direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch - Kwekerij
Plan: Buitengebied West
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0246.00000800-vo01

Artikel 5 Agrarisch - Kwekerij

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Kwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het houtteelt-, boomkwekerij- en fruitteeltbedrijf, met dien verstande dat:

  • 1. per bestemmingsvlak niet meer dan 1 bedrijf is toegestaan;
  • 2. de bestaande gebouwen mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van voorzieningen ten behoeve van zorgfuncties en ten behoeve van kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen (zoals boerderijwinkel ten behoeve van de verkoop van op het bedrijf geproduceerde producten, een boerderijterras, een ontvangstruimte voor rondleidingen, hobbycursussen in de creatieve sfeer of lezingen) tot een oppervlakte van niet meer dan 150 m²;

met de daarbij behorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen en erven.

5.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch - Kwekerij' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.

5.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • 1. deze dienen te worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in Artikel 36 Algemene bouwregels;
  • 2. deze dienen gebouwd te worden met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie en worden gebouwd binnen het bouwperceel waarvan de grootste lengte niet meer bedraagt dan 150 m;
  • 3. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,50 m;
  • 4. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • 5. in afwijking van het bepaalde onder 4, geldt voor teeltondersteunende kassen een maximale bouwhoogte van 5 m;
  • 6. de maximale oppervlakte van teeltondersteunende kassen mag niet meer bedragen dan 1.000 m²;
  • 7. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 3 m bedragen.
5.2.2 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende bepalingen:

  • 1. bij een bedrijfsvestiging mogen niet meer bedrijfswoningen worden gebouwd dan ter plaatse van de aanduiding 'aantal bedrijfswoningen' is toegestaan;
  • 2. de oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer dan 150 m2 bedragen;
  • 3. bij herbouw, verbouw en uitbreiding van een bedrijfswoning mogen de huidige gevels met niet meer dan 10 m overschreden worden, waarbij de minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 5 m mag bedragen;
  • 4. in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 onder 3 mag de goothoogte niet meer dan 6 m bedragen;
  • 5. in afwijking van het bepaalde in 5.2.1 onder 4 mag de bouwhoogte niet meer dan 11 m bedragen;
  • 6. de dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
  • 7. in afwijking van het bepaalde onder 2 tot en met 6 geldt dat afwijkingen in maten en afmetingen, zoals die bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, gehandhaafd mogen worden.
5.2.3 Bijbehorend bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden:

  • 1. de goothoogte en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m respectievelijk 6 m;
  • 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • 3. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 1 m bedragen, of niet minder dan de bestaande afstand indien die minder bedraagt.
5.2.4 Andere-bouwwerken

Voor andere-bouwwerken geldt dat:

  • 1. de bouwhoogte van teeltondersteunende kassen en voorzieningen niet meer dan 1,50 m mag bedragen;
  • 2. de bouwhoogte van andere-bouwwerken mag niet meer dan 1 m bedragen indien deze vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht;
  • 3. de bouwhoogte van overige Andere-bouwwerken niet meer dan 2 m mag bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • 1. het beginsel van bebouwingsconcentratie;
  • 2. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • 3. de landschappelijke inpassing;
  • 4. de verkeersveiligheid;
  • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • 6. de milieusituatie.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunneneen omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in:

  • 1. 5.2.2 onder 3 ten behoeve van het verplaatsen van de bedrijfswoning binnen het bestemmingsvlak;
  • 2. 5.2.2 onder 4 en 5 en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt verhoogd met niet meer dan 2 m;
  • 3. 5.2.1 onder 2 en toestaan dat de grootste lengte niet meer dan 200 m bedraagt, indien:
    • a. is aangetoond dat dit noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering, en
    • b. de bebouwing niet elders in het bouwvlak gerealiseerd kan worden.
5.4.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in Artikel 39 Algemene afwijkingsregels.

5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in Artikel 37 Algemene gebruiksregels, wordt in ieder geval gerekend:

  • 1. het gebruik van gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • 2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor doeleinden van zelfstandige bewoning;
  • 3. het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in:

  • 1. 5.1 onder 2 uitsluitend ten behoeve van niet op het eigen bedrijf geproduceerde producten met dien verstande dat er sprake is van kleinschaligheid en dat de basis van de verkoop wordt gevormd door de productie die op het bedrijf zelf tot stand komen;
  • 2. 5.1 juncto 1.95 (woning) voor de huisvesting van twee huishoudens ten behoeve van woningsplitsing, ten behoeve waarvan de woning mag worden verbouwd, indien en voor zover:
    • a. het bestaande bouwvolume niet wordt vergroot;
    • b. de oppervlakte van de te splitsen woning, inclusief deel, minimaal 120 m² groot is;
    • c. het geen pand betreft, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
    • d. de oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een woning niet meer dan 100 m² bedraagt;
    • e. de gesplitste woning noodzakelijk is voor de huisvesting van een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de binding met het bedrijfsgebouw of het bedrijfsperceel noodzakelijk is.
  • 3. 5.1 ten behoeve van kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
    • a. het aantal standplaatsen ten hoogste 25 mag bedragen;
    • b. de landschappelijke inpassing is aangetoond door een landschappelijk inpassingsplan;
    • c. de hoofverschijningsvorm van het perceel of het pand niet onevenredig wordt aangetast;
    • d. de voorzieningen ten behoeve van het kleinschalig kamperen worden ondergebracht in de bestaande bebouwing;
    • e. de oppervlakte van het perceel ten behoeve van het kleinschalig kamperen ten minste 0,5 hectare bedraagt;
    • f. de onderlinge afstand tussen terreinen voor kleinschalig kamperen ten minste 500 m bedraagt;
5.6.2 Afwegingskader

Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in Artikel 39 Algemene afwijkingsregels.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijzigen naar Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd - indien tot opheffing van het glastuinbouwbedrijf is overgegaan - de bestemming Agrarisch - Kwekerij te wijzigen ten behoeve van de bestemming Wonen, waarbij geldt dat:

  • 1. de karakteristiek van het gebouw en de complexiteit van het (voormalige) erf, alsmede de landschappelijke kenmerken (percelering, beplanting) waar mogelijk worden versterkt en in ieder geval niet worden aangetast;
  • 2. door de wijziging geen milieuhygiënische belemmeringen ontstaan voor omringende agrarische bedrijven;
  • 3. landschapsontsierende bebouwing zoveel mogelijk wordt gesloopt;
  • 4. de infrastructuur niet verzwaard mag worden. Onder verzwaren wordt mede verstaan: het verharden van zandwegen;
  • 5. de verkeersaantrekkendheid in vergelijking met de oorspronkelijke activiteit niet of nauwelijks mag toenemen;
  • 6. een (bedrijfs)woning alsmede monumentale en karakteristieke bebouwing gehandhaafd dienen te blijven;
  • 7. het aantal woningen niet toeneemt;
  • 8. geen buitenopslag is toegestaan, tenzij uit hoofde van de bedrijfsvoering is aangetoond dat buitenopslag noodzakelijk is.
5.7.2 Afwegingskader wijziging

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats als bedoeld in Artikel 40 Algemene wijzigingsregels.