Plan: | Buitengebied |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0420.114121-0001 |
In paragraaf 5.1 Algemeen zijn de onderdelen waaruit een bestemming bestaat, toegelicht en is aangegeven waarop de uitgangspunten die in deze paragraaf staan, zijn gebaseerd.
De gronden met de bestemming 'Agrarisch' hebben als hoofdfunctie het agrarisch gebruik van de gronden. Dit geldt voor zowel de agrarische bouwpercelen als voor de onbebouwde agrarische gronden. In de gebieden worden mogelijkheden geboden voor de voortzetting van de landbouwfunctie op bedrijfseconomische grondslag.
In deze paragraaf is een aantal voorwaarden toegelicht die gelden bij uitbreiding van agrarische bedrijven. Daarnaast zijn er een aantal specifieke gebruiksregels die van toepassing zijn voor alle of meerdere bestemmingen. Deze specifieke gebruiksregels zijn opgenomen in Artikel 51 Algemene gebruiksregels. Voor de agrarische bestemming is met name ook van belang de specifiek gebruiksregel dat als strijdig gebruik wordt aangemerkt 'het gebruik van gronden, gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande veestapel waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakdepositie vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden, op het (de) maatgevende gevoelige Natura 2000-gebied(en).' Dit komt voort uit de planMER (zie paragraaf 4.1 Planmer). Dit voorkomt in planologische zin dat er een verslechtering van de milieusituatie van Natura 2000-gebieden plaatsvindt ten aanzien van ammoniakdepositie, maar dit is geen lastenverzwaring voor de landbouw. De landbouw moet immers bij de vergunningverlening al een Natuurbeschermingswet-vergunning aanvragen en aantonen dat er geen toename van depositie op de Natura 2000-gebieden plaatsvindt.
Agrarisch grondgebruik
De gronden binnen de bestemming 'Agrarisch' zijn landbouwkundig in gebruik. Het landbouwkundige gebruik van het gebied heeft een nauwe relatie met het aanwezige open landschap. De landbouw gebruikt en beheert dit open landschap.
Het specifieke open landschap wordt in de bestemming beschermd door het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Deze bescherming is ondergeschikt aan het primaire landbouwkundige gebruik. Uitbreiding van de agrarische bedrijven is dus overal mogelijk, wel gelden daarbij randvoorwaarden en inrichtingseisen vanuit de bescherming van het landschap.
Het beleidsmatig door de provincie begrensde weidevogelgebied maakt deel uit van de agrarische bestemming. De hoge waterstanden en de openheid van het gebied maken het mogelijk om de hiervoor genoemd kenmerken in stand te houden. Om de waarden te behouden geldt binnen de hele bestemming, dat geen opgaande -al dan niet meerjarige- teelten worden toegestaan. De begrenzing van het weidevogelgebied is nog niet vastgesteld door de provincie. Daarom is er voor gekozen het weidevogelgebied niet vast te leggen op de verbeelding. Voor de begrenzing van het weidevogelgebied wordt verwezen naar de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (vastgesteld op 21 juni 2010) en de eerste herziening van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (vastgesteld op 23 mei 2011).
Systematiek agrarische bedrijfskavels
De agrarische bedrijfskavels bestaan uit een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf'. De bedrijfskavel omvat het eigenlijke boerenerf, inclusief de tuin bij de bedrijfswoning en de voor opslag in gebruik zijnde gronden.
Binnen de agrarische bedrijfskavel ligt een bouwvlak. Hierbinnen moeten de agrarische bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen worden gebouwd. Binnen de agrarische bedrijfskavel mag bebouwing, maar ook opslag plaatsvinden en verhardingen, tuinen en erven aangebracht. Het bouwvlak omvat de bestaande bebouwing en biedt de netto bouwruimte voor ontwikkelingen. De grootte van de bouwvlakken is afgestemd op het ontwerp bestemmingsplan Medemblik 2010 en de vigerende plannen van Andijk en Wervershoof. In deze plannen is op basis van een inventarisatie van de huidige percelen het bouwvlak bepaald. Hierbij is gekozen voor maatwerk; ieder perceel heeft een uitbreidingsruimte gekregen, die passend is bij de huidige agrarische bedrijfsvoering.
De situering van de bouwvlakken is mede zodanig gekozen dat voorkomen kan worden dat er voor de voorgevels van bedrijfswoningen bedrijfsbebouwing kan worden gebouwd. Die is gedaan vanuit stedenbouwkundig oogpunt, maar ook om het karakteristieke aangezicht van het boerenerf te beschermen. De ligging en uitbreidingsruimte van de bouwvlakken is afgestemd op de specifieke verkavelingsvormen die kenmerkend zijn voor de gemeente Medemblik.
De keuze voor de systematiek van agrarische bedrijfskavels met bouwvlakken geeft op de verbeelding een stuk duidelijkheid, die anders -ingeval zonder onderscheid in bouwvlak en agrarische bedrijfskavel wordt gewerkt- in de regels beschreven moet worden. De systematiek vergroot de raadpleegbaarheid van het plan en biedt specifieke mogelijkheden om tot maatwerk te komen.
Toegestane functies
Onder de algemeen toegestane activiteiten binnen de bouwpercelen vallen de melkveebedrijven, schapenhouderijen, paardenfokkerijen en akker- en tuinbouwbedrijven. Aanvullend op de agrarische bedrijvigheid binnen het bouwvlak, zijn bij het bedrijfswonen de volgende aan het wonen ondergeschikte functies mogelijk:
De gemeente is positief over de verdere ontwikkeling van opwekking van duurzame energie. Daarom is in dit bestemmingsplan mogelijkheden geboden voor de ontwikkeling van kleinschalige vormen van energie opwekking zoals zonnepanelen en warmte/koude-opslag. Biomassavergistinginstallaties kunnen worden toegestaan op de bedrijfskavel met een omgevingsvergunning (zie paragraaf 5.2.4 Afwijken van de gebruiksregels). Daarnaast vind de laatste tijd een ontwikkeling van andere duurzame vormen van mestverwerking plaats. De verwachting is dat mestraffinage (het scheiden van mest in verschillende stromen, zoals energie, dikke en dunne fractie) in het buitengebied vaker toegepast zal gaan worden. Mestraffinage in de vorm van kleine vergisters is toegestaan bij een agrarisch bedrijf (zie in de regels artikel 1.6 agrarisch aanverwant bedrijf:)
Voor zonne-energie hoeft geen aparte regeling opgenomen te worden. Wel kan het zijn dat er bij de plaatsing van nieuwe stallen rekening gehouden wordt met de ligging van daken ten opzichte van de zon. Dit kan van invloed zijn op de ligging van de bedrijfskavel. Per geval dient afgewogen te worden of een andere vorm of ligging van de bedrijfskavel landschappelijk inpasbaar is. Voor windturbines is geen ruimte voor nieuwvestiging. De bestaande windturbines zijn aangeduid als 'windturbine'.
Een aantal functies is vanwege de ruimtelijke en functionele impact, apart aangeduid. Dit geldt voor:
Voor de agrarische gronden zijn functies aangeduid met een specifieke ruimtelijke en functionele impact. De functies zijn gebonden aan hun huidige locaties en zijn niet op een andere locatie toegestaan. De opgenomen aanduidingen zijn:
De volgende bouwwerken zijn apart aangeduid en in de huidige omvang vastgelegd.
Vergroting van deze bouwwerken of een toename van het aantal wordt met dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.
Voor bebouwing binnen het bouwvlak is een bouwschema opgenomen (zie 3.2 Bouwregels).
In principe is bij elk agrarische bedrijfskavel een bedrijfswoning toegestaan. Daar waar dit niet mogelijk is, is dit specifiek aangegeven. Indien er al meerdere bedrijfswoningen aanwezig zijn, is dit op de verbeelding aangegeven. Voor een agrarische bedrijfswoning geldt dat één bouwlaag met kap (goothoogte 7,00 meter en nokhoogte 12 meter) is toegestaan. Stolpen die in gebruik zijn als agrarische bedrijfswoning, zijn apart aangeduid. Hiervoor is de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" op de verbeelding aangegeven. De bestaande uiterlijke kenmerken van de hoofdvorm (oppervlakte, goothoogte en dakhelling) van de stolp zijn vastgelegd.
Voor de bedrijfsgebouwen zijn de gangbare goot- en bouwhoogten opgenomen. Dit betreffen grotendeels bestaande rechten, die met dit bestemmingsplan worden voortgezet. Hierbij is er voor gekozen om bij een grotere oppervlakte glas (meer dan 2000 m2), een lagere bouwhoogte (6m) toe te staan. Bij een lagere oppervlakte aan glas (maximaal 1000 m2) is een hogere bouwhoogte (8m) toegestaan. In hogere kassen kan in meerdere lagen worden geteeld, waardoor minder oppervlakte aan kassen noodzakelijk is. Door deze systematiek wordt de impact van kassen op de ruimtelijke kwaliteit verminderd.
In de regels zijn afwijkingen op de bouwregels opgenomen. In deze paragraaf wordt per afwijking de inhoud van de afwijking toegelicht.
Met een omgevingsvergunning kan kleinschalige recreatie worden toegestaan. Bij agrarische bedrijven kunnen, naast of in de plaats van gewone kampeermiddelen, eveneens trekkershutten worden toegestaan. Hiervoor geldt een maximum aantal van 25 trekkershutten.
Voor de overige regels ten aanzien van het toestaan van kleinschalige recreatie zie 51.2 Afwijken van de gebruiksregels.
Biomassa-/mestvergistingsinstallatie
Een nevenactiviteit die bij agrarische bedrijven wordt toegestaan, is een biomassavergistingsinstallatie. In een biomassa-/ vergistingsinstallatie wordt onder andere biogas (methaan) geproduceerd uit organische stof. Als organische stoffen worden bijvoorbeeld maïs en mest gebruikt. De opgewekte energie wordt in de praktijk geleverd aan het energiebedrijf. Het restproduct van de maïs en mest wordt gebruikt op het (agrarisch) bedrijf of wordt eventueel verkocht.
In een biomassa-/vergistingsinstallatie zijn een viertal situaties te onderscheiden:
In navolging op het standpunt van de staatssecretaris worden de categorieën A en B beschouwd als een activiteit, passend bij en gebonden aan een agrarische bestemming. Deze categorieën worden als 'nevenactiviteit mestverwerking' bij een agrarische bestemming in het bestemmingsplan opgenomen. Categorieën C en D worden niet beschouwd als een bedrijfseigen activiteit. Hiervoor is ruimtelijk maatwerk nodig. Een mogelijkheid voor deze categorie is vestiging op een bedrijventerrein.
Een biomassa-/vergistingsinstallatie kan over het algemeen een sterke toename van (zwaar) verkeer tot gevolg hebben, door de aanvoer van mest en/ of biomassa. Uitzondering hierop vormen de installaties 'op boerderijniveau', waarbij zowel co-substraat als mest van het eigen bedrijf komen. Dit zijn de categorieën A en B.
Een biogasinstallatie (categorieën A en B) wordt beschouwd als een nevenactiviteit die bij alle agrarische bedrijven mogelijk is door middel van een afwijking van de regels met een omgevingsvergunning. Zodoende kan rekening gehouden worden met landschappelijke en verkeersaspecten. Bij het afwijken van de regels met een omgevingsvergunning kan tevens beoordeeld worden in hoeverre nog sprake is van een agrarische activiteit. Bij een verschuiving van de activiteit van agrarisch naar bedrijfsmatig kan dan ook op dit punt gehandhaafd worden. De gebouwen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden. De maximale capaciteit van de biomassa-/vergistingsinstallaties bedraagt 100 ton per dag. Wanneer geen sprake meer is van een agrarische activiteit komt vestiging op het bedrijventerrein in aanmerking. Hier is sprake van maatwerk.
Naast de voorwaarden ten aanzien van het gebruik gelden er nog specifieke voorwaarden ten aanzien van het bouwen (zie artikel 3.3.2 Biomassa-/mestvergistingsinstallatie).
Ondergeschikte tak of deeltijdfunctie
Door de veranderingen in de landbouw zijn er agrarische bedrijven die naast de standaard agrarische werkzaamheden nieuwe activiteiten ontwikkelen. De gemeente wil deze ontwikkeling beleidsmatig ondersteunen door de agrarische ondernemers zoveel mogelijk te ondersteunen bij het rendabel houden van het bedrijf.
Het bestemmingsplan biedt ruimte voor verbreding en verdieping van de agrarische bedrijven met tweede takken of deeltijdfuncties . De activiteiten zijn genoemd in Bijlage 3 van de regels. Onder andere wordt ruimte geboden aan:
Voor het toestaan van bovengenoemde ondergeschikte tweede takken of deeltijdfuncties (met uitzondering van de aan-huis-verbonden beroepen) geldt een nader afwegingsmoment in de vorm van een omgevingsvergunningsprocedure waarin afgeweken wordt van de regels, gekoppeld aan ruimtelijke randvoorwaarden. Zo mag bijvoorbeeld geen sprake zijn van buitenopslag, aantasting van het straatbeeld, etc. Ook de aantrekkende werking van verkeer moet nader onderzocht worden. Een tweede tak of deeltijdfunctie moet ruimtelijk en functioneel acceptabel zijn. Anders gezegd: de activiteit moet in bedrijfseconomische en ruimtelijke zin ondergeschikt blijven aan het agrarisch bedrijf. Dit moet aangetoond worden door degene die het verzoek doet. In de regels is mede hierom als eis opgenomen dat niet meer dan 25% van de bestaande bedrijfsgebouwen (die aanwezig zijn ten tijde van de te verlenen vergunning) gebruikt mogen worden voor de ondergeschikte tak of nevenfunctie.
Overkoepelende randvoorwaarde voor activiteiten binnen het agrarisch gebied is het behoud van de kenmerkende landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
Het kan voorkomen dat er een noodzaak is om buiten de bedrijfskavel mest of andere producten op te slaan. Hier kan een bedrijfseconomische of milieutechnische reden aan ten grondslag liggen. Daarom is er een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om dit (in uitzonderingsgevallen) mogelijk te maken. Hiervoor is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om dit toe te staan.
Zie de algemene toelichting op het toestaan van deze functie:
Huisvesting buitenlandse werknemers in bestaande bedrijfsgebouwen en/of bedrijfswoning
Zie de algemene toelichting op het toestaan van deze functie: Toestaan huisvesten buitenlandse werknemers.
Zie hiervoor de algemene toelichting op de afwijkingsmogelijkheid voor Paardrijbakken.
Binnen de bestemming is voor een aantal ontwikkelingen wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Dit zijn ontwikkelingen die de gemeente de benodigde flexibiliteit geven voor bepaalde, voorzienbare situaties, die zich binnen de komende planperiode naar alle waarschijnlijkheid voor zullen gaan doen en die een goede ruimtelijk-planologische afweging vergen. De volgende wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen:
Vergroten agrarische bedrijfskavel
Vergroting van de agrarische bedrijfskavel en het daarbij horende bouwvlak is onder voorwaarden mogelijk via een wijziging naar een oppervlakte met een maximum van 2 hectare. Overwegingen die hieraan ten grondslag liggen zijn:
Voorwaarde bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is dat er binnen het gegeven bouwvlak geen ruimte meer is om de uitbreiding te realiseren. Er moet ook sprake zijn van langdurige vergroting van de productieomvang en de noodzakelijkheid van de uitbreiding moet worden aangetoond. Hiermee wordt voorkomen dat bedrijven onnodig uitbreiden en dat er onnodig bebouwing in het landelijk gebied wordt gerealiseerd, die in de nabije toekomst zijn nut weer verliest.
De uitbreiding van het bouwvlak moet landschappelijk ingepast zijn. Daarom moet de uitbreiding vergezeld gaan van een erfinpassingsplan. Hierin moet aangetoond worden dat met de inrichting rekening gehouden is met het landschapstype, de landschapsstructuren, dat er sprake is van passende bebouwing en dat er voldoende afstand bewaard wordt tot omliggende ruimtelijke elementen.
De agrarische beoordelingscommissie behandelt de aanvragen voor uitbreiding.
Zie ook het provinciale beleidskader: 3.3 Provinciaal beleid
Vergroten agrarische bedrijfskavel ten behoeve van compensatie
Vergroting van de agrarische bedrijfskavel is mogelijk tot en met 2 hectare (zie vorige wijzigingsbevoegdheid). Er zijn echter bedrijven die groter zouden willen groeien. Dit is alleen mogelijk als bedrijfsgebouwen op een andere bedrijfskavel worden gesaneerd en de aanduiding bedrijfskavel hier wordt verwijderd. Ter compensatie van deze sanering mag de eigen bedrijfskavel dan worden vergroot tot en met maximaal 3 hectare. Daarnaast geldt nog een aantal voorwaarden. Als de bedrijfswoning blijft behouden dan mag deze de bestemming 'Wonen', al dan niet in combinatie met het leggen van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - voormalige agrarische bedrijfswoning" krijgen. Een extra woning ter compensatie van de gesaneerde bedrijfsgebouwen is dan niet mogelijk (zie wijzingsbevoegheid artikel 3.7.19 Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie). Op deze manier wordt de toename van het aantal burgerwoningen in het buitengebied beperkt ten gunste van de ontwikkelingsmogelijkheden van de landbouw.
Wijziging situering agrarische bedrijfskavel
Er kunnen zich situaties voordoen dat er geen sprake is van vergroting van de bedrijfsproductie, maar dat het gewenst is het perceel anders in te richten. Er moet wel een aantoonbare bedrijfstechnische noodzaak zijn voor de wijziging van de situering van de bedrijfskavel.
Wijziging aanduiding agrarische bedrijfskavel ten behoeve van een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf
Door de ontwikkelingen in de landbouw, zoals schaalvergroting, verbreding en verdieping, functieverandering en de grote druk op het buitengebied, is er in principe geen ruimte voor nieuwe agrarische bouwpercelen.
Vestiging van nieuwe agrarische bedrijven is alleen nog mogelijk op bestaande agrarische bouwpercelen en/of in vrijkomende agrarische bebouwing. Hier is wel sprake van nieuwvestiging, omdat er een (nieuwe) mogelijkheid voor het realiseren van een agrarische bedrijf op de verbeelding wordt aangegeven. Echter, in het verleden zijn deze percelen reeds in agrarisch gebruik geweest. Nieuwvestiging is alleen mogelijk voor volwaardige, grondgebonden agrarische bedrijven. Deze volwaardigheid moet door de betreffende ondernemer worden aangetoond. Bij de toets of een agrarisch bedrijf volwaardig is, wordt in ieder geval gelet op de volgende criteria:
Naast deze bedrijfseconomische criteria wordt ook de ruimtelijke inpassing beoordeeld . De uitgangspunten ten aanzien van de oppervlakte en de uitbreiding van bestaande agrarische bouwpercelen gelden ook hier. De Agrarische Beoordelingscommissie zal de aanvragen beoordelen
Handelsbedrijven
Een toename van het aantal handelsbedrijven in het buitengebied of in de bebouwde kom is onwenselijk. Op bedrijventerreinen wordt wel ruimte geboden voor de vestiging van nieuwe handelsbedrijven. Ook bestaande agrarische bedrijven die willen doorontwikkelen tot handelsbedrijf krijgen hiertoe geen mogelijkheid in het buitengebied of in de bebouwde kom.
Vergroting oppervlakte ondersteunend glas 1
Vergroting oppervlakte ondersteunend glas 2
In het plangebied kunnen de bestaande vollegrondstuinbouwbedrijven en bollenteeltbedrijven en andere agrarische bedrijven binnen het agrarisch bouwvlak in eerste instantie een glasopstand plaatsen van maximaal 2000 m², als zogenaamd 'ondersteunend glas'.
Uitbreiding van de glasopstand kan (binnen het bouwvlak) door middel van een wijzigingsbevoegdheid worden uitgebreid. Voor bedrijven met een oppervlakte tot en met 20 hectare naar een maximum van 4000 m². Voor bedrijven met een oppervlakte boven de 20 hectare, zijn extra mogelijkheden opgenomen. Per hectare kan maximaal 200 m² teeltondersteunend glas worden toegestaan.
Er kunnen zich situaties voordoen, waarbij de stolp verloren gaat. Herbouw is niet in alle gevallen mogelijk. De aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" kan daarom met een wijzigingsbevoegdheid verwijderd worden. Hierna gelden de algemene regels voor bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven. Deze wijzigingsbevoegdheid kan alleen toegepast worden indien de stolp door een calamiteit verloren gaat.
Wijziging tweede bedrijfswoning
Er kan in een aantal gevallen sprake zijn van de noodzaak voor een tweede bedrijfswoning. Uitgangspunt voor het toestaan van tweede bedrijfswoningen is dat er een aantoonbare noodzaak is voor een tweede bedrijfswoning. Dit houdt in dat er onder meer sprake moet zijn van noodzakelijk permanent toezicht op de bedrijfsvoering. Als minimum bedrijfsomvang wordt 100 NGE gehanteerd. De tweede bedrijfswoning moet landschappelijk goed ingepast worden en moet aan de wegzijde van de bedrijfskavel gerealiseerd worden. De uitgangspunten zijn vertaald naar de criteria voor het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid.
In de gemeente komen in het agrarisch gebied veldschuren voor. De bestaande veldschuren zijn aangeduid. Veldschuren verstoren het open landschap. Uitgangspunt daarom is om nieuwe veldschuren niet toe te staan. Voor een bepaald gebied in de gemeente geldt een uitzondering, hiervoor wil de gemeente een dorpsrandzone realiseren met dagrecreatie en gebruik vanuit de bebouwde kom. In dit gebied mogen ter plaatse schuren worden gebouwd.
Nieuwbouw huisvesting werknemers
Zie hiervoor de algemene toelichting op het vestigen van buitenlandse werknemers op agrarische bedrijven: Toestaan huisvesten buitenlandse werknemers.
Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid kan een nieuw baggerspeciedepot worden toegestaan. Het depot mag geen onevenredige afbreuk doen aan landschappelijke en cultuurhistorische waarden of omliggende functies.
Nieuwe meerjarige opgaande teeltvormen
Boomteelt, houtteelt en andere opgaande meerjarige beplanting is een vorm van agrarische productie die, met name in een open landschap, een grote ruimtelijke impact heeft. Gezien het open karakter van het landschap voert de gemeente een terughoudend beleid ten aanzien van deze vormen van agrarische productie. Er is daarom gekozen deze vormen van agrarische productie op specifieke locaties, na afwijking, toe te staan. Dit zijn locaties grenzend aan dorpsranden of grenzend aan bestaande opgaande landschapselementen.
Nieuwe waterbergingsgebieden kunnen na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid worden toegestaan. Uitgangspunt is dat natuurlijk, landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig aangetast worden.
Locatiegebonden wijziging naar natuur 1
Deze wijzigingsbevoegdheid gericht op gronden nabij het Groote Vliet. Hier is één perceel nog in agrarisch gebruik. Nieuwe natuur kan hier met deze wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt worden. Ten tweede kan de wijzigingsbevoegdheid toegepast worden voor gronden die grenzen aan natuurgebieden of liggen in ecologische verbindingszones.
Locatiegebonden wijziging naar natuur 2
De tweede locatiegebonden wijzigingsbevoegdheid is gericht op de Kromme Leek. Vandaar dat in deze wijzigingsbevoegdheid ook de mogelijkheid is om, naast Natuur, ook Water mogelijk te maken.
Langs de Kromme Leek zal zich vanuit de waterhuishouding de volgende ontwikkelingen voordoen:
Locatiegebonden wijziging naar glastuinbouw
Een aantal percelen in het glastuinbouwgebied Het Grootslag zijn nog in agrarisch gebruik. Hier kan nieuwe glastuinbouw mogelijk gemaakt worden na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid. De gronden moeten wel voorzien zijn van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 3". Voor een verdere toelichting op de regeling voor Het Grootslag zie de toelichting op de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw 1. De wijzigingsbevoegdheid wordt slechts toegepast na instemming van de ontwikkelingsmaatschappij voor het glastuinbouwgebied De Grootslag BV.
Wijziging ten behoeve van vergroting glastuinbouwbedrijven
Solitaire glastuinbouwbedrijven kunnen vergroot worden naar een maximumoppervlak van 2 hectare. Hiervoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming Agrarisch te wijzigen naar de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw 2. Voor een verdere toelichting op de regeling voor solitaire glastuinbouwbedrijven wordt verwezen naar de toelichting op de bestemming Agrarisch - Glastuinbouw 2.
Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie
Naast het hergebruik van agrarische bebouwing biedt de gemeente een ruimte-voor-ruimte regeling; het slopen van alle vrijkomende agrarische bebouwing op een perceel geeft recht op het bouwen van één of meer woningen.
Deze regeling is van toepassing bij vrijkomende agrarische bedrijven, maar kan ook toegepast worden bij niet-agrarische bedrijvigheid.
De gemeente heeft er daarbij, evenals de provincie, voor gekozen om geen harde maatvoeringen te hanteren. Hierdoor kan maatwerk worden geleverd. Wel moet duidelijk zijn dat bij toepassing van deze regeling sprake moet zijn van een sanering van een structurele oppervlakte aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, waarbij op voorhand gedacht wordt aan een oppervlakte van circa 1.000 m². Als eis wordt gesteld dat voldaan wordt aan de uitgangspunten van de provinciale notitie 'Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte Noord-Holland'. Voor de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid moet eveneens een beeldkwaliteitsplan opgesteld worden, waarmee de versterking van de ruimtelijke kwaliteit aangetoond moet worden. Als uitgangspunt geldt dat nieuwe woonhuizen aan de weg worden gesitueerd. Dit voorkomt dat er nieuwe bebouwing achter bestaande linten ontstaat.
Beleidskader
Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering
Als een agrarisch bedrijf de activiteiten beëindigd heeft, dan kan de agrarische bestemming gewijzigd worden naar een woonbestemming. De bedrijfswoning moet daarbij in gebruik worden genomen als gewone woning. De wijziging kan niet worden toegepast indien omliggende bedrijven daardoor in de ontwikkelingsmogelijkheden beperkt worden.
Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering
Als een agrarisch bedrijf de activiteiten beëindigd heeft, dan kan de agrarische bestemming gewijzigd worden naar een bestemming waar niet agrarische-functies toegestaan zijn. Daarbij kan de bestemming worden gewijzigd naar de volgende bestemmingen:
Dit zijn functies die, onder voorwaarden, passend zijn in het buitengebied. Bij de vestiging van deze functies moet gebruik gemaakt worden van de bestaande agrarische bebouwing. Een toename van het bebouwd oppervlak is niet toegestaan. Voorwaarde voor de vestiging van nieuwe functies is dat deze goed verenigbaar zijn met de bestaande functies in de omgeving. Er mag over en weer geen onaanvaardbare hinder ontstaan.
Daarbij mag er geen sprake zijn van de productie van goederen (indien er gewijzigd wordt naar de bestemming 'Bedrijf'). Ten aanzien van de paardenhouderij wordt als randvoorwaarde gesteld dat nieuwe maneges of paardenhouderijen alleen aansluitend aan de kernen gerealiseerd mogen worden.