direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ambulancepost Eikenheuvelweg Uden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0856.BPRAVEikenheuvelwg-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Ambulancepost Eikenheuvelweg Uden" van de gemeente Uden.

1.1.1 Aanleiding

Om snel en adequaat spoedeisende hulp te kunnen verlenen zijn op strategische plaatsen in het land ambulanceposten gevestigd. In Uden staat thans een post aan het Groenendal (nabij de gemeentewerf). Het huidige pand is echter verouderd en te klein. Bovendien is het vanaf de huidige locatie niet mogelijk om ook in de toekomst aan de eisen ten aanzien van de aanrijtijden te kunnen blijven voldoen.

Door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is onderzoek gedaan naar een alternatieve locatie die wel voldoet aan de aanrijtijdeisen. Deze is gevonden op een thans onbebouwd perceel aan de Eikenheuvelweg.

De nieuwe locatie biedt voldoende ruimte en kan tevens worden gebruikt voor het realiseren van scholingslokalen voor ambulancepersoneel.

Het vigerend bestemmingsplan staat de vestiging van een ambulancepost niet toe. Dat is de reden voor het doorlopen van een procedure tot herziening van het bestemmingsplan.

1.1.2 Doel

Het doel van voorliggend bestemmingsplan is het toestaan van de vestiging van een ambulancepost met scholingslokalen aan de Eikenheuvelweg te Uden.

1.2 Ligging en kadastrale begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische ligging weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPRAVEikenheuvelwg-VA01_0001.jpg"

topografische situatie  

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPRAVEikenheuvelwg-VA01_0002.jpg"

kadastrale situatie

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Uden, sectie P, nummer 1606 (gedeeltelijk).

De oppervlakte van het plangebied bedraagt 6.900 m². De gronden zijn eigendom van de gemeente Uden.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het grootste deel van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied 2006":

  • vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 15 februari 2007;
  • goedgekeurd door Gedeputeerde Staten d.d. 16 oktober 2007.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende plankaart met de gebiedsbestemmingen. De ligging van het plangebied is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPRAVEikenheuvelwg-VA01_0003.jpg"

uitsnede plankaart gebiedsbestemmingen vigerend bestemmingsplan

Het plangebied ligt binnen 'Agrarisch gebied met landschappelijke, cultuurhistorische en/of aardkundige waarden -Alca-'. Binnen deze bestemming is agrarische bedrijfsuitoefening in de vorm van agrarische bodemexploitatie toegestaan. Het oprichten van gebouwen ten behoeve van een agrarisch bedrijf is niet toegestaan.

De gronden binnen het plangebied zijn niet bestemd op de vigerende plankaart met de detailbestemmingen.

Binnen het westelijke deel van het plangebied is het wijzigingsplan "Buitengebied 2006, Munterweg 2" (vastgesteld op 19 maart 2013) van toepassing, met eveneens de bestemming 'Agrarisch gebied met landschappelijke, cultuurhistorische en/of aardkundige waarden -Alca-'.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Achtereenvolgens wijdere omgeving en directe omgeving en plangebied.

2.1 Wijdere omgeving

Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied in de wijdere omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPRAVEikenheuvelwg-VA01_0004.jpg"

wijdere omgeving

Op de afbeelding is de hoofdontsluitingsstructuur, die gevormd wordt door de autosnelweg A50, de Rondweg, de Industrielaan en de Lippstadtsingel, herkenbaar. Vanaf de hoofdontsluitingsstructuur lopen radialen die uitkomen op de centrumring van Uden.
De woon- en werkgebieden van Uden zijn vanaf de ontsluitingsstructuur goed bereikbaar.

Aan de noordzijde van Uden ligt het nieuwe ziekenhuis Bernhoven.

Het plangebied ligt aan de zuidzijde van Uden in de nabijheid van de Lippstadtsingel en de zuidelijke stadsentree.

2.2 Directe omgeving en plangebied

Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPRAVEikenheuvelwg-VA01_0005.jpg"

directe omgeving


Ontsluiting
Het plangebied grenst aan de Eikenheuvelweg. De Eikenheuvelweg sluit aan op de Lippstadtsingel en Wilhelminastraat, die de hoofdontsluiting van Uden en omgeving verzorgen. Het plangebied is zeer goed ontsloten.

Bebouwing en functies
Het plangebied ligt aan de zuidwestzijde van de kern Uden. Het betreft een overwegend agrarisch gebied waar voornamelijk (grondgebonden) landbouw en akkerbouw plaatsvindt. Het agrarisch gebied sluit aan op het stedelijk gebied van Uden.

Ten westen van het plangebied ligt de Autosloperij Van Lankveld (Kruisweg 1). Ten zuiden van het plangebied wordt een akkerbouwbedrijf gerealiseerd. Voorts liggen er in de omgeving diverse burgerwoningen.

Ten zuidoosten van het plangebied is de nieuwe woonwijk Eikenheuvel in studie. De vestiging van de ambulancepost vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van deze woonwijk.

Groen en water
Het plangebied ligt binnen een open agrarisch gebied. De diverse wegen in het gebied worden begeleid door laanbeplanting. Het voormalige tracé van het Duits Lijntje met zijn opgaande beplanting is van ecologisch belang.

Het plangebied is thans in gebruik als akker. Binnen het plangebied staat geen waardevolle opgaande beplanting.

2.3 Fysieke belemmeringen

Het plangebied ligt in de nabijheid van het militaire vliegveld Volkel. Rond dit vliegveld liggen enkele zoneringen die van invloed zijn op de hoogte van bouwwerken binnen het plangebied. Het betreffen de invliegfunnel, het Inner Horizontal and Conical Surface, het Instrument Landing System-gebied en het radarverstoringsgebied.

Invliegfunnel
De invliegfunnel, gekoppeld aan de ligging van de start- en landingsbanen ter waarborging van veilige vliegprocedures voor startende en landende vliegtuigen, is opgebouwd uit een obstakelvrije rechthoek (strook) rond de start- en landingsbaan met aansluitend twee zijvlakken waarvan de hoogte oploopt tot 64 meter boven NAP.

Het plangebied ligt buiten de invliegfunnel. Een nadere toetsing is niet nodig.

Inner Horizontal and Conical Surface
Het Inner Horizontal Conical Surface (IHCS), eveneens gekoppeld aan de ligging van de start- en landingsbanen ter waarborging van veilige vliegprocedures voor startende en landende vliegtuigen, wordt gerekend vanaf elk van de landingsdrempels en is gelegen boven de omgeving van het luchtvaartterrein en sluit aan op de funnel.

Ter hoogte van het plangebied mogen bouwwerken niet hoger reiken dan tot 155 meter boven NAP. Het plangebied ligt zelf op circa 11,5 meter boven NAP. Het bestemmingsplan staat onder voorwaarden bouwwerken toe tot een hoogte van 15 meter boven maaiveld, ofwel 26,5 meter boven NAP. Het plan vormt geen belemmering voor het IHCS.

Ter waarborging van de bij de IHCS behorende hoogtebeperking is in het bestemmingsplan de gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - IHCS’ opgenomen.

Instrument Landing System-gebied
Het Instrument Landing System-gebied (ILS) houdt verband met het goed functioneren van navigatiehulpmiddelen.

In verband met het ILS mogen bouwwerken binnen het plangebied ten hoogste 81,8 meter boven NAP bedragen. De hiervoor genoemde 26,5 meter boven NAP is ruim lager dan de toegestane hoogte. Het plan vormt geen belemmering voor het ILS.

In het bestemmingsplan is de gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerzone - ILS9’ opgenomen ter waarborging van de bij de ILS behorende hoogtebeperking.

Radarverstoringsgebied
Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Het plangebied ligt op 6550 meter van de radarinstallatie. Uit de in artikel 2.4 van de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) opgenomen berekening volgt dat bouwwerken binnen het plangebied niet hoger mogen zijn dan 77,5 meter boven NAP. Het plan voldoet hier ruimschoots aan en vormt derhalve geen belemmering voor het radarsysteem.

Ter waarborging van de bij het radarverstoringsgebied behorende hoogtebeperking is in het bestemmingsplan de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone - radar’ opgenomen.

Hoofdstuk 3 Plan

Na voorgaande inventarisatie en analyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het feitelijke plan. Achtereenvolgens: de bedrijfsactiviteiten, het bouwplan, de landschappelijke inpassing, en verkeer en parkeren.

3.1 Bedrijfsactiviteiten

De Regionale Ambulancevoorziening Brabant Midden-West-Noord (RAV) is door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangewezen als ambulancevoorziening voor onder meer de regio Brabant Noord, waarbinnen Uden ligt. Binnen de regio Brabant Noord is thans sprake van zeven ambulanceposten. Het aantal posten en hun locatie is gebaseerd op een maximale aanrijtijd van 15 minuten in geval van spoedeisende hulp.

3.1.1 Locatiekeuze

Het RIVM beschikt over een landelijk spreidingsplan voor de locatiekeuzen van ambulanceposten. Aan de hand van een computermodel worden aanrijtijden tot de woningen in het verzorgingsgebied vergeleken. Een locatie waar de gemiddelde aanrijtijd het laagst is heeft de voorkeur.

Het RIVM heeft in opdracht van de RAV een locatieonderzoek verricht naar de huidige post aan het Groenendal in Uden. Hierbij is onderzocht wat de meest optimale locatie is voor deze ambulancestandplaats, waarbij de effecten van acht scenario's zijn beschreven.
De systematiek is gebaseerd op de viercijferige postcodebenadering. De huidige standplaats aan het Groenendal ligt binnen het postcodegebied 5405. Uit de effectenberekening volgt dat een verplaatsing van de ambulancepost naar het postcodegebied 5401 een gunstig effect heeft op de aanrijtijden.

Bij de precieze situering van de ambulancepost moet rekening worden gehouden met de kenmerken van het gebied. Het postcodegebied 5401 omvat voornamelijk woongebieden waarbinnen de vestiging van een ambulancepost niet gewenst is. Er is gezocht naar een locatie aan de rand van het gebied.
Daarnaast is een goede aansluiting op de bestaande infrastructuur gewenst. Zowel aan de noordzijde als aan de zuidzijde van Uden zijn locaties nabij de autosnelweg A50 beschikbaar. De voorkeur gaat echter uit naar een locatie aan de zuidzijde van Uden, omdat in Uden Noord het ziekenhuis Bernhoven staat. Bij het ziekenhuis zijn vaak 'lege' ambulances beschikbaar. Met een plaatsing van de ambulancepost aan de zuidzijde van Uden is er een optimale spreiding van ambulances over het gebied.

3.1.2 Ambulancezorg / patiëntenvervoer

De RAV verzorgt het vervoer van patiënten en biedt daarbij tevens de benodigde medische zorg en aandacht. Het patiëntenvervoer is in de volgende categorieën te verdelen:

A1-urgentie:   levensbedreigende situatie, ambulance moet binnen 15 minuten na melding ter plaatse zijn  
A2-urgentie:   geen levensbedreigende situatie, maar wel spoed geëist, ambulance moet binnen 30 minuten na melding ter plaatse zijn  
B-vervoer:   patiëntenvervoer op een afgesproken tijd vanuit het ziekenhuis naar huis  


Onderstaande tabel geeft het aantal ritten gereden door de ambulancepost Uden van de afgelopen jaren.

urgentie   2009   2010   2011   2012  
A1-urgentie   870   1.113   1.369   1.660  
A2-urgentie   1.031   1.080   1.296   1.240  
B-vervoer   1.756   2.318   2.268   2.132  
totaal   3.657   4.511   4.933   5.032  


Het aantal uitrukken uitgevoerd door de ambulancepost Uden is de laatste jaren toegenomen, terwijl bij de andere regio's in Brabant en Nederland juist sprake is van een afname daarvan. Naar verwachting zal het aantal uitrukken in de toekomst de landelijke trend gaan volgen.

In onderstaande tabel is het aantal uitrukken in 2012 (366 dagen) weergegeven, verdeeld per tijdvak (conform Wet geluidhinder). Daarbij is het jaartotaal en het daggemiddelde weergegeven.

  07.00-19.00 u   19.00-23.00 u   23.00-07.00 u   totaal etmaal  
urgentie   jaar   gem. per dag   jaar   gem. per dag   jaar   gem. per dag   jaar   gem. per dag  
A1-urgentie   1.086   2,97   238   0,65   336   0,92   1.660   4,54  
A2-urgentie   882   2,41   150   0,41   208   0,57   1.240   3,39  
B-vervoer   1.475   4,03   188   0,51   469   1,28   2.132   5,83  
totaal   3.443   9,41   576   1,57   1.013   2,77   5.032   13,75  


Uit de berekening volgt dat het aantal uitrukken in 2012 gemiddeld 13,75 per etmaal bedroeg.

Een uitruk van de ambulances vanaf de post vindt zoveel mogelijk plaats zonder gebruik van sirenes. In het geval van uitrukken met A1-urgentie is het gebruik van sirenes aan de orde en bovendien alleen indien de verkeerssituatie dit noodzakelijk maakt. Tijdens de A2- en B-uitrukken worden geen sirenes gebruikt.
De chauffeurs van de ambulances worden geïnstrueerd de sirene zo min mogelijk te gebruiken. Mede vanwege het lawaai dat de sirene ín de ambulance maakt worden deze instructies goed opgevolgd.

Gedurende de dagperiode zijn 15 tot 18 personen werkzaam op de ambulancepost. Daarvan is een gedeelte onderweg met de ambulances en derhalve niet feitelijk aanwezig op de post. In de avondperiode zijn 4 tot 6 personen aanwezig en 's nachts 2 tot 4 personen. Voor de eventuele overnachting van personeel zijn op de post zogenoemde piketkamers beschikbaar.

Het onderhoud van de ambulances vindt elders plaats.

3.1.3 GHOR

De nieuwe ambulancepost wordt tevens ingericht om dienst te doen als Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR). De GHOR komt in actie in geval van een ramp, crisis en zwaar ongeval. De GHOR gebruikt specifieke voertuigen die vaak van grotere omvang zijn dan een ambulance.

Het gebouw biedt ruimte aan drie GHOR-voertuigen. De voorspelling is dat de GHOR slechts éénmaal in de twee jaar gaat functioneren. Er is ten behoeve van de GHOR geen personeel (permanent) aanwezig op de ambulancepost. Op het moment dat de GHOR in werking treedt komt het personeel van elders.

Een GHOR-voertuig wordt bemand door 4 à 6 personen. Het aantal verkeersbewegingen per etmaal als gevolg van de GHOR is verwaarloosbaar.

Het onderhoud van de GHOR-voertuigen vindt ook elders plaats.

3.1.4 Scholing

Om de ambulancezorg op een zo hoog mogelijk niveau te houden is een optimale ontwikkeling van de medewerkers essentieel. De nieuwe ambulancepost wordt tevens als scholingslocatie gebruikt. De theorie- en praktijklessen vinden plaats in leslokalen en elders binnen de ambulancepost.

Het gebouw bevat vier scholingslokalen, die worden ingericht als theorie- of praktijkleslokaal. Maximaal drie keer per week vindt er onderricht plaats aan maximaal twee groepen van tien personen.

3.2 Bouwplan

Bijlage 1 bevat een inrichtingsschets van het terrein met de situering van het gebouw en de landschappelijke inpassing.

3.2.1 Gebouw

Het bouwplan omvat één gebouw waarin de ambulancepost en de scholingslokalen zijn opgenomen. Het gebouw heeft een eigentijdse uitstraling en bestaat uit twee bouwlagen met een plat dak. Onderstaande afbeelding geeft een impressie van het gebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPRAVEikenheuvelwg-VA01_0006.jpg"

impressie voorgevel gebouw

Het gebouw heeft een bebouwde oppervlakte van 840 m². De hoogte bedraagt circa 9 meter.

Het gebouw biedt ruimte aan zeven ambulances en drie GHOR-voertuigen. Tevens zijn op de begane grondlaag een wasplaats voor de voertuigen, enkele voorraadruimten, kleedkamers en twee piketkamers gesitueerd.

De eerste verdieping bevat enkele kantoorruimten, een dagverblijf en vier scholingslokalen.

Het gebouw bevat in totaal circa 1.750 m² bvo.

3.2.2 Terreininrichting

Het oostelijke deel van het plangebied wordt ingericht als bedrijfsterrein voor de ambulancepost. Het terrein heeft een oppervlakte van circa 3.450 m². Het gebouw wordt op het midden van het terrein geplaatst, waardoor er aan alle zijden van het gebouw verkeersbewegingen mogelijk zijn.

Aan de noordzijde van het perceel ligt de in- en uitrit naar de Eikenheuvelweg. Middels een markering op de verharding wordt een duidelijk in- en uitritgedeelte aangegeven, zodat een uitrukkende ambulance vrije doorgang heeft naar de openbare weg. De inrit wordt voorzien van een elektrisch bedienbare poort.

Aan de west- en zuidzijde van het gebouw worden in totaal 55 parkeerplaatsen aangelegd. Tevens worden een fietsenstalling en vier motorparkeerplaatsen gerealiseerd.
Het verharde terrein aan de oostzijde van het gebouw biedt toegang tot de ambulanceparkeerplaatsen. Hiermee is op het terrein een duidelijke scheiding aanwezig tussen het ambulanceverkeer en het 'gewone' verkeer.

3.2.3 Beeldkwaliteit

De locatie bevindt zich in de invloedssfeer van de zuidelijke afslag van de A50, en voorts pal naast het Duits Lijntje op de overgang naar het dal van de Leijgraaf en een open agrarisch landschap met de buurtschap Eikenheuvel. De locatie Eikenheuvel is één van de beoogde woningbouwlocaties voor de langere termijn in het programma Uden Bouwt. De Lippstadtsingel is in de Nota openbare ruimte aangeduid als belangrijke verkeersweg waaraan op enkele plaatsen pal naast de weg woningen ontwikkeld zijn met geluidwallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPRAVEikenheuvelwg-VA01_0007.jpg"

Voor deze locatie is ook een beeldkwaliteitsplan opgesteld. In dit beeldkwaliteitplan wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de locatie voor de regionale ambulancevoorziening als onderdeel van het gebied Uden-Zuid en de directe omgeving. De bestemmingsplanregels en het ruimtelijk beeld zoals deze in voorliggend bestemmingsplan zijn aangegeven en worden nagestreefd zijn in de vorm van ruimtelijke principes en beeldkwaliteitregels in het beeldkwaliteitplan vastgelegd.

Het betreft hier een zichtlocatie gelegen in nabijheid van een hoofdontsluitingsroute van Uden. De locatie maakt onderdeel uit van de stadsentree van Uden maar bevindt zich tegelijkertijd op de overgang naar landelijk gebied en Uden-Zuid. Achterliggende doelstelling van een beeldkwaliteitplan is dat gebouwen en de openbare ruimte in het gebied voldoende ruimtelijke kwaliteit krijgen.

In het beeldkwaliteitplan is een kader met beeldkwaliteitregels opgenomen op basis waarvan welstandstoetsing kan plaatsvinden. Het beeldkwaliteitplan Ambulancepost Eikenheuvelweg geeft de kaders aan voor de uiterlijke verschijningsvorm van de bebouwing in het plangebied. Het beeldkwaliteitplan gaat in op zaken als sfeer en kleur- en materiaalgebruik. Uiteindelijk is het een hulpmiddel om tot een passende architectuur van de bebouwing te komen. Het beeldkwaliteitplan zal door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit worden gebruikt als toetsingskader bij de beoordeling van bouwplannen.

3.3 Landschappelijke inpassing en nieuw groen

Het plan omvat een landschappelijke inpassing van het bedrijfsterrein, alsmede nieuw groen in het kader van de verplichte bijdrage aan de ruimtelijke kwaliteit. Een en ander is eveneens op de inrichtingsschets (bijlage 1) weergegeven.

De landschappelijke inpassing bestaat uit een bossingel langs alle zijden van het bedrijfsterrein met een breedte van ten minste 5 meter. Aan de zijde van de Eikenheuvelweg bedraagt de breedte 3 meter.

Het nieuwe groen bestaat uit bosplantsoen, bloemrijk grasland en oppervlaktewater met natuurvriendelijke oevers op het naastgelegen perceel en in de zone langs het voormalige tracé van het Duits Lijntje. In paragraaf 4.3.2 is de het landschappelijke groen verder uitgewerkt.

3.4 Verkeer en parkeren

3.4.1 Ontsluiting

Een goede ontsluiting is essentieel voor een ambulancepost. De locatie ligt aan de relatief rustige Eikenheuvelweg en nabij de rotonde Lippstadtsingel - Wilhelminastraat - Eikenheuvelweg. Vanaf de rotonde zijn het centrum en de woongebieden van Uden goed bereikbaar en is de afstand tot de autosnelweg A50 klein. Er is sprake van een goede ontsluiting.

Het overgrote deel van de verkeersbewegingen van en naar de ambulancepost vindt plaats vanuit noordelijke richting.

De in- en uitrit van de ambulancepost is aan de noordkant van het perceel gesitueerd. Hiermee kan een in-/uitrit zodanig worden vormgegeven dat de ambulance geen haakse bocht hoeft te maken om de Eikenheuvelweg op te rijden. Dit heeft een gunstig effect op de aanrijtijd.

3.4.2 Verkeersaantrekkende werking

In deze paragraaf is per onderdeel van de ambulancepost de verkeersaantrekkende werking beschreven. De Kennisbank van het CROW bevat kengetallen voor veel voorkomende functies. Een ambulancepost is daar echter niet in opgenomen. In deze paragraaf is een berekening gemaakt op basis van het feitelijke gebruik.

Ambulancezorg
Het verkeer dat in het kader van de ambulancezorg wordt gegenereerd bestaat uit de uitrukkende en terugkerende ambulances en het komen en gaan van het personeel.

Zoals in paragraaf 3.1.2 aangegeven bedraagt het aantal uitrukken gemiddeld 13,75 per etmaal. Ervan uitgaande dat alle ambulances na iedere uitruk terugkeren op de ambulancepost voordat een nieuwe uitruk plaatsvindt, bedraagt het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de ambulanceritten (2x13,75) afgerond 28 per etmaal.

Op de ambulancepost staan zeven ambulances. Per ambulance zijn twee medewerkers aanwezig gedurende de dagperiode (totaal 14 personen in twee diensten). In de avond en nacht is de bezetting lager: respectievelijk 6 en 4 personen. Als alle ambulancemedewerkers met een eigen auto komen, bedraagt het aantal verkeersbewegingen 76 per etmaal.

In de dagperiode zijn er bovendien twee vaste kantoormedewerkers op de standplaats aanwezig. Dit leidt tot vier verkeersbewegingen per etmaal.

In totaal leidt de ambulancezorg tot maximaal 80 motorvoertuigbewegingen per etmaal.

GHOR
Zoals in paragraaf 3.1.3 vermeld treedt de GHOR naar verwachting slechts éénmaal per twee jaar in werking en is het gemiddelde aantal verkeersbewegingen per etmaal verwaarloosbaar.

Scholing
Er wordt gedurende maximaal 3 dagen in de week scholing gegeven aan maximaal 20 cursisten. Er zijn dan tevens twee cursusleiders aanwezig. Als eenieder met een eigen auto komt, leidt dit tot een gemiddelde van 27 motorvoertuigbewegingen per werkdag.

Totaal
De ambulancepost genereert gemiddeld 131 motorvoertuigbewegingen per etmaal op werkdagen. Gedurende de weekenden zal het aantal verkeersbewegingen lager zijn.

Het verkeer wordt voornamelijk afgewikkeld via de Eikenheuvelweg in noordelijke richting. Vanaf de rotonde verspreidt het verkeer zich over de diverse wegen.

De toename van het verkeer op de Eikenheuvelweg is aanvaardbaar.

3.4.3 Parkeren

In 2006 heeft de gemeente Uden eigen parkeernormen vastgesteld. In deze normen zijn geen kengetallen voor een ambulancepost opgenomen. Ook de eerder genoemde Kennisbank van het CROW biedt geen nadere gegevens. Op basis van een interpretatie van het feitelijke gebruik van de ambulancepost is hieronder het benodigde aantal parkeerplaatsen in beeld gebracht.

Ambulancezorg
Op één moment zijn maximaal 14 ambulancemedewerkers op de post aanwezig. Bij de overdracht van de diensten verdubbelt dit aantal. Er zijn derhalve 28 parkeerplaatsen nodig voor de ambulancemedewerkers.

Voor de kantoormedewerkers zijn twee parkeerplaatsen nodig.

GHOR
Voor de GHOR zijn geen afzonderlijke parkeerplaatsen nodig.

Scholing
Bij volledige bezetting van de leslokalen zijn 22 personen aanwezig. Dit vraagt om eveneens 22 parkeerplaatsen.

Totaal
De totale behoefte bedraagt 52 parkeerplaatsen. Er is geen sprake van dubbel ruimtegebruik. Op de inrichtingsschets (bijlage 1) zijn 55 parkeerplaatsen ingetekend. Hiermee wordt aan de behoefte voldaan.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal niveau

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De SVIR geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het rijk voor minder nationale belangen en eenvoudige regelgeving.

De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.

De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het betreffen:

  • 1. Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam
  • 2. Militaire terreinen en objecten
  • 3. De Wadden
  • 4. De kust (inclusief primaire kering)
  • 5. De grote rivieren
  • 6. De Werelderfgoederen
  • 7. Reserveringen uitbreidingen weg en spoor
  • 8. Veiligheid vaarwegen
  • 9. Het netwerk voor elektriciteitsvoorziening
  • 10. De buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer
  • 11. Bescherming van de (overige) primaire waterkeringen
  • 12. Reservering voor rivierverruiming Maas
  • 13. De Ecologische Hoofdstructuur (EHS)

Conclusie
Het plan is niet in strijd met het beleid in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Het plangebied ligt op minder dan 15 km van het militaire vliegveld Volkel. Derhalve gelden hoogtebeperkingen zoals beschreven in paragraaf 2.3.
Het bouwplan blijft ruim onder de maximaal toegestane hoogte, zoals bedoeld in artikel 2.6.9 Barro. Het plan vormt geen belemmering voor het nationale belang "Militaire terreinen en objecten".

Het plan vormt evenmin een belemmering voor de overige nationale belangen.

Conclusie
Het plan vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.

4.1.3 Overig nationaal beleid

Het overige nationale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

4.2 Provinciaal niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Structuurvisie Ruimtelijke Ordening;
  • Verordening ruimte Noord-Brabant.

Het plan wordt aan deze twee documenten getoetst.

4.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening in werking getreden. De structuurvisie bevat de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid van het provinciale bestuur op de ontwikkeling van Noord-Brabant.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart. Onderhavig plangebied is aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPRAVEikenheuvelwg-VA01_0008.jpg"

uitsnede plankaart Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Analyse
Het plangebied ligt binnen een zone die is aangeduid als 'gemengd landelijk gebied' en daarnaast als 'zoekgebied verstedelijking'. In het gemengd landelijk gebied is naast ruimte voor de land- en tuinbouw ook ruimte voor de ontwikkeling van niet-agrarische functies, zoals toerisme, recreatie, kleinschalige bedrijvigheid, zorgfuncties etcetera. Het plan betreft een maatschappelijke zorgfunctie en is daarmee in principe passend binnen het beleid.

Het zoekgebied verstedelijking betreft het gebied waar de nieuwe woonwijk Eikenheuvel voorzien is. Zolang binnen deze gebieden nog geen verstedelijking heeft plaatsgevonden, geldt daar feitelijk het perspectief van gemengd landelijk gebied.

Conclusie
Het plan past binnen c.q. is niet in strijd met de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening.

4.2.2 Verordening ruimte

Op 1 juni 2012 is de Verordening ruimte 2012 in werking getreden. Deze Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

Stedelijke ontwikkeling
De nieuwe ambulancepost betreft een vorm van stedelijke ontwikkeling. Conform het bepaalde in artikel 3.2 van de Verordening mogen stedelijke ontwikkelingen slechts binnen bestaand stedelijk gebied plaatsen. Daarnaast is onder voorwaarden tevens stedelijke ontwikkeling mogelijk in 'zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling' (artikel 3.3 Verordening). Het plangebied ligt binnen een dergelijk zoekgebied. Hierna is artikel 3.3 van de Verordening geciteerd.

"Artikel 3.3 - Stedelijke ontwikkeling in zoekgebieden voor stedelijke ontwikkeling

  • 1. In afwijking van artikel 3.2 kan een bestemmingsplan, gelegen in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling, voorzien in een stedelijke ontwikkeling mits de toelichting daaromtrent een verantwoording bevat.
  • 2. Uit de verantwoording bedoeld in het eerste lid blijkt dat er financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om de beoogde vorm van stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied van een van de kernen van de gemeente te situeren, in het bijzonder door middel van inbreiden, herstructureren, intensiveren, meervoudig ruimtegebruik of enige andere vorm van zorgvuldig ruimtegebruik.
  • 3. Uit de verantwoording bedoeld in het eerste lid blijkt voor wat betreft de kernen in landelijk gebied, voorts dat er financiële, juridische of feitelijke mogelijkheden ontbreken om een te ontwikkelen of uit te breiden bedrijventerrein of kantorenlocatie te situeren in bestaand stedelijk gebied van enige kern van de aangrenzende gemeenten binnen de provincie Noord-Brabant.
  • 4. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid strekt ertoe dat:
    • a. de stedelijke ontwikkeling aansluit bij bestaand stedelijk gebied of plaatsvindt in een nieuw cluster van stedelijke bebouwing;
    • b. bij de stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting van de stedelijke ontwikkeling rekening wordt gehouden met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied zelf en in de naaste omgeving, waaronder mede begrepen de ontwikkeling van een groene geleding ten behoeve van ecologische en landschappelijke verbindingen."

Hieronder vindt een toetsing van het plan per lid plaats.

ad 1.   Zoals vermeld ligt het plangebied binnen een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling.  
ad 2.   De huidige locatie van de ambulancepost voldoet niet meer omdat de locatie te klein is en de bebouwing verouderd. Tevens kan vanuit de huidige locatie in de toekomst niet meer worden voldaan aan de aanrijtijdeisen.
Het RIVM heeft onderzoek gedaan naar een geschikte locatie voor de hervestiging van de ambulancepost. Het gebied rondom de rotonde Lippstadtsingel - Wilhelminastraat - Eikenheuvelweg wordt door het RIVM als zoekzone voor de nieuwvestiging aangegeven. Binnen de zoekzone zijn geen locaties voorhanden waarbinnen door middel van herstructurering of inbreiding in een geschikte locatie kan worden voorzien. Aan de hand van de overige factoren (optimale ontsluiting, afstand tot woningen van derden en beschikbaarheid van de gronden) is gekozen voor de locatie aan de Eikenheuvelweg.  
ad 3.   Uden is geen kern in het landelijk gebied. Toetsing aan dit lid is derhalve niet aan de orde.  
ad 4.a.   De nieuwe locatie van de ambulancepost sluit direct aan op het bestaand stedelijk gebied van Uden.  
ad 4.b.   De landschappelijke inpassing is opgenomen in paragraaf 4.3.2 en sluit aan bij de bestaande kwaliteiten.  

Aardkundig waardevol gebied
De locatie ligt tevens binnen een gebied dat is aangeduid als 'aardkundig waardevol gebied'. De ter plaatse aanwezige aardkundige waarde betreft de Peelrandbreuk. De gemeente Uden heeft onderzoek gedaan naar de exacte ligging van de breuklijn, zie paragraaf 5.2.1. Daaruit volgt dat de breuklijn niet door het plangebied loopt, maar veel noordelijker ligt. Derhalve hoeven in voorliggend bestemmingsplan geen regels gesteld worden ter bescherming van aardkundige waarden.

Conclusie
Het plan past binnen de Verordening ruimte 2012.

4.2.3 Overig provinciaal beleid

Het overige provinciale beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

4.3 Gemeentelijk niveau

4.3.1 Interim Structuurvisie Uden 2009-2015

Op 11 februari 2010 is de Interim Structuurvisie Uden 2009-2015 (ISVU) in werking getreden.

De gemeente heeft de ambitie om naast de snelle realisatie van het ziekenhuis Bernhoven in Uden-noord te faciliteren in huisvestingsplannen die resulteren in een betere zorgverlening in Uden.

De hervestiging van de ambulancepost past binnen de gemeentelijke ambitie.

Conclusie
Het plan past binnen de Interim Structuurvisie Uden 2009-2015.

4.3.2 Beleidsnotitie uitwerking landschapsinvesteringsregeling

Naar aanleiding van het uitgangspunt ten aanzien van het leveren van een kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals opgenomen in artikel 2.2 van de Verordening ruimte 2012 (zie paragraaf 4.2.2) en de daaromtrent gemaakte regionale afspraken heeft de gemeente Uden de 'Beleidsnotitie uitwerking landschapsinvesteringsregeling' opgesteld.

Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze van kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals bedoeld in artikel 2.2 van de Verordening in relatie tot voorliggend bestemmingsplan. Aan de orde komen:

  • mate van kwaliteitsverbetering;
  • wijze van kwaliteitsverbetering (landschapsinvestering);
  • zekerstelling kwaliteitsverbetering (juridische verankering).

4.3.2.1 Mate van kwaliteitsverbetering

In de gemeentelijke Beleidsnotitie is opgenomen dat de basisinspanning voor de kwaliteitsverbetering 20% bedraagt van de waardevermeerdering van de grond. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt tussen de waarde van de grond op basis van het vigerende bestemmingsplan en de waarde op basis van het nieuwe bestemmingsplan, uitgedrukt in euro's.
De gemeente Uden heeft een vaste m²-prijs vastgesteld voor de diverse functies, zogenaamde 'forfaitaire bedragen'.

In onderstaande schema's is de waardebepaling van de grond voor de bestaande en nieuwe situatie weergegeven. Daarbij zijn alleen de gronden die in voorliggend bestemmingsplan voor 'Bedrijf' zijn bestemd gehanteerd.

Waarde grond bestaande situatie

categorie   omvang     eenheidsprijs     waarde    
agrarische grond (onbebouwd)   4.202 m²     € 7,-/m²     € 29.414,-    
totaal   4.202 m²         € 29.414,-    


Waarde grond nieuwe situatie

categorie   omvang     eenheidsprijs     waarde    
bedrijf:              
- met bouwvlak   1.265 m²     € 90,-/m²     € 113.850,-    
- zonder bouwvlak   2.937 m²     € 45,-/m²     € 132.165,-    
totaal   4.202 m²         € 246.015,-    

Mate van kwaliteitsverbetering
Zoals vermeld moet 20% van de waardevermeerdering van de grond worden ingezet voor de landschappelijke kwaliteitsverbetering, ofwel 20% x (246.015 - 29.414) = € 43.320,20,-.

4.3.2.2 Wijze van kwaliteitsverbetering (landschapsinvestering)

De kwaliteitsverbetering moet rechtstreeks gerelateerd zijn aan het project, of passen binnen een voorgenomen gemeentelijke ontwikkeling ten aanzien van kwaliteitsverbetering van het landschap.

Op de inrichtingsschets (bijlage 1) is het nieuwe landschappelijk groen weergegeven. Deze bestaat uit een landschappelijke inpassing van het bedrijfsperceel middels bosplantsoen en daarnaast uit het inrichten van het aangrenzende perceel met eveneens bosplantsoen, bloemrijk grasland en oppervlaktewater met natuurlijke oevers. Daarvan vindt 478 m² binnen de nieuwe bestemming 'Bedrijf' plaats.

Waarde kwaliteitsverbetering
De waarde van de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt bepaald aan de hand van:

  • de waardedaling van de grond;
  • de feitelijke aanleg van de fysieke prestatie;
  • de onderhoudskosten voor een periode van zes jaar.

In onderstaand schema wordt de waarde van de landschapsinvesteringsmaatregelen weergegeven.

Waarde landschapsinvestering

landschapsinvestering   omvang   eenheidsprijs   waarde  
1.   inrichtingskosten        
  - bosplantsoen   1.850 m²   €1,58/m²   € 2.923,00  
  - bloemrijk grasland   910 m²   € 0,1625/m²   € 147,88  
  - ontgraven t.b.v. waterpartij met milieuvriendelijke oevers  
800 m³  

€ 5,4/m³  

€ 4.320,00  
  - aanplant bomen   22 stuks   € 60,62/stuk   € 1.333,64  
  - plankosten (20%)       € 1.744,90  
  totaal inrichtingskosten       € 8.724,52  
2.   beheerkosten        
  - bosplantsoen (2 jr)   354 m²   € 0,0719/m²   € 50,91  
  - bosplantsoen (6 jr)   1.496 m²   € 0,0719/m²   € 645,37  
  - bloemrijk grasland (6 jr)   910 m²   € 0,1625/m²   € 887,25  
  - natuuroever (6 jr)   240 m²   € 0,1290/m²   € 185,76  
  - poel/natuuroever (6 jr)   1 stuks   € 61,19/stuk   € 367,14  
  - bomen (6 jr)   22 stuks   € 3,34/stuk   € 440,88  
  totaal beheerkosten       € 2.577,31  
3.   waardedaling grond        
  - agrarisch naar groen   2.697 m²   € 5,-/m²   € 13.485,-  
  - bedrijf naar groen   478 m²   € 44,-/m²   € 21.032,-  
  totaal waardedaling grond       € 34.517,-  
totaal landschapsinvestering       € 46.493,83  

De landschapsinvestering vertegenwoordigt een waarde van € 46.493,83,-, en daarmee wordt aan de 20%-regeling voldaan.

4.3.2.3 Zekerstelling kwaliteitsverbetering (juridische verankering)

Gelet op de Verordening ruimte 2012 moet bij het nemen van een ruimtelijk besluit (i.c. het vaststellen van het bestemmingsplan) aangetoond zijn, dat wordt voldaan aan het principe van kwaliteitsverbetering van het landschap. Hiertoe is in de regels (lid 6.3) de verplichting opgenomen tot het aanleggen van het nieuwe landschappelijk groen, voordat de omgevingsvergunning voor de ambulancepost kan worden verleend. De initiatiefnemer is bereid hieromtrent een privaatrechtelijke overeenkomst met de gemeente te sluiten.

4.3.3 Overig gemeentelijk beleid

Het overige gemeentelijke beleid is niet specifiek van toepassing op onderhavig plan.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  • 1. milieu;
  • 2. waarden;
  • 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit
5.1.1.1 Inleiding

Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.

5.1.1.2 Analyse

Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Lankelma uit Oirschot een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek Locatie aan de Eikenheuvelweg te Uden" (16 februari 2012, nr. 65575). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 2.

Lankelma geeft aan dat de bodem formeel gezien niet volledig vrij is van bodemverontreiniging. Lankelma merkt voorts op dat het uitvoeren van een vervolgonderzoek naar de in het grondwater aangetroffen gehalten nikkel en zink niet noodzakelijk is, omdat er geen aantoonbare verontreinigingsbron binnen het plangebied aanwezig en de verhoogde waarden waarschijnlijk van nature in het grondwater in Uden voorkomen.
Lankelma concludeert dat er vanuit bodemkwaliteitsoogpunt geen belemmeringen bestaan voor hergebruik van het perceel.

Het bodemonderzoek is tevens bruikbaar bij de beoordeling van de bodemkwaliteit bij de nieuwe functie van ambulancepost.

5.1.1.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan. Er is geen vervolgonderzoek nodig.

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering
5.1.2.1 Inleiding

Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreedt moet worden getoetst of:

  • de voorgenomen ontwikkeling van invloed is op omliggende milieugevoelige objecten (woningen etc.) c.q. of de voorgenomen ontwikkeling een belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van omliggende inrichtingen;
  • bestaande milieubelastende inrichtingen (bedrijven) van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling.

Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.

5.1.2.2 Analyse

Invloed plan op de omgeving
Een ambulancepost is niet als afzonderlijke bedrijfsomschrijving opgenomen in de VNG-handreiking. Een brandweerkazerne is daarin wel opgenomen. De invloed van een ambulancepost op de omgeving is vergelijkbaar (waarschijnlijk zelfs iets kleiner) dan van een brandweerkazerne.

Een brandweerkazerne (SBI-code 8425) is een categorie 3.1-bedrijf met een richtafstand van 50 meter, gebaseerd op het aspect geluid.
De afstand van het plangebied tot de dichtstbijzijnde woning van derden (geprojecteerde woning Munterweg 2) bedraagt 53 meter. Binnen de richtafstand liggen geen geluidgevoelige objecten.

Specifiek aspect bij ambulances is het geluid van de sirenes. In geval van een uitruk met A1-urgentie kan het gebruik van de sirene op de ambulance aan de orde zijn. Conform het bepaalde in artikel 2.22 van het Activiteitenbesluit mag het geluid van sirenes van hulpdiensten buiten beschouwing worden gelaten, omdat zij het algemeen belang dienen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het geluid van de sirenes echter nader beoordeeld. Het geluid van sirenes is geen continu geluid. Derhalve is voornamelijk het maximale geluidniveau van belang en het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau minder. Het geluidsniveau van ambulances (sirenevoerend) afkomstig van de ambulancepost komt overeen met de huidige situatie als een ambulance of andere hulpdienst (sirenevoerend) over de weg rijdt. Er is feitelijk geen toename van het maximale geluidniveau.

Nagenoeg alle ambulancebewegingen zullen plaatsvinden via de rotonde Lippstadtsingel - Wilhelminastraat - Eikenheuvelweg. Vanaf de rotonde zal een ongeveer evenredige verdeling over de drie richtingen plaatsvinden. Bij de beoordeling van de frequentie (het aantal keren dat een ambulance sirenevoerend passeert) zijn alleen de verkeersbewegingen over de rotonde van belang, omdat daar de kans het grootst is dat ook daadwerkelijk de sirene gevoerd wordt.

Het gemiddelde aantal uitrukken met A1-urgentie per etmaal bedraagt in de dagperiode 2,97; in de avondperiode 0,65 en in de nachtperiode 0,92. Zoals vermeld wordt de sirene alleen gevoerd indien de verkeersdrukte dit noodzakelijk maakt. De kans dat de sirene gevoerd wordt is in de dagperiode het grootst en in de nachtperiode zeer beperkt.

De toename van de frequentie van het geluid van sirenes op de gevels van de omliggende woningen wordt als aanvaardbaar beschouwd.

Invloed omliggende inrichtingen op plan
Het plan bevat geen geluidgevoelige ruimten. Een nadere beoordeling van de invloed van omliggende inrichtingen op het plan is niet nodig.

5.1.2.3 Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.3 Externe veiligheid
5.1.3.1 Inleiding

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit om het leven zouden kunnen komen. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden aangetoond dat geen nieuwe kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar worden gerealiseerd en moet een eventuele toename van het groepsrisico verantwoord worden.

5.1.3.2 Analyse

Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten zoals omschreven in het Bevi.

De gemeentelijke visie op de beheersing van externe veiligheidsrisico's is vastgelegd in het document Beleid Externe Veiligheid Gemeente Uden (14 februari 2011). De Knelpuntenkaart externe veiligheid uit dit beleidsdocument geeft een overzicht van inrichtingen, transportroutes en buisleidingen die mogelijk van invloed zijn op het plan. Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van de Knelpuntenkaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPRAVEikenheuvelwg-VA01_0009.jpg"

uitsnede Knelpuntenkaart externe veiligheid

Het plangebied en de omgeving zijn onderzocht op de aanwezigheid van de mogelijke risicobronnen.

Inrichtingen
In de omgeving van het plangebied liggen geen risicovolle inrichtingen. Het plan ligt derhalve niet binnen een risicocontour voor het plaatsgebonden risico of binnen een gebied waar het groepsrisico dient te worden verantwoord.

Transport gevaarlijke stoffen
Het plangebied ligt in de nabijheid van de Lippstadtsingel waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

De weg heeft geen PR(10-6)-contour. Er hoeft derhalve geen toetsing van het plaatsgebonden risico plaats te vinden.

Het plangebied ligt binnen de onderzoekszone naar het groepsrisico. In dit kader van de beoordeling van het groepsrisico wordt geanticipeerd op de komst van het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). In artikel 7, tweede lid, onder b van het concept Btev is opgenomen dat geen verantwoording van het groepsrisico nodig is als het groepsrisico redelijkerwijs gezien met niet meer dan 10% toeneemt én de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.

De uitgangswaarde voor het bepalen van de toename van het groepsrisico wordt gevormd door het bestaande groepsrisico binnen een gebied met een lengte van twee maal 1 km langs de transportroute aan weerszijden van het plangebied en met een breedte van de afstandbepalende stoffencategorie. Dit gebied ligt deels over het bestaande woongebied van Uden heen. In de bestaande situatie bevinden zich reeds vele personen in het gebied. De toename van het groepsrisico als gevolg van het plan is zeer beperkt en het is zeer aannemelijk dat de toename (ruim) minder dan 10% bedraagt.

Hoewel op basis van het voorgaande een verantwoording van het groepsrisico niet aan de orde is, is hieronder wel een nadere beoordeling van de mogelijkheden voor bestrijding van een ongeval en zelfredzaamheid opgenomen.

Zelfredzaamheid: in vergelijking met ziekenhuizen, scholen of verpleeghuizen zijn de werknemers binnen het plangebied in voldoende mate zelfredzaam. Aangezien het gaat om een ambulancepost mag worden verwacht dat de werknemers meer dan gemiddeld zelfredzaam zijn.

Buisleidingen
In de omgeving van het plangebied liggen geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het plan ligt derhalve niet binnen een risicocontour voor het plaatsgebonden risico of binnen een gebied waar het groepsrisico dient te worden verantwoord.

5.1.3.3 Advies brandweer

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan de Regionale Brandweer. De reactie van de Regionale Brandweer is als bijlage 4 bijgevoegd, waarin het volgende advies is opgenomen:

"Een ambulancepost kan als een beperkt kwetsbaar object worden gezien. Indien de post niet meer inzetbaar is heeft dat direct gevolgen voor de reguliere medische (spoedeisende) hulpverlening in de regio. Om deze reden geef ik u het volgende advies:

  • Verhoog de berm of breng anderzijds een barrière aan op het smalste punt tussen de Lipstadtsingel en Eikenheuvelweg. Hierdoor wordt voorkomen dat een brandbare vloeistof de Eikenheuvelenweg en het plangebied bereikt.
  • Optimaliseer de bluswatervoorziening ter hoogte van het plangebied door het plaatsen een brandkraan of het aanleggen van een geboorde put met een capaciteit van 1000 l/min op een afstand van ca. 100 meter van de toegang tot het plangebied."

Het advies zal worden opgevolgd.

5.1.3.4 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.4 Geurhinder veehouderijen
5.1.4.1 Inleiding

Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.

5.1.4.2 Analyse

De ambulancepost is een geurgevoelig object.

De gemeente Uden heeft op 21 februari 2008 de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Uden 2007 vastgesteld. Daarin is opgenomen dat de normgeurbelasting door agrarische bedrijven op geurgevoelige objecten binnen het plangebied niet meer mag bedragen dan 8 Ou/m³.

De dichtstbijgelegen intensieve veehouderij ligt op een afstand van meer dan 600 meter tot het plangebied. Daaruit wordt geconcludeerd dat de geurbelasting op het plangebied lager is dan de geldende geurnorm van 8 Ou/m³.

Uit de kaart Indicatieve achtergrondbelasting blijkt dat de achtergrondbelasting binnen het plangebied minder dan 10 Ou/m³ bedraagt. De milieukwaliteit binnen het plangebied is daarmee 'redelijk goed', hetgeen acceptabel is voor geurgevoelige objecten.

5.1.4.3 Conclusie

Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.

 

5.1.5 Luchtkwaliteit
5.1.5.1 Inleiding

Het aspect luchtkwaliteit heeft betrekking op ruimtelijke ontwikkelingen die een bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging en op ruimtelijke ontwikkelingen die gevoelig zijn voor een slechte luchtkwaliteit.

Om mensen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging op de gezondheid te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. In de praktijk blijken vooral de normen voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) een rol te spelen.

Daarnaast is het in het kader van een goede ruimtelijke ordening van belang aan te tonen dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

5.1.5.2 Analyse

De (negatieve) effecten van onderhavig plan op de luchtkwaliteit zijn onderzocht met behulp van de NIBM-rekentool (www.infomil.nl). Aan de hand van de toename van het aantal verkeersbewegingen is beoordeeld of het plan al of niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van genoemde stoffen in de lucht. Op onderstaande afbeelding is het resultaat van de rekentool weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPRAVEikenheuvelwg-VA01_0010.jpg"

Uit de berekening volgt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van stoffen in de lucht c.q. dat het plan niet in betekenende mate luchtverontreiniging veroorzaakt.

Aan de hand van de NSL-monitoringstool (www.rijksoverheid.nl) kan worden beoordeeld of ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Uit de monitoringstool volgt dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

5.1.5.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.1.6 Geluid
5.1.6.1 Inleiding

Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op de (gevels van) nieuwe geluidgevoelige objecten vastgelegd.

Het plan omvat geen oprichting van nieuwe geluidgevoelige objecten zoals genoemd in de Wgh. Ook is de ambulancepost geen geluidsbron in het kader van de Wgh. Een nadere toetsing aan het aspect geluidhinder vanuit de Wet geluidhinder is derhalve niet aan de orde.

Echter voor de ruimtelijke ordening wordt verder gekeken dan de Wgh. Er moet worden nagegaan of het plan voldoet aan een "goede ruimtelijke ordening" en of er door het plan bij bestaande geluidsgevoelige objecten sprake is van een "goed woon- en leefklimaat". Hierbij wordt onderscheid gemaakt in inrichtingsgebonden activiteiten en het rijden van ambulances met sirene op de openbare weg.

In de door de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN) opgestelde rapportage 'Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan Ambulancepost Eikenheuvelweg te Uden' d.d. 2 december 2013 met kenmerk 75031037, die als bijlage 3 is toegevoegd, zijn de genoemde geluidrelevante aspecten voor deze ruimtelijke ontwikkeling nader onderzocht en omschreven.

5.1.6.2 Bedrijven en milieuzonering m.b.t. geluid

De geluidsbronnen in de inrichting zijn de aan- en afvoerbewegingen van voertuigen en installaties voor de luchtbehandeling en koeling die op de inrichting worden geplaatst. Sirenes worden binnen de inrichting geheel niet en daarbuiten zo min mogelijk gevoerd. Alleen bij uitrukkingen met een hoge urgentie (A1-urgentie) worden, als de verkeerssituatie daartoe aanleiding geeft, sirenes gebruikt.

Uit de rekenresultaten blijkt dat de voorgenomen bestemmingsplanwijziging c.q. ontwikkeling past binnen het gebied / de omgeving. De geluidsbelasting vanwege de inrichting voldoet aan de grenswaarden zoals opgenomen in het activiteitenbesluit (Wet milieubeheer) waarmee de bedrijfsvoering van de inrichting is gewaarborgd. Uit de berekeningen blijkt zelfs dat er voldaan kan worden aan de normering voor landelijk gebied, te weten 40 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddelde geluidsniveau.

5.1.6.3 Ambulances met sirene op de openbare weg

Uit de berekeningen van het geluid afkomstig van ambulances met sirene op de openbare weg blijkt dat de normaliter te hanteren voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde voor het langtijdgemiddelde geluidsniveau wordt overschreden. De verhoging is op woningen ten hoogste 4 dB(A). Hierbij zij echter opgemerkt dat gerekend is met het hoogst toegestane geluidniveau van een sirene volgens de Regeling optische- en geluidsignalen 2009 (125 d(B)A). In de praktijk kunnen echter, afhankelijk van de technische uitvoering van het voertuig en sirene, minder hoge geluidniveaus worden geproduceerd. Daarnaast geldt voor het gebruik van een sirene een dag- en een nachtstand. In de nachtstand wordt doorgaans 10 dB(A) minder geproduceerd dan in de dagstand. Verder is bij de berekeningen uitgegaan van 4 uitrukken met sirene in de dagperiode en 2 uitrukken in de avond- en nachtperiode. De ervaringscijfers van het aantal uitrukken van de laatste jaren zijn beduidend lager. Gelet op de gevelwering van de woningen (minimaal 20 dB(A) conform Bouwbesluit) kan het goed woon- en leefklimaat in de woningen worden gewaarborgd.

Het maximaal geluidsniveau door ambulances met sirene op de openbare is zeer hoog. Toetsen aan grenswaarden is niet nodig gelet op de vigerende wet- en regelgeving. Voor de goede ruimtelijke ordening zijn de geluidsniveaus inzichtelijk gemaakt. Hieruit blijkt dat er maximale geluidsniveaus optreden van wel 86 dB(A) in de nachtperiode. De verkeerssituatie en het gedrag van de bestuurder van de ambulance zijn bepalend voor de geluidbelasting van woningen (mensen) in de directe omgeving. Afspraken met de ambulancepost zijn/worden gemaakt om het uitrukken met sirene alleen te laten plaatsvinden indien dit noodzakelijk is. De noodzaak is er vooral als de verkeerssituatie daar aanleiding voor geeft. Door dan alleen zwaailicht te voeren wordt de hinder voor de omgeving tot een minimum beperkt. Als het aanzetten van de sirene tóch nodig is wordt met name in de avond- en nachtperiode de slaap verstoord. Echter, dit zal sporadisch voorkomen aangezien er in de avond- en nachtperiode niet veel verkeer aanwezig is op de wegen en dat in het donker de optische signalering (zwaailicht) in nagenoeg alle gevallen voldoende is. Ervan uitgaande dat de sirene alleen bij uitzondering wordt aangezet en dat hierover afspraken worden gemaakt met de ambulancepost (bestuurders voertuigen) is het voldoende aannemelijk dat het goede woon- en leefklimaat in de directe omgeving kan worden gewaarborgd.

5.1.6.4 Situering gevoelige ruimtes ambulancepost i.r.t. goede ruimtelijke ordening

Hoewel de piketruimten in de ambulancepost conform de Wet geluidhinder geen geluidgevoelige objecten zijn, is het van belang dat binnen de piketruimten een aangenaam verblijfsklimaat heerst. Het verkeerslawaai vanaf de Lippstadtsingel en in mindere mate van de Eikenheuvelweg is hierop van invloed. In onderhavig bouwplan zijn de piketruimten aan de westzijde van het gebouw gesitueerd, waarbij ze door andere ruimten worden afgeschermd van het verkeerslawaai van beide wegen.

5.1.6.5 Conclusie

In de situatie dat een ambulance met een sirene uitrukt kan er sprake zijn van geluidshinder. Met name in de avond- en nachtperiode kan er slaapverstoring optreden. Door afspraken te maken met het ambulancepersoneel kan het gebruik van de sirene tot een minimum worden beperkt. Hierdoor worden het aantal momenten dat er slaapverstoring optreedt geminimaliseerd tot een aanvaardbare situatie.

De ambulancepost leidt in totaliteit, met afspraken over het gebruik van de sirenes, niet tot onacceptabele hinder. De gewenste ruimtelijke ontwikkeling is, met betrekking tot geluid, voldoende aanvaardbaar en acceptabel.
De ontwikkeling zal de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven niet belemmeren.

Gelet op de ligging van het plangebied is dit een goede bestemming. De ontsluiting van de inrichting vindt plaats nabij de provinciale weg de Lippstadtsingel en is zeer dicht nabij de Rijksweg A50 gelegen. De voertuigen hebben hierdoor een 'vrije' doorgang. Aan de Eikenheuvelweg zelf en in de nabijheid van de te rijden route wonen weinig personen zodat er weinig gehinderden zullen zijn.

5.2 Waarden

5.2.1 Aardkunde
5.2.1.1 Inleiding

Aardkundig waardevolle gebieden betreffen gebieden waar de natuurlijke ontstaanswijze, al dan niet mede teweeggebracht door menselijk handelen, herkenbaar is, doordat aardkundige verschijnselen er nog een gave vorm hebben en/of in onderlinge samenhang voorkomen. De aardkunde heeft de - vaak trage en grootschalige - werking van de niet-levende natuur als onderwerp en omvat de geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen.

Het behoud van aardkundige waarden is wenselijk.

5.2.1.2 Analyse

Het plangebied ligt nabij de Peelrandbreuk en derhalve binnen een aardkundig waardevol gebied. De Peelrandbreuk vormt een opvallende terreintrede die plaatselijk tot meer dan 5 meter hoog kan zijn (bijvoorbeeld ten westen van Uden). De breuk vormt de scheiding tussen de grote landschappelijke eenheden van Midden-Brabant: de Roerdalslenk (ook wel Centrale Slenk) en de Peelhorst. Aan de hoge (oost)kant van de breuk komen plaatselijk de zgn. natte wijstgronden voor, ontstaan door kwel van ijzerrijk grondwater dat van de Peelhorst afstroomt, maar door het breukvlak gehinderd wordt en naar het oppervlak wordt gestuwd.

Onderstaande afbeelding geeft de Peelrandbreuk in de omgeving van het plangebied weer (bron: Stiboka Wageningen, 23 januari 1997).

afbeelding "i_NL.IMRO.0856.BPRAVEikenheuvelwg-VA01_0011.jpg"

ligging Peelrandbreuk ten opzichte van plangebied

De breuklijn ligt volledig buiten het plangebied. Dit betekent dat er geen aanleiding is in dit bestemmingsplan beschermingsregels op te nemen.

5.2.1.3 Conclusie

Het aspect aardkunde vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.2 Archeologie
5.2.2.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 38a van de Monumentenwet 1988 moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.

5.2.2.2 Analyse

De gemeente Uden heeft geen eigen archeologiebeleid vastgesteld. Derhalve is het bepaalde in hoofdstuk V van de Monumentenwet 1988 van toepassing. In hoofdstuk V is onder meer opgenomen dat voor bouwwerkzaamheden gelegen binnen een hoge of middelhoge archeologische verwachtingswaarde én met een oppervlakte van meer dan 100 m² een archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.

Het plangebied ligt binnen een gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is niet nodig.

5.2.2.3 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.3 Cultuurhistorie
5.2.3.1 Inleiding

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

5.2.3.2 Analyse

Binnen het plangebied liggen geen cultuurhistorisch waardevolle elementen.

De noordwestelijke begrenzing van het plangebied is aangeduid als historische groenstructuur. Het betreft de beplanting die het beloop van de voormalige spoorlijn (Duits Lijntje) markeert. Het plan leidt niet tot aantasting van deze cultuurhistorische waarden.

5.2.3.3 Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.2.4 Flora en fauna
5.2.4.1 Inleiding

Ten behoeve van de bescherming van zeldzame of kwetsbare planten en dieren zijn twee wetten van toepassing. De Natuurbeschermingswet 1998 beschermt waardevolle natuurgebieden. De Flora- en faunawet bevat een soortenbescherming.

5.2.4.2 Analyse

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en de ecologische hoofdstructuur.

De Natuurbeschermingswet 1998 kent tevens een zogenaamde 'externe werking', wat betekent dat ook projecten buiten Natura 2000-gebieden vergunningplichtig kunnen zijn wanneer zij een negatief effect hebben op deze gebieden.
Gezien de aard en de beperkte omvang van het plan, en de afstand (> 20 km) tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek) is het niet aannemelijk dat het plan negatieve effecten heeft op natuurgebieden.

Soortenbescherming
Binnen het plangebied zijn merendeels algemeen voorkomende soorten aanwezig, die hun leefgebied hebben in agrarisch gebied. Voor deze soorten zal met de voorgestane ontwikkelingen leefgebied verloren gaan, maar er worden geen biotopen aangetast, omdat in de directe omgeving van het plangebied voldoende agrarisch gebied overblijft voor hervestiging.

Dit wordt onderbouwd met het door N. Etten Ecologisch advies uitgevoerde onderzoek naar natuurwaarden, zie bijlage 5.

5.2.4.3 Conclusie

Het aspect flora en fauna vormt geen planologische belemmering voor het plan.

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets.

De waterparagraaf betreft een beschrijving van zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

5.3.2.1 Overheid

Het nationale, provinciale en gemeentelijke waterbeleid is beschreven in:

Het Nationaal Waterplan
Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Het Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015
Dit plan bevat het strategische waterbeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2010-2015. Naast beleidskader is het Provinciaal Waterplan ook toetsingskader voor de taakuitoefening van lagere overheden op het gebied van water. Bovendien dient het plan als structuurvisie voor het aspect water op grond van de Wet ruimtelijke ordening.

Waterplan Uden
In het Waterplan Uden zijn einddoelen geformuleerd en uitgewerkt in vijf geografische streefbeelden. Het gebied Uden-Noord behoort tot de ruimtelijke hoofdstructuur "Dal van de Leijgraaf". Naast de Leijgraaf heeft de Peelrandbreuk van oudsher invloed op de waterhuishouding in het gebied. Het streefbeeld is dan ook "ruim en robuust". De (doel)functies voor het watersysteem en de waterketen zijn:

  • de afvoer van overvloedig water vanuit de stedelijke gebieden in de omgeving door de Leijgraaf;
  • het vormen van een ecologische verbindingszone (EVZ) door de waterloop Leijgraaf en de oevers.

Dit vertaalt zich voor het plangebied van Uden-Noord in de concrete opgave om:

  • te voorzien in regionale waterberging;
  • EVZ en ontwikkelingsvisie Leijgraaf te realiseren;
  • te combineren natuur en recreatie.

Tot slot dienen de beleving en recreatie bevorderd te worden.

In het waterplan hebben de gemeente en het waterschap afgesproken dat de waterkansenkaart van Waterschap Aa en Maas leidend is bij alle watergerelateerde ontwikkelingen.

5.3.2.2 Waterschap Aa en Maas

Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:

  • Het Waterbeheerplan 2010-2015
    Dit plan maakt inzichtelijk wat het waterschap de komende jaren gaat doen. Het doel is om het watersysteem en de afvalwaterketen op orde te houden. Het beheer van water door het waterschap bepaalt mede of mensen en dieren in Noordoost Brabant leven in een veilige, schone en prettige omgeving.
  • De beleidsnota ‘Uitgangspunten watertoets waterschap Aa en Maas’
    De beleidsnota bevat acht uitgangspunten waaraan het plan moet voldoen. In deze paragraaf komen de uitgangspunten aan de orde.

5.3.3 Watersysteem
5.3.3.1 Bodem

Om de infiltratiecapaciteit van de bodem te bepalen heeft Lankelma Geotechniek Zuid B.V. uit Oirschot een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Infiltratiegeschiktheidsonderzoek Nieuwbouw ambulancepost aan de Eikenheuvelweg te Uden" (18 maart 2013, nr 94977-XG). Het onderzoeksrapport is als bijlage 6 toegevoegd.

Bodemopbouw
De maaiveldhoogte op de locatie varieert van circa 11,4 tot 11,7 meter boven NAP. Het terrein is relatief vlak. De bodem bestaat uit een toplaag van matig fijn zand, met daaronder matig grove zandafzettingen.

Infiltratiecapaciteit
Uit het onderzoek volgt dat de waterdoorlatendheid van de fijnzandige toplaag goed is met gemeten k-waarden van 1 à 2 meter per dag. De doorlatendheid van de daaronder liggende zandlagen is goed tot zeer goed met gemeten k-waarden van 6,6 à 14,6 meter per dag. Lokaal kan de doorlatendheid echter aanzienlijk lager zijn (lokaal gemeten: 0,12 meter per dag).

In het vervolg van deze paragraaf wordt uitgegaan van een k-waarde van 1 meter per dag.

5.3.3.2 Oppervlaktewater

Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig. Het plangebied wordt aan enkele zijden begrensd door sloten.

5.3.3.3 Grondwater

Lankelma heeft op basis van het uitgevoerde geohydrologische onderzoek de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) bepaald op 0,6 à 0,9 meter onder maaiveld.

5.3.4 Hemelwater
5.3.4.1 Verhard oppervlak

Het plan omvat een gebouw met een oppervlakte van 840 m² en terreinverharding met een oppervlakte van circa 2600 m². Tezamen is sprake van 3440 m² verhard oppervlak.

5.3.4.2 Berekening bergingscapaciteit

Met behulp van de HNO-tool van het waterschap is de benodigde bergingscapaciteit berekend. De resultaten van de berekening (inclusief invoerparameters) zijn weergegeven in bijlage 7.

De benodigde berging bedraagt voor T=10+10%: 165 m3. Tevens moet verantwoord worden hoe met het hemelwater wordt omgegaan bij T=100+10%. De benodigde extra berging hiervoor is 57 m3.

5.3.4.3 Ontwerp bergingsvoorziening

Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn achtereenvolgens de volgende afwegingsstappen gehanteerd:

  • 1. hergebruik;
  • 2. infiltratie;
  • 3. buffering;
  • 4. afvoer.


Hergebruik van het hemelwater binnen het plangebied is niet aan de orde.

Op het aangrenzende terrein worden bovengrondse infiltratievoorzieningen aangebracht als onderdeel van het nieuwe landschappelijke groen. De inhoud van de gezamenlijke voorzieningen bedraagt 222 m³ tot aan het maaiveld. Hiermee wordt de bergingseis van T=100+10% voldaan. De voorzieningen worden boven GHG aangelegd.

5.3.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden. Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Eikenheuvelweg geloosd worden.

 

5.3.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden in principe geen uitlogende materialen toegepast.

 

5.3.7 Advies waterschap

Het plan zal in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro aan het waterschap worden voorgelegd.

Hoofdstuk 6 Financiële aspecten

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het plan betreft een particulier initiatief, waarvan alle kosten en risico's voor rekening van de initiatiefnemer komen. Het plan wordt economisch uitvoerbaar geacht.

6.2 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaren een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is dus niet vereist.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

De standaardopbouw van de bestemmingsregels conform de SVBP2012 betreft:

  • Bestemmingsomschrijving
  • Bouwregels
  • Nadere eisen
  • Afwijken van de bouwregels
  • Specifieke gebruiksregels
  • Afwijken van de gebruiksregels
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • Wijzigingsbevoegdheid

Per bestemming kunnen onderdelen, voor zover niet relevant, ontbreken.

In voorliggend bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

Bedrijf (artikel 3)
De ambulancepost met het aangrenzende bedrijfsterrein en de landschappelijke inpassing is opgenomen binnen de bestemming 'Bedrijf'. De bestemming bevat een bouwvlak waarbinnen het gebouw mag worden opgericht.

Groen - Landschapselement (artikel 4)
Het nieuwe groen dat in het kader van de verplichte kwaliteitsverbetering van het landschap wordt gerealiseerd ligt binnen de bestemming 'Groen - Landschapselement'.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 5)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 6)
Dit artikel bevat regels inzake het ondergronds bouwen. Tevens is in dit artikel de voorwaardelijke verplichting ten aanzien van de aanleg van het nieuwe groen opgenomen.

Algemene gebruiksregels (artikel 7)
Dit artikel bevat vormen van strijdig gebruik.

Algemene aanduidingsregels (artikel 8)
In dit artikel zijn regels opgenomen ter waarborging van het functioneren van het nabijgelegen militaire vliegveld Volkel, alsmede ter beperking van het veiligheidsrisico als het gevolg van een plasbrand op de Lippstadsingel .

Algemene afwijkingsregels (artikel 9)
Dit artikel bevat algemene afwijkingsregels inzake bestemmingsgrenzen, bouwhoogten en openbare gebouwen.

Overige regels (artikel 10)
Dit artikel bevat een algemeen toetsingkader voor het toepassen van afwijkingen, een verwijzing naar andere wet- en regelgeving en een uitsluiting van de aanvullende werking van het bouwbesluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 11)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen.
Het gebruik van de bebouwing daarentegen wordt indien mogelijk positief bestemd of indien noodzakelijk door handhaving aan de gebruiksregels van de betreffende bestemming aangepast.

Slotregel (artikel 12)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  • 1. Inspraakprocedure
  • 2. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  • 3. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  • 4. Vaststelling door gemeenteraad
  • 5. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

8.1 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan "Ambulancepost Eikenheuvelweg Uden" heeft met ingang van 31 oktober 2013 gedurende 6 weken voor ter inzage gelegen.
Op 21 oktober 2013 heeft een informatieavond plaatsgevonden.

Er zijn 8 inspraakreacties ingekomen. De Nota van Inspraak is als bijlage 8 opgenomen.

8.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de betrokken instanties.

De ontvangen overlegreacties geven geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.

8.3 Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Op grond van artikel 3.8 Wro heeft het ontwerpbestemmingsplan "Ambulancepost Eikenheuvelweg Uden" vanaf 20 februari 2014 tot en met 2 april 2014 ter inzage gelegen.

Het verslag van de terinzagelegging en de Nota van zienswijzen is opgenomen als bijlage 9.