van het project een plek kunnen krijgen. Daartoe is een stakeholdersanalyse uitgevoerd. Alle aanwonenden en aanliggende bedrijven zijn betrokken bij de ontwikkelingen van het project, zodat daar waar nodig eisen en wensen een duidelijke plaats krijgen in de fase vanaf de planvorming tot en met de uitvoering. Het spreekt voor zich dat niet alle wensen en eisen kunnen worden verwezenlijkt. De provincie maakt hierover een integrale afweging. De bredere omgeving wordt ook in ruime mate betrokken bij de voortgang van het project. Naast de verschillende formele inspraakmomenten, worden er informatie- en inloopavonden georganiseerd en wordt een nieuwsbrief uitgegeven. Daarmee wordt ook de brede omgeving de ruimte geboden om wensen en ideeën in het proces in te brengen.
Het project N346 Schakel Achterhoek-A1 wordt aanbesteed met behulp van een zogenaamde geïntegreerde contractvorm. Bij een geïntegreerd contract worden de ontwerp- en de uitvoeringswerkzaamheden aan één opdrachtnemer opgedragen die daarmee verantwoordelijk wordt voor de kwaliteit van het (architectonische) ontwerp, het daarop gebaseerde technische ontwerp en de kwaliteit van het op basis van dat ontwerp gerealiseerde en te onderhouden eindproduct.
Naast de genoemde kaders worden in het aanbestedingsdossier nadere randvoorwaarden en (functionele) eisen opgenomen. Deze zullen zowel op de tijdelijke- als op de eindsituatie gericht zijn. Daarvoor zal ook gebruik worden gemaakt van een KlantEisenSpecificatie (KES) waarin de eerder in het proces opgehaalde eisen en wensen zijn opgenomen.
Het is vervolgens aan de geïnteresseerde marktpartij(en) om als eindproduct van het aanbestedingsdossier, passend binnen dit totaalpakket van randvoorwaarden en eisen, te komen tot de meest optimale oplossing. Op deze wijze is geborgd dat alle noodzakelijke eisen vanuit de planvorming meegaan naar het ontwerp en de uitvoering en dat, daar waar mogelijk, wensen kunnen leiden tot een optimale inpassing van het project in zijn omgeving.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig gebleken omdat de verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit gedateerd zijn door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden, zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder invloed van groei, stagnatie en krimp, die gelijktijdig plaatsvinden.
In de visie worden ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden. De structuurvisie vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De Structuurvisie Nationaal Waterplan blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan.
In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities voor concurrentiekracht, bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid tot 2040 (lange termijn) en doelen, belangen en opgaven tot 2028 (middellange termijn).
De centrale visie wordt uiteengezet in drie hoofddoelstellingen voor de middellange termijn (2028), namelijk 'concurrerend', 'bereikbaar' en 'leefbaar&veilig'. Voor de drie rijksdoelen zijn de onderwerpen van nationaal belang benoemd waarmee het Rijk aangeeft waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. De drie hoofddoelstellingen zijn:
Ladder voor duurzame verstedelijking
Naast de drie hoofddoelen wordt een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte bevorderd. Hiervoor is een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd in het Besluit ruimtelijke ordening (hierna Bro). Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en, mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.
Toetsing
Dit inpassingsplan richt zich op de hoofddoelstelling Bereikbaar en draagt bij aan de verbetering van de doorstroming van het regionale verkeer (door een nieuwe verbeterde oeververbinding) en de bereikbaarheid van het bedrijventerrein Kwinkweerd en het treinstation. Daarnaast draagt dit inpassingsplan bij aan de hoofddoelstelling Leefbaar & veilig door het ontlasten van de kern Lochem van doorgaand verkeer in combinatie met verbetering van leefbaarheid, door het verbeteren van de verkeersveiligheid op doorgaande routes en het, waar mogelijk, terugdringen van sluipverkeer op ongewenste routes. Het inpassingsplan is daarmee in lijn met de uitgangspunten uit het SVIR.
De ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing op een regionale wegverbinding, aangezien dit geen stedelijke ontwikkeling is als bedoeld in artikel 1.1.1 onder 1 Bro.
Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Gelderland
De Omgevingsvisie en Omgevingsverordening zijn vanaf 18 oktober 2014 in werking en zijn in januari 2018 geconsolideerd vastgesteld.
De Omgevingsvisie en -verordening gaan over de belangrijkste maatschappelijke opgaven in Gelderland. Deze zijn in beeld gebracht door gesprekken tussen overheden, organisaties en particulieren. Het gaat over steden en dorpen, natuur, landbouw, water, energie en meer: Gelderland is dynamisch, mooi en divers. De regels behorend bij de Omgevingsvisie zijn vastgelegd in de Omgevingsverordening.
Omgevingsvisie
Paragraaf 3.5 van de Omgevingsvisie gaat over het thema Mobiliteit. Het mobiliteitsbeleid voor de Stedendriehoek, waaronder ook het project N346 Schakel Achterhoek-A1 is te rekenen, is beschreven in subparagraaf 3.5.6. Daarin is sprake van drie beleidsaspecten: aanpak, rolopvatting en instrumenten.
Aanpak
De provincie:
Rolopvatting
De provincie is:
Instrumenten
De provincie maakt gebruik van:
Het project van de N346 Schakel Achterhoek-A1, inclusief het onderhavige inpassingsplan, is een consequente uitvoering van de vorenstaande drie beleidsaspecten
Omgevingsverordening
De Omgevingsverordening is uitgewerkt in de volgende thema's: windenergie, landbouw, glastuinbouw, natuur, landschap, water&milieu, erfgoed en luchtvaart.
Voor het plangebied zijn eigenlijk alleen de thema's Natuur en Landschap relevant.
Natuur
Het inpassingsplan valt voor een klein deel samen met het Gelders Natuur Netwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). Ter hoogte van de Goorseweg gaat het om een strook van een paar meter breed met een oppervlak van 1,2 ha GNN en een strook van ongeveer 3,4 ha GO.
Specifiek voor dit inpassingsplan is ecologisch onderzoek uitgevoerd, hierin is ook de GNN en GO betrokken. Dit aspect wordt verder behandeld in paragraaf 4.10.2.
Het beschermingsregime van de GNN, zoals vastgelegd in de Omgevingsverordening is als volgt:
"in een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen het GNN kan uitbreiding van bestaande functies mogelijk worden gemaakt indien:
a. verplaatsing naar een locatie buiten het GNN redelijkerwijs niet mogelijk is, en
b. in de toelichting bij het plan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo worden versterkt en deze versterking planologisch is verankerd in hetzelfde dan wel een ander, gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan."
In het uitgevoerde ecologisch onderzoek (zie paragraaf 4.10.2) wordt geconcludeerd dat de strook GNN voornamelijk bestaat uit kruidenrijk grasland en een strook met bosschages met beperkte ecologische waarden. Om deze reden kan worden geconcludeerd dat als gevolg van het voornemen er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van dit deel van de GNN. Verder wordt het project N346 Schakel Achterhoek-A1 landschappelijk ingepast en worden er maatregelen genomen waarmee de kernkwaliteiten van de GNN worden verbeterd. Ook wordt GNN en GO gecompenseerd door twee gebieden ten noorden van het tracé als natuur te bestemmen en in te richten. Hiermee is er geen knelpunt met het beschermingsregime dat de provincie Gelderland hanteert ten aanzien van de GNN.
Het te hanteren beschermingsregime voor de GO is als volgt:
"in een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden gelegen binnen de GO kan uitbreiding van bestaande functies met ten hoogste 30% mogelijk worden gemaakt, indien in de toelichting bij het plan wordt aangetoond dat de kernkwaliteiten van het betreffende gebied, in hun onderlinge samenhang bezien, per saldo substantieel worden versterkt en deze versterking is verankerd in hetzelfde dan wel een ander, gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan."
In het uitgevoerde ecologisch onderzoek (zie paragraaf 4.10.2) wordt geconcludeerd dat de natuurwaarden van de GO ter plaatse gering zijn. De uitbreiding van de weg bedraagt ongeveer 24% en blijft daarmee onder de drempelwaarde van 30%. Om deze redenen kan worden geconcludeerd dat als gevolg van het voornemen er geen significante aantasting plaatsvindt van de kernkwaliteiten van dit deel van de GO. Verder wordt de N346 Schakel Achterhoek-A1 landschappelijk ingepast en worden er binnen en langs de GO bij het tracé maatregelen genomen om natuurwaarden te versterken en de kernkwaliteiten van de GO te verbeteren.
Landschap
Een zeer klein deel van het plangebied is gelegen binnen de aanduiding 'Nationaal landschap en buiten GNN, GO en NHW (Nieuwe Hollandse Waterlinie)'. De verordening geeft hier aan dat een bestemmingsplan voor gronden binnen deze aanduiding alleen bestemmingen mogelijk maakt die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten of versterken. In afwijking hiervan zijn activiteiten die afbreuk doen aan de kernkwaliteiten of deze kernkwaliteiten niet versterken mogelijk:
Het betreffende perceel is gelegen binnen het Nationaal landschap de Graafschap en is gelegen in het noordoostelijke rand van dit gebied. Het betreffende perceel is omringd door GO, maar niet als zodanig aangeduid. Momenteel is op het betreffende perceel een bedrijf aan de Goorseweg 25 gelegen. Bovendien ligt het betreffende stukje van het plangebied tussen de bestaande weg en het bestaande bedrijf in en gaat het maar om een minimale aantasting van het totale nationale landschap. Zodoende zal geen sprake zal zijn van aantasting van de kernkwaliteiten van dit nationaal landschap.
Meerjaren Investerings Agenda Mobiliteit (MIAM)
De provincie zet in op het versterken van de (economische en sociale) bereikbaarheid in de drie stedelijke netwerken (Stadsregio Arnhem Nijmegen, Stedendriehoek en Food Valley) om de dynamiek en aantrekkelijkheid van steden te bevorderen voor inwoners, bezoekers en bedrijven. Concreet betekent dit een mix van maatregelen op het gebied van fiets, openbaar vervoer, wegverkeer en knooppunten, gecombineerd met de specifieke projecten stedelijke bereikbaarheid in de acht grootste steden. Samen zorgen deze voor een soepele afwikkeling van de mobiliteit in de drukste gebieden van Gelderland. Voorbeelden zijn de snelfietsroutes en het stedelijk- en vastnet voor het openbaar vervoer.
De MIAM betreft een overzicht van initiatieven en projecten in voorbereiding of in uitvoering en de financiële consequenties daarvan. Op deze agenda is het project N346 Rondweg Lochem (nu: N346 Schakel Achterhoek-A1) opgenomen, binnen de regio Stedendriehoek en onder het thema Reconstructie & Verkeersveiligheid.
Wegennetvisie
De provincie Gelderland heeft in 2017 het Functioneel kader wegennet Gelderland, ook wel de Wegennetvisie, opgesteld (PS2017-344). De Wegennetvisie is de visie van de provincie op de functie van haar wegen. Dat gaat over de rol die een weg heeft voor het regionale verkeer. Die rol is het vertrekpunt voor vragen over hoe een weg eruit moet zien en welk verkeer erop wordt toegelaten. In de Wegennetvisie beschrijft de provincie hoe ze met haar wegennet om wil gaan. In de Wegennetvisie is het regionale hoofdwegennet beschreven en getekend op kaarten.
De N346 bij Lochem heeft in de visie de functie van een regionale verbindingsweg. Een regionale verbindingsweg heeft een functie als voorkeursroute voor de afwikkeling van het regionaal economisch verkeer voor zover dit niet over doorgaande snelwegen wordt afgewikkeld. Het gaat om verkeer tussen stedelijke netwerken en streekcentra onderling en tussen regionale kernen en doorgaande snelwegen in een niet-stedelijk gebied.
De N346 is gecategoriseerd als ‘gebiedsontsluitingsweg - voorkeur’. Als richtwaarden hiervoor gelden - buiten de bebouwde kom - een maximumsnelheid van 80 km/u, of 100 km/u waar dat in de huidige situatie al geldt, een gemiddelde trajectsnelheid van 55 km/u in de ochtend- en avondspits en een I/C verhouding van (maximaal) 0,8 in de spits. De I/C verhouding betreft de verhouding tussen intensiteit en capaciteit van een wegvak.
De N346 heeft in de Wegennetvisie prioriteit 5. Doorgaande snelwegen hebben prioriteit 1, 2 of 3. Regionale verbindingswegen hebben prioriteit 3, 4 of 5. De prioriteiten geven niet het absolute belang weer van een wegvak of het belang van een weg(vak) in het gehele netwerk van Gelderland, maar de relatieve rangorde van een weg of wegvak op een belangrijke kruising van wegen in het regionale hoofdwegennet. De N346 is ondergeschikt aan de N332. De N332 is op zijn beurt weer ondergeschikt aan, bijvoorbeeld, de N348 bij Zutphen. Aan de prioriteitniveaus 1 tot en met 5 zijn uniforme herkenbaarheidkenmerken en/of ontwerprichtlijnen, beschikbaarheidseisen en gebruikseisen gekoppeld.
De Wegennetvisie ligt ten grondslag aan het inpassingsplan en de uitvoeringsfase. De N346 Schakel Achterhoek-A1 zoals beschreven in paragraaf 2.3 past binnen het kader van de Wegennetvisie.
Ruimtelijke structuurvisie (2012-2020)
Op 8 juli 2013 heeft de raad van de gemeente Lochem de Ruimtelijke structuurvisie 2012-2020 vastgesteld. In de structuurvisie wordt een globaal beeld geschetst van de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen voor het komend decennium binnen de gemeente. Belangrijke thema's hierin zijn woningbouw, mobiliteit, bedrijvigheid, duurzame energieopwekking, recreatie, enzovoorts.
De gemeente heeft als één van de speerpunten voor de planperiode van deze structuurvisie het oplossen van de verkeersknelpunten van de N346 aangemerkt als essentieel voor de leefbaarheid in Lochem.
Op de Structuurvisie plankaart voor de kern Lochem is dan ook de noordelijke randweg met een indicatief tracé weergegeven.
Uitsnede Structuurvisie plankaart Kern Lochem
Visie stationsomgeving
Op 7 december 2015 heeft de gemeenteraad het stedenbouwkundig programma van eisen voor de stationsomgeving vastgesteld. In dit stedenbouwkundig programma van eisen hebben de gemeente, provincie Gelderland, ProRail en NS-vastgoed hun visie op de toekomst van de stationsomgeving geschetst. De gemeente Lochem gaat hier uit van een hoogwaardige kwalitatieve invulling met onder meer ruimte voor kantoren, kunst, groen, horeca, toeristische voorzieningen en andere hoogwaardige bedrijvigheid. Doel is om de stationsomgeving meer onderdeel te laten zijn van de stad Lochem.
De visie op de stationsomgeving is een visie voor de langere termijn en programmatisch van aard. Pas na het definitieve inpassingsplan voor de N346 kan de exacte invulling voor de percelen in de stationsomgeving die niet infrastructureel georiënteerd zijn worden bepaald en kan het stedenbouwkundig programma van eisen voor deze toekomstige functies worden uitgewerkt in een separaat bestemmingsplan. De realisatie van die bestemmingen zijn voorzien na de aanleg van de provinciale weg. De regels voorzien in de mogelijkheid voor de gemeente om na de verwezenlijking van de verkeersbestemming een bestemmingsplan vast te stellen om door te ontwikkelen.
In 2009 heeft de gemeenteraad van Lochem ingestemd met het Masterplan Etalage naar de Toekomst. In dit plan is het deelgebied Kop van Oost tussen het gemeentehuis en de Stationsweg dat thans in gebruik is als bedrijventerrein aangewezen als ontwikkellocatie voor woningbouw. In 2017 heeft de gemeenteraad als uitvloeisel daarvan een stedenbouwkundig plan ten behoeve van circa 125 woningen vastgesteld voor het gebied. De Kop van Oost wordt daardoor gezien als belangrijkste woningbouwlocatie voor de kern Lochem waar een groot deel van de lokale woningbehoefte binnenstedelijk wordt gerealiseerd. In het laatste kwartaal van 2018 wordt een bestemmingsplan in procedure gebracht zodat het plan definitief gerealiseerd kan worden.
Kop van Oost, de ontwikkellocatie voor woningbouw is door middel van oranje bebouwing weergegeven op bovenstaande afbeelding
In de beleidsdocumenten op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau wordt het verbeteren van de bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid nagestreefd. Het project N346 Schakel Achterhoek-A1 leidt tot verbetering van de regionale bereikbaarheid, verbetering van de verkeersveiligheid op het regionale wegennet en, waar mogelijk, tot verbetering van de ruimtelijke kwaliteit in specifiek het noordelijke/noordoostelijke deel van Lochem, met name het stationsgebied, de Twentekanaalzone en de gebieden langs de Goorseweg en Kwinkweerd.
Een milieueffectrapportage-procedure (m.e.r.-procedure) is een hulpmiddel bij de besluitvorming over ingrijpende projecten, met als doel om in de besluitvorming het milieubelang een volwaardige rol te laten spelen. Niet alle ruimtelijke ontwikkelingen vallen onder de m.e.r.(beoordelings)-plicht. Dit is afhankelijk van de toetsing aan het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) en de Wet natuurbescherming. Daarin staat beschreven in welke gevallen de milieueffecten van een project nader onderzocht moeten worden om te kunnen beoordelen of het project doorgang kan vinden. Verder kan de plicht van een nader onderzoek volgen uit de mogelijke negatieve gevolgen die een project heeft voor de natuurwaarden binnen de beschermde Natura 2000-gebieden.
Ten behoeve van het voorontwerp inpassingsplan is in 2014 door RHDHV een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld (Vormvrije m.e.r.-beoordeling N346 Lochem, RHDHV, 24 januari 2014). Daarin werd geconcludeerd dat er voor het project geen sprake is van m.e.r.-(beoordelings)plicht en ook geen plan-m.e.r.-plicht geldt vanwege Natura 2000.
Nu het project Schakel Achterhoek-A1 sinds het voorontwerp-inpassingsplan verder is ontwikkeld is beoordeeld of het nodig is om tot andere conclusies te komen dan bij de eerder uitgevoerde vormvrije beoordeling.
Voor de vraag of een m.e.r.-plicht geldt, moet allereerst worden beoordeeld of sprake is van een activiteit in kolom 1 van onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Voor auto(snel)wegen en de m.e.r.-plicht zijn de categorieën C1.2 en C1.3 relevant: "de aanleg van een autosnelweg of autoweg" en "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een autosnelweg of autoweg". Net als in 2014 kan hier worden geconstateerd dat de N346 Schakel Achterhoek-A1 niet voldoet aan de activiteitomschrijvingen van deze categorieën, zodat geen plan- of besluit m.e.r.-plicht geldt. De weg is immers niet alleen toegankelijk via knooppunten of door verkeerslichten geregelde kruispunten en het is ook niet verboden om op de weg te stoppen. Ook worden geen borden autoweg of autosnelweg geplaatst.
Voorts moet worden gekeken naar kolom 1 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Hier zijn relevant categorie D1.1: "de wijziging of uitbreiding van een autosnelweg of autoweg" en D1.2: "de wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een, autosnelweg of autoweg. Vastgesteld moet worden dat ook deze categorieën niet aan de orde zijn. Kort gezegd is geen sprake van een auto(snel)weg en ook niet van een eindsituatie met vier of meer rijstroken.
Naast de directe m.e.r.-plicht bestaat ook de verplichting tot het opstellen van een planMER, als het plan een activiteit mogelijk maakt waarvoor een passende beoordeling moet worden gemaakt. Dit is het geval als het plan afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Uit de vormvrije m.e.r-beoordeling in 2014, noch uit de geactualiseerde onderzoeken volgt dat dit het geval is, zodat op grond hiervan evenmin een planMER hoeft te worden opgesteld.
Verkeersstructuur
In de kern van Lochem bevinden zich meerdere routes die door regionaal verkeer worden gebruikt. Het gaat hierbij om een mix van wegen die in de Nota Mobiliteit van de gemeente Lochem zijn aangeduid als erftoegangswegen (ETW) en gebiedsontsluitingswegen (GOW). Voor het verkeer is er geen duidelijk onderscheid tussen deze wegen, waardoor het voor regionaal verkeer aantrekkelijk is om door de kern van Lochem te rijden. Onderstaand figuur geeft de wegenstructuur in Lochem weer.
Wegenstructuur in Lochem, bron: Nota Mobiliteit, gemeente Lochem
De weginrichting op de west-oost verbindingen in Lochem is niet in overeenstemming met de (provinciale) Wegennetvisie. De beoogde gebiedsontsluitingswegen rondom Lochem (Kwinkweerd, Hanzeweg en Goorseweg) kennen een potentieel onveilige weginrichting doordat bedrijven en woningen rechtstreeks op deze wegen worden ontsloten. De routes via de Larenseweg, Zutphenseweg en Barchemseweg door het centrum van Lochem zijn te nadrukkelijk ingericht op de afwikkeling van verkeer waardoor deze (te) aantrekkelijk zijn voor het regionale verkeer.
Daarnaast voldoet met name de huidige Lochemsebrug over het kanaal niet aan de functie. Momenteel kent deze brug een aslastbeperking waardoor slechts vanuit één-richting tegelijk verkeer de brug kan passeren.
In de nieuwe situatie wordt de nieuwe N346 ingericht volgens het principe van een gebiedsontsluitingsweg. Tevens wordt deels een nieuwe weg aangelegd tussen de Stationsweg aan de noordzijde van het Twentekanaal en de Goorseweg aan de zuidzijde van dit kanaal. Ook deze wordt ingericht als gebiedsontsluitingsweg. Hierbij wordt ook een nieuwe brug over het Twentekanaal gerealiseerd, die het knelpunt van de huidige Lochemsebrug aanpakt.
Verkeersintensiteiten
Door autonome ontwikkelingen (zoals economische groei, bevolkingsgroei, ontwikkeling van woningen en bedrijventerreinen) en met de realisatie van de nieuwe N346 zullen de verkeersintensiteiten veranderen. De verkeerscijfers die voor deze verkenning zijn gebruikt zijn afkomstig van het Verkeersmodel regio Stedendriehoek, gemeente Lochem (in beheer bij Goudappel Coffeng, Versie 2.0, mei 2017). Op basis van deze verkeersintensiteiten is voor een aantal wegvakken de autonome (planjaar 2030) en toekomstige situatie met de nieuwe N346 berekend, zie onderstaande tabel (plansituatie: 80 km/u op de N346 Noordelijke Rondweg (Kwinkweerd – Nettelhorsterweg), VRI's op aansluitingen parallelweg, centrummaatregelen).
Weg | Wegvak | Huidige situatie (2016) | Autonoom | Plansituatie (2030) |
1. Rengersweg (noord) | Laren - Ampsenseweg | 16.860 | 20.670 | 21.420 |
2. Rengersweg (zuid) | Ampsenseweg – Kwinkweerd | 17.080 | 21.510 | 22.330 |
3. Rondweg West (brug) | Kwinkweerd - Larenseweg | 13.990 | 17.500 | 20.460 |
4. Rondweg West | Larenseweg - Zutphenseweg | 9.670 | 12.280 | 14.550 |
5. Ampsenseweg | Rengersweg – Oude Lochemseweg | 3.500 | 3.850 | 3.190 |
6. Kwinkweerd (west) | Thv aansluiting Kwinkweerd | 6.070 | 6.920 | 11.830 |
7. Nieuw tracé N346 (Kwinkweerd - Goorseweg) | Stationsweg – Goorseweg | - | - | 11.420 |
8. Stationsweg (Hanzeweg - Kwinkweerd) | Goorseweg - Hanzeweg | 7.150 | 7.380 | - |
9. Stationsweg (Goorseweg - Hanzeweg) | Goorseweg - Hanzeweg | 7.500 | 8.220 | 1.510 |
10. Goorseweg (west) | Stationsweg – Tusselerdijk | 10.460 | 12.620 | 6.440 |
11. Goorseweg (Intratuin) | Intratuin – Nettelhorsterweg | 10.630 | 13.120 | 15.030 |
12. Goorseweg (oost) | Nettelhorsterweg – Kapellenweg | 7.180 | 7.520 | 8.380 |
13. Nettelhorsterweg | Goorseweg - Wengersteeg | 8.660 | 11.040 | 12.200 |
14. Hanzeweg | Haalmansweg – Gemeentehuis | 1.550 | 2.350 | 2.790 |
15. Tramstraat | Julianaweg – Koedijk | 6.190 | 6.810 | 6.170 |
16. Larenseweg (thv Rondweg West) | Rondweg West – Hanzeweg | 8.350 | 10.150 | 11.010 |
17. Graaf Ottoweg | Stationsweg – Pr. Bernhardweg | 9.040 | 9.330 | 5.310 |
18. Nieuwstad | Barchemseweg – Graaf Ottoweg | 7.630 | 6.800 | 4.010 |
19. Zutphenseweg (bibeko, ETW) | Barchemseweg – Tusseler | 7.590 | 7.390 | 5.170 |
20. Zutphenseweg (bibeko, GOW) | Henri Dunantweg – Vordenseweg | 9.770 | 10.370 | 8.290 |
21. Zutphenseweg (bubeko, GOW) | Rondweg West - Ploegdijk | 10.580 | 12.220 | 12.320 |
22. Barchemseweg | Zwiepseweg - Bosweg | 7.480 | 4.990 | 4.790 |
Hieruit blijkt dat de intensiteiten op de nieuwe N346 zullen toenemen, deels door de autonome ontwikkeling en deels door de realisatie van het project N346 Schakel Achterhoek-A1. Op de Kwinkweerd neemt de verkeersintensiteit met ca. 3.500 mvt/etm toe. Er is een grote afname van het verkeer te zien in de kern Lochem, zoals op de Tramstraat (-1.400 mvt/etm) en Graaf Ottoweg (-1.500 mvt/etm). Dit duidt er op dat verkeer op de route Graaf Ottoweg – Tramstraat via de Kwinkweerd gaat rijden. Dit is positief in het kader van de leefbaarheid.
Aan de zuidkant van het centrum (route via Nieuwstad) is ook een verschuiving in de verkeersstromen waar te nemen. Dit leidt tot een toename van de verkeersintensiteit op de Nieuwstad (+1.000 mvt/etm) en Zutphenseweg (+500 mvt/etm). Zutphenseweg is de ontsluitingsweg van Lochem en daarmee is dit effect in lijn met de doelstellingen.
De maatregelen hebben een positieve uitwerking op de verkeersintensiteiten op de Ampsenseweg, deze dalen met ca. 500 mvt/etm.
Verkeersveiligheid
De herinrichting van de N346 en het nieuwe wegvak tussen de Stationsweg en de Goorseweg zal worden uitgevoerd volgens de ontwerprichtlijnen ‘Duurzaam Veilig’ uit het Handboek Wegontwerp voor gebiedsontsluitingswegen.
Door het inrichten van de Kwinkweerd als parallelweg langs de nieuwe hoofdrijbaan (N346), wordt het aantal conflictpunten op de Kwinkweerd verminderd, wat de verkeersveiligheid verhoogt. De percelen worden immers niet meer direct op de hoofdrijbaan ontsloten, maar op de parallelweg welke op twee plekken met een verkeersregelinstallatie op de hoofdrijbaan aansluit. Daarnaast is er nog 1 oprit naar deze parallelweg. Ter plaatse van deze aansluitingen wordt de hoofdrijbaan voorzien van opstelstroken voor links afslaand verkeer richting de parallelweg, wat de verkeersveiligheid verder verhoogt doordat er minder kans is op kop/staart-ongevallen.
De aanleg van het nieuwe gedeelte van de N346 in dit alternatief en de afsluiting van de huidige brug over het Twentekanaal in de Stationsweg zorgt voor een afname van het verkeer op het westelijk deel van de Goorseweg. Een afname van het verkeer komt de verkeersveiligheid over het algemeen ten goede.
Het wegvak van de N346 Goorseweg, tussen bedrijventerrein en N825 Nettelhorsterweg, waar het ongevalsrisico op dit moment meer dan twee keer zo groot is dan gemiddeld, wordt gereconstrueerd conform de richtlijnen van het Handboek Wegontwerp. Naar verwachting zal de verkeersveiligheid hierdoor verbeteren en op het niveau komen van 'gelijk aan of lager dan gemiddeld'. Van belang voor de verbetering van de verkeersveiligheid is de aanleg van een parallelwegenstructuur die onderdeel uitmaakt van de functionele kaders voor het project.
Tevens neemt met de nieuwe N346 Schakel Achterhoek-A1 de hoeveelheid regionaal verkeer op de Ampsenseweg af. Aangezien het ongevalsrisico op dit wegvak tot twee keer gemiddeld is, is de verwachting dat dit een positief effect heeft op de verkeersveiligheid.
Ongevallenbeeld doorgaande routes Lochem
Wet geluidhinder
Wet- en regelgeving ten aanzien van geluidshinder ten gevolge van wegverkeerslawaai is beschreven in de Wet geluidhinder. In artikel 74 van de Wet geluidhinder is bepaald dat geluidrelevante wegen een geluidszone hebben. Dit is de zone ter weerszijden van een weg waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Uitzondering hierop zijn de wegen:
De breedte van de zone hangt af van het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk dan wel buitenstedelijk gebied, zie onderstaande tabel.
Overzicht breedte geluidszones per wegtype
Er kunnen zich verschillende situaties voordoen, waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden, namelijk de aanleg van een nieuwe weg of reconstructie van een bestaande weg.
Geluidscriteria binnen de geluidszone van een nieuwe weg
Voor bestaande woningen binnen de geluidszone van een nieuwe weg, geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Onder voorwaarden is een maximale ontheffingswaarde mogelijk tot en met 58 dB.
Grenswaarden bij aanleg nieuwe weg en bestaande geluidgevoelige objecten
Geluidscriteria bij reconstructie van wegen
Bij reconstructies van wegen gelden aparte normen. Wanneer door maatregelen aan een weg de geluidbelasting op de langs gelegen woningen met 2 dB of meer toeneemt, is sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Toenames groter dan 5 dB zijn in beginsel niet toegestaan.
De toename wordt berekend ten opzichte van de laagste waarde van de geluidbelasting één jaar voor de reconstructie of van een eerder vastgestelde hogere geluidswaarde. Dit met een minimum van 48 dB. Indien blijkt dat er sprake is van een toename van 2 dB of meer moet onderzocht worden of deze toename door maatregelen kan worden tegengegaan of, indien dat redelijkerwijs niet mogelijk is, een hogere geluidswaarde moet worden vastgesteld. In het laatste geval moet worden onderzocht of de geluidswaarde in de aanliggende woningen voldoet aan de vereiste binnenwaarde. Zo niet, dan zijn gevelisolerende maatregelen vereist. In de Wet geluidhinder is er alleen sprake van een reconstructie wanneer er een fysieke wijziging aan de weg plaatsvindt.
Grenswaarden bij reconstructie
Hogere grenswaarde
Wanneer het om stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële redenen niet mogelijk is om door het treffen van maatregelen te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, kan worden overgegaan tot het verlenen van een hogere grenswaarde. Uit onderzoek moet echter wel blijken welke geluidsbeperkende maatregelen noodzakelijk zijn om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde. Tevens moet worden beargumenteerd waarom deze maatregelen niet worden toegepast.
Actieplan Geluid 2018-2022
De provincie Gelderland heeft ten aanzien van de leefomgeving haar visie en aanpak opgenomen in het Actieplan Geluid 2018-2022. Het beleidskader ten aanzien van het aspect wegverkeerslawaai gaat uit van een geluidbelasting van 63 dB en omvat onder andere het voorkomen van nieuwe geluidknelpunten.
Voor situaties waarvoor een hogere waarde dient te worden vastgesteld, geldt het volgende:
Ten behoeve van het opstellen van dit inpassingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 3. Doel van het onderzoek is te bepalen of op de gevels van geluidgevoelige objecten wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. Indien sprake is van een overschrijding dan wordt onderzocht welke geluidbeperkende maatregelen getroffen kunnen worden. In de notitie 'Advies ruimtelijke kwaliteit geluidsafschermende maatregelen' is de gemaakte afweging tussen de te nemen geluidmaatregelen en de omgevingskwaliteit toegelicht, zie Bijlage 3. Indien niet kan worden voldaan aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder dan wordt aangegeven voor welke geluidgevoelige objecten een hogere waarde dient te worden vastgesteld.
Op basis van het akoestisch onderzoek worden de volgende conclusies getrokken.
Nieuwe weg N346
Er is sprake van overschrijding van de voorkeurswaarde bij 25 woningen. De geluidbelasting bedraagt maximaal 62 dB. Met een stiller type asfalt (in de berekeningen is uitgegaan van SMA-NL8 G+) is deze overschrijding bij enkele woningen op te lossen. Bij 20 woningen wordt nog niet voldaan aan de voorkeurswaarde bij toepassing van bronmaatregelen. Aanvullende schermen zijn vanwege overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, danwel verkeerskundige aard niet wenselijk.
Omdat schermen niet gewenst zijn, dienen voor de 20 woningen hogere waarden te worden vastgesteld ten gevolge van de nieuwe N346.
De hoogte van de vast te stellen hogere waarden zijn niet in strijd met de eisen opgenomen in het Gelders beleid.
Reconstructie
Ten gevolge van de wijzigingen aan de Aalsvoort, Kwinkweerd, Ampenseweg, Stationsweg en Goorseweg is geen sprake van reconstructie in de zin de van de Wet geluidhinder. De geluidbelasting op de geluidgevoelige objecten is in de toekomstige situatie 48 dB of lager, of de toename blijft onder de 1,50 dB.
Bij verschuiving van de te wijzigen wegen richting de plangrenzen is de conclusie niet anders dan hiervoor is genoemd, indien voor de Rondweg West/N332 geen grotere verschuiving dan 5 m wordt aangehouden ten opzichte van de wegligging die in dit akoestisch onderzoek is aangehouden.
Voor 20 woningen zal een hogere waardenbesluit worden genomen dat vergezeld gaat van een akoestisch onderzoek. Hiermee levert het aspect geluid geen belemmering op voor de uitvoering van dit inpassingsplan.
Wet milieubeheer
Het wettelijk kader voor luchtkwaliteitseisen is opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). In bijlage 2 van de Wm zijn grenswaarden opgenomen voor onder andere de luchtverontreinigende componenten stikstofdioxide, fijn stof, zwaveldioxide, lood, benzeen, koolmonoxide en stikstofdioxiden. De concentraties van deze stoffen in de buitenlucht moeten voldoen aan deze grenswaarden.
In Nederland zijn de componenten stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de meest kritische luchtverontreinigende componenten. Voor deze componenten bestaat in Nederland de hoogste kans op overschrijdingen van de gestelde grenswaarden. In de navolgende tabel zijn de grenswaarden voor deze componenten opgenomen.
Grenswaarden uit de Wet milieubeheer
Besluit niet in betekende mate bijdragen en Regeling niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Projecten waarvan aannemelijk is gemaakt dat ze niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, kunnen in overschrijdingssituaties conform de Wm toch gerealiseerd worden. Hiervoor wordt een grens gehanteerd van 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Dit betekent dat voor NO2 en PM10 projectbijdragen zijn toegestaan van maximaal 1,2 ug/m³, ook in situaties waarin de jaargemiddelde concentraties de grenswaarde overschrijden.
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)
Op 1 augustus 2009 is het NSL in werking getreden met een doorlooptijd tot 1 augustus 2014. In juni 2014 nam de minister het besluit het NSL te verlengen tot en met 31 december 2016. Het NSL bevat projecten die de luchtkwaliteit verslechteren en maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Projecten die in het NSL zijn opgenomen, kunnen doorgang vinden wanneer het betreffende project zoals het uitgevoerd gaat worden past binnen het NSL of er in ieder geval niet mee in strijd is. Het project 'N346 Lochem' is niet opgenomen in het NSL. Dat houdt in dat grondslag art. 5.16 lid 1 sub d niet gehanteerd kan worden en dat één van de andere grondslagen uit artikel 5.16 van de Wm moet worden toegepast.
Ten behoeve van het opstellen van dit inpassingsplan is een Luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 4. Het doel van het onderzoek is het toetsen of met het inpassingsplan wordt voldaan aan de wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit zoals opgenomen in de Wet milieubeheer. Daarvoor zijn berekeningen uitgevoerd conform de wettelijke regels zoals opgenomen in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl2007).
Er wordt uitgegaan van een realisatieperiode 2022-2024 en ingebruikname van de nieuwe N346 Schakel Achterhoek-A1 in 2024. Voor luchtkwaliteit zijn de concentraties 1 jaar na ingebruikname (2025) berekend.
De gehanteerde verkeersintensiteiten zijn ontleend aan het verkeersmodel Regio Stedendriehoek van de gemeente Lochem (in beheer bij Goudappel Coffeng), versie 2.0, mei 2017. Dit verkeersmodel is gekalibreerd op het basisjaar 2016 op basis van werkelijke tellingen en is doorgerekend voor het peiljaar 2034, rekening houdend met de autonome ontwikkelingen zoals nieuwe woningbouw en bedrijventerreinen.
Voor de nieuwe N346 Schakel Achterhoek-A1 is uitgegaan van een maximum rijsnelheid van 80 km/uur.
Voor de berekeningen in de toekomstige situatie (2025) is worstcase uitgegaan van de intensiteiten uit 2034.
De concentraties langs de wegen zijn berekend met de NSL-Rekentool (versie maart 2017). De NSL-Rekentool is het rekeninstrument binnen de NSL-Monitoringstool. De NSL-Rekentool bevat rekenmethodieken, emissiefactoren en achtergrondconcentraties conform de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl 2007).
De concentraties NO2, PM10 en PM2.5 zijn berekend. In onderstaande tabel zijn de maximale berekende concentraties en de achtergrondconcentraties weergegeven.
De tabel laat zien dat er binnen het plangebied geen overschrijdingen plaatsvinden van de jaargemiddelde grenswaarde voor NO2, PM10 en PM2,5.
Het inpassingsplan voldoet aan de vereisten uit de Wet milieubeheer. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor de aanleg van de N346 Schakel Achterhoek-A1.
Wet bodembescherming
Het aspect bodem is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is voorkomen van nieuwe gevallen van bodemverontreiniging. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit ten minste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. De wet gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.
Besluit en de regeling bodemkwaliteit
Het besluit en de regeling bodemkwaliteit bevatten algemene regels en kwaliteitseisen waaraan grond, bouwstoffen en baggerspecie moeten voldoen wanneer deze op of in de bodem of in het oppervlaktewater worden toegepast.
Van vrijwel het gehele plangebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 5.
In het kader van de aankoop van gronden en ten behoeve van het bepalen van veiligheidsmaatregelen wordt voorafgaand aan de uitvoeringsfase nauwkeurig bodemonderzoek gedaan volgens NEN 5740. Er bestaat vanuit het bodemaspect geen belemmering voor de vaststelling van het plan.
Nationaal Waterplan
Het algemene waterbeleid dat op het plangebied van toepassing is, staat beschreven in het Nationaal Waterplan 2016-2021 van de rijksoverheid, de Omgevingsvisie van de provincie Gelderland, het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel, de Waterwet, de Keur Waterschap Rijn en IJssel 2009 en het Nationaal bestuursakkoord Water.
Op Europees, nationaal en stroomgebiedsniveau wordt invulling gegeven aan de Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW streeft naar duurzame en robuuste watersystemen. Basisprincipes van het nationaal en Europees beleid zijn: meer ruimte voor water, voorkomen van afwenteling van de waterproblematiek in ruimte of tijd en stand-still (geen verdere achteruitgang in de huidige (referentiejaar 2000) chemische en ecologische waterkwaliteit).
Het bovenstaande resulteert in twee drietrapsstrategieën die zijn vastgelegd in het Nationaal Waterplan 2016-2021:
De trits voor waterkwantiteit betekent dat neerslag bij voorkeur ter plekke wordt vastgehouden en in de bodem geïnfiltreerd. Als vasthouden en infiltratie in de bodem niet mogelijk is, wordt de neerslag binnen het plangebied tijdelijk geborgen voordat het wordt afgevoerd conform de geldende afvoernormen.
De trits voor waterkwaliteit houdt in dat gestreefd moet worden naar het voorkomen van verontreinigen van het schone hemelwater. Als het schoonhouden van het hemelwater niet mogelijk is, dan worden het schone en het vuile hemelwater gescheiden. Voor het schone hemelwater geldt vervolgens de trits voor waterkwantiteit. Voor het vervuilde hemelwater geldt dat eerst een zuiveringsstap noodzakelijk is.
Tevens van belang voor de N346 is de wijze van omgaan met afstromend wegwater zoals beschreven in het Besluit lozen buiten inrichtingen (2011). Voor de afwatering van wegen dient te worden voldaan aan de zorgplicht uit het Besluit lozen buiten inrichtingen (2011). Dit omvat de volgende voorkeursvolgorde:
Op 2 november 2017 heeft er reeds een werksessie plaatsgevonden met de provincie Gelderland, gemeente Lochem en Waterschap Rijn en IJssel. In deze werksessie zijn per deelgebied de aandachtspunten besproken en is er een eerste inschatting gemaakt waar de risico’s liggen ten aanleiding van waterberging. Verder zijn de potentiele waterbergingslocaties en systemen besproken om een eerste indruk te krijgen wat de mogelijkheden zijn voor het opvangen van water in het gebied. Op basis hiervan is een uitwerking gedaan naar de waterbergingsopgave. Hierbij is een worst-case benadering aangehouden, op basis van wat er binnen de vastgestelde projectgrenzen maximaal nodig is aan waterberging.
Ten behoeve van het opstellen van dit inpassingsplan is een watertoets uitgevoerd, zie Bijlage 6. Deze watertoets besteedt onder andere aandacht aan de onderwerpen bodem, hoogteligging, grondwater, oppervlaktewater, wateroverlast, inrichting en beheer, waterveiligheid, riolering en afvalwaterketen, volksgezondheid, natte natuur, recreatie en cultuurhistorie.
Het doel van het onderzoek is het toetsen of met het inpassingsplan wordt voldaan aan de wet- en regelgeving voor het aspect water zoals opgenomen in het Nationaal Waterplan. Daarvoor zijn berekeningen uitgevoerd conform de regels volgens het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel.
Uit de watertoets kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
De benodigde waterbergingsopgave is mogelijk binnen de plangrens van het inpassingsplan. Het aspect water vormt geen belemmering voor het inpassingsplan.Het waterschap Rijn en IJssel heeft per mail akkoord gegeven op deze watertoets.
Erfgoedwet
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De Erfgoedwet vervangt zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988.
Onderdelen van de Monumentenwet die van toepassing zijn op de fysieke leefomgeving gaan naar de Omgevingswet die in 2021 van kracht wordt. Voor de onderstaande onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016-2019:
Op 16 januari 1992 werd in Valletta, de hoofdstad van Malta, op initiatief van de Raad van Europa het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologische erfgoed ondertekend. Het doel van dit Verdrag van Valletta (of Verdrag van Malta) is de bescherming van het archeologische erfgoed als bron van het Europese gemeenschappelijke geheugen en als middel voor geschiedkundige en wetenschappelijke studie. De Europese bevolking moet in staat worden gesteld om kennis te nemen van en begrip te ontwikkelen over het verleden. In het verdrag is bewustmaking van het brede publiek specifiek opgenomen omdat dit bijdraagt aan de bescherming van het bodemarchief en de betrokkenheid van de bewoners (art. 9).
Ten einde op een zorgvuldige wijze met het archeologische bodemarchief om te gaan, is het noodzakelijk om archeologische belangen te verankeren in het ruimtelijke ordeningsbeleid en tijdig te betrekken bij ruimtelijke planontwikkelingen. Archeologische belangen dienen in de totale belangenafweging bij ruimtelijke ingrepen een wegingsfactor te zijn en behoud in de grond (in situ) prevaleert (art. 5). In het verdrag is opgenomen dat in een financiële regeling dient te zijn vastgelegd welke partij de kosten draagt die noodzakelijk zijn om de archeologische belangen als wegingsfactor bij ruimtelijke ontwikkelingen te kunnen betrekken.
Archeologiebeleid gemeente Lochem
De gemeente Lochem beschikt over een archeologische verwachtingen- en beleidskaart, waarop staat aangegeven welke verwachting een bepaalde zone op het gemeentelijk grondgebied heeft. De beleidskaart is vervolgens vastgelegd in het Paraplubestemmingsplan Archeologie. De categorieën van de Archeologische beleidskaart zijn op de verbeelding van het paraplubestemmingsplan opgenomen middels de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’. In de onderstaande tabel is aangegeven welke dubbelbestemming bij welke categorie behoort evenals de daarbij behorende vrijstellingsgrenzen voor het verrichten van archeologisch onderzoek.
Overeenkomstig de archeologische verwachtingen- en beleidskaart van de gemeente Lochem zijn binnen het plangebied vier categorieën gelegen, namelijk categorie 3, 5, 6 en 7.
Ten behoeve van het opstellen van dit inpassingsplan is een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 7 en Bijlage 9.
Hoewel in delen van het onderzoeksgebied rekening moet worden gehouden met archeologische waarden, zal het wegtracé van de nieuwe N346 grotendeels ter plaatse van de bestaande infrastructuur gerealiseerd worden. Hier worden als gevolg van in het verleden uitgevoerde graafwerkzaamheden ten behoeve van de aanleg van het huidige wegcunet alsook het graven van kabel- en leidingsleuven geen intacte resten meer verwacht. Deze aanname wordt bevestigd door een eerder uitgevoerd onderzoek in het centrale tot oostelijke deel van het tracé, ter hoogte van de Kwinkweerd, waaruit een sterk verstoorde bodemopbouw naar voren kwam.
De brug over het Twentekanaal en de bijbehorende opritten, die in het oostelijk deel van het tracé zijn voorzien, zullen in tegenstelling tot de rest van het tracé niet ter plaatse van de bestaande infrastructuur worden gerealiseerd. De locatie van de opritten was in het verleden gelegen in een relatief laag gebied met een relatief lage kans op de aanwezigheid van archeologische waarden. In dit gebied moet bovendien als gevolg van de aanleg van bebouwing en een bodemsanering (voormalige Markerinkterrein) rekening worden gehouden met een (sterk) verstoorde bodemopbouw.
Geconcludeerd wordt dat het terrein vrijgegeven kan worden voor de voorgenomen ontwikkeling. In geval van grondroerende activiteiten die dieper reiken dan 30 cm beneden maaiveld ter plaatse van het tracédeel dat de dekzandrug doorsnijdt wordt geadviseerd om aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd. Dit dient te bestaan uit een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P). Indien hierbij waardevolle archeologische resten worden aangetroffen, wordt geadviseerd om tevens de met beeksedimenten en veen opgevulde lager gelegen delen van het gebied te onderzoeken.
Specifiek voor het Markerink-terrein is een archeologische quickscan uitgevoerd, zie Bijlage 8. Gezien het feit dat het plangebied deel uitmaakt van een geïndustrialiseerde zone langs het Twentekanaal en er bebouwing en verhardingen in het plangebied aanwezig zijn (geweest), alsook dat er reeds diepe sanering heeft plaatsgevonden op enkele locaties en dat over het gehele plangebied injectiepunten zijn geplaatst, wordt de kans klein geacht dat er nog sprake is van een intact bodemprofiel met archeologisch potentieel. Op basis van deze quickscan wordt geconcludeerd dat geen verder archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden in het kader van eventuele herontwikkelingen op het terrein in de toekomst.
Voor twee locaties in het landgoed Ampsen is een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 10. Aanleiding is de voorgenomen realisatie van natuurcompensatie op twee locaties. Op basis van de resulaten van het booronderzoek lijkt de bekende vindplaats uit de Late Bronstijd zich tot in het zuidwesten van de oostelijke deellocatie uit te strekken. Daarnaast kunnen in het hele gebied archeologische resten die verband houden met een zogenoemde 'natte context' worden verwacht. Geadviseerd wordt om indien, bodemingrepen dieper dan 50 cm beneden maaiveld plaats zullen vinden, een karterend booronderzoek uit te voeren. Ter bescherming van de archeologische waarden worden aan deze locaties archeologische dubbelbestemmingen toegekend.
Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 van de Erfgoedwet.
Voor het inpassingsplan is geen nader archeologisch onderzoek nodig. Er is namelijk voor vrijwel het gehele plangebied geen verwachting meer op archeologische resten. Om de zich nog in de bodem bevindende archeologische waarden voldoende te borgen zijn op basis van het uitgevoerde onderzoek op meerdere locaties, waaronder die welke zijn aangewezen ten behoeve van natuurcompensatie, archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. In de uitvoeringsfase wordt hierover verder afgestemd met de regioarcheoloog. Het aspect archeologie vormt daarmee geen belemmering voor de aanleg van de N346 Schakel Achterhoek-A1.
Besluit ruimtelijke ordening
Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen en inpassingsplannen.
De provincie Gelderland heeft de cultuurhistorische waarden op kaart gezet. Op deze kaart is af te lezen dat in het plangebied geen (formeel) beschermde cultuurhistorische waarden voorkomen, zoals monumenten of beschermde landgoederen. De uitzondering hierop vormen de twee natuurbestemmingen. Binnen deze landgoederen zone is de ontwikkeling van de natuurgebieden geen aantasting.
Uitsnede kaart Gelderse Cultuurhistorie
Voor het inpassingsplan worden geen cultuurhistorische waarden aangetast. Het aspect cultuurhistorie vormt daarmee geen belemmering voor de aanleg van de N346 Schakel Achterhoek-A1.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en is de opvolger van de Nota Ruimte. Ten opzichte van de Nota Ruimte zijn voor ondermeer landschap en cultuurhistorie in de SVIR een aantal relevante wijzigingen te benoemen. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Hieronder vallen ook de nationale landschappen. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los. Alleen in de stedelijke regio's rondom de mainports zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van de verstedelijking. Wel heeft de SVIR expliciet als nationaal belang opgenomen: ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
Het plangebied is gelegen tussen twee landschapstypen; het bos- en landgoederenlandschap aan de noordzijde en het beekdallandschap aan de zuidzijde.
Belangrijkste kenmerk van het bos- en landgoederenlandschap is het coulisse-effect dat landschappelijk verschillende open ruimtes definieert. Deze ruimtes zorgen voor dieptewerking en een afwisselende beleving. Dit afwisselende beeld wordt versterkt voor de lichte glooiingen die in dit gebied ook karakteristiek zijn. Deze waarden worden onderstreept door het feit dat het landschap voor een groot deel onderdeel is van het Nationaal Landschap Graafschap. De relatie met de huidige N346 is echter minimaal. De groenstructuur langs het spoor zorgt voor een duidelijke afronding van de open ruimte en er zijn weinig doorzichten.
Aan de zuidzijde van het tracé is wel goed zicht op het landschap. Het beekdal langs de Berkel kenmerkt zich dan ook door zijn openheid en dalvormige laagtes. Hierdoor opent ook het zicht langs de weg richting het aangrenzende landschap. Evenals het bos- coulisselandschap aan de noordzijde is ook dit gebied onderdeel van het Nationaal Landschap Graafschap.
Met de aanleg van de nieuwe N346 worden geen landschappelijke waarden aangetast, aangezien de weg met name ter plaatse van huidige infrastructuur is gelegen. Op basis van de ruimtelijke kaders zal bij de inpassing van de weg getracht worden aansluiting te vinden bij de omliggende landschapstypen, om op deze manier de binding met de omgeving te versterken.
Het aspect landschap vormt daarmee geen belemmering voor de aanleg van het project.
Wet natuurbescherming
In de Wet natuurbescherming (verder: Wnb) is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het Gelders Natuurnetwerk (verder: GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (verder: GO) zijn in de omgevingsverordening van de provincie Gelderland geregeld. Hieruit volgt een advisering met betrekking tot mogelijke knelpunten met ecologische wet- en regelgeving ten aanzien van toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen en de noodzaak voor het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Wnb.
Ten behoeve van het opstellen van het inpassingsplan is ecologisch onderzoek uitgevoerd. Zie Bijlage 11.
Gebiedsbescherming
Wet natuurbescherming
Het tracé maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Stelkampsveld dat op circa 5 km afstand ligt van de N346 Schakel Achterhoek-A1. De voor dit gebied aangewezen natuurwaarden zijn habitattypen (vegetatietypen). De Wnb bepaalt dat van alle projecten en handelingen moet worden getoetst of zij negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden. Om deze reden is de voortoets uitgevoerd. De voortoets is uitgevoerd door RHDHV (2014). Uit deze toetsing komt naar voren dat er geen significant negatieve effecten zijn te verwachten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Stelkampsveld. Er zijn daarom geen knelpunten met de Wet natuurbescherming ten aanzien van Natura 2000.
Om te beoordelen of de nieuwe weg tot significante verstorende effecten kan leiden op stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebied Stelkampsveld, is de stikstofdepositie berekend. Daartoe is het projecteffect op de stikstofdepositie berekend met het rekenmodel AERIUS. Dit is het officiële rekenmodel binnen het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Het projecteffect is getoetst aan de drempelwaarde (0,05 mol N/ha/jaar) conform het PAS, welke opgenomen is in de Wnb.
Stikstofdepositie aanlegfase
Tijdens de aanleg van de N346 Schakel Achterhoek-A1 is er een toename van de stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied Stelkampsveld van 0,05 mol N/ha/j. Dit betekent dat de drempelwaarde van de PAS (0,05 mol N/ha/jr) niet overschreden wordt en er voor het project geen meldingsplicht of vergunningplicht geldt. Stikstofdepositie vormt daarom geen belemmering voor de aanlegfase van het project.
Stikstofdepositie gebruiksfase
Tijdens de gebruiksfase van de N346 Schakel Achterhoek-A1 is er een toename van de stikstofdepositie in het Natura 2000-gebied Stelkampsveld van 0,01 mol N/ha/j. Dit betekent dat de drempelwaarde van de PAS (0,05 mol N/ha/jr) niet overschreden wordt en er voor het project geen meldingsplicht of vergunningplicht geldt. Stikstofdepositie vormt daarom geen belemmering voor de gebruiksfase van het project.
De aanleg van de N346 Schakel Achterhoek-A1 veroorzaakt geen conflict met de gebiedsbescherming van de Wet natuurbescherming.
GNN en GO
Het GNN bestaat uit alle terreinen met een natuurbestemming binnen de voormalige Ecologische Hoofdstructuur. De GO heeft een dubbele doelstelling. In de GO is ruimte voor verdere economische ontwikkeling in combinatie met een (substantiële) versterking van de samenhang tussen aangrenzende en inliggende natuurgebieden.
Voor de ligging van het tracé ten opzichte van het GNN en de GO wordt verwezen naar navolgend figuur. Uit de figuur komt naar voren dat het tracé ter hoogte van de Goorseweg een deel van het GNN en de GO doorsnijdt. Ten noorden van het tracé liggen twee percelen die onderdeel zijn van het GO.
Ligging van de plangrens van de N346 Schakel Achterhoek-A1 t.o.v. beschermde gebieden
Ecologische waarden GO/GNN langs Goorseweg
Het deel van de GO dat vlak langs de Goorseweg ligt bestaat uit een bermsloot met daarachter voedselrijk productiegrasland. De bermsloot staat voor een groot deel van het jaar droog en is daarom niet van belang voor vissen en nauwelijks voor amfibieën. Hier en daar staat langs de bermsloot een boom. Verder is een deel van het Streekbetonterrein ook aangewezen als GO. Het betreft deels de oude zwaaikom van het Twentekanaal dat jaren gelden is gedempt. Het gebied bestaat voornamelijk uit een ruderaal terrein en een deel van de oever van het Twentekanaal.
De ecologische waarden van de GO zijn tamelijk gering.
Het GNN langs de Goorseweg bestaat grotendeels uit kruidenrijk grasland en een strook met bosschages. Het kruidenrijke grasland heeft ecologische waarden. De ecologische waarden van de berm, de bermsloot en de aangrenzende bosschage is echter gering.
Overige gebiedsbescherming
Ganzenfoerageergebieden en weidevogelgebieden worden beschermd via de GO. Uit de bij de Omgevingsverordening behorende bijlage "Kernkwaliteiten GNN en GO" volgt welke GO-gebieden ook betrekking hebben op ganzenfoerageergebied en weidevogelgebied. Het GO-gebied nabij het tracé van de N346 is niet aangemerkt als ganzenfoerageergebied of weidevogelgebied.
De aanleg van de N346 Schakel Achterhoek-A1 veroorzaakt een conflict met de wet- en regelgeving omtrent het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone. De grens van het tracé doorsnijdt ter hoogte van de Goorseweg een beperkt oppervlak van het GNN. Het gaat om een strook van een paar meter breed met een oppervlak van 1,2 ha. De strook bestaat voornamelijk uit kruidenrijk grasland en een strook struweel met beperkte ecologische waarden. Een deel van dit gebied gaat door de aanleg van de nieuwe N346 verloren. De aanleg van het tracé op de Goorseweg leidt ook tot een verlies van een strook GO met een oppervlak 3,4 ha. Het gaat om een strook land met voornamelijk bermsloot en voedselrijk productiegrasland. De natuurwaarden zijn hier gering.
Om het verlies te compenseren, worden twee gebieden ten noorden van het tracé N346 ingericht en bestemd voor natuur. Daarnaast wordt het tracé landschappelijk ingepast en worden er maatregelen genomen om de kernkwaliteiten van het GO en het GNN per saldo te versterken. Zie ook bijlage 2 in Bijlage 11 Ecologisch onderzoek. Hiermee wordt voldaan aan de eis van compensatie zoals opgenomen in het beschermingsregime van de provincie Gelderland.
Soortenbescherming
Ten aanzien van de beschermde soorten worden de volgende conclusies getrokken:
De aanleg van de N346 Schakel Achterhoek-A1 veroorzaakt geen conflict met de gebiedsbescherming van de Wet natuurbescherming.
De aanleg van de N346 Schakel Achterhoek-A1 leidt tot een verlies van een beperkt oppervlak GNN en GO. Daarom is er een conflict met de wet- en regelgeving omtrent het GNN en GO. Om het verlies te compenseren worden er maatregelen genomen om de natuurwaarden in de omgeving van de rondweg te versterken.
Het plan veroorzaakt geen conflict met de overige vormen van gebiedsbescherming.
In het kader van de soortenbescherming is ontheffing aangevraagd voor roek, huismus en vleermuis. De ontheffingen zijn inmiddels verleend. Er wordt jaarlijks ecologisch onderzoek gedaan. Mochten hier nieuwe beschermde soorten aangetroffen worden, zal ook hiervoor een ontheffing worden aangevraagd.
Het aspect ecologie is voldoende onderzocht en de conclusie is dat dit geen belemmeringen oplevert voor de realisatie van het plan.
Externe veiligheid heeft betrekking op de risico's voor de omgeving vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen. Onder activiteiten met gevaarlijke stoffen wordt onder andere het vervoer van gevaarlijke stoffen over bijvoorbeeld de weg verstaan. Een incident op de weg met een tankauto met gevaarlijke stoffen kan ertoe leiden dat gevaarlijke stoffen vrijkomen. Als gevolg hiervan kunnen mensen komen te overlijden. De risico's van dergelijke ongelukken worden uitgedrukt in de risicomaten plaatsgebonden risico en groepsrisico. Daarnaast bestaat er de plicht om het groepsrisico in bepaalde gevallen te verantwoorden.
Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Beleidsregels
EV-beoordeling tracébesluiten
Voor het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor is het externe veiligheidsbeleid geregeld in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) voor de ruimtelijke zijde en voor de vervoerszijde in de Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten (verder aangeduid met Beleidsregels EV-beoordeling).
Hieronder is een toelichting gegeven op de risicomaten plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR).
Plaatsgebonden risico (PR)
Risico op een plaats langs, op of boven een transportroute, uitgedrukt ineen waarde voor de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval op die transportroute waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour voor kwetsbare objecten als grenswaarde en voor zogenaamde beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde.
Groepsrisico (GR)
De cumulatieve kans per jaar per kilometer transportroute dat 10 of meer personen in het invloedsgebied van een transportroute overlijden als rechtstreeks gevolg van een en een ongewoon voorval op die transportroute waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
Voor het groepsrisico wordt getoetst aan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. De oriëntatiewaarde kan gezien worden als een soort thermometer, waarmee de hoogte van het groepsrisico vergeleken kan worden. De verantwoording van het groepsrisico is een plicht voor het bevoegd gezag om naast de omvang van het groepsrisico ook andere aspecten, zoals de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid mee te wegen in de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het groepsrisico.
Beleidsvisie Omgevingsveiligheid provincie Gelderland 2015
De provincie Gelderland heeft een beleidsvisie omgevingsveiligheid 2015 vastgesteld. De provincie streeft naar het voorkomen van overschrijdingen van wettelijke grenswaarden en het beperken van het groepsrisico bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Deze ambitie kan worden gerealiseerd door, nog sterker dan nu, een omslag te maken naar ontwikkelingsplanologie, waarin omgevingsveiligheid vanaf het begin van het planproces wordt meegenomen. Deze omslag is uitgewerkt in zes thema's waarmee de beleidsvisie het veiliger maken van Gelderland richting geeft. Deze thema's zijn:
Naast deze beleidsvisie heeft de provincie Gelderland separaat beleidsregels voor omgevingsveiligheid vastgelegd die toegepast dienen te worden bij besluiten, één en ander voor zover gedeputeerde staten bevoegd gezag zijn. Voor het mogelijk maken infrastructurele werken middels de Wet ruimtelijke ordening wordt aangesloten bij de Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten.
Tevens geeft het provinciale beleid aan dat bij de afweging van de externe veiligheidsrisico's de volgende sturingsmogelijkheden betrokken moeten worden:
Deze sturingsmogelijkheden sluiten aan bij elementen van de verantwoording van het groepsrisico.
Ten behoeve van het opstellen van het inpassingsplan is een onderzoek naar de externe veiligheid uitgevoerd, zie Bijlage 13. Voor het inpassingsplan is in het kader van de externe veiligheid de risico's voor de omgeving vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N346 relevant. Het plangebied van de N346 Schakel Achterhoek-A1 dient in het kader van externe veiligheid te worden opgesplitst in twee trajecten. Het noord–zuid traject en het oost–west traject. De externe veiligheidseffecten veroorzaakt door deze trajecten worden inzichtelijk gemaakt door de externe veiligheidssituatie van de huidige, autonome en de toekomstige situatie te beschouwen en met elkaar te vergelijken. Voor het traject west–oost is het plaatsgebonden risico en het groepsrisico inzichtelijk gemaakt middels een risicoberekening. Voor het traject noord–zuid is getoetst aan de vuistregels uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART). Hierover wordt in de rapportage het volgende geconcludeerd.
Plaatsgebonden risico
De N346 heeft geen 10-6 per jaar plaatsgebonden risicocontour. Daarmee vormt het plaatsgebonden risico geen belemmering voor het plan.
Groepsrisico
De wegaanpassing van de N346 leidt tot een toename van het groepsrisico, maar het blijft onder de 0,1 keer de oriëntatiewaarde. Conform de Beleidsregel EV-beoordeling en daarmee ook het provinciaal externe veiligheidsbeleid is derhalve geen verantwoording van het groepsrisico vereist. Aangezien er toch sprake is van een toename van het groepsrisico, wil het bevoegd gezag hiervan afwijken en het groepsrisico alsnog verantwoorden. De veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland is in de gelegenheid gesteld om te adviseren over de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Op 24 oktober 2015 heeft overleg met de veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland plaatsgevonden. Ook in 2018 heeft de veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland naar het actuele rapport gekeken en geen commentaar geleverd.
Verantwoording groepsrisico
De toename van het groepsrisico wordt door het bevoegd gezag als acceptabel beoordeeld waarbij de volgende maatregelen worden getroffen:
Beschrijving bereikbaarheid, zelfredzaamheid en beheersbaarheid
In de toekomstige situatie blijft het mogelijk incidenten met gevaarlijke stoffen binnen het projectgebied van twee kanten te bereiken. De gevolgen voor de bereikbaarheid, beheersbaarheid en zelfredzaamheid vanwege het project worden als volgt ingeschat:
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de aanleg van de N346 Schakel Achterhoek-A1.
Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitie uit de Tweede Wereldoorlog. Tot op heden worden bij grond- en waterwerkzaamheden nog vrijwel dagelijks conventionele explosieven gevonden.
Volgens mondiale, militaire inschatting is van al het materieel dat gedurende de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) verschoten of afgeworpen is, ondergronds 10% en onder water 15% niet tot ontploffing gekomen. Wanneer deze explosieven bij werkzaamheden worden aangetroffen, kunnen deze gevaar opleveren voor de publieke veiligheid. Daarnaast kunnen deze vondsten een zware belasting voor het milieu vormen.
Ten behoeve van het opstellen van het inpassingsplan is een Risicoanalyse Conventionele Explosieven uitgevoerd, zie Bijlage 14. Op basis van het uitgevoerde onderzoek is vastgesteld dat er 8 gebieden zijn waar sprake is van opsporingsgebied.
Overzichtskaart locaties opsporingsgebieden
Voor de meeste locaties wordt geadviseerd om voorafgaande aan de geplande graafwerkzaamheden conventionele explosieven op te sporen tot minimaal 0,5 m onder de ontgravingsdiepte. Voorafgaande aan het inbrengen van damwand aan de noord kade van het Twentekanaal dient de volledige locatie waar de damwand wordt geplaatst tot 4,6 m-mv vrijgegeven te zijn van conventionele explosieven. Aan de zuidzijde van het Twentekanaal wordt geadviseerd conventionele explosieven op te sporen tot minimaal 3,5 m-mv en tevens een veiligheidsmarge van 0,5 m aan te houden.
Binnen alle opsporingsgebieden dienen conventionele explosieven opgespoord te worden tot relatief beperkte diepten. Er wordt geadviseerd de opsporingsgebieden waar mogelijk te onderzoeken middels passieve computerondersteunde oppervlaktedetectie, eventueel gecombineerd met actieve detectie omdat verstoring door de bovenleiding van de spoorbaan te verwachten is.
Nadat het gebied is gedetecteerd, kan vrij nauwkeurig worden bepaald hoeveel aanvullend onderzoek nodig is, of benaderingen van significante objecten nodig zijn en worden bepaald wat de minimale laagdikte van de voorbelasting moet zijn om voldoende vrije bovendekking te realiseren om in een later fase dieptedetectie kunnen uitvoeren en verticale drainage aan te brengen.
In de uitvoeringsfase van de N346 Schakel Achterhoek-A1 wordt het opsporingsproces naar conventionele explosieven in de verschillende deellocaties voortgezet. Indien blijkt dat er op bepaalde locaties niet gesprongen explosieven aanwezig zijn, zullen de uitvoeringswerkzaamheden op deze locaties niet aanvangen, voordat de conventionele explosieven zijn ontmanteld en/of verwijderd.
Een inpassingsplan is een instrument in de ruimtelijke ordening. Het instrument bestaat sinds de invoering van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008. Een inpassingsplan wordt vastgesteld voor plannen van rijks- of provinciaal belang. Provinciale Staten zijn bevoegd, als er sprake is van provinciale belangen, voor de daarbij betrokken gronden een inpassingsplan vast te stellen, met als gevolg uitsluiting van delen van de vigerende gemeentelijke bestemmingsplannen op die gronden. De gemeenteraad moet daarover vooraf gehoord worden.
De opzet van een inpassingsplan is gelijk aan dat van een bestemmingsplan. Met het plan wordt de bestemming van een gebied juridisch vastgelegd. Het plan regelt:
Het voorliggende inpassingsplan maakt het project N346 Schakel Achterhoek-A1 mogelijk. Het plan wil het kader scheppen voor de uitvoering van het voorkeurstracé, maar zonder dat het die ontwikkeling dicteert. De juridische regeling is daardoor globaal van opzet, wat vooral tot uitdrukking komt in de verbeelding. De ingetekende bestemmingsgrenzen zijn zo ruim getrokken dat daarbinnen de meest optimale uitvoeringsvariant inpasbaar is. Er is daardoor sprake van enige overmaat, maar die is niet zodanig dat rechten van derden in het geding komen. Het haalbaarheidsonderzoek is afgestemd op de uiterste bandbreedte van de uitvoeringsvarianten.
In technische zin is het inpassingsplan afgestemd op de Wro en voldoet het aan de recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging van plannen (RO-Standaarden 2012).
Het inpassingsplan bestaat uit de volgende stukken:
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het inpassingsplan. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. In de toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving opgenomen.
In de planopzet is de recente uitgave 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012', kortweg SVBP 2012, gehanteerd. Daarnaast zijn de van het inpassingsplan deel uitmakende regels - daar waar van toepassing - afgestemd op de plansystematiek van de gemeente Lochem. De regels worden - voor zo ver nodig geacht - van een nadere toelichting voorzien. De regels geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er mag worden gebouwd.
Bij de opzet van de regels is enerzijds vastgelegd wat noodzakelijk is voor de rechtszekerheid van omwonenden. Anderzijds is waar mogelijk flexibiliteit aangehouden voor de verdere detaillering van het ontwerp van het traject.
Een inpassingsplan kent aan gronden een bestemming toe en verbindt regels aan deze bestemming. Deze regels betreffen het gebruik van de gronden, maar ook de bouwmogelijkheden. De regels zijn nader onder te verdelen in:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Het opnemen van begripsbepalingen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP 2012 zijn conform overgenomen.
Ter toelichting op de in de regels aangegeven bouwhoogten is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Voor gebruikmaking van het overgangsrecht is de wijze van meten ten behoeve van de inhoud van een bouwwerk opgenomen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch met waarden
In het zuidoostelijk deel van het plangebied is het bedrijfsperceel aan Goorseweg 22 omgezet naar een agrarisch perceel met waarden conform naastgelegen percelen in het huidige bestemmingsplan. Deze locatie is bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf zonder bouwmogelijkheden. Hier zijn uitsluitend erf- en terreinafscheidingen toegestaan ten behoeve van het agrarische grondgebruik. Daarnaast is een aanlegvergunningstelsel opgenomen ten behoeve van de instandhouding van de landschaps- en natuurwaarden van het beekdallandschap. Voor het aanleggen en verharden van (bedrijfs)wegen en (fiets)paden is geen omgevingsvergunning vereist.
De grens van het inpassingsplan ligt ten dele over het bedrijfsperceel aan Kwinkweerd 16 en ten dele over het bedrijfsperceel aan Kwinkweerd 20. Ter compensatie van deze gronden worden gronden aan de westzijde van de bedrijfspercelen bestemd als Bedrijventerrein.
De locatie aan Kwinkweerd 20 is bestemd voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in de categorieën 2 tot en met 4.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. De locatie aan Kwinkweerd 16 is bestemd voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in de categorieën 2 tot en met 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Daarnaast is detailhandel in volumineuze goederen en in productiegebonden goederen toegestaan, alsmede: wegen, straten, paden, parkeervoorzieningen, bermen en beplanting, water en waterberging, bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, water en voorzieningen voor de waterhuishouding. Gebouwen mogen worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 15 meter.
De gronden ten oosten van de N322/Rengersweg zijn bestemd als 'Groen' conform het geldende bestemmingsplan. Deze locatie is bestemd voor o.a. plantsoenen, groenvoorzieningen, fiets- en wandelpaden en waterberging. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd ten dienste van de bestemming met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
Ten noorden van het tracé N346 worden gronden ingezet ten behoeve van compensatie van het verlies van GNN. Deze gronden zijn bestemd voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden. Daarnaast zijn waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen, extensief recreatief medegebruik, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden toegestaan. De maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 2 meter.
Het tracé van de nieuwe N346, de parallelwegen en de direct aangrenzende gronden is voorzien van de bestemming 'Verkeer'. Binnen deze bestemming is de realisatie van het traject (met pechhavens) en de benodigde aansluitingen (met opstel- en voorsorteerstroken, in- en uitrijstroken e.d.) op de bestaande infrastructuur mogelijk.
Daarnaast zijn binnen deze bestemming aanvullende voorzieningen toegelaten zoals waterberging, groen, landschappelijke- en lichtafschermende voorzieningen en parkeervoorzieningen.
Daar waar de gronden met de bestemming 'Verkeer' kruisen met de bestaande spoorlijn, is de aanduiding 'spoorweg' opgenomen om hier de spoorlijn en bijbehorende voorzieningen planologisch veilig te stellen.
Voor een aantal gebieden is op de verbeelding een aanduiding 'maximum bouwhoogte' opgenomen om de bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te beperken.
Aan de ingebruikname van de weg is als specifieke gebruiksregel een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor de compensatiemaatregelen ten behoeve van vleermuizen die relevant zijn voor het inpassingsplan, zoals deze zijn opgenomen in de Ecologische beoordeling aanleg Schakel Achterhoek-A1.
Om in de samenloop van het project N346 Schakel Achterhoek-A1 en het project N825 Nettelhorsterweg te voorzien, is in de regels van het inpassingsplan N346 Schakel Achterhoek-A1 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen en is de verbeelding daarop aangepast. Deze wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk dat de gronden die, als gevolg van het onherroepelijk worden van het ruimtelijk plan voor de verbetering van de N825 Nettelhorsterweg, niet nodig blijken te zijn voor de realisatie van het project N346 Schakel Achterhoek-A1, terug kunnen worden bestemd naar de huidige detailhandelbestemming.
In de regels en op de verbeelding is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar 'Detailhandel'. Zodra het planologisch kader voor de voorgenomen wijziging van de N825 Nettelhorsterweg is vastgesteld, kan de wijzigingsbevoegdheid worden gebruikt om de verkeeersbestemming van de alsdan niet benodigde gronden terug te bestemmen naar de huidige bestemming 'Detailhandel'.
Het Twentekanaal is conform het geldende bestemmingsplan bestemd als 'Water'. Binnen deze bestemming is het mogelijk kunstwerken te realiseren en de gronden te gebruiken ten behoeve van verkeer. Voor kunstwerken is geen maximum bouwhoogte vastgelegd.
Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Met deze dubbelbestemming is beoogd aan te geven dat de aspecten van de hoogspanningsverbinding hier voorrang hebben. Wel kan ontheffing verleend worden voor bouwwerken ten behoeve van de secundaire bestemmingen, mits daaromtrent vooraf advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Met deze dubbelbestemming is beoogd aan te geven dat de aspecten van de recent aangelegde (water)persleiding hier voorrang hebben. Wel kan ontheffing verleend worden voor bouwwerken ten behoeve van de secundaire bestemmingen, mits daaromtrent vooraf advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Waarde - Archeologie 3, Waarde - Archeologie 5, Waarde - Archeologie 6 en Waarde - Archeologie 7
De bestemmingen 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 5', 'Waarde - Archeologie 6' en 'Waarde - Archeologie 7' zijn toegekend aan de gronden waar ingevolge de archeologische onderzoeken die door ADC Archeoprojecten zijn uitgevoerd (zie Bijlage 10), (lage, middelhoge of hoge) archeologische verwachtingswaarden worden verwacht. Op de gronden geldt in principe een bouwverbod. Dit bouwverbod is in ieder geval niet van toepassing voor:
Artikel 15 Waarde - Cultuurhistorie
De gronden ten noorden van het tracé N346 die worden ingezet ten behoeve van compensatie van het verlies van GNN zijn mede bestemd voor het behoud en de versterking van de cultuurhistorische waarden van landgoederen. Ook zijn deze gronden bestemd voor cultuur- en natuureducatie, kleinschalige nevenactiviteiten en extensief recreatief medegebruik.
Artikel 16 Waterstaat - Waterstaatkundige functies
De met dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterstaatkundige functies' aangewezen gronden zijn bestemd voor onderhoud, beheer en instandhouding van de aangrenzende waterkering. Ook zijn de gronden bestemd voor waterberging en afvoer van hoogwater, het verkeer te water en de begeleiding daarvan en de zorg voor de waterhuishouding en de daarvoor noodzakelijke werken. Naast de dubbelbestemming geldt op deze gronden ook de geprojecteerde enkelbestemming. In de bestemming is een bouwregeling opgenomen die stelt dat in principe geen bebouwing is toegestaan.
Wel kan ontheffing verleend worden voor bouwwerken ten behoeve van de secundaire bestemmingen, mits daaromtrent vooraf advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 17 Anti-dubbeltelbepaling
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat bij opeenvolgende bouwaanvragen waarbij een bepaald oppervlakte aan grond als voorwaarde is geformuleerd, dezelfde grond opnieuw bij de afweging omtrent vergunningverlening wordt betrokken. De anti-dubbeltelbepaling is conform het Bro overgenomen in het inpassingsplan.
Artikel 18 Algemene gebruiksregels
In dit artikel van de planregels zijn algemene gebruiksregels opgenomen, welke gelden in aanvulling op de algemene regel die in artikel 2.1, lid 1 onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is opgenomen. Deze bepaling is van toepassing op het gebruik binnen alle in het plan voorkomende bestemmingen. Als er in een bestemming niets ten aanzien van het specifieke gebruik is geregeld, gelden de algemene gebruiksregels.
Artikel 19 Algemene aanduidingsregels
Hier zijn enkele aanduidingsregels opgenomen die meerdere bestemmingen overschrijden. het betreft de volgende aanduidingen:
Hierin zijn algemene regels vanwege de geluidzone rond het gezoneerde industrieterrein 'Goorseweg - Kwinkweerd' opgenomen. Nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, zijn binnen deze aanduiding alleen toegestaan als kan worden voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder.
Deze gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een lpg-installatie. Binnen deze aanduiding wordt het bouwen niet bij recht toegestaan, maar is met een omgevingsvergunning ten behoeve van het afwijken van de bouwregels mogelijk. Ook is er binnen deze aanduiding een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij is bepaald dat Burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen voor het verplaatsen, verkleinen of zelfs verwijderen van het aanduidingsvlak ‘veiligheidszone – lpg’, mits wordt voldaan aan de daaraan verbonden voorwaarden die zijn opgenomen in de regels.
Deze gebiedsaanduiding is op 25 meter uit de bestaande oever van het Twentekanaal gelegd. De afmeting van 25 meter komt voor uit artikel 2.1.2 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
In de regeling is opgenomen dat in deze vrijwaringszone bij alle afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden moet worden afgewogen of deze kunnen leiden tot aantasting van een vlotte en veilige doorvaart van het Twentekanaal en dat bij deze afweging overleg met de waterbeheerder dient plaats te vinden.
Voor deze gronden is de beperking van de bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan niet van kracht vanaf het moment waarop de bestemming 'Verkeer' krachten dit inpassingsplan is verwezenlijkt.
Hoofdstuk 4 Overgangsrecht en slotregels
In het inpassingsplan is het overgangsrecht conform de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Bro opgenomen.
In de slotregel is aangegeven dat het inpassingsplan wordt aangehaald als 'N346 Schakel Achterhoek-A1'.
De planregels zijn zoveel mogelijk in overeenstemming met de gemeentelijke standaarden in overeenstemming gebracht.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Bro gaat een inpassingsplan vergezeld van een toelichting waarin ook inzicht wordt gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Hieronder is nader ingegaan op de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 van de Wro dient in het kader van een inpassingsplan onder andere inzicht te worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan. In dit verband dient tevens onderzocht te zijn of op grond van artikel 6.12 lid 1 Wro de verplichting bestaat om een exploitatieplan op te stellen. Daarbij is in de eerste plaats van belang welk type bouwplan wordt gerealiseerd. Indien het een bouwplan betreft dat behoort tot een categorie die is genoemd in artikel 6.2.1 Bro, bestaat in beginsel de plicht een exploitatieplan op te stellen. Deze verplichting vervalt indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bij besluit tot vaststelling van het inpassingsplan dient dan te worden overwogen om geen exploitatieplan vast te stellen.
Op grond van hoofdstuk 6 van de Wro geldt de verplichting een exploitatieplan op te stellen om het kostenverhaal te verzekeren, indien een ruimtelijk plan voorziet in bouw- en/of verbouwplannen. Wat onder een bouwplan wordt verstaan, staat genoemd in artikel 6.2.1. van het Bro en betreft onder andere de bouw van één of meer woningen. De aanleg van de N346 Schakel Achterhoek-A1 valt niet onder hetgeen de wet verstaat onder bouwplannen. Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet aan de orde.
De geactualiseerde raming voor de nieuwe scope bedraagt € 85 miljoen (onzekerheidsmarge van + / -30%). Hiervan draagt de provincie Gelderland € 83,8 miljoen bij. De overige € 2,0 miljoen bestaat uitco-financiering afkomstig van de gemeente Lochem. In de raming is niet alleen rekening gehouden met de aanleg van de weg, maar ook met het (ver)leggen van kabels en leidingen, grondverwerving, het treffen van maatregelen en de eventuele financiële consequenties van planschade. De provincie Gelderland en de gemeente Lochem hebben een overeenkomst ondertekend waarmee de financiële dekking is gegarandeerd. De grondverwerving ten behoeve van de realisatie van de weg is door de provincie ten tijde van het voorontwerp- en ontwerp inpassingsplan al in gang gezet. Diverse gronden zijn al aangekocht en met andere grondeigenaren is de provincie in gesprek. Gelet op het bovenstaande is het inpassingsplan financieel uitvoerbaar. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de scopewijzigingen van het project zijn opgevangen in de Meerjaren Investerings Agenda Mobiliteit (MIAM) die bij de Voorjaarsnota 2018, zoals gebruikelijk, is aangeboden aan Provinciale Staten.
2014-2016
In 2014 hebben Provinciale Staten en de gemeenteraad van Lochem besloten om het Tussenalternatief te kiezen als oplossing voor de regionale bereikbaarheid van de Achterhoek naar de A1. Tijdens een informatiebijeenkomst op 2 oktober 2014 is de omgeving hierover geïnformeerd. Het proces van het opstellen van een inpassingplan met alle benodigde onderzoeken is daarna opgestart. In 2016 heeft Gedeputeerde Staten het voorontwerp-inpassingsplan vastgesteld. Dit voorontwerp is besproken met de wettelijke adviespartners, zoals de veiligheidsregio, Rijkswaterstaat, ProRail en de gemeente.
2017
In 2017 heeft de provincie de tijd genomen om het project te actualiseren naar de geldende wet- en regelgeving. Zo zijn er nieuwe verkeerscijfers vrijgekomen en is er nieuw beleid voor provinciale wegen. In 2017 is een participatietraject gestart. Met omliggende bedrijven en aanwonenden zijn gesprekken gevoerd over de stand van zaken van het project en het proces dat doorlopen wordt. Daarbij zijn de wensen en eisen van deze stakeholders in beeld gebracht. Dit kunnen wensen en eisen zijn aan het ontwerp voor de weg, aan het inpassingsplan of bijvoorbeeld eisen en wensen aan straks de realisatie.
2018
Op 15 februari 2018 is een informatiebijeenkomst georganiseerd om alle omliggende bedrijven te informeren over het project. En op 21 februari 2018 zijn alle belangstellenden in de gelegenheid gesteld om tijdens een inloopbijeenkomst op het gemeentehuis in Lochem kennis te nemen van de stand van zaken van het project.
Aan het begin van de terinzagelegging van het ontwerp-inpassingsplan is een inloopbijeenkomst georganiseerd waar belangstellende informatie kregen over het ontwerp-inpassingsplan. Bewoners van woningen die een hogere waarde voor geluid hebben, zijn op een informatiebijeenkomst geinformeerd over deze procedure.
De klanteisgesprekken met de stakeholders worden voortgezet. Belangstellenden worden ook door middel van nieuwsbrieven op de hoogte gehouden van de voortgang van het project.
Op basis van art 3.26 lid 1 Wro dient de provincie bij het opstellen van een inpassingsplan de betrokken gemeenteraad te horen. Die raden worden gehoord waarvan het grondgebied rechtstreeks is betrokken bij het inpassingsplan, in dit geval de raad van Lochem. De raad van Lochem is gehoord naar aanleiding van het voorontwerp inpassingsplan.
Gedurende het proces zijn de daarvoor in aanmerking komende overlegpartners benaderd over de planvorming. Artikel 3.1.1. Bro verplicht tot het voeren van overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Het voorontwerp inpassingsplan is naar de betreffende vooroverleg partners gestuurd. In de reactienota zijn de ontvangen reacties samengevat en van een antwoord voorzien, zie Bijlage 16.
Het ontwerp inpassingsplan N346 Schakel Achterhoek-A1 heeft gedurende zes weken voor eenieder ter inzage gelegen. Er zijn 17 zienswijzen ingediend. In de Nota beantwoording zienswijzen, (zie Bijlage 17) zijn de zienswijzen samengevat en van een reactie voorzien. In de nota is aangegeven op welke onderdelen deze zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het inpassingsplan.