direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Chw bestemmingsplan Kampen en IJsselmuiden 2022 (binnenstad en woongebieden)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0166.00991274-VB02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De aanleiding voor het maken van dit plan ligt vooral in de situatie dat voor grote delen van het plangebied verouderde bestemmingsplannen van kracht zijn waardoor deze plannen op bepaalde punten onvoldoende beschermende werking hebben of niet meer aansluiten op het laatste beleid, wet of regelgeving.

Ons doel voor dit plan is hoofdzakelijk het actualiseren van de bestaande situatie. Daarnaast willen we zoveel mogelijk planregels uit alle oudere plannen harmoniseren om gelijke regelgeving in gelijke situaties te krijgen. De actualisering is zoveel mogelijk beleidsneutraal. Op plekken waar de situatie nu anders wordt omdat er nieuwe regelgeving is of beleid is gemoderniseerd en waar dit tot een belangrijke wijziging in de bestaande situatie leid geven we dit aan. We nemen alleen nieuw beleid mee dat is vastgesteld, bijvoorbeeld de nota parkeernormen of diverse vastgestelde bouwstenen. Ook nemen we zoveel mogelijk de laatste nog niet digitaal gemaakte locaties mee, zodat deze op internet geraadpleegd kunnen worden. Tenslotte nemen we de in de afgelopen jaren vergunde afwijkingen en administratieve correcties mee waaronder verkocht 'snippergroen'.

1.2 Crisis en herstelwet

De Gemeente Kampen heeft zich aangemeld voor een proeftraject onder de Crisis en herstelwet (Chw). Via het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, de twaalfde tranche is het mogelijk om in aanloop naar de Omgevingswet te experimenteren met veranderende regelgeving. Het voorliggende bestemmingsplan is daar (mede) het resultaat van. Eén van de doelstellingen van de Chw is het vereenvoudigen van regelgeving. Met dit bestemmingsplan hebben we daar bijvoorbeeld invulling aan gegeven door dubbele regels te schrappen en waar mogelijk minder gebruikte regels te schrappen.

Ondanks dat de Crisis en herstelwet een grote mate van vrijheid geeft bij het maken van een plan, hebben we er voor gekozen zo dicht mogelijk bij de gebruikelijke 'RO Standaarden' (SVBP2012 en PRBP2012) te blijven. Hierdoor blijven de planregels zoveel mogelijk herkenbaar en is een goede verbeelding op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl mogelijk.

Op de volgende punten wijken we af van de gebruikelijke opzet:

  • Bij veel enkelbestemmingen hebben we onderdelen van regels (bijvoorbeeld de bouwregels) uit de enkelbestemming gehaald en samengevoegd in meer algemene bouwregels. De eenduidigheid tussen de artikelen is daarmee vergroot. Hetzelfde geldt voor enkele algemene regelingen rondom bijvoorbeeld parkeren, evenementen en bedrijf aan huis.
  • Vooruitlopend op het omgevingsplan, hebben we voor enkele aanduidingen en dubbelbestemmingen (bijvoorbeeld voor evenemententerreinen en archeologie) de vlakken op een - technisch - andere manier gemaakt. In een omgevingsplan bestaat er namelijk geen onderscheid meer in functieaanduidingen, gebiedsaanduidingen en dubbelbestemmingen. Dit worden allemaal 'werkingsgebieden'.
  • Verder hebben we enkele 'kapstokregels' toegevoegd ten aanzien van bijvoorbeeld de onderdelen parkeren, klimaat en monumenten. Hiermee verwijzen we vast naar beleid dat in de toekomst (al dan niet deels) onderdeel wordt van het omgevingsplan.

1.3 De bij dit plan behorende stukken

Het Chw bestemmingsplan 'Kampen en IJsselmuiden 2022 (binnenstad en woongebieden)' bestaat uit de volgende stukken:

  • deze toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding met nummer NL.IMRO.0166.00991274-VB01.

Op de verbeelding staan de bestemmingen van de gronden en opstallen. In de regels geven we aan welke bouw en gebruiksregels er gelden. In de toelichting van het plan vallen de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en het vigerend beleid te lezen.

De regels zijn juridisch bindend net als de 'digitale' versie van de verbeelding op de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl. Een niet juridisch bindende versie van de verbeelding (pdf) is te vinden vanaf bijlage 22 in deze toelichting.

1.4 Ligging van het plangebied

Het bestemmingsplan omvat de bebouwde kommen van Kampen en IJsselmuiden, met uitzondering van de grote bedrijventerreinen. De begrenzing is afgestemd op de bestemmingsplannen genoemd in paragraaf 1.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0001.jpg"

afb. 1.1: plangebied

1.5 Geldende ruimtelijke plannen

Op dit moment zijn in het plangebied circa 100 ruimtelijke plannen van toepassing. Bij inwerkingtreding van dit Chw bestemmingsplan Kampen en IJsselmuiden 2022 (binnenstad en woongebieden) vervalt een groot deel van deze plannen volledig; een andere deel gedeeltelijk.

Het betreft hoofdzakelijk de volgende plannen:

  • Binnenstad;
  • Groene Hart 2013;
  • Woonwijken Kampen;
  • Stationsomgeving Hanzelijn;
  • Het Onderdijks 2013;
  • IJsselmuiden Oost;
  • IJsselmuiden West;
  • IJsselmuiden Dorpsrand.

Naast bovengenoemde bestemmingsplannen nemen we in deze actualisatie de omgevingsvergunningen mee die zijn vergund door middel van art. 2.12 lid 1, sub a onder 3 Wabo (buitenplanse afwijking).

De volledige lijst met plannen staat in Bijlage 1 Geldende ruimtelijke plannen.

1.6 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken:

  • Dit bestemmingsplan is in hoofdzaak een actualisatie. Desondanks wijzigen we enkele dingen. Deze wijzigingen staan weergegeven in hoofdstuk 2.
  • In hoofdstuk 3 geven we een ruimtelijke schets van het plangebied.
  • Hoofdstuk 4 is voor een beschrijving van alle betrokken beleidsaspecten. Denk hierbij bijvoorbeeld aan milieuaspecten, natuur- en landschap, klimaat en veiligheid. Daarmee schetsen we een beeld van de beschermingen, belemmeringen en wetgeving waar we rekening mee hebben gehouden bij het opstellen van dit plan en eventuele nieuwe ontwikkelingen in het plangebied.
  • De juridische-planologische regeling staat in hoofdstuk 5. Hierin geven we aan hoe we de bestaande situatie en het beschreven beleid uit hoofdstuk 4 in juridische regels vertalen. Daarmee is dit hoofdstuk ook de toelichting op de regels.
  • De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid staan in hoofdstuk 6. Onder dit laatste vallen ook de uitkomsten van inspraak en het zogenaamde vooroverleg met andere overheden en instanties.

Hoofdstuk 2 Nieuw en gewijzigd beleid

Alhoewel dit bestemmingsplan voor het overgrote deel een actualisatie is, was er de afgelopen jaren natuurlijk ook sprake van nieuwe wetgeving en of gewijzigd (planologisch) beleid. Het betreft algemeen geldend beleid (bijvoorbeeld over klimaat) maar ook gewijzigde bestemmingen op basis van concrete, plaatsgebonden ontwikkelingen komen aan de orde.

2.1 Nieuw en gewijzigd generiek beleid

In deze paragraaf beschrijven we kort het nieuwe en gewijzigde beleid. Waar nodig verwijzen we naar de hoofdstukken 4 Beleidsaspecten en 5 Juridische regeling.

2.1.1 Ontwerp Omgevingsvisie en Bouwstenen

De omgevingsvisie 1.0 ' Het Kampen van nu', is op 23 maart 2023 door de gemeenteraad vastgesteld. Deze eerste omgevingsvisie van de gemeente Kampen is gebaseerd op het bestaande strategische beleid dat de afgelopen jaren in overleg met de Kamper samenleving is vastgesteld. Deze visie brengt structuur en samenhang in ons beleid voor de fysieke leefomgeving (ruimte, milieu, natuur en landschap, economie, verkeer en vervoer etc.). De uitwerking van dat beleid krijgt op een later moment plaats in het omgevingsplan en in een omgevingsprogramma. Voor nieuwe opgaven passen we de omgevingsvisie aan. Dit gaan we via (thematische of gebiedsgerichte) bouwstenen. De bouwstenen vormen samen de omgevingsvisie. Bij het aanpassen van een bouwsteen kijken we altijd of het nog past bij de andere bouwstenen (integraal werken). Ook bespreken we de aanpassing(en) met alle betrokken partijen (participatief werken). Onlangs vastgestelde bouwstenen zijn: bouwsteen huisvesting arbeidsmigranten, bouwsteen wonen, bouwsteen energie, warmte(transitie)visie gebouwde omgeving, ontwikkelingsstrategie transitie en transformatie binnenstad en de bouwsteen vrijkomende agrarische bebouwing.

2.1.2 Parapluplannen

In dit bestemmingsplan hebben we de eerder vastgestelde thematische parapluplannen verwerkt.

  • Deprogrammeren Woningbouw;
  • Deprogrammeren Woningbouw, fase 2;
  • Parkeren (zie verder § 4.13.2 )
  • Zorg en wonen: woningsplitsing, woningomzetting en kamerbewoning (zie verder § 4.5.5 )
2.1.3 Uitwerkingsverplichtingen en wijzigingsbevoegdheden

In diverse onderliggende bestemmingsplannen stonden uitwerkingsverplichtingen en wijzigingsbevoegdheden. Bij inwerkingtreding van de Omgevingswet vervallen deze mogelijkheden, daarvoor in de plaats komen meer eenvoudige procedures. Vooruitlopend hierop, hebben we in dit bestemmingsplan - waar mogelijk - uitwerkingsverplichtingen en wijzigingsbevoegdheden geschrapt of omgezet in zogenaamde binnenplanse afwijkingsmogelijkheden.

Uitwerkingsverplichtingen die we willen handhaven en waarvoor we een delegatiebesluit vragen:

  • de noordrand van de Hanzewijk (omgeving Dr. H. Bouwmanschool, Reyersdam, Reflexhal);
  • centrumgebied Het Onderdijks (naast Het Stroomdal);
  • entree Het Onderdijks (naast Tuincentrum Palland).

Wijzigingsbevoegdheden zijn vervallen voor:

  • de wijzigingsbevoegdheid naar horeca 3 en 4 binnen de centrumbestemmingen;
  • het toekennen van locaties voor evenementen in de binnenstad.

We laten deze wijzigingsbevoegdheden vervallen omdat dat het in beide gevallen kan gaan om functies met een grote uitstraling op de omgeving waarvoor we een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid te licht vinden.

2.1.4 Besluit omgevingsrecht

Om beter aan te sluiten bij het 'Besluit omgevingsrecht' (Bor), hebben we drie wijzigingen in de planmethodiek aangebracht.

  • De erfbebouwingsregeling zoals eerder door de Gemeente Kampen gebruikt, hebben we geschrapt binnen de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en 'Woongebied' en vervangen door de regeling uit bijlage II van het Bor. Hierover valt meer te lezen in de paragraaf 5.6.4.
  • Omdat we met deze nieuwe erfbebouwingsregeling spreken over voor- en achtererfgebieden, vervalt de noodzaak van een aparte bestemming 'Tuin'. De betreffende gronden hebben we toegevoegd aan de naastgelegen, bijbehorende bestemmingen. Naar aanleiding van een inspraakreactie hebben we ook het begrip 'zijerfgebied' opgenomen. Op die manier zorgen we ervoor dat de al bestaande erfbebouwingsmogelijkheden blijven bestaan.
  • Voor waardevolle delen van een erf (bijvoorbeeld stedenbouwkundig, landschappelijk of cultuurhistorisch) waarvan we vinden dat we deze waarden extra moeten beschermen, is een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - vergunningvrij bouwen' of specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken' geïntroduceerd. Op gronden die binnen deze aanduidingen liggen kan niet vergunningvrij worden gebouwd.
2.1.5 Regeling beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het werkingsgebied van de regeling is ruimer geworden. Overal waar volgens de bestemming of functieaanduiding 'wonen' is toegestaan, geldt deze regeling. In de praktijk betekent dat de verruiming zit binnen de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2'.

Binnen de bestemming 'Wonen - 2' was het mogelijk om door middel van een omgevingsvergunning de oppervlakte voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten te verruimen tot 100m². Deze afwijkingsmogelijkheid is nu toepasbaar in het hele werkingsgebied van de regeling.

Vaste afleverpunten voor bezorgdiensten en horeca bestemmingen waar alleen bezorg en afhaal mogelijk is zijn uitgezonderd van deze regeling en merken we aan als strijdig gebruik.

Bed & breakfast

Op dit moment staan we door middel van een binnenplanse afwijking, in delen van de binnenstad een bed & breakfast toe. Dit hebben we in dit plan verruimd. Een bed & breakfast is nu integraal onderdeel van de 'Regeling beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis'. Daarmee staan we onder andere ondergeschikt nevengebruik t.b.v. bed & breakfast in het hele plangebied onder voorwaarden toe, deze activiteit moet worden uitgeoefend door (een van) de bewoner(s) van de woning en er moet sprake zijn van voldoende parkeergelegenheid. Daarnaast mogen maximaal twee slaapkamers aanwezig zijn.

2.1.6 Overige nieuwe regelingen

Naast een aantal bestaande thematische regelingen (parkeren en woningsplitsing, woningomzetting, woninguitbreiding en kamerbewoning/-verhuur) hebben we twee nieuwe thematische regelingen toegevoegd. Een met betrekking tot het realiseren van nieuwe zorgwoningen. Voor nieuwe zorgwoningen moet men een omgevingsvergunning aanvragen, ook binnen de bestemming "Maatschappelijk." Daarnaast geldt dat wanneer het gebruik ten behoeve van een zorgwoning een half jaar of langer is gestopt, dit gebruik niet opnieuw zonder vergunning mag starten. Meer hierover staat in paragraaf 4.5.5 Wonen en zorg en paragraaf 5.7.2 Zorgwoningen.

De andere nieuwe regeling is de regeling lichthinder. Eerder was dit onderdeel vooral geregeld in milieuwetgeving (Wet milieubeheer en Activiteitenbesluit). Vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet in 2024 is het omgevingsplan de geëigende plek om dit te regelen. Wij nemen dit punt al op omdat het belangrijk is dat onevenredige lichthinder (van bijv. reclameverlichting en lichtmasten) wordt voorkomen. Meer hierover staat in paragraaf 5.7.4 Lichthinder.

2.1.7 Overige wijzigingen

Op verschillende plekken hebben we regels op ondergeschikte punten aangevuld of gewijzigd ten opzichte van de bestaande regels.

  • Binnen de bestemming 'Agrarisch' zijn een aantal zaken verduidelijkt. Hobbymatige veehouderij in nabijheid van woningen staan we toe maar het buiten hebben van dieren die veel geluidoverlast veroorzaken, zoals bijvoorbeeld het gebruik van de gronden voor hondenopvang en/of hondentraining staan we niet toe.
  • Binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' staan we gelijk aan de geurnormeringen afkomstig uit de Wet geurhinder en veehouderij opslag van agrarische bedrijfsstoffen of kuilvoer in de buurt van nabijgelegen woningen niet toe. Bij opslag van niet afgedekt kuilvoer geldt een geurnorm van 50 meter en binnen de 'bebouwingscontour - geur' geldt voor mest een afstand van 100 meter in de richting de geurgevoelige bebouwing.
  • De bestemming 'Cultuur en ontspanning' is vervallen. Deze bestemming was van toepassing op een beperkt aantal panden, bijvoorbeeld de stadspoorten, de stadsgehoorzaal en het stedelijk museum. Deze panden hebben we aangeduid met de aanduiding 'cultuur en ontspanning' binnen de bestemming Maatschappelijk.
  • In aanvulling op bovenstaand punt, geldt voor het hele plangebied dat we supermarkten met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200m² alleen nog maar toestaan op plekken die we specifiek hebben aangeduid.
  • Binnen de bestemming 'Centrum - 1', (binnenstad) is de mogelijkheid om een woning op de begane grond te realiseren aangescherpt. Deze afwijkingsmogelijkheid is niet meer te gebruiken in (globaal) het bovenstroomse deel van de Oudestraat. (Grofweg vanaf de plantage tot aan de Bovenkerk)
  • Verder zijn binnen de bestemming 'Centrum - 1' de mogelijkheden voor horeca op de verdiepingen iets verruimd. In het geldende bestemmingsplan is op de verdieping alleen via een afwijkingsprocedure horeca tot en met categorie 2 toegestaan. In dit bestemmingsplan is dit standaard toegestaan. Dit sluit aan bij de praktijk waarin binnen deze bestemming al meerdere restaurants ook op de verdiepingen zijn gevestigd.
  • Binnen de bestemming 'Detailhandel' gold een algemene bovengrens van 150m² per winkelbedrijf. Deze bovengrens is vervallen. Ook staan we ondergeschikte dienstverlening en horeca standaard toe.
  • Planregels voor de diverse volkstuincomplexen hebben we, daar waar mogelijk, gelijk getrokken binnen de bestemming 'Recreatie - Volkstuin'. Wel zijn er nog verschillen in bouwhoogtes en te bebouwen oppervlak omdat deze teveel van elkaar verschilden.
  • Binnen de enkelbestemming 'Sport' staan we standaard 'maatschappelijke nevenactiviteiten' toe. Hiermee kunnen de gebouwen en sportterreinen breder worden gebruikt dan voor Sport alleen.
  • De enkelbestemming 'Verkeer - Garagebox' is vervallen. Anders dan op de bedrijventerreinen, zijn de garageboxen binnen het plangebied in gebruik ten behoeve van de woonfunctie. Regels voor garageboxen staan in de bouwregels A en C voor de binnenstad en de woonbestemmingen.
  • De uit te werken bestemming voor 'Gemengd' had een bepaling die het mogelijk maakte om ook op basis van een ontwerpplan een omgevingsvergunning te verlenen. Deze bepaling had onbedoelde effecten ten aanzien van de rechtszekerheid en is daarom geschrapt.
  • Binnen de bestemming 'Wonen - 2' waren bij recht paardrijbakken en hobbymatige veehouderij toegestaan. Om onnodige geurhinder in de bebouwde kom te voorkomen, is een koppeling gemaakt met de 'bebouwingscontour geur'. Daarbinnen zijn paardrijbakken en hobbymatige veehouderij niet toegestaan.'
  • De diverse dubbelbestemmingen voor archeologische waarden hebben we samengevoegd in één regeling 'Waarde - Archeologie'. Voor gebieden met een verwachtingswaarde (zone 1 en 2) hebben we de grenswaarden aangescherpt omdat de oude grenswaarden in een aantal gevallen te ruim zijn gebleken.
  • In voorgaande bestemmingsplannen werd de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' niet altijd consequent toegepast. Dit hebben we gecorrigeerd waardoor deze dubbelbestemming nu ook ligt op (delen van) de Buitenbroeksweg, de Broederbroeksweg, de Cellesbroeksweg en de Venedijk.
  • We hebben hoofd(pers)rioolleidingen opgenomen binnen de dubbelbestemming 'Leiding'.
  • Op diverse plekken hebben we regels over maatvoeringen gelijkgetrokken. Het betreft hier met name de dakhellingen van hoofdgebouwen, de maximale goot- en bouwhoogtes in de erfbebouwingsregeling en de bouwhoogtes voor de overige bouwwerken, geen gebouw zijnde.
  • De regel voor de minimale breedte van een hoofdgebouw is vervallen. Van deze regel werd al vaak afgeweken en maatschappelijke ontwikkelingen maken deze regel overbodig. Wel is het zo dat bij vervangende nieuwbouw het aantal woningen niet mag toenemen.
  • Met betrekking tot evenementen, waren in de voorgaande bestemmingsplannen waren alleen de locaties voor (middel)grote evenementen aangeduid. Er zijn in dit bestemmingsplan ook gebieden aangeduid voor kleine evenementen en (heel) grote evenementen (Sail Kampen en Kerst in Oud Kampen). Ook is er een integrale regeling voor evenementen opgenomen.
  • Aan de algemene gebruiksregels, regeling voor zorgwoningen (artikel 48.2) en in een aantal enkelbestemmingen is een regel toegevoegd die tot doel heeft om functies die in het zijn verleden zijn toegestaan, wel toe te blijven staan, maar alleen zolang deze functie/activiteit ook ononderbroken aanwezig is. Op die manier ontstaat een uitsterfconstructie. Dit geldt uiteraard uitsluitend voor functies waarvan het niet wenselijk is dat deze tot in de verre toekomst mogelijk blijven. Het overgangsrecht is in die situaties ook niet van toepassing.
  • Via de algemene wijzigingsregels is het in de vigerende bestemmingsplannen mogelijk om aanduidingen 'aan te passen'. Niet duidelijk was of daaronder ook 'toevoegen' werd verstaan. In dit bestemmingsplan wordt dit expliciet benoemd. Binnen een enkelbestemming kan men via de wijzigingsbevoegdheid aanduidingen aan het plan toevoegen. De enkelbestemming blijft daarbij in stand.
  • Tenslotte zijn aan de algemene toetsingscriteria twee criteria toegevoegd, namelijk een criterium in relatie tot klimaatadaptatie en een criterium in verband met evidente privaatrechtelijke belemmeringen.

2.2 Plaatsgebonden ontwikkelingen en wijzigingen

2.2.1 Vergunde afwijkingen voor bouwen en gebruik

Voor zover onherroepelijk vergund, hebben we vergunde afwijkingen meegenomen in deze actualisatie. Vanwege de enorme hoeveelheid soms kleine afwijkingen hebben we een generieke regel opgenomen in de artikelen 40.2 (bouwen) en 47.1.3 (gebruik), waarin staat dat legaal aanwezig afwijkingen op dit plan mogen worden gehandhaafd.

2.2.2 Snippergroen

In 2015 is de gemeente Kampen gestart met een opschoonactie om oneigenlijk grondgebruik van gemeentegrond tegen te gaan, vaak in de vorm van tuin bij woningen. Ook hebben particulieren zelf verzocht om naastgelegen openbaar groen aan te kopen. Als gevolg daarvan is er veel snippergroen verkocht. In 2018 is er een speciaal bestemmingsplan vastgesteld om deze stukjes grond ook van een juiste bestemming te voorzien, veelal 'Wonen - 1' en/of 'Tuin'.

Voor 2021 stond een vergelijkbaar bestemmingsplan gepland waarin de gemeente de verkopen vanaf 2018 planologisch zou regelen. Er is voor gekozen om deze percelen mee te nemen in deze actualisatie. Een overzicht van de betrokken percelen staat in Bijlage 3. Voor de economische uitvoerbaarheid geldt dat er geen sprake is van bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, zodat er geen kostenverhaal hoeft plaats te vinden. De gronden zijn allemaal al in particulier eigendom overgegaan.

2.2.3 Vischrookerij Van Heerde en Reumer ('de palingrokerij')

Aan het Slagersplein in Brunnepe staan de voormalige vischrokerij 'Van Heerde en Reumer' en de naastgelegen haringinleggerij. Voor deze rokerij, de aangrenzende twee (bedrijfs)woningen en de omliggende gronden geldt op dit moment geen bestemmingsplan. Eerder gold op deze plek nog het Plan in Onderdelen uit 1948 waarin aan deze gronden een bestemming 'Industrieterrein' was toegekend. Dit plan is op 1 juli 2013 van rechtswege vervallen. Met de Omgevingswet in aantocht, is het van belang om voor het hele grondgebied geldende bestemmingen te hebben en 'witte vlekken' in te vullen. Met deze actualisatie vullen we de drie laatste witte vlekken in de gemeente in.

In het verleden zijn meerdere pogingen ondernomen om voor deze locatie tot een nieuwe ontwikkeling en bijbehorend bestemmingsplan te komen. Dit waren moeizame processen en in 2007 en 2012 heeft de Raad van State de betrokken plandelen vernietigd. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat er op korte termijn een definitieve oplossing voor de vischrookerij komt.

Om die reden kennen we aan de rokerij en de naastgelegen haringinleggerij een bestemming 'Bedrijf' toe (t/m milieucategorie 2). De aangrenzende woningen krijgen een aanduiding 'bedrijfswoning'. Dit doet het meeste recht aan situatie zoals die gold in het Plan in Onderdelen en aan de huidige stand van zaken ter plekke. Daarnaast ontvangt het pand de monumentenstatus en wordt deze ook als zodanig op kaart aangeduid.

Het Uitbreidingsplan in Onderdelen is opgenomen in Bijlage 2. De relevante passages zijn rood gemarkeerd.

2.2.4 Skaeve Huse

'Skaeve Huse' is een woonconcept uit Denemarken. Het zijn eenvoudig ingerichte zorgwoningen voor één of twee personen, op enige afstand van andere huizen. In Kampen zijn vier Skaeve Huse die worden verhuurd door Delta Wonen. Hier wonen de bewoners in een rustige omgeving, met weinig prikkels van buitenaf. Zij krijgen ambulante begeleiding vanuit verschillende zorgorganisaties. Het doel van deze bijzondere woonvorm en de begeleiding is zelfredzaamheid van bewoners te stimuleren en te behouden. Daarmee proberen we opname of verwaarlozing van de bewoner(s) zo veel mogelijk te voorkomen.

De vier 'Skaeve Huse' aan de Loswalweg staan al jaren op deze locatie. Het gaat hier om het formaliseren van de bestaande situatie. In verband met de ligging van deze woningen dicht tegen het bedrijventerrein doorlopen we gelijk met dit bestemmingsplan voor twee van de vier woningen een zogenaamde hogere waarde-procedure.

2.2.5 Stationsgebouw Kamperlijn en het gebied 'Schans Buitenwacht'

Op de grens van Kampen en IJsselmuiden ligt het stationsplein en het gebied Schans Buitenwacht. Voor dit gebied werken we aan een nieuwe invulling. Omdat de planvorming nog onvoldoende is uitgewerkt en besproken met de omgeving, nemen we een en ander niet mee in dit bestemmingsplan. In deze actualisatie wordt de huidige situatie bestemd.

Voor het stationsgebouw van de Kamperlijn geldt dat we meer functies toestaan. In overleg met NS Stations en in afstemming met de ontwikkelingen in en om de Kamper binnenstad staan we door middel van dit bestemmingsplan maximaal 500 m² aan kantooroppervlak dan wel dienstverlening toe. Het onderzoek naar de parkeerbehoefte is als Bijlage 19 aan deze toelichting toegevoegd.

De functies horeca (een stationsrestauratie) en detailhandel (een Wizzl, later Kiosk) waren al mogelijk conform de oude bestemmingsplannen. Dit blijft gehandhaafd en wordt gemaximaliseerd op respectievelijk 150 m² en 50 m². Tot slot is er een terrasmogelijkheid toegevoegd.

2.2.6 Woningbouw Oosterholt-Noord

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan Oosterholt-Noord in 2004 is aan de zuidkant (hoek Veilingweg - Karthuizerlaan) een strook grond gereserveerd voor maatschappelijke doeleinden. De reden hiervoor was dat er op dat moment voor diverse maatschappelijke functies een locatie werd gezocht. De beoogde maatschappelijke functies zijn op andere plekken gerealiseerd. We zijn van plan gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid naar Wonen, echter op het moment dat dit plan ter inzage gaat is de woonbestemming nog niet voldoende uitgewerkt. Hiervoor brengen we een apart plan in procedure.

2.2.7 Overige particuliere ontwikkelingen

Voor een aantal particuliere initiatieven is een ruimtelijke onderbouwing nodig. Deze zijn als bijlage aan deze toelichting opgenomen.

  • Aan de Hilbert van Dijkstraat 1 staat een bedrijfswoning van de naastgelegen school. Via dit bestemmingsplan geven we deze woning een zelfstandige woonbestemming en wordt de binding met de school verbroken. Het akoestisch onderzoek is opgenomen in Bijlage 16.
  • Aan de oostzijde van de Plasweg, op de grens met het toekomstig woongebied De Bakkerij was nog sprake van een aantal percelen met een glastuinbouwbestemming. Een aantal daarvan krijgen via deze actualisatie een woonbestemming. De ruimtelijke onderbouwing voor 1 daarvan is opgenomen in Bijlage 17. Voor een ander perceel zijn voor het afbreken van de kas afspraken gemaakt met projectontwikkelaars in het plangebied van bestemmingsplan de Bakkerij. Voor nog weer een ander perceel waar een kas op stond loopt een aparte procedure voor het afbreken van een kas en bouwen van een woning.
  • Naar aanleiding van het ter inzage leggen van het concept leiden diverse inspraakreacties tot wijziging van de bestemming of het toevoegen van (functie)aanduidingen.
2.2.8 Overige wijzigingen

De belangrijkste overige wijzigingen.

  • In het bestemmingsplan Woonwijken Kampen, Centrumgebied Hanzewijk [1e uitwerking] hebben we oorspronkelijk aan het gehele gebied een bestemming 'Centrum' gegeven. Nu het winkelcentrum en de omliggende woningen in gebruik zijn genomen, hebben we de feitelijke situatie bestemd. De oorspronkelijke geplande 'vierde toren' in de zuidoosthoek van het Hanzeplein is komen te vervallen.
  • Vergelijkbare omzettingen zitten in de nieuwbouwwijken Het Meer, Het Onderdijks en het Stationskwartier. Hier is de globale bestemming 'Woongebied' gewijzigd naar 'Wonen - 1'. Voor zover nog nodig hebben we op de verbeelding aangegeven hoeveel woningen er nog gebouwd kunnen worden.
  • De panden aan het einde van de Beltweg en de Loswalweg hebben in geldende bestemmingsplannen een bestemming 'Gemengd'. In werkelijkheid overheerst de woonfunctie. We geven de panden daarom een woonfunctie met aanvullend een nevenfunctie 'cultuur en ontspanning'. Specifiek voor Beltweg 25 en 29 voeren we een zogenaamde 'hogere waarde procedure' om te voldoen aan de Wet Geluidhinder. Ook is voor deze adressen een saneringsrapport als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.
  • De horeca-, sport- en bedrijfsbestemmingen in het gebied tussen het Stationsplein, de Houtweg, de Sportlaan en de Burgemeester van Engelenweg zijn verwijderd omdat deze functies daar niet meer aanwezig zijn. De feitelijke situatie is bestemd. Er wordt gewerkt aan een nieuwe invulling van het gebied onder de naam 'Schans Buitenwacht'. Deze ontwikkeling wordt in dit plan nog niet meegenomen.
  • Op het bedrijventerrein IJsseldijk zijn in bestemmingsplan Woonwijken Kampen geen bedrijfswoningen opgenomen. Ook in het voorgaande plan Zuid 2008 waren geen bedrijfswoningen opgenomen. De bedrijfswoningen op de nummers 30, 30A, en 48/50 zijn echter wel als zodanig vergund. In dit bestemmingsplan kennen we daarom aan de genoemde adressen een aanduiding 'bedrijfswoning' toe. Dit is conform de situatie in het bestemmingsplan Kampen-Zuid uit 1997.
  • Met name in de binnenstad hebben we op diverse adressen functieaanduidingen verwijderd. Dit is gebeurd op plekken waar die specifieke functies al enige tijd zijn verdwenen. Op deze adressen vallen we terug op de mogelijkheden die het bestemmingsplan standaard biedt.

2.3 Niet meegenomen

Een aantal actuele ontwikkelingen en sommige onderdelen van geldende bestemmingsplannen kunnen we nog niet meenemen in deze actualisatie.

  • Zowel in Kampen als IJsselmuiden zijn er meerdere ontwikkelingen op het gebied van woningbouw. ('versnellingsopgave woningbouw') Bijvoorbeeld grote locaties zoals deelplan 'De Tuinen' in het Onderdijks, Venedijks en de afronding van de Hanzewijk, maar ook kleinschalige ontwikkelingen zoals de bibliotheeklocatie aan de Kennedylaan en de voormalige manegeterrein aan de Oosterlandenweg. Deze ontwikkelingen hebben een eigen dynamiek en hebben we daarom niet meegenomen in deze actualisatie. Daarvoor worden te zijner tijd separate bestemmingsplanherzieningen gemaakt.
  • Om de integraliteit voor de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van retail en horeca te kunnen waarborgen worden de detailhandelsvisie en horecastructuurvisie in 2022 tegelijk ter vaststelling aan de raad aangeboden. Omdat het proces van de detailhandelsvisie is vertraagd, is de horecastructuurvisie al wel ter informatie aan de raad aangeboden. Zodra de detailhandelsvisie is geactualiseerd worden beide documenten gelijktijdig ter besluitvorming aan de raad voorgelegd, dan kan ook de discussie hierover plaatsvinden. Daarna kan verwerking in het bestemmingsplan / omgevingsplan plaatsvinden.
  • Een deel van het bestemmingsplan 'IJsselmuiden Dorpsrand' nemen we niet mee in deze actualisatie. In dat gebied zijn diverse woonlocaties in ontwikkeling. ('De Bakkerij' en 'Het Tussenland')
  • Een aantal bestemmingsplannen nemen wij niet mee omdat deze nog niet onherroepelijk in werking zijn. Het gaat dan om bestemmingsplannen Slenke Es en Sonnenbergkwartier. Voor sommige omgevingsvergunningen geldt dit ook, bijv. Veerweg 38-40 en Plasweg 5)

2.4 Nieuw ten opzichte van het ontwerpplan

Om een zo goed en actueel mogelijk plan te kunnen vaststellen, is het plan op de volgende punten nog aangepast na de terinzagelegging van het ontwerp plan.

  • Bij het plan De Bakkerij, is ter hoogte van de sportvelden aan de Grafhorsterweg de plangrens aangepast. Hiermee wordt aangesloten op het laatste verkavelingsplan van het nieuwbouwplan De Bakkerij.
  • In verband met andere, lopende procedures zijn de nieuwbouw aan de zuidrand van Oosterholt-Noord, de locatie Blekerijweg 2-4, de bouw van de sporthal aan de Jan Ligthartstraat en het winkelcentrum in het Stationskwartier uit dit plan geknipt.
  • Ook de planvorming voor Beltweg 25 is nog onvoldoende gereed om mee te worden genomen in dit plan. Daarom is de geldende situatie uit het bestemmingsplan 'Beltweg en omgeving' teruggelegd.
  • Omgekeerd zijn de procedures voor de nieuwbouwwoningen aan het Hanzeplein, de Greenterweg 23-25, de Grafhorsterweg 12A en de Dorpsweg 31-33A en de hoek Slenkstraat-Schoutstraat inmiddels afgerond, waardoor deze aan dit plan zijn toegevoegd. Hetzelfde geldt voor de gymzaal in het Onderdijks en de bestaande winkelplint op het Markeresplein in IJsselmuiden.
  • Door bovenstaande ontwikkelingen is de bestemming 'Woongebied - Uit te werken' komen te vervallen. Deze bestemming komt nu niet meer voor binnen het plangebied.
  • Als vervolg op de bestemmingsplannen 'Deprogrammeren Woningbouw' en 'Deprogrammeren Woningbouw, fase 2', was in het ontwerp van dit bestemmingsplan ingestoken op het deprogrammeren van de woningbouwmogelijkheden aan de Rondeweg en ter plaatse van garagebedrijf Van Winsum. In overleg met betrokken eigenaren is besloten om op beide locaties de bouwmogelijkheid te handhaven en niet te deprogrammeren. Het deprogrammeertraject is daarmee ook ten einde gekomen.
  • De begrippen 'lessenaarsdak' en 'supermarkt met regiofunctie' worden in de regels niet gebruikt en zijn daarom geschrapt.
  • In de bestemming 'Centrum - 1' was onder de afwijkingsregels de mogelijkheid weggevallen om (binnen een aangegeven gebied) een woonfunctie toe te staan op de begane grond. Dit lid is weer toegevoegd. Ook was op de verbeelding de naam van de aanduiding niet juist. Dit is aangepast.
  • In het uitwerkingsplan 'Stationsomgeving Hanzelijn, 1e uitwerking' was horecacategorie 3 toegestaan langs de Meester J.L.M. Niersallee. In het ontwerp van dit bestemmingsplan was die mogelijkheid binnen de bestemming 'Centrum - 2' weggevallen. Ook de maximale oppervlaktes voor horeca, dienstverlening en kantoren ontbraken. Ook dit is hersteld.
  • In 'Bouwregels, categorie A' (41.1.2) waren (anders dan in het voorgaande bestemmingsplan Binnenstad) aangebouwde bijgebouwen begrenst op maximaal 3 meter. Deze regel was toegevoegd vanwege de soms hoge verdiepingen in de binnenstad. De nieuwe regel bleek onnodig strikt en is daarom verruimd naar maximaal 4 meter.
  • In 'Bouwregels, categorie C' (43.1.4) zijn de regels over bouwen in het voorerfgebied verbeterd. Bijgebouwen en carports met een kap waren volgens de regels niet mogelijk terwijl deze - vooral in de wijken uit de jaren '70 en '80 - regelmatig voorkomen. Ook is door middel van lid c duidelijker verwoord hoe de maximum oppervlakte aan erfbebouwing moet worden berekend.
  • Aan artikel 47.2 (Zorgwoningen) zijn een paar verduidelijkingen toegevoegd in relatie tot de bestemming 'Maatschappelijk' en de aanduiding 'maximum aantal zorgwoningen'. De regel uit het ontwerp plan had onnodig streng kunnen worden uitgelegd.
  • Aan de artikelen 49.1 en 49.3 (Regeling woningsplitsing, woningomzetting en woninguitbreiding) is voor woninguitbreiding een bepaling toegevoegd waarmee in sommige gevallen geen afwijkingsprocedure meer hoeft te worden gevoerd voor nieuwe woningen. Dit geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen'. De regeling was in het ontwerp bestemmingsplan onbedoeld te strikt geformuleerd.
  • In het verlengde hiervan is ook aan de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en de bouwregels A, B, C een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid toegevoegd om woningen te kunnen toevoegen.
  • Artikel 50 ('Regeling klimaat') is aangepast naar aanleiding van de op 23 maart 2023 vastgestelde Omgevingsvisie 1.0 waarin beleidsregels voor klimaatadaptatie als deelopgave zijn uitgewerkt en in het 'Programma voor Klimaatadaptatie Riolering en Water Kampen 2023 - 2027' (PKRW) zijn opgenomen.
  • Naar aanleiding van een recente uitspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2023:722) over de parkeerregeling in het bestemmingsplan Slenke Es in IJsselmuiden, is besloten om ook de parkeerregeling in dit bestemmingsplan aan te passen. Voor zover toegestaan in de bestemmingsomschrijvingen en de activiteit is niet omgevingsvergunningplichtig, is het bij het wijzigen van het gebruik niet meer nodig om de parkeerbehoefte te beoordelen. De Raad van State spreekt uit dat dit gewijzigde gebruik namelijk 'bij recht' is toegestaan. Lid 51.1, onderdeel a is hierop gewijzigd en onderdelen b en c zijn geheel komen te vervallen. Lid 51.3, onderdeel b is geheel vervallen. Lid 51.5 is korter omschreven en samengevat, maar is inhoudelijk gelijk gebleven.
  • In het bestemmingsplan Binnenstad was het mogelijk om 44 woningen te realiseren in het gebied Stadskazerne / Buiten Nieuwstraat 85. In het concept ontwerp van dit bestemmingsplan is dat aantal na verwerken van het deprogrammering woningbouwbeleid uit 2016 gewijzigd naar 4 woningen op het adres Buiten Nieuwstraat 85 . Dit was niet correct omdat er voor Boven Nieuwstraat 85 een plan met 15 appartementen in ontwikkeling is. Het maximum aantal woningen is daarom aangepast van 4 naar 15 op het adres Buiten Nieuwstraat 85.
  • Op de adressen IJsselkade 53 en 54 (deels voormalig percelen woninginrichting Helleman) is de aanduiding 'kantoren' toegevoegd. Dit valt binnen de bestemming 'Centrum - 1'. In de ontwikkelstrategie binnenstad (§ 4.6.3.4) valt deze locatie onder het gebied “de vijf pleinen”. Tussen en naar de pleinen toe zijn diverse functies mogelijk. Een kantoorfunctie op de begane grond draagt bij aan de transformatie die we willen en betekent een afname aan m2 winkelvloeroppervlakte. (Voorheen zat hier Helleman woninginrichting). De aanduiding 'kantoren' is alleen toegevoegd aan de IJsselkade-zijde.
  • Op het pand Orkestlaan 148-150 was de aanduiding 'maatschappelijk' weggevallen. Deze aanduiding maakte het mogelijk om op de begane grond van het appartementengebouw ook maatschappelijk voorzieningen te realiseren. De aanduiding is teruggeplaatst en de regel 'Wonen - 1' is aangepast.
  • De bestemming op het perceel Dorpsweg 3 en 5 was in het ontwerp bestemmingsplan (conform het feitelijk gebruik) aangepast naar Kantoor. Dit is teruggedraaid. De bestemming op dit perceel blijft Detailhandel.
  • Op het perceel Dorpsweg 26 is het bouwvlak en de bouwhoogte aangepast ten behoeve van de herbouw van de woning.
  • Op een aantal plekken in het Stationskwartier, het Onderdijks en Het Meer is de globale bestemming 'Woongebied' omgezet in de bestemming 'Wonen - 1'. Dit is gebruikelijk na realisatie van een nieuw gebied.
  • Op een aantal adressen ontbraken de hoogte-aanduidingen. Deze zijn toegevoegd.
  • Diverse bijlagen zijn geactualiseerd, zowel bij de toelichting als bij de regels.
  • Door het toevoegen en verwijderen van regels is de nummering op een aantal plekken aangepast. Dit is van belang omdat in sommige inspraakreacties en zienswijzen artikelnummers worden genoemd.
  • Diverse taalkundige correcties en verduidelijkingen.

Ook zijn er naar aanleiding van de ingediende zienswijzen nog aanpassingen gedaan aan het plan. Voor de volledige beantwoording wordt verwezen naar paragraaf 6.1.3 en Bijlage 21 van deze toelichting. Beknopt gaat het om de volgende punten:

  • Naar aanleiding van een van de zienswijzen is het begrip achtererfgebied verduidelijkt. Het betrof situaties waarbij er verwarring zou kunnen ontstaan welk bouwwerk maatgevend is voor het bepalen van het achtererfgebied.
  • Aan artikel 33.5 is toegevoegd dat het opslag betreft ten behoeve van álle betrokken leidingen, niet alleen de gastransportleiding. Ook is de naam van de wet WION gewijzigd in WIBON. In de toelichting is de benamingen van de leidingen aangepast. Tenslotte zijn de verbodsbepalingen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aangevuld.
  • Aan bijlage 2 van de planregels (de lijst met aanvullende activiteiten) is de zinsnede toegevoegd 'zoals die van toepassing was op het moment van vaststelling van dit bestemmingsplan'. Hiermee is de bedoeling van de tekst duidelijker gemaakt.

Hoofdstuk 3 Beschrijving van het plangebied

3.1 Inleiding

Voor een goed begrip van de ruimtelijke opbouw van Kampen en IJsselmuiden, beschrijven we een aantal onderdelen die daartoe hebben bijgedragen met drie gezichtspunten in gedachten. In de eerste plaats vanuit de ligging in het landschap: de invloeden die het water en het landschap op de vorming van de stad hebben gehad. In de tweede plaats een gezichtspunt van een aantal structuren die de dragers voor de stad en het dorp zijn. Tenslotte een globale beschrijving van de groei van het stedelijke gebied van Kampen en IJsselmuiden, vanuit de historische kern uit circa 1900 tot aan vandaag.

3.2 De ligging in het landschap

Kampen ligt in de IJsseldelta: een gebied met eilanden tussen oude en nieuwe takken van de IJssel die uitmonden in het IJsselmeer, de voormalige Zuiderzee. De gemeente ligt aan de onderkant van de overgangszone van hoog en zandig Nederland (Veluwe) naar laag en kleiig of venig Nederland. Enkele zandige dekzandwallen lopen vanuit de Veluwe het laaggelegen veengebied van de polder Kamperveen in. Ten zuidoosten van Kampen ligt de stad Zwolle, aan de oostzijde grenst Kampen aan Zwartewaterland. De Noordoostpolder en Flevoland liggen aan de noord- en westzijde van de gemeente gescheiden van elkaar door het Drontermeer, Vossemeer en Zwartemeer.

De IJssel dicteerde de ruimtelijke structuur van de stad en het omringende landschap. Het langgerekte historische centrum laat mooi de groeirichting van de oude stad langs de rivier zien. Het landschap heeft een sterke relatie met het water. Zowel de IJssel als de voormalige Zuiderzee hebben lange tijd grote invloed op het gebied uitgeoefend. De dynamiek van de IJssel is stap voor stap aan banden gelegd met stevige dijken. De Zuiderzee is veranderd in het IJsselmeer. De vele dijken ten westen van de IJssel verraden nog altijd de verschillende inpolderingsrondes. De vroegere dynamiek van het water is niet meer: een momentopname ligt vastgelegd als de basis voor het huidige landschap. De oude rivierarmen als het Ganzendiep, het Noorddiep en De Goot zijn hier voorbeelden van. De aanwezigheid van verschillende, cultuurhistorisch waardevolle landschappen van de IJsseldelta hebben een grote kwaliteit. Omdat deze belangrijke cultuurhistorische en landschappelijke elementen bij de stads- en dorpsuitbreidingen van Kampen en IJsselmuiden behouden zijn gebleven is de relatie tussen stad en buitengebied hecht. (Hier gaan we in paragraaf 3.3.3 verder op in.)

3.3 Structuurdragers

3.3.1 Stedelijke structuur

De stad en het dorp hebben zich gevoegd in het landschap. De landschappelijke onderlegger en de ontstaansgeschiedenis kunt u op verschillende plaatsen nog herkennen in de stedelijke structuur. Hieruit kunt u ook het verschil in karakter tussen Kampen en IJsselmuiden afleiden.

Kampen

Kampen is een compacte vestingstad op het uiteinde van de oeverwal langs de IJssel, omsloten door een lager en daardoor in het verleden onveilig landschap. Pas in de twintigste eeuw nam de kans op overstromingen sterk af en vervolgens, vooral na de aanleg van de Afsluitdijk, is Kampen zich grootschalig, rondom het centrum als middelpunt gaan uitbreiden buiten de vesting. De nieuwbouwwijken zijn planmatig opgezet en georiënteerd op het oude centrum. De oude routes die vanuit de historische stad in het omliggende buitengebied uitwaaierden, zijn nog steeds herkenbaar en vormen een duidelijke radiaalstructuur met de binnenstad als spilpunt. Deze vormen te voet en op de fiets de snelste verbindingen tussen stad, buitenwijken en landschap. Ook vanuit het buitengebied is de oude stad, met de drie (kerk)torens als belangrijkste landmarks van de gemeente, nog zichtbaar het brandpunt. De stadsrand is vrij hard en wordt gevormd door de N50.

Brunnepe

De ruimtelijke hoofdstructuur van Brunnepe komt in feite voort uit de ligging van het oorspronkelijke dorp Brunnepe ten opzichte van de stad Kampen. Het was geen dorp aan de rivier, maar daar wel mee verbonden door de smalle en lange Brunneper Haven en met Kampen verbonden door middel van twee binnenlands gelegen dijken. De ruimtelijke ontwikkeling tussen de dorpskern en Kampen vond in eerste instantie langs de lijnen Pannekoekendijk en Noordweg plaats.

Brunnepe ontwikkelde zich vanaf het eind van de 19e eeuw tussen twee polen in: de Nieuwe Buitenhaven/Berkfabrieken/Het Plein in het oosten en het oude dorp in het westen. Daartussen groeiden de gebieden tussen de twee dijken dicht met woonbebouwing. Brunnepe telden tot in de naoorlogse jaren een zeer grote dichtheid aan functies en kan als een 'voorstad' worden beschouwd, zij het één met een Januskop: de omgeving van de Nieuwe Buitenhaven was modern-industrieel, het oude Dorp nog lange tijd agrarisch. Daar tussenin woonden arbeiders en kleine zelfstandigen.

In Brunnepe heeft zich sinds het begin van de 20e eeuw vooral een opeenvolging van verschillende fasen van volkswoningbouw ontwikkeld, voor en na de invoering van de Woningwet in 1901, tot in 1950. Elke fase heeft een eigen gezicht, eigen stedenbouwkundige en architectonische uitgangspunten en uitwerking. Twee gegevens hebben een grote rol gespeeld in de ruimtelijke en historische identiteit van Brunnepe: de komst van de Schokkers met hun vissersbestaan, en de vestiging van de Berkfabriek. Beide identiteiten leven nog altijd voort in het collectieve geheugen van Kampen en Brunnepe. De vestiging van de Berkfabrieken, de Nieuwe Buitenhaven en de bloeiende visserij en sigarenindustrie gaven een impuls aan de verdere ontwikkeling van Brunnepe, langs de rivier en in de gebieden tussen de oude verbindingslijnen.

In stedenbouwkundig opzicht vormen met name de lijnen Noordweg en Pannekoekendijk een belangrijke drager voor Brunnepe. Deze lijnen verbinden ook de twee belangrijke onderdelen van Brunnepe: Het oude dorp Brunnepe en de Nieuwe Buitenhaven.

IJsselmuiden

IJsselmuiden is een dorp dat in de luwte van Kampen ligt, dat het gebied minder last gehad van overstromingen, kunt u zien in het landschap, dat beduidend minder 'littekens' heeft dan het gebied ten westen van Kampen. Het dorp IJsselmuiden heeft zich minder compact ontwikkeld. Verschillende agrarische linten zijn uitgewaaierd in het omliggende landschap en later aaneengegroeid. Hoewel in de laatste eeuw tussen die 'organisch gegroeide' linten ook meer planmatig is uitgebreid, zijn de oude agrarische linten nog herkenbaar. IJsselmuiden is daardoor meer verweven met het landschap en kleinschaliger en daarom dorps van karakter.

3.3.2 Landschappelijke en cultuurhistorische dragers

Net als bij andere steden en dorpen kunt u de geschiedenis en ontwikkeling aflezen uit het historische patroon van wegen, watergangen, beplantingselementen, oude bebouwing en andere elementen. In het verleden zijn helaas veel elementen verdwenen maar er zijn ook veel elementen behouden. Waar deze elementen nog aanwezig en zichtbaar zijn, dragen deze bij aan de specifieke identiteit van een bepaald gebiedsdeel of een groter gebied. Het bewaren van landschappelijke en cultuurhistorische elementen vinden we van groot belang omdat daarmee de ontwikkelingsgeschiedenis van stad en dorp zichtbaar blijft.

------------------------------------------------------------------------------

Dat is wel het allerergste: de weigering om herkenningstekens aan te brengen,

het loslaten van de levenslijn van een stad of dorp (Komrij)

------------------------------------------------------------------------------

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0002.jpg"

afb 3.1: uitsneden van de historische kaarten van Kampen (1830) en IJsselmuiden (1880)

De stad Kampen kent een rijk historisch verleden als één van de noordelijke Hanzesteden, omgeven door een gordel van verdedigingswerken die in de 19e eeuw omgevormd zijn naar een aaneengesloten parkgordel. De stad was nauw verbonden met het zuidwestelijk gelegen agrarisch gebied via de zogenaamde 'broekswegen' die voerden naar de gemeenschappelijke weiden (zie afbeelding 3.2). Een uitgebreid stelsel van rivier- en zeedijken beschermde het grondgebied van Kampen - inclusief het noordelijker gelegen oude vissersdorpje Brunnepe - tegen het water van de IJssel en de voormalige Zuiderzee. De topografische kaart uit 1830 geeft een beeld van de toenmalige ruimtelijke opbouw.

Sindsdien hebben grote ruimtelijke veranderingen plaatsgevonden. De drooglegging van de Zuiderzee en grootschalige stedelijke ontwikkelingen hebben het gebied een ander aanzien gegeven. Desondanks zijn diverse cultuurhistorisch-landschappelijke kenmerken nog steeds voelbaar en zichtbaar aanwezig. Belangrijke voorbeelden hiervan zijn de aanwezigheid van een groot deel van de vroegere groene gordel in de vorm van het Plantsoen (Rijksmonument) met beide havens, de grotendeels ononderbroken ring van dijken en (delen van) de vroegere broekswegen in het stedelijk gebied. Ook historische watergangen als de Riete, de Cellebroederswetering (Binnen Reeve), de Middenwetering en de oude bij Onderdijks of het oude wegenpatroon van Brunnepe zijn herkenbaar aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0003.jpg"

afb. 3.2: bron: “Broekswegen en Wandelwegje - functie, loop, wat is er nog over?”, Esther Veneberg,1992

IJsselmuiden is een van oorsprong agrarisch dorp waarbij de eerste bebouwing zich op een door de rivier gevormd patroon van zandruggen ontwikkelde met aangrenzend akkers en weidegronden op de lagere gronden. De ligging nabij Kampen heeft er al vroegtijdig toe geleid dat het agrarische vermengd werd met het stedelijke: de Buitenwacht als onderdeel van de vestingwerken rondom Kampen, de verspreide ligging van diverse buitens en landgoederen op de zandruggen, de spoorlijn met station en de Trekvaart. De topografische kaart uit 1880 brengt de belangrijkste ruimtelijke kenmerken van weleer in beeld.

In latere perioden zijn de agrarische gebieden goeddeels bebouwd, de buitens verkaveld en bebouwd en heeft verdere stedelijke uitbreiding plaatsgevonden. Op veel plaatsen in het dorp is de oorspronkelijke historisch-landschappelijke karakteristiek nog herkenbaar. Zo is het oude wegenpatroon op de zandruggen bewaard gebleven, de oude verbindingsweg tussen Bolwerk Buitenwacht en Dorpsweg (Nieuweweg, thans Burgemeester van Engelenweg) behouden, zijn historische waterstructuren als de Trekvaart en de Beek (oude IJsselarm) duidelijk herkenbaar en zijn plaatselijk relicten van cultuurhistorische beplantingen opgenomen in de bebouwing (o.a. de eikenbomen aan de Burgemeester Van Engelenweg welke de oostelijke begrenzing markeerden van het oefenterrein van de cavalerie). Verder is de ligging van sommige buitens terug te vinden aan de hand van een resterend parkdeel of oude bomen al dan niet in combinatie met het huis. Tenslotte is de behouden openheid van de bleekvelden noordelijk van de Blekerijweg van bijzondere betekenis. Net als restanten van oude bleekvelden in het dorp zelf.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0004.png"

afb. 3.3

Het gehele plangebied ten oosten/noorden van de IJssel en de historische binnenstad van Kampen ligt binnen de begrenzing van het Nationaal landschap IJsseldelta.

3.3.3 Groenstructuur

Het landschap voegt zich in de stad. Zowel Kampen als IJsselmuiden hebben een uitgesproken groene uitstraling. Kenmerkend voor Kampen is het royale groene raamwerk, dat planmatig is ontstaan en dat de verschillende buurten aan elkaar knoopt. Ook de vele sportvelden maken deel uit van de uitgebreide groenstructuur van Kampen. Door het vele groen in de stad heeft Kampen zijn kleinschalige karakter weten te behouden en is het omringende landschap altijd dichtbij.

In IJsselmuiden is de sfeer informeler en landelijker dan in Kampen. Op verschillende plaatsen tussen de dorpse linten liggen groene vingers die vanuit het buitengebied diep in het dorp doordringen. Dit draagt bij aan de dorpse uitstraling.

Meer informatie over de groenstructuur staat in hoofdstuk 4.1.

3.3.4 Infrastructuur

Kampen ligt aan de N50, een rijksweg tussen de A28 en de A6. De N50 heeft twee afslagen bij Kampen, waardoor de stad goed bereikbaar is over de weg. Via de zuidelijke afslag en de Mr. J.L.M. Niersallee is ook IJsselmuiden ontsloten. De N307 verbindt Kampen met Dronten in Oostelijk Flevoland.

De bereikbaarheid van Kampen met openbaar vervoer verloopt via bus, of via de treinverbinding tussen Zwolle en Kampen. Met de Hanzelijn tussen Lelystad en Zwolle en het nieuwe Hanzestation Kampen-Zuid is deze bereikbaarheid aanzienlijk verbeterd.

We noemen drie belangrijke infrastructuren die voor Kampen enorme potenties met zich meebrengen:

  • De bypass, een overloop aan de zuidzijde van de stad Kampen, tussen IJssel en Drontermeer, die er voor zorgt dat Kampen in de toekomst de waterafvoer van de IJssel kan blijven verwerken, zonder natte voeten te krijgen.
  • De Hanzelijn en het nieuwe station Kampen-Zuid, een snelle railverbinding tussen Lelystad en Zwolle die Kampen een directe treinverbinding geeft met de Randstad.
  • De verbreding van de N50.

In de laatste decennia heeft vooral de inpoldering van de Flevopolders en de opkomst van Zwolle grote invloed gehad op de positie van Kampen. In de 20ste eeuw is Kampen geleidelijk uitgegroeid tot de huidige omvang en in 2001 zijn de gemeenten Kampen en IJsselmuiden samengegaan. De oude binnenstad werd daarmee ook geografisch het hart van de nieuwe gemeente.

Meer informatie over de verkeersstructuur staat in hoofdstuk 4.13.

3.4 Ontwikkeling van het stedelijk gebied

3.4.1 Aanzet tot groei

Tot omstreeks het begin van de twintigste eeuw verandert er weinig in de stedenbouwkundige nederzetting van Kampen en IJsselmuiden. De opkomst van de tabaksindustrie, de groei van Berk-emaillepannenfabriek en later de vestiging van Schokbeton, voor Kamper begrippen grote industrieel bedrijven, zorgden voor veel werkgelegenheid. Ook had Kampen de functie als garnizoensstad met drie kazernes, de functie als uitvalbasis van de Zuiderzeewerken voor het opbouwen van de pas drooggevallen IJsselmeerpolders en de aanwezigheid van diverse universiteiten die er toe hebben bijgedragen dat Kampen in zo'n 100 jaar tijd meer dan viervoudig in grondgebruik is uitgedijd.

De eerste planmatig aangelegde woonbuurten zijn ontstaan vanuit de bestaande structuren van wegen en dijken (Brunnepe en Oud Zuid). De groei gaat in snel tempo sinds de lancering van het “Plan in Hoofdzaak 1946/47” om een 'dubbelstad' te ontwikkelen. De aanleg van de Europa-allee als tweebaansweg is daar een eerste aanzet toe, terwijl de Kennedylaan en de Flevoweg moesten zorgen voor een goede ontsluiting van de stadskern. Samen met de historische Broekswegen vormen zij de basis van de ruimtelijke inrichting van de stad. De woonbuurten van Kampen liggen als woonlobben rondom de historische stad, waarbij de structuurdragers fungeren voor een herkenbare duidelijke scheiding.

De groei van IJsselmuiden verliep anders. Eerst vond verdichting plaats van de linten, daarna stapsgewijs woningbouw tussen de bestaande structuur van Burgemeester van Engelenweg/Plasweg en Grafhorsterdijk alvorens men de sprong waagde het oostelijk gelegen landelijk gebied voor woningbouw te ontwikkelen. De opkomst van glastuinbouw in het ten oosten van IJsselmuiden gelegen polder Koekoek, een overloopterrein voor glastuinbouw uit de Randstad, zorgde voor economische groei en daarmee gepaard gaande vraag naar woningbouw.

In mindere mate dan in Kampen hebben de aanleg van de ontsluitingswegen Veilingweg en Oosterlandenweg aanzet gegeven voor de ruimtelijke indeling van het dorp. Deze wegen dienen om drukte van autoverkeer in de woonkern van IJsselmuiden tegen te gaan. De woonbuurten van IJsselmuiden zijn chronologisch gegroeid, waarbij relicten fungeren als ruimtelijke binding.

3.4.2 Stedenbouwkundige ontwikkeling

Op grond van de ruimtelijke karakteristiek van de bebouwde woonomgeving van Kampen en van IJsselmuiden kunnen we een indeling maken naar ruimtelijk en functioneel samenhangende gebieden. Het gaat met name om de planmatig aangelegde uitbreidingswijken vanaf omstreeks 1900 tot heden. De omstandigheden van de tijd waarin zij zijn gebouwd zijn van invloed op de stedenbouwkundige planopzet. U kunt hierbij denken aan aspecten zoals maatschappelijke standpunten, sociale opvattingen en bouwmogelijkheden. In hoofdopzet kan de volgende indeling worden gemaakt, waarbij elke periode ook weer een eigen ontwikkeling doormaakt.

1. Vroege periode vanaf 1905

Grote aantallen woningen die speciaal gebouwd zijn voor de huisvesting van voornamelijk de eigen werknemers van de fabriek (bijvoorbeeld Berkwoningen, 1910) of gebouwd zijn door bouwverenigingen zonder winstoogmerk (o.a. Begijnekwartier 1914-1916). Ook kleine seriële woningclusters, zoals Slagersweg (1890) in Kampen en de woningen aan de Burgemeester Meijerweg (1925) in IJsselmuiden, zijn typische voorbeelden van woningen uit de vroege periode.

2. Vooroorlogse periode, circa 1925-1940

Als ruimere variant van de fabrieksbuurten ontstaan vanaf circa 1925 woonbuurten met meer licht en ruimte (Oranjewijk 1926-1929) en weer later met meer groen (Oud-Zuid 1934-1939). Ook zien we vroege vormen van Amsterdamse School architectuur terug. De buurten kunt u herkennen aan smalle, meestal rechte straten, intieme pleintjes midden in de woonbebouwing, soberheid tegenover rijkdom aan architectuur afhankelijk van de arbeidersklasse.

3. Naoorlogse periode

Door de woningnood vlak na de Tweede Wereldoorlog ligt de nadruk op kwantiteit in plaats van kwaliteit. In de wederopbouwperiode zijn de buurten Hanzewijk (1949, later weer afgebroken), De Greente (1958) en eerste fase Flevowijk (vanaf 1959) gebouwd. De buurten kenmerken zich door terugkerende stedenbouwkundige patronen (zogenaamde stempelbouw) en in verhouding veel midden- en hoogbouw. In IJsselmuiden zijn in deze periode de eerste woningbouwplannen achter het hoge deel van de Dorpsweg gebouwd, hoofdzakelijk in dorpse sferen en korte woningblokken. Veelal geschakelde, uniforme woonblokken in een stroken- of blokverkaveling.

4. Periode na de 'wederopbouwtijd', omstreeks 1965-1973

Het bebouwingspatroon bestaat uit 'eilanden' met gelijksoortige bebouwing: villa's,twee-onder-één-kapwoningen, rijen woningen, eerst nog strak later variabel in de rooilijn. De buurten zijn ruim opgezet in een groene setting en waterpartijen. Elementen uit het bestaande landschap worden niet gespaard of ingepast.

In Kampen zijn de buurten Bovenbroek (1964-1977) en Cellesbroek (1970-1973) in deze periode ontwikkeld. In IJsselmuiden kwam in fasen de nieuwbouwbuurt Zandbergen tot stand. Het woonerf-concept komt op, waarbij de auto of in zijn geheel uit de buurt wordt geweerd of stapvoets wordt toegelaten.

5. Laatste kwart 20-eeuw, omstreeks 1973 tot 1990

In korte tijd komen nieuwbouwbuurten met grote woningaantallen tot stand. In Kampen Cellesbroek-Middenwetering en Hagenbroek totaal ruim 4000 woningen en in IJsselmuiden zo'n 1400 woningen (Groenendael en Losse Landen). Het stedenbouwkundig patroon verandert van kleinschaligheid (bloemkoolwijken: woonhofjes, verspringende rooilijnen) tot ontwerpen met grote gebaren (monumentale assen, zichtlijnen, spiegelingen). Oude relicten uit het bestaande landschap worden in het stedenbouwkundig plan ingepast.

6. Periode rond het millennium

De buurten die in deze periode zijn gebouwd zijn De Maten (1995-2005) in Kampen en Zeegraven (1993-1998) en Oosterholt-noord (2005-2008) in IJsselmuiden.

Er komen veel grondgebonden woningen tot stand in een hoge dichtheid. Ook experimenten in architectuur zoals toepassing expressieve vormen en toepassen van afwijkende materialen,

7. Hedendaagse woningbouwbuurten, omstreeks 2005 tot heden

Er is veel aandacht aan de lokale 'kleur' en aansluiting bij de eigenheid van de plek. De verkaveling, de woonbebouwing en de openbare ruimte zijn geen losse elementen maar vormen samenhang in het stedenbouwkundig ontwerp. Er wordt gewerkt met beeldkwaliteitsplannen.

De woonbuurten waar momenteel gebouwd wordt zijn in Kampen Het Onderdijks (vanaf 2003) en het Stationskwartier (2012). In IJsselmuiden betreft het de woonbuurt Het Meer (2015). Er vindt een teruggrijpen plaats naar de jaren dertig architectuur of men kiest juist voor modern.

Hoofdstuk 4 Beleidsaspecten

4.1 Ruimtelijke aspecten

We geven een beknopte overzicht van de ontwikkeling in de stedenbouw vanaf 1900 tot heden. Elke buurt heeft een korte kenschets aangevuld met kenmerken uit de periode van ontstaan. In een kaartoverzicht zijn de betreffende buurten ingetekend die in dezelfde periode zijn gebouwd. Daarnaast een beschrijving van de heersende opvatting uit de tijdsperiode van ontstaan. Een uitgebreidere beschrijving van de woonbuurten staat in paragraaf 5. Daarin gaat het om de stedenbouwkundige opzet en structuur, de architectuur van de bebouwing en de inrichting van de buurt in relatie tot de openbare ruimte. Voor een deel staat het eigen karakter van de buurten beschreven in de Welstandsnota 2017. De beeldkwaliteitsplannen zijn het beoordelingskader voor zover het gaat om nieuwbouwplannen.

4.1.1 Geldend beleid

Met betrekking tot de ruimtelijke aspecten (waaronder met name stedenbouwkundige aspecten en welstand) zijn diverse beleidsstukken van kracht: de Welstandsnota, beeldkwaliteitsplannen, gebiedsvisies en de structuurvisie. Deze staan hieronder toegelicht.

4.1.1.1 Structuurvisie en ontwerp omgevingsvisie

In mei 2009 is de Structuurvisie Kampen vastgesteld. Deze visie had tot doel om sturing te geven aan de beoogde groei en ontwikkeling van de gemeente tot omstreeks 2030, op thema's zoals wonen, werken en duurzaamheid. Daarnaast staan in de visie ook de bestaande ruimtelijke kwaliteiten van de gemeente zoals de structuurdragers van de gemeente. Met betrekking tot het stedelijke gebied gaat het onder meer om de betekenis van de binnenstad, de hoofdgroenstructuur, de voorzieningenstructuur, de infrastructuur, en het onderscheid tussen de bestaande woon- en werkgebieden. In de structuurvisie staat waar toekomstige woon- en werkgebieden ontwikkeld kunnen worden, zowel binnen als aan de randen van het stedelijke gebied. Een deel van de 'te ontwikkelen' woon- en werkgebieden zoals aangegeven in de structuurvisie in inmiddels gerealiseerd.

Met het oog op de aanstaande Omgevingswet willen ligt de ontwerp omgevingsvisie 1.0 "Het Kampen van nu" ter inzage. In deze omgevingsvisie staat in een samenhangende visie de huidige strategische hoofdlijnen van ons ruimtelijk beleid, zoals eerder gevat in bestaande beleidskaders of bouwstenen (onder andere structuurvisie, woonvisie, verkeerscirculatieplan etc.) Ook thema's zoals gezondheid en duurzaamheid nemen we mee. De omgevingsvisie ligt inhoudelijk grotendeels in het verlengde van de structuurvisie en biedt daarnaast ruimte voor initiatieven 'van buiten', met name als deze bijdragen aan de geformuleerde ambities en opgaven in de visie en verder bouwen aan de geformuleerde kernwaarden en opgaven, zoals genoemd in de visie.

4.1.1.2 Gebiedsvisies

Gebiedsvisie Binnenstad (2012)

De binnenstad vormt hét hart van Kampen. Water-, fiets- en autoroutes komen hier samen in een omgeving met veelal uiteenlopende belangen; de historische binnenstad is tegelijkertijd voorzieningencentrum, uitgaanscentrum, evenemententerrein, toeristische trekpleister en woongebied. De uiteenlopende belangen en 'ruimteclaims' vragen om een aanpak waarbij we de historische waarden van het beschermd stadsgezicht behouden en tegelijkertijd ruimte bieden aan een dynamiek die nodig is om een toekomstbestendige ontwikkeling van de stad mogelijk te maken. De gebiedsvisie binnenstad biedt een kader voor de ruimtelijke ontwikkeling. Daarbij maken we onderscheid in verschillende deelgebieden in de binnenstad.

Gebiedsvisie Brunnepe (in ontwikkeling)

Brunnepe is tegenwoordig de naam van een wijk van Kampen, maar ontstond als een zelfstandige nederzetting langs de IJssel. De wijk komt al voor 1329 in de geschiedenisbronnen voor. Volgens sommige bronnen is de nederzetting echter al veel ouder en ook ouder dan Kampen. Het is een wijk met een hoge cultuurhistorische waarde en bijzondere ruimtelijke opbouw. Brunnepe heeft zich door de jaren heen ontwikkeld tot een volkswijk die bestaat uit meerdere deelgebieden. Deze zijn ontstaan door een opeenvolging van verschillende fasen van woningbouw en hebben daarom elk een eigen gezicht en karakteristieken. Desondanks worden deze deelgebieden niet als aparte entiteiten gezien, maar vormen ze samen de wijk Brunnepe wat te danken is aan de hoge ouderdom van de wijk en de uitgesproken eigen identiteit als zeer levendige voorstad van Kampen.

Voor de wijk is een gebiedsvisie in de maak. In december 2020 is door Flexus, Architectuur, Welstand en Cultuurhistorie te Rotterdam in opdracht van de gemeente Kampen het rapport Cultuurhistorische Verkenning en Waardestelling Brunnepe opgesteld rapport wordt onderdeel van de gebiedsvisie Brunnepe.

Een samenvatting van dit rapport met daarin aandacht voor de ontstaansgeschiedenis van Brunnepe en een overzicht van de cultuurhistorische waarden is opgenomen in de Bijlage 11 van dit bestemmingsplan.

Gebiedsvisie IJsselmuiden dorp (2011)

In de gebiedsvisie IJsselmuiden dorp staat de toekomstige ontwikkeling van het dorp beschreven in relatie tot de bestaande kenmerken en kwaliteiten van het dorp. U leest spelregels en randvoorwaarden voor toekomstige ontwikkelingen. Op niveau van het hele dorp zijn de zogenaamde structuurdragers aangewezen/benoemd als kwaliteiten. Daarbij gaat het voor IJsselmuiden om:

  • de historische linten op de zandruggen;
  • Bolwerk Buitenwacht;
  • de zogenaamde drietand van wegen (Trekvaart, Burgemeester van Engelenweg en Baan);
  • de oude IJsselarm;
  • de planmatige uitbreidingen van het dorp;
  • woonwijk 't Meer;
  • bedrijventerrein Spoorlanden / Zendijk.

De karakteristieken van elk van deze gebieden hebben we in het bestemmingsplan op een passende wijze vastgelegd, specifiek en meer gedetailleerd waar nodig (bijvoorbeeld langs de linten en Trekvaart) en waar dat kon meer op hoofdlijnen (planmatige uitbreidingen).

Dorpsvernieuwing IJsselmuiden - stedenbouwkundige visie en randvoorwaarden (2019)

Om ruimtelijke en programmatische sturing te geven aan de herontwikkeling van een aantal dicht bij elkaar gelegen locaties in IJsselmuiden is de stedenbouwkundige visie dorpsvernieuwing IJsselmuiden gemaakt. Programmatische en ruimtelijke invulling zijn bepalend voor het bestaande IJsselmuiden. De visie gaat in op drie gebieden (Scholenlocaties/Drostenstraat/Erfgenamenstraat, Sonnenbergkwartier en Slenke Es / Trekschuit). Het betreft separaat te ontwikkelen gebieden met elk hun eigen specifieke eigenschappen en uitdagingen. Voor de verschillende gebieden maken we aparte bestemmingsplannen.

Gebiedsvisie Dorpsrand IJsselmuiden (2011)

Deze gebiedsvisie heeft tot doel de ontwikkeling van de dorpsrand van IJsselmuiden in samenhang met de omgevingskwaliteiten van het aangrenzende landschap te sturen. Het is een onderzoek naar omgevingskwaliteiten in de dorpsrand van IJsselmuiden en naar de manier waarop daar in de verdere ontwikkeling van het dorpslandschap kan worden voortgebouwd. Het plangebied van de Gebiedsvisie bestaat uit de dorpsrand van IJsselmuiden, inclusief de rand van polder Koekoek.

In de visie bieden we ruimte voor toekomstige dynamiek, de uitwerking wordt voor de verschillende ruimtelijke eenheden en deelopgaven beschreven.

4.1.1.3 Welstandsnota en beeldkwaliteitsplannen

Beeldkwaliteitsplannen

Voor specifieke uitbreidingen of groter (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken, is vaak een beeldkwaliteitsplan gemaakt. Het gaat daarbij om criteria voor het beoordelen van het uiterlijk van gebouwen in relatie tot het stedenbouwkundig plan en de inrichting van de openbare ruimte. De beeldkwaliteitsplannen zijn vastgesteld door de gemeenteraad en zijn daarom een rechtsgeldig toetsingskader.

Welstandsnota

Als de 'ontwikkelfase' van een plan is afgerond, vervalt toetsing aan het beeldkwaliteitsplan en treedt de Welstandsnota in werking. In 2017 is de Welstandsnota geactualiseerd. De welstandsnota en de beeldkwaliteitsplannen nemen we na invoering van de Omgevingswet beleidsmatig in het omgevingsplan op.

4.1.2 Ontwikkelingen in de stedenbouw

De opvatting over ruimtelijke inrichting is constant aan verandering onderhevig. Maatschappelijke standpunten, financiële mogelijkheden, werkwijze van bouwen, utopische denkbeelden, enzovoort hebben op de één of andere manier invloed op de inrichting van de ruimtelijke plannen. Om de identiteit van een buurt te kunnen begrijpen is het nuttig te weten welke opvattingen er heersten ten tijde van de ontwikkeling. Tussen de woonbuurten van Kampen en IJsselmuiden die in dezelfde bouwperiode tot stand zijn gekomen is weinig of geen verschil. We zien dezelfde kenmerken, dezelfde bouwstijlen en dezelfde inrichtingsplannen.

4.1.2.1 Indeling in tijdsperioden

De beschrijvingen geven een karakterisering van de verschillende woonbuurten. Het gaat daarbij om aspecten zoals de vormgeving van de bouwblokken (open/gesloten), de architectuur (ingetogen/uitbundig), inrichting openbare ruimte (begrensd/gemengd), etc. Het verschil tussen de woonbuurten is terug te herleiden naar de periode waarin zij tot stand zijn gekomen. Ondanks dat er geen sprake is van georganiseerde woningbouw, is ook de pre-stedelijke periode van woningbouw beschreven. Deze bebouwing is als een duidelijke structuur binnen het stedelijk weefsel te herkennen. In hoofdopzet zijn zeven bouwperiode te onderscheiden:

  • Vroege periode vanaf 1905
  • Vooroorlogse woonbuurten circa 1925-1940
  • Naoorlogse woonbuurten 1945-circa 1965
  • Na-wederopbouwperiode 1965-1975
  • Laatste kwart 20e eeuw 1975-1995
  • Periode rond het millenniumwisseling
  • Hedendaagse nieuwbouwbuurten vanaf 2005

In de volgende paragrafen beschrijven we de belangrijkste onderdelen van de ruimtelijke structuur van de stad Kampen en het dorp IJsselmuiden. In de bijlagen 5 (Kampen) en 6 (IJsselmuiden) gaan we dieper in op de afzonderlijke deelgebieden binnen het plangebied.

Voor de binnenstad verwijzen we naar paragraaf 4.7 (Erfgoed) en de bijbehorende bijlage 7.

4.1.2.2 Pre-stedelijke bouwperiode (tot 1900)

Voordat grootschalige bouwstromen tot stand kwamen, was er buiten de oude veste van Kampen en IJsselmuiden hoofdzakelijk agrarische bebouwing aanwezig. Van deze oorspronkelijke bebouwing is niets over. De oudste nu nog bestaande bebouwing is die van omstreeks 1850. Het is voornamelijk kleinschalige, vrijstaande bebouwing. Door de tijd heen is door verdichting het aaneen gegroeid tot lintbebouwing.

Lintbebouwing

De geïncorporeerde linten zijn duidelijk herkenbare structuren binnen de later ontwikkelde woonbuurten. Kenmerkend is de informele setting met verspringende rooilijnen en kleinschalige (half) vrijstaande, heterogene bebouwing uit diverse periodes. De bebouwing is traditioneel, één of tweelaags met vooral schilddaken en (gewolfde) zadeldaken in wisselende richting. Materiaal en detaillering is afwisselend. Meest toegepast zijn diverse rode tinten baksteen en oranje en gesmoorde dakpannen, maar tussen de bebouwing staan ook wit gestucte boerderijen met rieten kappen.

Kenmerkend beeld van bebouwing die in deze periode zijn ontstaan:

  • kleinschalige, heterogene bebouwing;
  • onregelmatige, organisch gegroeide verkaveling;
  • verspringende rooilijnen in een informele setting;
  • diversiteit aan dakvorm en richting;
  • verschillend kleur en materiaalgebruik;
  • verschillende bouwstijlen: geen twee huizen naast elkaar zijn gelijk.

Kampen

Het gaat om de linten Sint Nicolaasdijk en Greenterweg en in mindere mate Dorpstraat en Beltweg. De linten slingeren door de woonbuurten als overblijfselen van de pre-stedelijke periode. De straten liggen iets hoger en zijn relatief vrij smal. De kleine boerderijen van voor 1900 worden afgewisseld door later gebouwde woningen. Doordat de linten een beperkte verkeersfunctie hebben is de sfeer eerder dorps dan stedelijk en duidelijk anders dan die in de woonbuurten. Slechts een deel van de oorspronkelijke linten is nog als zodanig herkenbaar.

IJsselmuiden

In IJsselmuiden gaat het om de lintbebouwing aan de Burgemeester van Engelenweg/ Plasweg en de Oosterholtseweg. De linten zijn tevens de doorgaande wegen naar Grafhorst en Oosterholt. Bij de Dorpsweg kruising Burgemeester van Engelenweg is enige schaalverstoring, maar desondanks is de lintstructuur in IJsselmuiden goed zichtbaar en continu. Opvallend is de toepassing van rijke detaillering aan de linten. De linten blijven naar buiten toe een landelijk karakter houden.

4.1.2.3 De vroege bouwperiode (1900-1920)

Vanaf 1901 treedt de Woningwet in werking. Deze wet moest verandering aanbrengen in de situatie van de woonhuisvesting. Vanaf de invoering van de Woningwet vindt ruimtelijke ordening plaats in de sfeer van de wetgeving. Voor het maken van een stadsuitbreiding wordt een plan van uitleg vereist. Men moest er op letten dat er voldoende woonkwaliteiten in de ruimtelijke opzet van de uitbreidingswijk aanwezig waren. Er werden grote wooncomplexen gebouwd bedoeld voor de eigen werknemers van de fabriek, bedrijf of instelling.

De buurt heeft verschillende geclusterde bouweenheden met een eigen identiteit door verwantschap in architectuur, detail en verbijzonderheden. Veelal is de architect verantwoordelijk voor zowel de stedenbouwkundige opzet als ook voor de individuele concrete bouwinvulling. In de periode vanaf 1905 zijn de diverse woonbuurtjes in Brunnepe gebouwd. In IJsselmuiden vindt verdichting plaats van de oude lintbebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0005.png"

afb. 4.1: 1900-1920

Kenmerkend beeld van woonbuurten die in deze periode zijn ontstaan:

  • Buurtdelen zijn kleinschalig, een hoge bebouwingsdichtheid en krap bemeten openbare ruimte.
  • Min of meer gesloten, compacte vorm van bouwblokken en lange aaneengeschakelde rijenwoningen.
  • Menging van functies wonen, winkels, ouderenvoorziening, etc. vooral gericht op de buurt.
  • Rijk gedetailleerd ontworpen woningen en aandacht voor ambachtelijke details.
  • De meeste woningen hebben een zadeldak in langsrichting, maar platte daken komen voor.
  • Hoofdzakelijk rechte bebouwingslijnen, sporadisch kleine verspringen.
  • Gemis van groen, zowel individueel als openbaar.
  • Voornamelijk smalle straten en gemis van voortuinen; het parkeren gebeurt grotendeels op straat.
  • De straat en het plein zijn ruimtelijk bepaald door direct aangrenzende gevelwanden
  • Langs oude wegstructuren individuele panden

Brunnepe (1905-1921)

Brunnepe heeft een fabrieksdorp-principe en herkenbaar aan een hechte stedenbouwkundige en architectonische eenheid op basis van collectieve principes. De oudste georganiseerde bebouwing dateert uit 1904-1905, gebouwd in opdracht van de Nutsspaarbank (Spaarbankstraat). Spoedig daarna (1910) werd de Eenvoudstraat door de plaatselijke woningbouwvereniging gebouwd. Ook omstreeks die tijd zijn de zogenaamde Berkhuizen gebouwd in opdracht van de Emaillepannenfabriek Berk om het personeel goede woongelegenheid te bieden (zogenaamde Berkhuizen). Verder noemen we het Begijnekwartier (1914-1916) en het Kloosterkwartier (1921).

Oude dijkstructuren van Pannekoekendijk-Reijersdijk en Sint-Nicolaasdijk zijn nog herkenbaar. Ook de Dorpstraat, Greenterweg en Beltweg behoren tot het eeuwenoude wegenpatroon.

IJsselmuiden (tot 1940)

Eigenlijk kunnen we hier niet spreken over een woonbuurt, omdat er voor de oorlog nauwelijks projectbouw heeft plaats gevonden. IJsselmuiden-Dorp is historisch gegroeid met hoofdzakelijk particuliere woningbouw. De meesten woningen zijn ongeveer tussen 1900 en 1940 gebouwd. De structuur van dit deel van IJsselmuiden Dorp wordt bepaald door een aaneengegroeid netwerk van lintbebouwingen, waarbij de relatie open - gesloten een wezenlijk kenmerk is. Grote delen van het lint zijn echter, met name vanaf de jaren dertig van de twintigste eeuw, verdicht.

De heldere structuur van de planmatig aangelegde drietand (Baan, Burgemeester van Engelenweg en Trekvaart) waaiert op de overgang naar het stationsgebied open. De middelste straat van de drietand (Burg. van Engelenweg) gaat over in het lint van de Plasweg. Het karakter van de bebouwing aan deze weg is min of meer stedelijk.

4.1.2.4 Interbellum (1920-1940)

Rond 1920-1930, doet het tuindorpidee als verkavelings-principe zijn intrede. In het begin van de bouwperiode is daar invulling aan gegeven met subtiele openbare ruimten. Later is daar meer inhoud aan gegeven met groene pleintjes. De auto is een opkomend fenomeen; hier wordt niet of nauwelijks rekening mee gehouden, zowel op straatniveau als wat de ontsluiting van de buurt betreft. De buurten kenmerken zich door duidelijke verschillen in architectuur: soberheid tegenover rijkdom afhankelijk van woningklasse: arbeiderswoningen en herenhuizen. Ook zie je rijk gedetailleerd (verwant aan de Amsterdamse school) tegenover strak en modern met invloeden van de 'nieuwe zakelijkheid'. Ondanks dit is er een hechte stedenbouwkundige en architectonische eenheid op basis van een collectief principe. In deze periode zijn de buurten Oranjewijk en Kampen-Zuid gebouwd. Het bijzondere wooncomplex De Oldenhof aan de Margrietstraat, oorspronkelijk 24 bejaardenwoningen, is omstreeks 1935 gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0006.png"

afb. 4.2: 1925-1940

Kenmerkend beeld van woonbuurten die in deze periode zijn ontstaan:

  • De buurten hebben een hoge bebouwingsdichtheid en kleine kavelmaten.
  • Compacte, meer gesloten, rechthoekige bouwblokken, latere bouwperiode meer open bouwblokken.
  • Meestal rijtjeswoningen, in latere invullingen komen ook vrijstaande woningen voor.
  • Opvallend veel mansardekappen (knik in het dakvlak) voor, alle daken hebben overkragende goten.
  • Rechte bebouwingslijnen;
  • Bij de bouw mee ontworpen erkers en gemetselde erfafscheidingen zorgen voor meer expressie.
  • Verwantschap in architectuurstijl, detail en verbijzonderheden.
  • Smalle, meestal rechte woonstraten, afgewisseld met intieme pleintjes midden in de woonbebouwing.
  • De woonbuurten hebben één of meer hoofdontsluitingswegen met een breed straatprofiel.
  • Parkeren gebeurt op straat, soms half op de stoep, bij latere herindeling ook in vakken en stroken.
  • Aanzet van groen in de buurt, (bomen in de straat), maar met name aan de randen van de buurt.

Oranjewijk (1926-1929)

Oranjewijk is op basis van het tuindorp-principe ontwikkeld. Verschillende weg assen (Julianastraat en Wilhelminalaan) doorkruisen de Oranjewijk. Samen met de Noordweg verbinden deze wegen de woonbuurten met het stadscentrum en hoofdinfrastructuur rond Kampen.

Kampen-Zuid (1934-1939)

Woonbuurt Zuid is tien jaar later na de Oranjewijk tot stand gekomen en ruimer van opzet. Op een kleine strook grond na is de buurt in een kort tijdsbestek - grotendeels nog voor de oorlog - gebouwd. De buurt is herkenbaar aan architectonische eenheden, onder meer de tuinafscheidingen, mee ontworpen erkers en dakkapellen. In de toenmalige heersende opvatting sprak men van arbeiderswoningen, woningen voor de middenklasse en herenhuizen en deze zijn als dusdanig in architectuur en grootte duidelijk onderscheiden. Een aantal doorgaande straten, Hendrik van Viandenstraat, Jan van Arkelstraat en Apeldoornsestraat, verbinden de buurt indirect met de binnenstad en het buitengebied /de andere woonbuurten

4.1.2.5 Naoorlogse woonbuurten (1945-1960)

Na de oorlog vinden interpretaties van de functionele stedenbouw en productieprocessen hun weerslag in de inrichting van de woonbuurten. Men bouwt grote aantallen betaalbare woningen. De opkomst van de wijkgedachte, waar op basis van een analyse van de woningbehoeften op het niveau van de woning, de buurt, de wijk, het stadsdeel ontstaat. De omvang van de buurt wordt bepaald door het draagvlak voor scholen en buurtwinkels. De buurten zijn aaneengegroeid bij oude bebouwing c.q. netwerk van lintbebouwing. Bestaand cultuurlandschap wordt niet gespaard.

In deze periode zijn de buurten Hanzewijk, De Greente en het bungalowbuurtje Melmerhof (1960). tot stand gekomen. In IJsselmuiden wordt de eerste aanzet tot projectmatige woningbouw direct achter de Dorpsweg gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0007.png"

afb. 4.3: 1945-1960

Kenmerkend beeld van woonbuurten die in deze periode zijn ontstaan:

  • Kleinschalig bebouwingskarakter; samenhangende eenheid in een gesloten bebouwingsstructuur.
  • Open, rechte bouwblokken in een onregelmatig raster;
  • Korte tot middellange aaneengesloten woningen. met dichte kopgevels.
  • identieke rijtjeswoningen van middellange eenheden in twee lagen, incidenteel middelhoog (vier lagen).
  • Vlakke gevels en daken.
  • Aandacht voor veilige looproutes; het doorgaande verkeer wordt geweerd uit de buurt.
  • Middelmatig tot ruime groenvoorzieningen in de vorm van buurtparken, groene graspleinen.
  • Tamelijk brede wegprofielen met voortuinen; parkeren veelal op straat en voor een deel in vakken.

Hanzewijk (1949-1957, later afgebroken)

De oorspronkelijke opzet van de Hanzewijk is in de vroege wederopbouwperiode ontworpen volgens een symmetrisch plan met de brede en groene Hanzelaan als centrale as en aan de randen gebogen lanen. Bij de herstructurering van de buurt in 2008 is zoveel mogelijk van de oorspronkelijke stedenbouwkundige en architectonische gedachtengoed overgenomen.

De Greente (1958-1964)

De Greente is een kleine buurt uit de periode van de wederopbouw. Deze buurt wordt gekarakteriseerd door een open, uniforme bebouwing in een ruime groenaanleg. De scheiding met het industriegebied is duidelijk aangegeven door een waterloop en boombeplanting. De bouwblokken zijn niet gesloten. De Greente bestaat uit tweelaags rijtjeswoningen met zadeldaken en twee flatgebouw van vier bouwlagen. Latere invullingen vormen geen onderling verband. Meer recente invullingen zijn divers van karakter.

IJsselmuiden (ca. 1950-1957/1965)

De eerste projectmatige woningbouw vond druppelsgewijs plaats. Het vormt een herkenbaar geheel van identieke rijtjeswoningen binnen een onregelmatig raster. De bouwblokken zijn geclusterd en staan haaks op elkaar. Omstreeks begin jaren zestig komen de grote bouwstromen op gang (plan Zandberg). De onderscheiden buurtdelen zijn chronologisch gegroeid, waarbij de structuur verloopt van min of meer gesloten bebouwing met rechte bouwblokken bij de oudere uitbreidingen naar een meer open bebouwing bij de jongste woningbouwinvulling. De eerste projectmatige woningbouw in IJsselmuiden bestaat uit korte woonblokken, drie later vier aaneengebouwde rijtjeswoningen.

4.1.2.6 Najaren wederopbouwperiode (1960-1975)

Begin jaren zestig wordt de 'Wet op de Ruimtelijke ordening' voorbereid. Geen statische uitbreidingsplannen meer maar flexibiliteit is het devies. Architecten hebben een grote autonomie met hun aannemers c.q. projectontwikkelaars. De tijd van ambachtelijke bouw ligt achter ons. Daarmee wint men tijd en winst op de woningnood. Alles is volgens vaste normering: afstand bouwblokken, wijk- en buurtgroen, oppervlakte en indeling woningen, etc. Met gebruikmaking van CIAM-denkbeelden 'de functionele stad' worden woonbuurten ontworpen waarbij de functies wonen, werken, verkeer en recreatie zijn onderscheiden. Daarbij staat centraal een snelle bouw van zoveel mogelijk woningen waarbij nieuwe technische hulpmiddelen gericht zijn op een zo snel mogelijk productieproces.

De plannen zijn grootschalige, in stedenbouwkundige megastructuren in de vorm van stempelverkaveling: terugkerende stedenbouwkundige patronen. Met de oliecrises in 1973 komt een einde aan de grootschalige plannen. Van het oorspronkelijke landschap is -met hoge uitzondering- niets over wat daar nog aan herinnerd. In de najaren van de wederopbouwperiode zijn de buurten Flevowijk, Bovenbroek, Cellesbroek-Noord en Cellesbroek-Zuid gebouwd. In IJsselmuiden komt nieuwbouwbuurt Zandberg II tot stand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0008.jpg"

afb. 4.4: 1960-1975

Kenmerkend beeld van woonbuurten die in deze periode zijn ontstaan:

  • De buurten zijn in het algemeen ruim opgezet in een groene omgeving.
  • Van meer gesloten bebouwing met rechte bouwblokken naar meer open bebouwing.
  • Veelal haaks patroon bestaande uit geclusterde woningtype van rijtjeswoningen, tweekappers en villa's.
  • Hoogbouw als markering gesitueerd; grootschalige gebouwen aan randen in een groene omgeving;
  • Centrumvoorzieningen geconcentreerd aan de hoofdroute.
  • Voornamelijk bebouwing in twee lagen, maar ook een groot percentage middelhoog- en hoogbouw.
  • In architectuur sterk horizontale belijning; toepassing van gevelpanelen.
  • In de woonbuurten is de auto te gast; ook autovrije woonerven.
  • Ruim opgezet groen dat vaak zonder erfafscheiding naadloos overgaat in het privégroen met voortuinen.
  • Ruime doorgaande wegen; parkeren op straat, ook in vakken en stroken en gedeeltelijk op eigen terrein.

Flevowijk (1957-1970)

De Flevowijk is ruim opgezet in een groene omgeving. De verbindingen met de oude stad lopen van oost naar west, waarbij de oorspronkelijke uitvalsroute van de Cellesbroederspoort voor de fietsverbinding de belangrijkste is. De invulling van het plan is goeddeels eenvormige laagbouw en bestaat voornamelijk uit haakse blokken. Aan de randen van Flevowijk is hoogbouw gerealiseerd, in een ruime groenaanleg. De torenflat op de kruising van de Europa-Allee en de Lovinkstraat vormt vanuit de wijde omgeving een oriëntatiepunt. Bouwwerken met bijzonder functies zijn geconcentreerd aan de hoofdroutes en in de besloten kernen van de woonclusters. Het hart van de buurt wordt gevormd door het winkelcentrum en de kerk met de toren in de zichtas.

Bovenbroek (1964-1977)

De buurt is ruim opgezet in een groene omgeving. Het bebouwingspatroon van Bovenbroek bestaat voor een deel uit eilanden met gelijksoortige villa- en twee onder een kapbebouwing en voor een ander deel uit woonerven, de Esdoornhof. Hier staan woningen geclusterd aan intieme hofjes, ingebed in een fijnmazige groenstructuur van bosplantsoen en bomen. Een belangrijk structurerend element binnen de buurt wordt gevormd door de met ruim groen omzoomde waterpartij die door de buurt heen slingert. De PieterZandt Scholengemeenschap ligt in het kleine drie-hoekige restgebied tussen Venedijk en autowegen tezamen met een reinwaterkelder. Het alom aanwezige groen (verspreide bosjes, riet en loofbomen) kan als een bindend element gezien worden.

De lange bouwperiode van de Flevowijk en Bovenbroek is waarneembaar in de verscheidenheid aan woonmilieus: van rechthoekige bouwblokken en strokenverkaveling tot vrije expressie.

Cellesbroek-Noord en Cellesbroek-Zuid (1970-1973)

De stedenbouwkundige structuur van de buurt is helder met eenvormige bebouwing in een groene setting. Het bebouwingspatroon van de buurt bestaat voornamelijk uit haakse blokken. Cellesbroek-Noord en Zuid kenmerkt zich door autoluwe buurtdelen waarvan de kernen plaats geven aan ruime speelterreinen omringd door heesters en grote bomen. De Kalmoessingel, die centraal tussen de buurtdelen Noord en Zuid ligt, heeft een belangrijke boomstructuur met doorgaande bomenrijen aan weerszijden van de watersingel. De Cellesbroeksweg is een historisch-landschappelijk element. Een groot park- en groengebied is het volkstuinencomplex 'Onze Tuin' aan de zuidrand van de buurt. Cellesbroek-Noord en Cellesbroek-Zuid zijn buurten waar de auto te gast is, met veel autovrij wandelgebieden en overwegend tweelaagse woningbouw

Zandberg II (1965-1978)

Nadat verplaatsing van diverse tuinbouwbedrijven vanuit dit gebied heeft plaatsgevonden vindt in rap tempo woningbouw plaats. Dit deel van IJsselmuiden met nieuwbouwwoningen wijkt niet veel af van de buurten van Kampen: rechthoekige bouwblokken, lichte kleur steen, donkere pannen.

4.1.2.7 Periode laat 20e eeuw (1975-1990)

Eind jaren zeventig begin jaren tachtig van de vorige eeuw is er sprake van stagnatie in de economie. De subsidiekraan wordt langzaam maar zeker dichtgedraaid. De Derde Nota Volkshuisvesting draait om uitwerkingsniveau (dicht bij de burger). Nieuwbouwbuurten moeten een wervend woonmilieu hebben. Begrippen als kleinschaligheid en menselijke maat, verscheidenheid en betaalbaar leiden tot de ideale woonwijk. Er is een duidelijke ontwikkeling te zien in het stedenbouwkundig patroon. Pre-stedelijke elementen blijven behouden evenals handhaving van bomen, boerderijen, delen van het landschap welke zijn ingepast in het stedenbouwkundig patroon. Men komt terug op het toepassen van woonerven waar de auto te gast is.

In deze tijd zijn de buurten Cellesbroek-Middenwetering en Hagenbroek in Kampen tot stand gekomen. In IJsselmuiden Zandberg III, Groenendael en Lossen Landen. Inbreidingsbuurtjes in Kampen zijn het Van Gelderplantsoen (1985), Grutto en Scholekster (1990) en Hanzewijk renovatie deel 1 (1995).

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0009.png"

afb. 4.5: 1975-1990

Kenmerkend beeld van woonbuurten die in deze periode zijn ontstaan:

  • De buurten zijn Intiem ontworpen, gericht op de individuele woning en begrensde openbare ruimte.
  • Onregelmatige bouwblokken, recht en schuin geplaatst; de woningen volgen de knikken in de straatwand.
  • Rijtjeswoningen in het midden van de buurt, dubbele woningen en (clusters) vrijstaand in de randen.
  • Bescheiden stedenbouwkundige accenten in de vorm van middelhoogbouw torens als wijkmarkering.
  • Voorzieningen zijn in of aan het groen gesitueerd, grootschalige hoofdvormen maar niet beeldbepalend.
  • Diverse woningtypes, maar tweelaags rijtjeshuizen onder zadeldaken komen het meest voor.
  • Veel woningen waarbij de entreeportaal, berging of garage vóór de voorgevel is gebouwd.
  • De buurten worden ontsloten via één doorgaande rondweg waarop de diverse woonstraten zijn aangetakt.
  • Zeer groen, weinig kleinschalig groen in de buurt, grote eenheden aan de randen met waterpartijen.
  • Parkeren veel op straat in vakken en ook wel gedeelten met parkeren op eigen terrein.

Cellesbroek-Middenwetering (1980-1995)

Het nieuwbouwgebied Cellesbroek-Middenwetering is onderverdeeld in twee delen, onderling gescheiden door de historische Buitenbroeksweg en een groengebied met voorzieningen (scholen, sportvelden). Over de hele linie is de buurt zeer groen te noemen. Als pre-stedelijk element kan de afwateringssloot Middenwetering genoemd worden, die als een liniaal door het gebied heen snijdt. De interne structuur van de wordt bepaald door een doorgaande rondweg voor autoverkeer waarop de woonstraten aangetakt zijn. De bouwblokvorm en daarmee het stratenpatroon zijn onregelmatig en bestaat uit geclusterde rijtjeswoningen en twee-onder-een-kapwoningen. Aan de randen zijn enkele clusters met vrijstaande bebouwing. Stedenbouwkundige accenten ontbreken nagenoeg geheel. Cellesbroek-Middenwetering lijkt een wir-war aan huizenblokken zonder dat er enige structuur in is te herkennen.

Hagenbroek (1986-1995)

Hagenbroek is van de andere buurten gescheiden door uitgaande verkeerswegen. Op de grens met de Hanzewijk is een groengebied met een ijsbaan. In de oksel Flevoweg Beneluxweg is naast sportvoorziening een tweelaagse basisschool en een school voor voortgezet onderwijs. Over de hele linie is de buurt zeer groen te noemen. De interne structuur van de buurt wordt bepaald door een doorgaande rondweg voor autoverkeer waarop de woonstraten aangetakt zijn. De bouwblokvorm bestaat uit geclusterde rijtjeswoningen en twee-onder-een-kapwoningen. Aan de randen zijn vrijstaande woonbebouwing te vinden. De kapvorm is gevarieerd, van onregelmatig in doorsnede tot piramide- en lessenaarsdaken en ook komt plat afgedekt voor. In Hagenbroek is een klein groen hart aan de Dr. Kolfflaan, met een middelhoogbouw toren van vijf bouwlagen. De overige bebouwing rondom deze kunstmatige 'brink' is kleinschalig. Ook de kleine toren nabij de rotonde in de Flevoweg naar de buurt Cellesbroek is een blikvanger. Hagenbroek is geheel door infrastructuur omgeven en daardoor enigszins een autonome buurt. In de verkavelingsrichting is een duidelijke richtingsverandering waar te nemen ter plaatse van de oude Binnenweg.

Zandberg III (1970-1980)

De structuur van de jongste invulling van IJsselmuiden-Dorp oost wordt bepaald door twee kruisende, kamvormige stratenpatronen (Van Diggelenweg-Burgemeester Visserweg) op de kruising uitwaaierend. De bebouwingsrichting van het meest noordoostelijke deel is in belangrijke mate bepaald door de aanwezigheid van de Grafhorsterdijk. Het deel ten noorden van de Burgemeester Visserweg met gebogen straatrichting is een overgang naar de bebouwingsrichting die wordt bepaald door de Plasweg.

Groenendael (1975-1979)

De structuur wordt bepaald door een klein plan ontwikkelt langs een planmatig 'organisch' aangelegde ontsluitingsweg waarop de verschillende woonstraten zijn aangetakt. De periode wordt gekenmerkt door regelmatige structuren met kleine tot zeer kleine architectuureenheden in clusters gegroepeerd. Groenendael heeft veel parkeerhofjes en autovrije binnengebieden die aangetakt zijn op een organisch aangelegde ontsluitingsweg

Losse Landen (1980-1993)

De structuur wordt bepaald door in plattegrond een stemvork, met daaromheen een onregelmatige 'organische' structuur van woonstraten. De stemvork wordt gekenmerkt door een binnenring van rijtjeswoningen en een buitenschil van twee-onder-één-kapwoningen. Naar buiten is er een groene zichtlijn. De voorzieningen van de buurt, commercieel, educatief en religieus, zijn in of aan het centrale groengebied gesitueerd. Losse Landen komt in de plattegrond een vormbehandeling voor van spiegeling, maar ook meer organisch aangelegde delen.

4.1.2.8 Nieuwbouwbuurten rondom de millenniumwisseling (1990-2010)

De tijdsperiode vanaf 1995 wordt gekenmerkt door het doen van woningmarktonderzoek. Er is geen verplichting meer om grote aantallen sociale woningen te bouwen. Het accent ligt op het bouwen in het 'dure' segment. Voor het begrip beeldkwaliteit is vernieuwde aandacht. Veel grondgebonden woningen komen tot stand in een hoge dichtheid. Experimenten in architectuur en toepassen van nieuwe materialen zoals ronde daken, overhellende kappen, zink e.d. vindt zijn toepassing. Het stedenbouwkundig beeld wordt bepaald door strakke verkavelingen, spiegelingen, monumentale assen, zichtlijnen e.d.. Bij latere woonbebouwing ontbreekt een sterk dominant stedenbouwkundig patroon. Voor wat betreft de inrichting van de buurt ligt het accent op fietsverkeersverbinding boven die van de auto. De groene randen van de buurt zijn van betekenis binnen het ecologisch raamwerk.

Rond het millennium zijn in Kampen woonbuurten De Maten ontwikkeld en de eerste fase van het Onderdijks. In deze tijd is in IJsselmuiden Zeegraven en Oosterholt-noord tot stand gekomen. Inbreidingsplannen in Kampen zijn het voormalig slachthuisterrein (2000) en Molenzicht (2002) en in IJsselmuiden De Zodde (1992), Lijnbaanstraat (2002) en Het Bos (2008).

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0010.png"

afb. 4.6: 1990-2010

Kenmerkend beeld van woonbuurten die in deze periode zijn ontstaan:

  • Informele, organische opzet van de totale buurt.
  • Geclusterde bouweenheden met eigen sfeer en identiteit in architectuur, detail en verbijzonderheden.
  • Boven gemiddelde inrichting openbare ruimte.
  • Contrasten tussen open en dichtere delen met daartussen open ruimten.
  • Hoofdzakelijk alleen vrijstaande bebouwing en twee-onder-één-kapwoningen, Incidenteel rijen.
  • Overwegend één- en tweelaags; op accenten en langs de hoofdroutes woningen met hogere gootlijn.
  • Voorzieningen zijn gesitueerd op prominente plaatsen.
  • Diversiteit aan architectuur: modern of moderne interpretaties van klassieke woningtype (jaren 30).
  • Individuele bouwers kiezen voor neo-stijl architectuur of een catalogus huis, zelden voor modern.
  • Groenpleinen en buurtparken zijn ingericht voor sport en spel.
  • Watersingels en waterpartijen maken deel uit van de groenstructuur. Particuliere tuinen aan water.
  • Voortuin als voortzetting van de royale openbare groenaanleg.
  • Aandacht voor langzaam verkeersroutes door een stelsel voor langzaam verkeersroutes.
  • Ontsluiting via één doorgaande weg in een breed profiel met door groene stroken gescheiden trottoirs.
  • Geen doorgaand verkeer in de buurt; de woonstraten zijn middelmatig breed opgezet.
  • Parkeren voor een deel op eigen terrein en voor een deel in vakken en stroken.

De Maten (1993-2000)

De Maten heeft een regelmatige, hiërarchisch gelede stedenbouwkundige structuur. De basis van het plan wordt gevormd door twee halve, elkaar haaks kruisende assen. Beide assen eindigen in een halfronde ruimte, één op het noorden en één op het westen. De westelijke halfronde ruimte wordt in het klein herhaald. Ook de parallelstraten kruisen elkaar haaks. In De Maten ziet men een vormbehandeling in de verkavelingsopzet van driehoek, vierkant en cirkel. Kruisende wegen en parallelstraten en halfronde ruimten.

Het Onderdijks eerste fase (2003-2009)

Het Onderdijks kan door haar ligging in het IJssellandschap gekarakteriseerd worden als een 'rivierenlandschap in het klein'. De hoofdopzet van de woonbuurt is gebaseerd op de ontwikkeling van buurtdelen, die binnen de samenhang van de buurt als geheel elk een eigen karakter hebben. Het Onderdijks is een ruim opgezette buurt, waar tuinen en openbaar groen één geheel lijken.

Zeegraven (1995-2000)

De woonbuurt wordt gekenmerkt door de vorm van twee gespiegelde groene ruimten met omringend een open, kleinschalige bebouwing. Voor wat betreft de ruimtelijke ordening zijn meer plan inwaarts de tweekappers te vinden en de vrijstaande woningen hoofdzakelijk aan de randen. Incidenteel vindt men er rijenwoningen. Behoudens het woonblok voor meergezinswoningen in Zeegraven in de zuidelijke helft in de as van de groene ruimte gesitueerd, ontbreken stedenbouwkundige accenten.

Oosterholt-noord (2005-2008)

Oosterholt-Noord is een woonbuurt, waarbij bijzondere voorzieningen zoals een school of winkel ontbreken. Aan de zuidrand van Oosterholt-Noord, tegen de zone langs de Trekvaart, is een plek gereserveerd voor bijzondere bebouwing. Voor wat betreft de ruimtelijke ordening zijn meer plan inwaarts de tweekappers te vinden en de vrijstaande woningen hoofdzakelijk aan de randen. Incidenteel vindt men er rijenwoningen. Voornamelijk tweekappers plan inwaarts en vrijstaande woningen hoofdzakelijk aan de randen. De verkavelingsrichting is in opzet noord-zuid.

4.1.2.9 Hedendaagse nieuwbouwbuurten (vanaf 2010)

Als gevolg van de kredietcrisis stort de woningbouw vanaf 2008 in. Dit heeft tot gevolg dat stagnatie in de woningbouw ontstaat. Na 2016 herstelt de economie zich en de vraag naar woningbouw neemt toe. Het begrip duurzaamheid krijgt meer aandacht. De buurten typeren zich door evenwichtige inpassing in de bestaande stedelijke omgeving en/of het aanwezige landschappelijke elementen. De verkaveling, de woonbebouwing en de inrichting van de openbare ruimte zijn geen losse onderdelen maar vormen een samenhang in het stedenbouwkundig ontwerp. Er is veel aandacht voor de eigenheid van de plek. Wat betreft de architectuur vindt afstemming plaatst op de lokale kenmerken die zijn vastgelegd in beeldkwaliteitsplannen. Ecologische zones aan de randen van de woonbuurt zijn in het bebouwingspatroon opgenomen.

De woonbuurten waar momenteel gebouwd wordt zijn in Kampen tweede fase van Het Onderdijks, het Stationskwartier en het overgrote deel van de uit de jaren vijftig nog daterende Hanzewijk dat vanaf 2008 op de schop is en een geheel nieuwe invulling krijgt. In IJsselmuiden komt woonbuurt Het Meer tot stand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0011.png"

afb. 4.7: vanaf 2010

Kenmerkend beeld van woonbuurten die in deze periode zijn ontstaan:

  • Buurtdelen met eigen sfeer en identiteit: stadswoningen, herenhuizen, appartementen en winkels.
  • Gevarieerd woningtype: tweekappers, vrijstaande woningen en rijtjeswoningen.
  • Bijzondere elementen en kleinschalige voorzieningen zijn gesitueerd in een groenzone.
  • Architectonische diversiteit: jaren '30 tot modern, royaal landschappelijk, klein dorps, statig stedelijk.
  • Behalve laagbouw ook weer hoogbouw (urban villa's).
  • Kleine buurtparken tussen de verschillende bebouwingconcentraties.
  • Water en groen zijn structurele elementen ingericht als speelplek op buurtniveau.
  • Tuin en openbaar groen lopen in elkaar over.
  • Woonbuurten zijn autoluw; een stelsel van routes voor langzaam verkeer met autovrije wandelroutes.
  • Ruimte voor twee auto's op eigen erf; overige parkeren zo onopvallend mogelijk ingepast.

Tweede fase van Het Onderdijks (vanaf 2010)

De hoofdopzet van de woonbuurt is gebaseerd op de ontwikkeling van buurtdelen, die binnen de samenhang van de buurt als geheel elk een eigen karakter hebben. Het Onderdijks is een ruim opgezette buurt, waar tuinen en openbaar groen één geheel lijken. De tweede fase is beduidend anders dan de eerste: een hogere bebouwingsdichtheid, overwegend rijenwoningen en de gevelstenen zijn donker van tint. Ook zijn er autovrije speelstraten.

Het Stationskwartier (vanaf 2011)

Het Stationskwartier krijgt een stedelijk karakter met een menging van functies. Het gebied grenzend aan het station wordt gekenmerkt door grotere stadsblokken met winkels, kantoren, woningen en voorzieningen. In het noordoostelijke deel ligt het accent op wonen langs bomenlanen, autovrije speelstraten en plantsoenen. Het woonmilieu in het Stationsgebied onderscheidt zich van de omringende wijken door de nadruk op stadswoningen, herenhuizen, kleinschalige appartementengebouwen, winkels met woningen erboven en eengezinswoningen.

Een door infrastructuur omsloten buurt. Het heeft een stedelijke allure vanwege de entree van Kampen vanuit het zuiden.

Het Meer (vanaf 2012)

Het Meer kent een aantal specifieke delen. In het noordelijk deel van de buurt, langs de Oosterholtseweg bevinden zich bestaande woningen en woongebieden (Weidestraat) met lichte bedrijvigheid. Grote elementen zijn de sporthal de Oosterholthoeve en daarnaast de manege van de Stichting Paardrijden Gehandicapten IJsselmuiden. In het deel van de buurt langs de Trekvaart en richting de Oosterlandenweg is de nieuwbouw ontwikkeld. Het westelijk deel kent korte straatlengtes. Haaks op de Trekvaart is een woonhofje gelegen waar men alleen te voet de woning kan bereiken. Het oostelijk deel heeft lange straatlengtes met aangeluste woonstraten. Op de scheiding van het oostelijk en het westelijk deel van de buurt staat een basisschool. Het onderste deel van Het Meer, ten zuiden van de Trekvaart, heeft voor een groot deel zijn functie behouden (agrarische en uitloopgebied/bos). Naar dit deel is de ijsbaan verplaatst. Tevens is naast de ijsbaan een zorginstelling gerealiseerd met een maatschappelijke bestemming. Het ontwerp van de buurt is geënt op het dorpse weefsel en structuur van IJsselmuiden. Aan de randen ecologische zone en oud, cultuurlijk groen en water. Korte straatlengtes, soms een woonhofje ook wel lange straatlengtes met aangeluste woonstraten. De begrenzing van de buurt is bepaald door oude routes en historisch waardevolle oevers en watergang.

Hanzewijk (vanaf 2008)

De oostelijke gebogen rand (Koning Abelsingel) scheidt de buurt van Oranjewijk. Daar vindt men een waterpartij, een voortzetting uit het hertenkamp in het Groene Hart. Het begin van de Hanzelaan wordt gemarkeerd door een beeldbepalend gebouw van het gezondheidscentrum, in een ruime groenaanleg gelegen. Het winkelcentrum en de toekomstige bebouwing van twee basisscholen in de noordelijke hoek vormen het hart van de buurt. De randbebouwing bestaat overwegend uit flats van drie woonlagen met platte daken. In het ingesloten gebied staan eengezinswoningen, variërend met zadeldak, lessenaarsdak en platdak. De architectuur bepaalt de verticale ritmering, als herinnering aan de kenmerken van de wederopbouwperiode. Het nieuwe winkelcentrum is indifferent van vormgeving.

4.2 Landelijk en provinciale beleid

4.2.1 N.O.V.I.

De Nationale Omgevingsvisie kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de structuurvisie Infrastructuur en ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen we voor gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes maken. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de lange termijn visie van het Rijk in beeld.

4.2.1.1 Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving

In Nederland staan we voor een aantal urgente maatschappelijke grote opgaven die zowel lokaal als regionaal, nationaal en internationaal spelen. Grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen in Nederland flink veranderen. We hebben een lange traditie van ons aanpassen. Deze opgaven benutten we om vooruit te komen en tegelijkertijd het mooie van Nederland te behouden voor de generaties na ons.

Met de NOVI bieden we een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken, om samen ons land mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Omgevingskwaliteit is het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit en milieukwaliteit. Met inachtneming van maatschappelijke waarden en inhoudelijke normen voor bijvoorbeeld gezondheid, veiligheid en milieu. In dat samenspel van normen, waarden en collectieve ambities, stuurt de NOVI op samenwerking tussen alle betrokken partijen.

Iedereen wil prettig wonen, in de stad of een kleinere gemeente, op bereikbare afstand van werk en voorzieningen in een gezonde en veilige omgeving. Het streven is een kwalitatief goede woningvoorraad, die regionaal aansluit op de woonbehoefte van alle groepen, met groen in de directe nabijheid. Kwaliteit van leven bestaat voor een wezenlijk deel uit een aantrekkelijke en herkenbare woon- en leefomgeving en een goede verbondenheid van stad en land. We willen onze steden en dorpen naar 2050 ontwikkelen met kwaliteit. Geen ongebreidelde, maar gecontroleerde en doordachte groei waar dat nodig is. Met wensen van bewoners en gebruikers als centraal uitgangspunt.

4.2.1.2 Diversiteit in wonen

Onze steden en dorpen van de toekomst zijn gevarieerd, toegankelijk voor iedereen, aangepast aan de veranderende samenstelling van de bevolking. Woningen zijn van het gas af en verduurzaamd. Dorpen en steden zijn gezond en veilig: de luchtkwaliteit is sterk verbeterd ten opzichte van nu, de geluidhinder afgenomen, de omgevings-, verkeers-, fysieke en sociale veiligheid zijn vergroot. Het zijn inclusieve, sociale gemeenschappen: iedereen heeft de kans om deel te nemen aan het maatschappelijke leven, er zijn genoeg mogelijkheden voor sociale interactie, geschikt voor jong en oud, omdat we levensloopbestendig bouwen. Bij het vormgeven van de leefomgeving zorgen we voor inspraak, dialoog en betrokkenheid en houden we rekening met uiteenlopende belangen en leefstijlen. Het uiterlijk van onze steden en dorpen is in 2050 veranderd. Wonen, werken, natuur, openbare ruimte en voorzieningen zijn veel meer met elkaar verweven. Er is meer dichtheid, minder leegstand en verval, meer groen en water. Op sommige plekken hebben we meer de hoogte in gebouwd, maar altijd met kwaliteit. Hierbij maken we steeds gebruik van het historische karakter en de kracht van ontwerp. We zorgen ervoor dat specifieke waardevolle karakteristieken van onze steden en dorpen tenminste behouden zijn gebleven of zich verder hebben ontwikkeld.

4.2.1.3 Prettige woonmilieus

De verdere verstedelijking is gepaard gegaan met de verduurzaming van Nederland en een goede kwaliteit van leven. Ook in de toekomst koesteren we de kleinschaligheid en diversiteit die onze steden en dorpen kenmerken. Stedelijke groei is voor een belangrijk deel binnen de bestaande bebouwde gebieden gefaciliteerd, maar ook op zorgvuldig gekozen en ingerichte locaties daarbuiten. Er is gebouwd daar waar de vraag is en naar de behoefte van verschillende doelgroepen, waaronder starters. Er zijn veel woningen voor de groeiende groep ouderen gerealiseerd en ook de inrichting van steden en dorpen en de organisatie van openbaar vervoer, zorg en detailhandel is daarop aangepast. We bieden iedereen de mogelijkheid om naar wens en betaalbaar te wonen, waarbij we de kwaliteit, leefbaarheid en identiteit van onze steden verder versterken. Met nieuwe stedenbouwkundige concepten hebben we veelvormige woonmilieus en nieuwe vormen van mobiliteit gecreëerd die voor alle leeftijdsgroepen prettig zijn om in te leven. Nieuwe ontwikkelingen vinden op goed bereikbare locaties plaats.

4.2.2 Voorbereidingsbesluit hyperscale datacenters

In het laatste regeerakkoord staat dat het kabinet regie gaat nemen over de vestiging van hyperscale datacenters. Er komen strengere regels voor de bouw van hyperscale datacenters en de toelatingscriteria voor de vergunningverlener worden strenger. In aanloop naar het opstellen van strengere regels heeft het kabinet op 16 februari 2022 een voorbereidingsbesluit genomen. De duur van dit besluit was negen maanden. Daarmee wil het kabinet voorkomen dat, voordat de criteria zijn vastgelegd, nieuwe hyperscale datacenters zich op ongewenste plekken in Nederland vestigen. De aanhoudingsplicht die uitgaat van genoemd voorbereidingsbesluit van 16 februari 2022 is vervallen op 16 november 2022. Daarom is opnieuw een voorbereidingsbesluit genomen om de voorbescherming te regelen totdat dat de instructieregel in werking is. Met dit tweede voorbereidingsbesluit is vanaf de datum van 16 november 2022 voor een periode van negen maanden opnieuw een aanhoudingsplicht in het leven geroepen.

4.2.3 Barro

Voor de doorwerking van de Rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Barro gemaakt. Dit Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro) bevat alle ruimtelijke Rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het Barro is op 20 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die we in bestemmingsplannen moeten opnemen.

Conclusie: aangezien voorliggend bestemmingsplan een conserverend plan is waarin we niet of nauwelijks in nieuwe ontwikkelingen voorzien, gaan we verder niet in op Europees, Rijksbeleid en Provinciaal beleid.

4.2.4 Provinciaal beleid

Op 12 april 2017 hebben Provinciale Staten van Overijssel de nieuwe Omgevingsvisie Overijssel 2017 'Beken Kleur' en bijbehorende Omgevingsverordening Overijssel 2017 vastgesteld. Op 1 mei 2017 zijn de nieuwe Omgevingsvisie en Omgevingsverordening in werking getreden. Op 15 december 2021 hebben Provinciale Staten de Actualisatie Omgevingsvisie Overijssel 2021 en Tussentijdse Actualisatie Omgevingsverordening Overijssel 2021 vastgesteld, die gelden vanaf 1 februari 2022.

4.2.4.1 Omgevingsvisie Overijssel

De omgevingsvisie heeft de status van

  • Structuurvisie onder de Wet Ruimtelijke Ordening
  • Regionaal Waterplan onder de Waterwet
  • Milieubeleidsplan onder de Wet Milieubeheer
  • Provinciaal verkeers- en vervoersplan onder de Planwet Verkeer en Vervoer
  • Natuurvisie onder de Wet Natuurbescherming Visie op de ondergrond.
  • Richtinggevers in het beleid zijn duurzaamheid, ruimtelijke kwaliteit en sociale kwaliteit.

De Omgevingsvisie Overijssel is in 2009 gemaakt en in 2020 geactualiseerd. Op 15 december 2021 hebben Provinciale Staten de Actualisatie Omgevingsvisie Overijssel 2021 en Tussentijdse Actualisatie Omgevingsverordening Overijssel 2021 vastgesteld, die gelden vanaf 1 februari 2022.

In de omgevingsvisie staan drie leidende thema's;

  • duurzaamheid;
  • ruimtelijke kwaliteit;
  • Sociale kwaliteit;

Duurzaamheid wordt aldus de Omgevingsvisie Overijssel gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities. Ruimtelijke kwaliteit wordt mogelijk gemaakt door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten met nieuwe ontwikkelingen. Bij het sturen op ruimtelijke kwaliteit in de Omgevingsvisie Overijssel is een sleutelrol weggelegd voor de gebiedskenmerken. Dit zijn ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype, die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit ervan. In de gekozen benadering zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leasure laag bepalend voor de kenmerken van een gebied. Deze lagen staan niet los van elkaar. Vaak liggen de lagen over elkaar heen en hebben plekken te maken met kenmerken van verschillende gebieden.

Sociale kwaliteit wordt volgend de Omgevingsvisie gerealiseerd door bewoners en gebruikers te betrekken bij de ontwikkeling van het Provinciaal beleid en de uitvoering van projecten. Ook wordt ruimte geboden aan initiatieven van 'onderop' en wordt aangesloten bij initiatieven die er al zijn.

Omgevingsverordening Overijssel

Met een actualisatieronde 2021 wil de Provincie de Omgevingsverordening in overeenstemming brengen met de eisen van de nieuwe Omgevingswet. Die treed volgens planning op 1 juli 2022 in werking. Het ontwerp heeft tot en met 7 juli 2021 ter inzage gelegen.

De Omgevingsverordening is geheel herschreven, waarbij gekozen is voor een indeling die aansluit bij de opzet van de Omgevingswet. Ook voor de formulering van de regels is aangesloten bij de wijze waarop het Rijk haar regels heeft opgeschreven. Onder de Omgevingswet wijzigen procedures en instrumenten. De nieuwe Omgevingsverordening is daarop ingesteld. De Omgevingsverordening ziet er heel anders uit dan de huidige verordening, maar beleidsinhoudelijk is de provinciale sturing in principe niet gewijzigd. Bij het formuleren van de regels is zo dicht mogelijk aangesloten bij de huidige wijze van sturen en bij de huidige bevoegdheidsverdeling tussen provincie, gemeenten en waterschappen. Omdat de Provincie zo dicht mogelijk aanschuurt tegen bestaand beleid kiezen we ervoor in onze toelichting daarop aan te sluiten.

Het plangebied maakt onderdeel uit van een stedelijke zone. De ambities voor deze gebieden hebben

betrekking op:

  • de karakteristieke verschillen in opbouw van de schillen van het stedelijk gebied worden gerespecteerd en versterkt;
  • diversiteit en onderscheidend vermogen van steden worden versterkt;
  • de SER-ladder wordt gebruikt om sturing te geven aan het locatiebeleid voor wonen en werken. Herstructurering van bestaande woon- en werkmilieus staat daarbij voorop;
  • bijzondere kenmerken (waterpartijen, stadsrand, singels) en bijzondere locaties (stationsgebieden, parken, voormalige industriële terreinen, erfgoed) worden benut en versterkt;
  • we zetten in op een breed voorzieningenpakket en gezonde, veilige en aantrekkelijke woon- en werkmilieus;
  • discontinuïteiten in de bebouwingsstructuur (inbreiden), in de stedenbouwkundige structuur (logica van het straten- en wegenpatroon, in de structuur van de openbare ruimte, voorkant, achterkant) en de groenstructuur (lanen, singels, parken) worden opgeheven;
  • de kenmerken van de landschappelijke structuur en de ondergrond en de historische en archeologische waarden worden zoveel mogelijk gerespecteerd en voelbaar gemaakt;
  • ondergronds ruimtegebruik voor diverse functies (infrastructuur, parkeergarages, buisleidingen, bioscoop) wordt ingezet om de bovengrondse ruimtelijke kwaliteit van de stedelijke laag te versterken;
  • karakteristieke en beschermde stads- en dorpsgezichten blijven ervaarbaar vanuit het omringende landschap;
  • aanwezige cultuurhistorisch waardevolle gebouwen worden behouden door ze waar mogelijk een functie te geven die aansluit bij de behoeften van deze tijd. Het herbestemmen en aanpassen van deze gebouwen vormen een integraal onderdeel van stedelijke vernieuwingsprojecten.
  • Het onderliggend bestemmingsplan houdt rekening met bovengenoemde ambities voorzover mogelijk is in een grotendeels conserverend bestemmingsplan. De bestaande waarden worden beschermd in dit bestemmingsplan. Grootschalige nieuwe ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.

4.3 Groen en openbare ruimte

De openbare ruimte wordt door iedereen gebruikt en beleefd en is daarom zeer belangrijk. Een goede inrichting die het belang van een goede openbare ruimte zoveel mogelijk behartigd vinden we essentieel. Groen maakt daar een belangrijk onderdeel van uit. In de volgende paragrafen kunt u lezen hoe de groenstructuur is opgebouwd, welke functies het groen heeft en wat onze ambities zijn. Daarnaast verwijzen we naar de groenstructuurvisie die naast het belang van groen en de onderlinge verbanden ook concrete plannen per buurt bevatten.

4.3.1 Groenstructuurvisie "Groen is Goud"

In 2012 is de Groenstructuurvisie 'Groen is Goud!' vastgesteld. Deze visie brengt de groene kwaliteiten en de structuren in beeld. Het legt de ambities vast en formuleert het groenbeleid. Ook de uitwerking op buurtniveau is onderdeel van deze visie. Per buurt is een kaart gemaakt met daarop te zien wat de ambities en plannen zijn.

Gemeente Kampen biedt bewoners en bezoekers een aantrekkelijke ruimtelijke verscheidenheid die varieert van een historische binnenstad, eigentijds vormgegeven woonwijken tot kleinschalige landelijke kernen. Het geheel ligt in het fraaie landschap van de IJsseldelta, waarbij het water een belangrijke samenbindende factor vormt. Dit geldt evenzeer voor het vele groen dat de gemeente rijk is: het geheel aan parken, bomenrijen, bosjes, plantsoenen en gazons is onmisbaar voor de ruimtelijke samenhang en eigen identiteit van de gemeente.

De Structuurvisie (2009) benoemt dan ook niet voor niets als één van de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente het 'groene raamwerk' van Kampen, het landschappelijke karakter van IJsselmuiden en de nabijheid van het landschap . Zoals het Landschapsontwikkelingsplan (LOP, 2010) nader ingaat op de landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied, zo beoogt de Groenstructuurvisie de groene kwaliteiten binnen de bebouwde kom concreet in beeld te brengen: vastleggen van de ambities, formuleren van het groenbeleid en aanwijzen van de belangrijke groenstructuren.

Doelen groenbeleid

De hoofddoelstelling van ons groenbeleid is: “het in stand houden, verbeteren en nieuw ontwikkelen van groenvoorzieningen die bijdragen aan een veelzijdige, gevarieerde, gezonde en prettige leefomgeving voor mens, dier en plant”.

De Groenstructuurvisie vertaalt dit naar de volgende doelen:

  • Geven van een lange termijn visie op het openbaar groen.
  • Vastleggen van bestaande en nieuw te ontwikkelen waardevolle groenstructuren.
  • Richting geven aan het beheer en onderhoud.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0012.jpg"

afb. 4.8: groenstructuur op hoofdlijnen (Groenstructuurvisie 2012)

  • lichtgroen groenstructuur op gemeentelijk niveau
  • donkergroen boomstructuur op gemeentelijk niveau
  • lichtbruin groenstructuur op wijkniveau
  • donkerbruin boomstructuur op wijkniveau
  • groene pijlen te realiseren groene verbindingen.
  • Stippellijnen losse structuren op wijk/gemeentelijk niveau.

Belang van groen

Gericht sturen op basis van een goed doordacht groenbeleid is belangrijk. De aanwezigheid van groen en bomen in de bebouwde omgeving is immers van groot belang. Groen vervult functies voor mens, economie en natuur. Zo draagt groen bij aan de leefbaarheid van de woon- en werkomgeving en is belangrijk voor de gezondheid van mensen. Groen geeft een meerwaarde aan onroerend goed en draagt bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven. Ook zorgt groen voor verhoging van de biodiversiteit en maakt natuurbeleving in de directe woonomgeving mogelijk.

Kwaliteiten

Belangrijke kwaliteiten van het openbaar groen in het stedelijk gebied zijn onder andere de nauwe verbinding tussen stads- en dorpsranden met het buitengebied, de herkenbare aanwezigheid van historische patronen en het vroegere landschap in het stedelijk gebied en de aanwezigheid van vele grootschalige groenobjecten die tezamen vaak al een aaneengesloten groen raamwerk vormen. Ook de directe nabijheid van gebieden die vallen in de Ecologische hoofdstructuur (EHS) en zijn aangemerkt als Natura 2000 is een belangrijke kwaliteit die kan zorgen voor een rijk gevarieerde flora en fauna binnen het stedelijk groen..

Visie

Onze algemene visie op het openbaar groen is: “Het Kamper groen vormt een robuust, duurzaam groen raamwerk, dat zowel landschappelijke als nieuwe stedelijke groenstructuren in zich verenigt, volop ruimte biedt voor een veelzijdig gebruik door de inwoners, ecologische dooradering van het bebouwde gebied mogelijk maakt en een substantiële bijdrage levert aan een duurzame leefomgeving. Hierbij staan behoud en versterking van het specifieke en eigen groenkarakter van stad, dorpen, buurten en gebiedsdelen centraal. Veiligheid en beheersbaarheid gelden te allen tijde als randvoorwaarde.”

De uitspraak 'Groen is goud!' staat centraal in ons groenbeleid. Hiermee bedoelen we dat de gemeente Kampen een groot belang hecht aan een groene leefomgeving en hierin een eeuwenoude traditie – begonnen met de omvorming van de stadswallen naar de groene gordel van het Plantsoen - heeft hoog te houden. Ten tweede bouwen we door op de constatering 'Kampen zit op goud, het moet alleen opgepoetst worden' uit de Structuurvisie. Een constatering die absoluut geldt voor het vele groen in de gemeente, dat al grotendeels een aaneensluitend 'groen raamwerk' vormt. Als laatste verwijst 'Groen is goud!' ook naar de ligging van de gemeente in het Nationaal landschap 'IJsseldelta': een 'gouden' uitgangspositie voor een unieke, eigen identiteit.

De belangrijkste landschappelijke waarden beschermen we met de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' en staat beschreven in paragraaf 5.5.5.

Groenstructuur

De groenstructuur is gedefinieerd als 'de ruimtelijke en functionele samenhang van groenvoorzieningen met elkaar en de omgeving'. We hebben onderscheid gemaakt tussen de hoofdgroenstructuur en de buurtgroenstructuur, die samen het groene raamwerk vormen. Deze groenstructuur wordt gedragen door historische én nieuwe groenstructuren. Voorbeelden van historische structuren zijn de groene gordel rondom de Kamper binnenstad, de broekswegen, in groen ingebedde waterlopen als de Riette of de Trekvaart en door bomen begeleide historische wegen of dijken. Deze historisch landschappelijke groene lijnen zorgen ervoor dat het openbaar groen in bebouwd gebied naadloos kan overvloeien in de landschappelijke structuren van het buitengebied. De nieuwe groenstructuren zorgen voor robuustheid en ruimte. Voorbeelden zijn de brede grasbermen met bomenrijen langs de belangrijke ontsluitingswegen, grote groengebieden als het Groene Hart of het Zoddepark en de vele, ruim van groen voorziene sportparken. Ook private (achter)tuinen van woningen dragen in bepaalde gevallen, bijvoorbeeld langs de Broekswegen en de Trekvaart, bij aan het groene beeld en beleving van de hoofdgroenstructuur. Om die reden hebben we op een aantal plekken de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken' opgenomen binnen de (woon)bestemming, waarbinnen geen bouwwerken zijn toegestaan.

Ecologische structuur

De lokale ecologische structuur heeft als doel te zorgen voor een ecologische dooradering van de bebouwde kom en richt zich met name op flora- en faunasoorten die gebonden zijn aan water, oevers en grazige vegetaties. Er is onderscheid gemaakt tussen een primaire en secundaire ecologische structuur. De primaire ecologische structuur bestaat uit een geheel van robuuste groene lijnen en gebieden die zorgen voor een aaneengesloten ecologisch netwerk dat zorgt voor een ononderbroken verbinding door het stedelijk gebied in aansluiting op het buitengebied en de provinciale Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De secundaire ecologische structuur bestaat uit kleinschalige groenstructuren die zorg dragen voor alternatieve verbindingen en een fijnmazige verspreiding van flora- en faunasoorten in het stedelijk gebied.

We hechten veel waarde aan het beschermen en vergroten van biodiversiteit. De verscheidenheid aan soorten en het geheel aan ecosystemen waarin die leven zorgen voor productie van zuurstof, afbraak van dode dieren en planten, bestuiving van planten en het beheersen van plagen. Ook in het stedelijk gebied, op diverse schaalniveau's. Een rijk insecten- en dierenleven begint bij gevarieerd groen. Vooral bomen, bloembollen, heesters en planten die bestuivende insecten aantrekken zijn belangrijk. In 2020 is het plan Omvormen groenstroken, voorstellen tot meer biodiversiteit in het groenonderhoud, gemaakt. Dit plan is een uitwerking van de Groenstructuurvisie, soms een omvorming, maar altijd een versterking van de structuren, het groene raamwerk.

Meer over de ecologische aspecten in paragraaf 4.4.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0013.jpg"

afb. 4.9: ecologische structuur op hoofdlijnen (Kampen 2011)

  • lichtgroen primaire gemeentelijke ecologische hoofdstructuur
  • oranje secundaire gemeentelijke ecologische hoofdstructuur
  • gestippeld Natura 2000 gebied Rijntakken
  • pijlen aansluitingen op buitengebied

Beleidsthema's

De algemene groenvisie staat in de groenstructuurvisie uitgewerkt in de vorm van zeven beleidsthema's: 'Ontwerp, inrichting en sortiment', 'Beheer en onderhoud', 'Bomen', 'Ecologie', 'Duurzaamheid en milieu', 'Gebruik' en 'Communicatie en participatie'. Per thema hebben we beleidslijnen geformuleerd die de verdere richting bepalen. Dit zijn de 34 'spelregels' van de gemeente voor het openbaar groen. Alle vragen over groen toetsen we aan deze spelregels zodat we ' groen' integraal meewegen.

Realisatie

Het vastleggen van de visie en gewenste structuren is uiteraard niet het eindpunt. Om hieraan uitvoering te geven, staan in de Groenstructuurvisie 35 thematische projecten die de visie handen en voeten te geven. De rapportage 'Uitwerkingen op buurtniveau' formuleert vervolgens circa 250 ruimtelijke voorstellen om de gewenste groenstructuur en ecologische structuur tot stand te brengen.

4.3.2 Openbare ruimte

Iedere buurt en wijk heeft zijn eigen identiteit. Deze is ontstaan vanuit het verleden, op basis van de landschappelijke onderlegger, de geomorfologie of juist ontworpen op de tekentafel. Een identiteit wordt in dit geval bepaald door de stedenbouwkundige opzet, de architectuur, groenstructuren, de zichtlijnen, de ruimtes, maar ook door het materiaal gebruik van bijvoorbeeld de verhardingen en de plantensoorten. Het is van belang deze identiteit van de afzonderlijke buurten te behouden en te versterken. Het maakt de buurt herkenbaar als de buurt. Juist de verschillen in identiteit tussen de buurten maakt de stad aantrekkelijk en divers.

Waar eerder de openbare ruimte werd ingericht en onderhouden door de gemeente voelen burgers zich steeds meer verantwoordelijk voor de openbare ruimte en hun directe woonomgeving en willen deze ook zelf graag inrichten en onderhouden. Voorbeelden daarvan zijn het realiseren van voedselbossen, stadslandbouw, geveltuinen en speelplaatsjes. Voorwaarde voor dit medegebruik is wel dat de karakteristiek en identiteit van de buurt behouden blijft.

4.3.2.1 Uitgebreide beschrijving van de deelgebieden

Hierboven zijn de belangrijkste aspecten voor de inrichting van de openbare ruimte in de stad Kampen en het dorp IJsselmuiden beschreven. In hoofdstuk 4.1 (Ruimtelijke aspecten) en in de bijlagen 5 (Kampen) en 6 (IJsselmuiden) gaan we dieper in op de afzonderlijke deelgebieden binnen het plangebied.

4.3.2.2 Speelruimte

In het voorjaar van 2020 heeft de gemeenteraad gekozen voor een andere koers m.b.t. spelen en speelruimte. Waar het bestaande beleid gericht was op het realiseren van formele speelruimte (speelplaatsen met speeltoestellen) op blok-, buurt- en wijkniveau, is de koers voor het nieuwe beleid het verminderen en concentreren van formele speelruimte en het vergroten van de informele speelruimte. Om dat te realiseren kunnen b.v. bestaande kleine formele speelplaatsen omgevormd worden naar openbare plekken met spelaanleidingen of kunnen bepaalde delen van de openbare ruimte worden aangepast zodat deze ook (veilig) gebruikt kunnen worden als plek om te spelen, te bewegen en elkaar te ontmoeten. De komende jaren gaat de gemeente samen met de wijken invulling geven aan het thema spelen en speelruimte.

De nieuwe invulling van dit beleid wordt in voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt door binnen de bestemmingen groen en verkeer (samen het verblijfsgebied) het gebruik voor spelen en speelruimte mogelijk te maken.

4.3.2.3 Klimaat

Klimaatverandering zorgt ervoor dat de kans op overstromingen, wateroverlast, droogte, bodemdaling en hittestress toeneemt. Stedelijke herstructurering en transformatie bieden kansen om in de stad ruimte te maken voor wateropvang en groen en zo wateroverlast, hittestress en de gevolgen van overstromingen te beperken. Dat geeft tegelijk kansen om de kwaliteit en veiligheid van de woonomgeving te verbeteren.

Bij de ontwikkeling van nieuwe buurten is klimaatadaptief inrichten van de openbare ruimte een belangrijke pijler. In Reeve – ligt weliswaar buiten de grenzen van dit bestemmingsplan - en De Erven in Het Onderdijks bijvoorbeeld wordt neerslag zichtbaar en bovengronds afgevoerd naar wadi's en het oppervlakte water. Het verhard oppervlak wordt zo klein mogelijk gehouden. De omgeving wordt zo groen mogelijk ingericht. De bewustwording van klimaatverandering wordt hierdoor groter.

Ook op kleinere schaal, bij herinrichtingen en het herstraten van wegen en pleinen kunnen we al veel doen. De effecten van maatregelen zijn direct zichtbaar en merkbaar. Door bijvoorbeeld de openbare ruimte te vergroenen wordt het minder warm en kan neerslag via de groenvakken direct infiltreren in de bodem. Door groen waardevol te houden, heeft het meerdere functies voor jong en oud. Maar ook andersom, door meerdere functies aan groen te koppelen, wordt de waarde van het groen sterker. Meer over klimaat is te lezen in paragraaf 4.11.

4.4 Ecologie

4.4.1 Wet Natuurbescherming

In ruimtelijke plannen moeten we aantonen hoe de ontwikkelingen die hierin mogelijk worden gemaakt zich verhouden met de wet- en regelgeving op het gebied van gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is bescherming van gebieden, soorten en houtopstanden geregeld in de Wet natuurbescherming. Op het gebied van gebiedsbescherming regelt de wet de bescherming van zes verschillende soorten natuurgebieden: het natuurnetwerk Nederland, bijzondere provinciale natuurgebieden, bijzondere provinciale landschappen, nationale parken, bijzondere nationale natuurgebieden en Natura 2000-gebieden. Bij activiteiten of ontwikkelingen die kunnen leiden tot negatieve effecten op instandhoudingsdoelen voor een van deze gebieden moet een vergunning worden aangevraagd.

Voor onderliggend plan hebben we geen ecologisch onderzoek laten doen. Dit plan voorziet namelijk niet in - grootschalige - nieuwe ontwikkelingen. Voor het uitvoeren van ontwikkelingen waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, borgen we behoud van beschermde natuurwaarden door een verplicht natuuronderzoek op te vragen met daarbij de evt. noodzakelijke vergunning Wnb dan wel door aannemelijk te maken dat effecten op beschermde soorten worden uitgesloten. Voor het bepalen van de noodzaak tot het uitvoeren van een natuuronderzoek bij een vergunningplichtige ontwikkeling gebruiken we de vastgestelde checklist Wet natuurbescherming (2017).

4.4.2 Stikstof

Binnen de beoordeling van effecten op Natura 2000 gebieden is stikstof een belangrijk aspect. Voor het uitvoeren van werkzaamheden die we binnen dit bestemmingsplan mogelijk maken en waarvoor een omgevingsvergunning vereist is, moeten effecten m.b.t. stikstofdepositie op stikstofstofgevoelige habitats in beeld worden gebracht en zo nodig moet er een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming worden aangeleverd. Naast het uitvoeren van werkzaamheden kunnen ook bedrijfswijzigingen leiden tot een gewijzigde (vergrootte) stikstofdepositie. Deze wijzigingen in de bedrijfsvoering moeten in de stikstofbeoordeling voor de omgevingsvergunning worden meegenomen.

4.4.3 Biodiversiteit

De gemeentelijke ecologische (hoofd-)structuur heeft als doel een ecologische dooradering van de bebouwde kom te realiseren die in verbinding staat met het agrarisch buitengebied resp. het NNN-gebied c.q. N2000 gebied Rijntakken. De gemeentelijke ecologische hoofdstructuur richt zich met name op flora- en faunasoorten die gebonden zijn aan water, oevers en grazige vegetaties en doorgaande laanstructuren. De gemeentelijke ecologische hoofdstructuur is weergegeven in de afbeelding in paragraaf 4.3.1.

De gemeentelijke ecologische (hoofd)structuur richt zich met name op ecologische verbindingen zodat met name faunasoorten zich kunnen verplaatsen, hetzij voor het vinden van nieuwe leefgebieden, hetzij voor het kunnen bereiken van foerageergebieden.

Biodiversiteit richt zich op het vergroten/versterken van de diversiteit aan flora en fauna in zijn algemeenheid en kan ook buiten de gemeentelijke ecologische hoofdstructuur worden gerealiseerd.

4.5 Wonen

4.5.1 Bouwsteen Wonen 2021-2025

In oktober 2021 is de Bouwsteen Wonen vastgesteld door de gemeenteraad.

De gemeente Kampen wordt gewaardeerd om de mix van wijken die de gemeente heeft. De verhouding 30 % goedkoop (waarvan 20% sociale huur), 40% betaalbaar en 30% duur blijft de insteek. Toch zien we dat er op de huidige markt een opgave ligt om aanbod te hebben voor starters en senioren. We kiezen voor het stimuleren van :

  • doorstroming door specifieke nieuwbouw voor senioren te (laten) bouwen;
  • gemengde wijken;
  • bouwen met creatieve oplossingen.

Leefbare wijken

Leefbaarheid geeft aan hoe aantrekkelijk het is om ergens te wonen. We streven naar levensloopbestendige en inclusieve wijken. We besteden aandacht aan leefbaarheid en duurzaamheid, aan wonen in een klimaatbestendige regio. Het is prettig wonen in Kampen, de 'leefbarometer' geeft dit ook aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0014.png"

afb. 4.10: leefbarometer (2018)

Hoe donkerder de kleur groen, des te beter de leefbaarheid. In positieve zin springen grote delen van IJsselmuiden er uit, in Kampen met name het Onderdijks. Wijken die minder positief scoren zijn de Flevowijk, delen van Brunnepe en Zandberg in IJsselmuiden. Naast sociale problematiek is er plaatselijk overlast door de vele woonvoorzieningen voor jongeren in de binnenstad van kampen (met name zorgwoningen). We zijn bezig met wijkvisies voor de Flevowijk, Brunnepe en de binnenstad van Kampen. Daarnaast is in de afgelopen jaren gewerkt aan Zandberg in IJsselmuiden en daar gaan we in de komende jaren mee door. Buurten en wijken mogen onderscheidend zijn. Het uitgangspunt 30/40/30 kan daarom per buurt verschillen, waarbij we het algemene uitgangspunt van 30/40/30 wel bewaken.

4.5.2 Binnenstedelijk bouwen

De gemeente Kampen heeft een positieve grondhouding ten aanzien van binnenstedelijke ontwikkelingen die leiden tot meer woningen niet zijnde zorgwoningen. Behoud van de ruimtelijke kwaliteit en met name voldoende groen en natuur, ook binnenstedelijk, vinden we daarbij belangrijke randvoorwaarden. Uit participatiebijeenkomsten blijkt dat inwoners het belangrijk vinden dat bij inbreiding rekening wordt gehouden met de leefomgeving van de huidige inwoners. De gemeente Kampen vindt het belangrijk dat wijken voldoende groen blijven, om bijvoorbeeld hittestress te voorkomen. Hittestress zien we vooral in oudere wijken. Een ander groot probleem is bodemdaling. Dit is een landelijk issue waarbij sommigen ervoor pleiten niet meer in laaggelegen gebieden te bouwen. Dit is in Kampen een belangrijk punt.

Corporaties hebben aangegeven dat zij bij inbreidingsopgaven natuurlijke wijkvernieuwing als uitgangspunt zien. Dit geeft de mogelijkheid te werken aan toekomstbestendige, zich steeds vernieuwende wijken. Het gaat om een integrale aanpak van wonen (waarbij ook verdichten en inbrengen van andere woonsegmenten aan de orde kan zijn), de openbare ruimte, economie en mobiliteit.

4.5.3 Woonwagens

Kampen ziet het als haar taak ervoor te zorgen dat er een voldoende en gevarieerd woningaanbod is die ruimte biedt aan alle bevolkingsgroepen en leefstijlen. Er is een tekort aan standplaatsen voor woonwagens, gezien het aantal huishoudens dat daarvoor op de wachtlijst staat. Samengevat is het beleid van de gemeente Kampen ten aanzien van woonwagens en standplaatsen als volgt:

  • We spelen in op vraag en aanbod ten aanzien van standplaatsen en woonwagens, Concreet is in 2021 een locatiestudie gestart voor uitbreiding, (deze studie is nog niet afgerond);
  • De wijze waarop we de uitbreiding faciliteren hangt af van de behoefte. We kijken goed naar de behoefte aan huur- en koop en prijscategorieen;
  • Voor zover het huishoudens betreft die met hun inkomen tot de doelgroep van de woningcorporaties behoren, kijken we in overleg met de woningcorporaties naar de verdeling van werkzaamheden.
4.5.4 Transformatie van functies

We hebben een positieve grondhouding ten aanzien van het toevoegen van woningen door middel van transformatie van functies. Soms kan transformatie naar woningen zowel leegstand voorkomen als de woningmarkt helpen. Voorbeelden zijn: omzetten van de functie detailhandel naar de functie wonen. Dit speelt in de binnenstad en kan ook bij wijkwinkelcentra gaan spelen. In de binnenstad is het detailhandel beleid gericht op het versterken van het kernwinkelgebied en het inkrimpen van detailhandel in aanloopstraten.

Met name omzetten van agrarische bedrijven (voor zover nog aanwezig in het plangebied) naar wonen kan maatschappelijk een grote waarde hebben waarbij een woonfunctie dit kan financieren. Onze voorkeur gaat uit naar omzetting naar wonen in combinatie met natuurontwikkeling. We vinden dat bij een ontwikkeling van bovengenoemde concepten men maximaal 10 woningen mag toevoegen waarbij 70% van het perceel wordt veranderd in openbaar toegankelijke natuur.

4.5.5 Wonen en zorg

In de gemeente Kampen is de laatste jaren sprake van een toename van splitsing van woningen en (delen van) gebouwen in meerdere woningen en omzetting van (gedeelten van) woningen en (gedeelten van) gebouwen waarin wonen is toegestaan, naar meerdere kamers ten behoeve van onder andere kamerverhuur en zorgwoningen. Vooral in delen van de historische binnenstad van Kampen zorgen deze woonvormen voor problemen op het gebied van leefbaarheid. Daarbij gaat het met name over de mate waarin deze woonvormen voorkomen en de manier waarop. De toename van het aantal woningsplitsingen en -omzettingen houdt verband met een aantal ontwikkelingen:

  • in de afgelopen jaren zijn door maatschappelijke ontwikkelingen incourante winkel- en kantoorpanden op de markt gekomen voor een nieuwe invulling;
  • de vraag naar kleinere en/of betaalbare woonruimte in de stad is toegenomen door een toename van alleenstaanden, jongeren (vooral jongeren met een zorgbehoefte), statushouders en arbeidsmigranten;
  • vastgoed in handen van particuliere beleggers en particuliere zorgaanbieders met een zeker verdienmodel voor de huisvesting van (bijzondere) doelgroepen;
  • een toenemend aantal van de kamers wordt benut voor de huisvesting van jongeren die zorg en goede begeleiding nodig hebben. Ook jongeren van buiten de gemeente Kampen met een zorgbehoefte worden (al dan niet via tussenkomst een zorgaanbieder) in de gemeente gehuisvest. Dit levert een ongewenst hoge clustering van deze doelgroep op, met name in de binnenstad;
  • er is sprake van een zekere overloop van andere gemeenten die al eerder maatregelen hebben getroffen om woningsplitsing en woningomzetting te reguleren.

De ontwikkelingen rondom woningsplitsing en -omzetting bieden kansen. Deze liggen op het gebied van het bedienen van de specifieke doelgroepen. Dit zijn bijvoorbeeld jongeren en alleenstaanden, die juist zoeken naar betaalbare en kleinere woningen.

Het splitsen van woningen en omzetten van een groot aantal woningen ten behoeve van het bedrijfsmatig aanbieden van (on)zelfstandige woonruimte kan echter ook leiden tot een verslechtering van het woon- en leefklimaat op wijkniveau en een (eenzijdig) woningaanbod met een matige kwaliteit. Op sommige plekken komt de openbare ruimte bijvoorbeeld onder druk te staan door een toename van geparkeerde fietsen en scooters, een toename van verkeersbewegingen, parkeeroverlast, ondermijnende criminaliteit en verwaarlozing van buitenruimte.

Geconstateerd wordt dat bewoning in deze woonvormen 'vluchtig' kan zijn waardoor de bewoners weinig binding met de buurt hebben. Verschillende leefstijlen kunnen met elkaar botsen en bewoners krijgen het gevoel dat de buurt verpauperd. Bij de soms (zeer) kleine woningen die gecreëerd worden ontbreekt vaak een berging en een buitenruimte. Het ontbreken hiervan draagt niet bij aan een goede woonkwaliteit.

Voorgaande problematiek doet zich met name in de binnenstad voor. Niet alleen wij constateren dit, ook de politie geeft in haar jaarlijkse gebiedsscan steeds aan dat deze problematiek zich voordoet waardoor de leefbaarheid in de binnenstad onder druk staat. Door het omzetten en splitsen van woningen, uitbreiding van woonruimten in (gedeelten van) gebouwen waarin wonen is toegestaan, en kamerbewoning te reguleren ontstaat voldoende grip op panden die omgezet worden in meerdere onzelfstandige woonruimten die bijvoorbeeld geschikt zijn voor het combineren van wonen en zorg, en de huisvesting van arbeidsmigranten en studentenhuisvesting.

De regeling uit het parapluplan "Zorg en wonen: woningsplitsing, woningomzetting en kamerbewoning is overgenomen. Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan een duidelijke begripsomschrijving opgenomen, wanneer wij een zorgwoning als zorgwoning beschouwen. Nieuwe zorgwoningen, of deze nu op zelfstandige, of op onzelfstandige wijze bewoond worden, zijn alleen mogelijk met een omgevingsvergunning. Ook voor de bestemming "Maatschappelijk" geldt dit. Op deze manier houden we grip op de ontwikkeling van nieuwe woonvormen en kan er meer werk gemaakt worden aan het verspreiden van zorg over de stad, in plaats van een grote clustering in de binnenstad.

Tot slot is een bepaling toegevoegd dat als het gebruik ten behoeve van een zorgwoning een half jaar of langer wordt beëindigd, dit niet alsnog weer als zorgwoning mag worden gebruikt. Het overgangsrecht is in die situatie niet van toepassing. De belangrijkste reden hiervoor is dat het regelmatig voorkomt dat zorgcliënten van het ene adres naar het andere adres worden verplaatst. We willen hiermee het aantal zorgwoningen stabiel en overzichtelijk houden.

4.5.6 Tijdelijke woningen, tijdelijk gebruik en huisvesting arbeidsmigranten

Tijdelijke woningen kunnen een functie vervullen om snel behoefte aan een woning in te vullen. De gemeente Kampen beoordeelt initiatieven per aanvraag, dat geldt ook voor tijdelijk gebruik dat strijdig is met het bestemmingsplan.

Ten aanzien van huisvesten van arbeidsmigranten heeft de gemeenteraad in 2020 de bouwsteen huisvesting arbeidsmigranten vastgesteld. Het fatsoenlijk huisvesten van arbeidsmigranten (short- en midstay) staat hierin centraal. Concepten voor huisvesting moeten zijn gericht op kortdurend of middellange huisvesting, niet op permanente huisvesting. In Kampen kiezen we voor complexgewijze huisvesting. Huisvesting in reguliere woningen en chalets willen wij zoveel mogelijk beperken, evenals huisvesting in leegstaande kantoren of bedrijfswoningen. De Koekoekspolder is geschikt voor grootschalige opvang van arbeidsmigranten. Randvoorwaarde is zorgvuldige participatie van omwonenden.

4.6 Economie

De paragraaf Economie gaat over de plek van economische activiteiten in deze gemeente. Algemeen beleid staat in de Nota Economie 2015. Actueel en nieuw beleid nemen we op in de omgevingsvisie. We maken onderscheid naar typen bedrijven, locaties en sectoren.

4.6.1 Nota Economie

De nota Economie 2015 met als werktitel ”Kampen verdient het!” actualiseren we in de omgevingsvisie. Daarbij schenken we aandacht aan de volgende thema's.

Kampen kent veel dynamiek op gebied van wonen en werken en heeft diverse kwaliteiten die goede kansen bieden voor verdere ontwikkeling van de economie. Economie en samenleving zijn dynamisch: nieuwe verantwoordelijkheden in de samenleving, herschikking van zorg, een andere arbeidsmarkt en nieuwe waardering van cultuur geven ook nieuwe impulsen aan de economie.

Ook de rol van de overheid verandert en leidt tot een andere verhouding in de relatie met ondernemers:
Faciliteren, stimuleren en samenwerken zijn de werkwoorden die het karakter van de Nota Economie weergeven. Dit laat zich vertalen in ambities die onze gemeente heeft op eigen grondgebied en in de regio. Daarin verschuift de aandacht van maakbaar naar merkbaar: de gemeente stuurt niet meer, maar biedt ruimte voor economische ontwikkeling en werkt daarin samen met ondernemers, onderwijs en overheden in regio. Hierdoor zetten we de kracht van de lokale ondernemers en werknemers optimaal in voor een daadkrachtige en innovatieve economie.

De inzet betreft:

  • De gemeente faciliteert als het gaat om het creëren van goede randvoorwaarden zoals:
    • adequate dienstverlening richting bedrijven als het gaat om huisvesting, uitbreiding, vergunningen en andere ondernemersbelangen.
    • ruimte voor bedrijven op bedrijventerreinen, in de binnenstad en op andere locaties.
  • Stimulering van sectoren vindt plaats in de sectoren logistiek, vrijetijdseconomie en agrarische sector.
  • Samenwerking met bedrijfsleven, andere overheden (regionaal, inter)nationaal) en onderwijsonderzoeksinstellingen staat hierbij voorop.

Daarom is het vorm geven aan een netwerkeconomie belangrijk waarbij de rol van belanghebbenden duidelijk is en waarbij het aankomt op het leggen en onderhouden van relaties. Bij alle drie de werkterreinen hanteren wij de lijn:

  • Beperkt beleid in minder nota's, meer kansen creëren door faciliteren.
  • Volop aandacht voor citymarketing om Kampen goed in beeld te brengen bij bedrijven en bezoekers als een beleefbare gemeente waar ondernemers ruimte krijgen en waar mensen zich mee verbonden voelen.

4.6.2 Bedrijven

De bedrijven in de gemeente Kampen zijn grotendeels geconcentreerd op de bestaande bedrijventerreinen Bedrijvenpark Rijksweg 50, Zuiderzeehaven en Haatland (Kampen) en Zendijk, Spoorlanden en Spoorlanden II (IJsselmuiden). De nota Economie richt zich met name op deze locaties als het gaat om ruimte voor (nieuwe) bedrijfsvestigingen. Daarnaast nemen de glastuinbouwbedrijven in de Koekoekspolder een bijzondere plek in.

Voorliggend plan omvat de bebouwde kommen van Kampen en IJsselmuiden, met uitzondering van de bedrijventerreinen. Aan nieuwe bedrijven biedt het plangebied geen plaats. Wel zijn er enkele solitaire bedrijven en bedrijvenclusters binnen het plangebied aanwezig. Het gaat om met name historisch gegroeide situaties waarvan het niet per definitie de bedoeling is dat deze zich richten op groei van het bedrijf. Bij eventuele initiatieven die leiden tot planaanpassing gaan we een brede afweging maken over de wenselijkheid daarvan in samenhang met de woonomgeving.

4.6.2.1 Bedrijventerrein IJsseldijk

Het bedrijventerrein IJsseldijk betreft een clustering van bedrijven waarbij de vestiging van Ausnutria qua schaalgrootte domineert. Ook zijn er in het gebied diverse bedrijfswoningen gerealiseerd.

4.6.2.2 Solitaire bedrijvigheid

In het plangebied zijn solitaire locaties als bedrijfslocaties aangegeven, zoals een tankstation, de Botterwerf, brandweerkazerne, tuincentrum en de locatie Bovenhavenstraat (Kampen). Voor IJsselmuiden gaat het om de locaties omgeving Trekvaart, Bolwerk-Buitenwacht, Transportbedrijf Wezenberg (oude locatie) en omgeving Grafhorsterweg 2 en 4. Elke locatie heeft zijn eigen dynamiek waarbij in een aantal situaties in de toekomst het accent zal verschuiven naar een ander invulling dan bedrijvigheid.

Tenslotte zijn binnen het plangebied nog twee agrarische bedrijven aanwezig.

4.6.2.3 Regeling beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Thuiswerken is eigenlijk al normaal. Dit komt bijvoorbeeld door een groei van ZZP-ers, maar ook door een gebrek aan kleinschalige kantoor/bedrijfsruimten. Het gevolg is dat in of bij een woning een klein bedrijfje gestart kan worden of een beroep uitgeoefend kan worden. Voorbeelden daarvan zijn, een kapsalon of schoonheidssalon, chiropractor, haptonoom, verzekeringsagent, accountant, belastingadviseur. Dit mag geen hinder opleveren voor omwonenden. De regeling voor een beroep of bedrijf aan huis is verder toegelicht in paragraaf 5.7.5.

4.6.3 Detailhandel

Het huidige detailhandelsbeleid kent een heldere structuur en dat is zeer belangrijk voor keuzes die investeerders maken. De binnenstad is en blijft het centrum voor recreatief winkelen en boodschappen doen. Het Melmerpark is aangewezen als de locatie voor grootschalige en volumineuze detailhandel. Op basis van het huidige beleid zijn grote delen van de bedrijventerreinen uitgesloten van welke vorm van detailhandel dan ook. Wel is het mogelijk op delen volumineuze detailhandel toe te staan onder voorwaarden.

4.6.3.1 Detailshandelsvisie

In 2015 heeft bureau BRO een detailhandelsvisie gemaakt. In 2020 heeft BRO deze detailhandelsvisie voor de gemeente Kampen geactualiseerd omdat er een nieuw bestemmingsplan voor Melmerpark wordt opgesteld. De gemeenteraad stelt deze actualisatie binnenkort vast.

4.6.3.2 Winkelgebieden

Een groot deel van de binnenstad van Kampen is hèt winkelgebied van onze stad voor dagelijkse en niet dagelijkse goederen. Wijkwinkelcentra in Kampen zijn de Hanzewijk en het Stationskwartier en in IJsselmuiden het Markeresplein gecombineerd met de Slenke Es. Buurtwinkelcentra in Kampen zijn de Lovinkstraat en Penningkruid.

Daarbuiten zien we een aantal solitaire winkels bijvoorbeeld in Brunnepe en langs de Burgemeester van Engelenweg. Deze panden hebben meestal een bestemming Gemengd of Detailhandel. Melmerpark biedt ruimte aan grootschalige en volumineuze detailhandel.

4.6.3.3 Standplaatsen en markten

In 2009 heeft het college het standplaatsenbeleid gemeente Kampen vastgesteld. Hierin zijn markten en standplaatslocaties met voorwaarden aangewezen. Deze standplaatsen en markten staan met aanduidingen op de plankaart. Eind 2021 heeft het college besloten in de binnenstad geen nieuwe vaste standplaatsen meer toe te laten om ruimte te scheppen voor andere ontwikkelingen in de binnenstad die verband houden met het transformatie en transitietraject dat wordt doorlopen. Daarnaast heeft het college besloten te laten onderzoeken of er meer vaste standplaatsen buiten de binnenstad kunnen worden gerealiseerd.

4.6.3.4 Transformatiestudie binnenstad

De gemeente werkt samen met Stichting Kampen Partners aan de toekomstbestendigheid en vitaliteit van de binnenstad, onder andere door uitvoering te geven aan een stadsarrangement dat met de Provincie Overijssel is afgesloten op 23 mei 2019. Een compacte binnenstad is een van de belangrijkste opgaven voor de toekomstbestendigheid van onze binnenstad. De coronacrisis heeft ingrijpende economische gevolgen voor ondernemers in de binnenstad gehad. De noodzaak om samen te zoeken naar oplossingen om de binnenstad vitaal compact en toekomstbestendig te houden wordt daarmee groter. We willen via een integrale aanpak komen tot een compacte, gastvrije en hartelijke binnenstad met een aantrekkelijk woon-, leef- en ondernemersklimaat.

Bureau DTNP is in het najaar van 2020 gevraagd een  ruimtelijk-economische ontwikkelingsstrategie en een uitvoeringsprogramma voor de verandering van de binnenstad te maken. Deze ontwikkelingsstrategie is een analyse van de huidige situatie met een doorkijk naar de toekomstige situatie van de binnenstad. De huidige knelpunten, kansen en het toekomstig haalbare programma voor winkels, horeca en overige kansrijke functies staan benoemd en vertaald in een duidelijke afbakening van het toekomstige (compactere) kern(winkel)gebied. Deze strategie wordt verder uitgewerkt in een nadere positionering en ontwikkelingsrichting voor 6 à 7 afzonderlijke deelgebieden waarbij per deelgebied de identiteit, functie en de invulling ervan worden geduid. De visie dient als toetsingskader en om richting te geven aan toekomstige investeringen, zowel voor gemeente als marktpartijen.

Het uitvoeringsprogramma is gericht op de uitvoering van de ontwikkelingsstrategie waarin de algemene acties, maatregelen en het instrumentarium om tot uitvoering van de ontwikkelingsstrategie te komen worden benoemd. Het uitvoeringsprogramma vormt het handboek voor de komende 5 tot 10 jaar om de visie te realiseren. De ontwikkelstrategie is eind 2021 vastgesteld door de gemeenteraad en is ook verwerkt in de omgevingsvisie 1.0.

4.6.4 Horeca

De gemeente Kampen heeft op dit moment geen beleidskaders voor de horecastructuur in Kampen. Vanwege alle ontwikkelingen op het gebied van detailhandel, bestemmingsplan Melmerpark en ontwikkelingen in de binnenstad is hier wel nadrukkelijk behoefte aan. Er is gestart met het maken van een horecastructuurvisie voor Kampen.

Deze horecastructuurvisie dient als duidelijk en inspirerend beleidskader en als praktisch toetsings- en sturingsinstrument voor marktinitiatieven. Het geeft weer waar we als Kampen welke horeca willen. De visie gaat nog niet diep in op alle beleidsregels zoals terrassen en openingstijden etc.

De vraag hoe horeca kan bijdragen aan het versterken van de binnenstad als recreatieve bestemming en ontmoetingsplek en welke functioneel-ruimtelijke structuur we daarbij wensen (o.a. concentratiegebieden, doelgroepen en segmenten, ruimtelijke voorwaarden) wordt beantwoord in de ontwikkelstrategie voor de binnenstad, waarin we voor de hele binnenstad ingaan op deelgebieden en bijbehorende functies (dus ook horeca).

De horecastructuurvisie komt in samenwerking met de gemeente, de binnenstadsmanager, Koninklijke Horeca Nederland en Sitchting Horeca Kampen tot stand en wordt eind 2021 ter vaststelling aan college en raad aangeboden.

De regeling voor bed & breakfast is onderdeel van de 'Regeling beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis' en staat in paragraaf 5.7.5. Met uitzondering van kleinschalige bed & breakfast zijn andere vormen van horeca niet toegestaan aan huis.

4.6.4.1 Terrassen

In 2014 heeft de gemeenteraad van Kampen nadere regels voor terrassen vastgesteld. Terrassen verhogen de sfeer en de gezelligheid in de gemeente Kampen. De gemeente streeft met het terrassenbeleid naar een evenwicht tussen de uitstraling en sfeer van de stad, het economisch belang van de horeca en middenstand en het woon- en leefklimaat van de omwonenden.

Voor het bevorderen van het woon- en leefklimaat in met name de binnenstad in relatie tot terrassen, zijn afspraken gemaakt, bijvoorbeeld: bezoekers van terrassen mogen geen glazen meenemen buiten het terras of het horecabedrijf; tijdens de openingstijden van het terras moet in het horecabedrijf rekening worden gehouden met de geluidssterkte van de muziek; de deuren van het horecabedrijf (met name ’s avonds als er binnen muziekgeluid aanwezig is) moeten zo veel mogelijk dicht blijven en mogen alleen worden geopend voor het in- en uitlaten van bezoekers/personen; sluitingstijden van de terrassen moeten worden nageleefd; en er mogen geen biertappen op de terrassen (buiten evenementen om) worden opgesteld.

De gebruiksfunctie terras is daar waar deze zijn toegestaan opgenomen op de plankaart. Om een terrasvergunning te kunnen krijgen buiten de aangewezen gebieden op de plankaart moet er een binnenplanse afwijkingsprocedure worden gevolgd.

4.6.5 Kantoren

Zoals genoemd in de nota Economie kent Kampen relatief weinig zakelijke dienstverlening. Dat wordt zichtbaar in het gegeven dat de kantorenlocaties op het Melmerpark en aan de Flevoweg moeizaam tot ontwikkeling komen.

Het in dit stuk bedoelde plangebied kent enkele als zodanig aangeduide kantorenlocaties, zoals locaties aan de Flevoweg en de IJsseldijk, maar er bestaat ook ruimte voor kantoren in de bestemmingen 'Centrum - 2' (o.m. Stationskwartier) en “Gemengd” (Binnenstad). Ook het stationsgebouw van IJsselmuiden biedt ruimte voor de vestiging van kantoren.

4.6.6 Recreatie en toerisme

Gemeente Kampen heeft in haar Nota Economie aangegeven dat zij de kansen voor vrijetijdseconomie beter wil gaan benutten. Immers de vrijetijdseconomie is een groeiende sector. Tevens kan het vrijetijdsaanbod in een stad er voor zorgen dat een prettig woon- en leefklimaat ontstaat voor de inwoners en het bedrijfsleven. Zo kan een stad met goede recreatieve voorzieningen niet alleen toeristen aantrekken, maar ook nieuwe inwoners en/of bedrijven aantrekken.

Gemeente Kampen wil de ligging aan het water meer benutten, bijvoorbeeld door meer havens en strandjes aan het water te realiseren en transport over water te bevorderen. In 2020 is een Europese subsidieaanvraag ingediend om een watertaxi te kunnen realiseren die verschillende jachthavens in Kampen aan zal doen. In de komende jaren willen we de binnenstad meer verbinden met het buitengebied, waarbij het omringende water letterlijk en figuurlijk een bindende factor is. Hiervoor moeten er meer aanmeerplekken op diverse locaties gemaakt worden.

Het is belangrijk dat we er voor zorgen dat onze binnenstad aantrekkelijk is en vitaal blijft. Door de opkomst van online-shoppen, is het niet langer vanzelfsprekend dat onze inwoners het winkelen in de eigen binnenstad doen. De landelijke tendens is dat steeds meer mensen ervoor kiezen om recreatief te winkelen. Daarom vinden we het belangrijk dat we ons als Kampen blijven positioneren als een hartelijke, nautische Hanzestad. Water speelt immers een belangrijke rol in de vrijetijdseconomie van Kampen.

Om bezoekers een optimale hanzebeleving te geven als onderdeel van hun bezoek aan Kampen hebben we een goede invulling nodig van een decor dat kenmerkend is voor een Hanzestad. We willen dat de binnenstad haar kenmerken van een Hanzestad behoudt. Het historisch erfgoed van onze monumentale binnenstad willen we in stand houden en promoten. Tevens willen we daarbij de oude Hanzewaarden, ons DNA: ondernemerschap, internationale samenwerking, durf en lef, burgerzin en gemeenschapszin in ere houden. Het durf en lef komt onder andere tot uiting in het ontwikkelen van meer en vernieuwde horecaconcepten en/of verblijfsrecreatie. Dus niet alleen aandacht voor grote, landelijke winkelketens, maar ook kleine ambachtelijke winkeltjes. Daarnaast wil Kampen zorgen voor genoeg dynamiek in de stad met een veelzijdigheid aan activiteiten en evenementen gedurende het jaar. De innovatie moet uiteraard van de ondernemers zelf komen. Als gemeente hebben we hierin een faciliterende rol.

Op termijn moet op diverse plekken zichtbaar zijn dat het water bevaarbaar is en huurmateriaal beschikbaar is. Daarnaast kan via water een goede verbinding gelegd worden tussen bezoek aan de binnenstad enerzijds en het buitengebied anderzijds. Met name het gebied rondom Seveningen biedt uitstekende kansen om water en land met elkaar te verbinden en innovatieve projecten te starten binnen de gemeente Kampen. Stadserven heeft een herstelplan gemaakt en zal in 2021/2022 de toegankelijkheid van de landtong gaan verbeteren.

De Koggewerf wordt ontwikkeld tot een beleefcentrum van de nautische geschiedenis van Hanzestad Kampen onder de naam Maritiem Erfgoed Centrum (MEC). De Buitenhaven is al klaar gemaakt als ligplaats voor monumentale schepen. De Koggewerf moet gaat fungeren als plek voor het demonstreren van oude ambachten dat het historische verhaal over de Hanzestad Kampen kan vertellen. Binnen de gemeente Kampen is in oktober 2021 een opzienbarende vondst gedaan door Rijkswaterstaat. Er is een goed bewaard gebleven wrak van een vijftiende-eeuwse kogge gevonden in de IJssel. Deze IJsselkogge is een zeldzame vondst die we koesteren als uniek cultureel erfgoed. De kogge wordt op dit moment in Lelystad geconserveerd door het RCE. Kampen heeft de toezegging gedaan dat deze IJsselkogge, nadat de restauratiewerkzaamheden klaar zijn, een passende plek zal krijgen om geëxposeerd te worden in Kampen. Hoe en waar die toekomstige expositie van de IJsselkogge, in combinatie met een Beleef Museum een plek zal krijgen is in 2021 nader onderzocht. Daarnaast heeft Kampen de ' Kamper Kogge' , deze replica is te bezichtigen op de Koggewerf. In de komende jaren willen we deze werf beter toegankelijk en beleefbaar maken voor bezoekers. De IJsselkogge en de Kamper Kogge zijn onderdeel van ons cultureel erfgoed en zijn een aanvulling op het aanbod dat andere Hanzesteden hebben.

Om economische groei te bereiken willen we onder andere zorg dragen voor een vitale binnenstad, meer verblijfsrecreatie, vergroten van de leefbaarheidsdoelstellingen en instandhouding van het voorzieningenniveau. Ook willen we bijdragen aan duurzaamheidsdoelstellingen. Mede hierdoor zal de IJsselkade op korte termijn voorzien worden van duurzame walstroomkasten ten behoeve van de beroepsvaart en/of cruisevaartschepen. Tevens willen we zorgen voor een goed fiets- en wandelnetwerk. Camperaars bieden wij gelegenheid om aan de rand van onze binnenstad te overnachten, namelijk aan het Burgemeester Berghuisplein, tevens een toeristisch overstappunt.

4.6.6.1 Evenementen

In 2017 is een evenementen beleid geschreven en vastgesteld. De kaders zijn:
Kampen wil een levendige en leefbare stad zijn met kwalitatief hoogstaande evenementen die het merk 'Kampen' versterken en zorgen voor economische en maatschappelijke opbrengsten. De gemeente werkt samen met organisatoren en heeft een wettelijke verantwoordelijkheid op het gebied van veiligheid, vergunningen en toezicht alsmede een faciliterende rol op het gebied van budget en voorzieningen. Kampen zet in op drie pijlers, stimuleren, faciliteren en reguleren. Het voorliggende plan is faciliterend bij de afhandeling van aanvragen voor het verlenen van een evenementenvergunning en zorgt voor bijvoorbeeld verkeersafzettingen en omleidingen. Een organisator van een evenement kan terecht bij de evenementen coördinator van het Evenementenplatform Kampen.

In de Algemene Plaatselijke Verordening staan in de artikelen 2.2.1 en 2.2.2 bepalingen opgenomen ten aanzien van evenementen. In de Zondagswet staan regels over evenementen op zondag. Dit is nu nog naast het bestemmingsplan geldig, op termijn worden de regels die op de fysieke leefomgeving betrekking hebben opgenomen in het Omgevingsplan.

Kampen heeft evenementen in drie categorieën opgedeeld: kleine, middelgrote en grote evenementen. De categorie wordt bepaald aan de hand van een puntenlijst voor veiligheid en openbare orde factoren. Voor kleine evenementen zoals straatfeesten en barbecues geldt geen vergunningplicht maar wel een meldingsplicht als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, deze voorwaarden staan op de website van de gemeente Kampen. Het gebied voor kleine evenementen ligt over de gehele gemeente. Aan versterkte muziek stellen we regels. Ook voor de zondag gebruiken we specifieke regels voor geluidbelasting.

De verschillende evenementenlocaties zijn aangewezen met een aanduiding. Per locatie is aangegeven hoeveel evenementen op de betreffende locatie gehouden mogen worden. Dit om evenementen gelijkmatig over de gemeente te verspreiden en bepaalde gebieden niet onevenredig te belasten.

De uitleg van de regeling voor evenementen staat in paragraaf 5.7.9 van de toelichting en in artikel 52 Regeling evenementen van de planregels.

4.7 Erfgoed

Cultuurhistorische waarden geven een beeld van de historische situatie of ontwikkeling en bepalen de identiteit van een plek of gebied met aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen.

Het beschermen van cultureel erfgoed is van belang om het bijzondere cultuurhistorische karakter ervan te behouden. Het beschermen van erfgoed gebeurt op verschillende niveaus zoals het van rijkswege beschermde stadgezicht en het aanwijzen van rijksmonumenten en op gemeentelijk niveau door het aanwijzen van gemeentelijke monumenten en de aanduiding 'karakteristiek'

Hieronder geven we een schets van het plangebied. In paragraaf 4.7.2 gaan we in op de planmethodiek en de bijbehorende beschermingsniveaus.

4.7.1 Cultuurhistorische schets

De historische binnenstad strekt zich uit langs de IJssel en wordt omsloten door een schil van woonbuurten met het dorp IJsselmuiden aan de overzijde van de IJssel. Vooral vanaf het begin van de 20e eeuw ontwikkelde het plangebied zich met verschillende woonbuurten waarbij het ontstaan van de woonbuurten in hoofdopzet in vier tijdsperioden zijn te onderscheiden:

  • Voor-oorlogse woonbuurten (1900-1940)
  • Wederopbouwbuurten (1945-1970)
  • Nieuwbouwbuurten (1970-2000)
  • Vroeg 21e-eeuwse woonbuurten (2000-heden)

Elke tijdsperiode kent sub-periodes met eigen kenmerken. De woonbuurten staan ook beschreven in de rapportages in de bijlagen 5 en 6, respectievelijk de Beschrijving van de deelgebieden - Kampen en de Beschrijving van de deelgebieden - IJsselmuiden. In de bijlagen zijn lijsten opgenomen met panden die de gemeentelijke monumentenstatus hebben (Bijlage 10) en panden met een status 'karakteristiek' (Bijlage 9).

4.7.1.1 Binnenstad

De historische ontwikkeling van de binnenstad heeft geleid tot de binnenstad van Kampen die nu zichtbaar is. Vrijwel de gehele binnenstad van Kampen is aangemerkt als beschermd stadsgezicht. Deze binnenstad heeft tal van cultuurhistorische waarden die gebonden zijn aan de ruimtelijke structuur, de bebouwing en bijzondere gebieden. Met de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is een duidelijk signaal gegeven dat het gebied als totaal bescherming verdient. Als redenen voor deze aanwijzing worden expliciet genoemd:

  • de historische stadsstructuur binnen de langgerekte plattegrond, bestaande uit evenwijdig aan de rivier lopende hoofdstraten, verbonden door vele dwarsstraatjes, is nagenoeg gaaf bewaard gebleven;
  • Kampen bezit een historische bebouwing met als markante monumenten onder andere de Boven-, Buiten- en Broederkerk, de overblijfselen van vestingwerken met de Koornmarktpoort, Cellebroeders- en de Broederspoort;
  • deze bebouwing in samenhang met de ruimte rond de Burgel met zijn karaktervol profiel van stoepen, rijbanen en walkanten en het voorname IJsselfront, geeft een beeld dat van algemeen belang is vanwege karakter en de schoonheid ervan.

In Bijlage 8 is de volledige tekst van de aanwijzing opgenomen. De hierin en in het cultuurhistorisch onderzoek van bureau Flexus (2011) beschreven cultuurhistorische waarden behoeven bescherming. In het bestemmingsplan regelen we deze bescherming plaats met de dubbelbestemming 'Waarde – Beschermd stadsgezicht'. Deze bestemming dient ter bescherming van onder meer de hierboven genoemde cultuurhistorische waarden.

Een meer uitgebreide beschrijving van deze waarden staat in Bijlage 7 van deze toelichting. In het beschermd stadsgezicht gaan we uit van de bestaande situatie. Dit betekent dat u de bestaande goot- en bouwhoogte, dakhelling en kapvorm niet zomaar kunt wijzigen. Om deze bestaande situatie goed in beeld te brengen is een kappenkaart aan het plan toegevoegd. Deze is te zien in bijlage Bijlage 5 van de regels. Op een aantal plekken in de binnenstad zijn waardevolle binnentuinen en open ruimtes aanwezig binnen de bouwblokken. Vanuit cultuurhistorie, maar ook vanuit beeldkwaliteit, leefbaarheid en klimaatadaptatie is het van belang dat deze onbebouwd blijven. Om die reden is op een aantal plekken de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken' opgenomen binnen de bestemmingen in de binnenstad, waarbinnen geen bouwwerken zijn toegestaan.

4.7.1.2 Brunnepe, de Oranjewijk en de Sint Nicolaasdijk

Brunnepe is een dijkdorp van dezelfde ouderdom als Kampen, ontstaan in de 12e eeuw. Langs de assen van het dorp, waarvan de Sint Nicolaasdijk er een is, ontstonden bebouwingslinten. Brunnepe heeft het dorpse karakter in belangrijke mate bewaard. Een groot aantal panden in het bestemmingsplan heeft de aanduiding 'karakteristiek' of is aangewezen als gemeentelijke monument. Voor Brunnepe is in 2020 verder onderzoek gedaan naar de ontstaansgeschiedenis en de cultuurhistorische ontwikkeling van Brunnepe.

In het rapport zijn de ontstaansgeschiedenis, de cultuurhistorische ruimtelijke identiteit en de cultuurhistorische waarden uitvoerig beschreven. Wat opvalt, is dat Brunnepe qua historische gelaagdheid en fragmentatie van historische episodes de meest complexe wijk van Kampen is. Het bestaat uit meerdere buurten uit opeenvolgende tijdsperioden, van het in oorsprong middeleeuwse dorp tot recent gebouwde buurtjes. Daarbij zijn er verschillende historische 'scherven' uit diverse perioden die te midden van andere perioden staan.

In de Emmastraat en Mauritsstraat (Oranjewijk) liggende de enige Rijksmonumenten in deze wijk. De woningen zijn gebouwd in een aan de Amsterdamse school verwante bouwstijl. Dit geldt ook voor de naast gelegen woningen aan de Emmastraat (2 t/m 8 even nummers). Deze woningen hebben een status als gemeentelijk monument. Verspreid liggen er meerdere gemeentelijke monumenten zoals de Westerkerk en woningen aan de Wilhelminalaan, het door architect G.B. Broekema in 1938 ontworpen woningbouwcomplex (de Oldenhof) aan de Christinastaat, onderdelen van de voormalige Berkfabriek aan de Noordweg en het voormalig stallencomplex aan de Beltweg.

Naast een aantal rijks- en gemeentelijke monumenten zijn er in Brunnepe/Oranjewijk een aantal objecten die als karakteristiek aangeduid zijn. Het gaat het voornamelijk om woningbouw(complexen) van de waardevolle volkswoningbouw die voor Brunnepe en Kampen uniek is. Verder gaat het om woningen aan de Noordweg en Sint Nicolaasdijk (voormalige boerderijen). Naast woningen zijn er een aantal afzonderlijke objecten aangeduid als karakteristiek, zoals de panden van de gemeentelijke werkplaats aan de Beltweg en de kerk aan de Noordweg. De panden met de aanduiding 'karakteristiek' zijn overgenomen uit bestaande bestemmingsplannen en op de plankaart aangeduid.

4.7.1.3 Overige wijken in Kampen

De geschiedenis van de woonwijken in Kampen gaat terug tot het begin van de 20e eeuw. De eerste serie planmatige woonwijken, buiten de historische binnenstad, kwam tot stand na het inwerking treden van de Woningwet 1901. Het gaat hier om een tweetal woningbuurten in Brunnepe (Eenvoudstraat/Spaarbankstraat en Berkhuizen). De panden in deze eerste woonbuurten zijn in dit bestemmingsplan aangeduid als 'karakteristiek'. De wijk ten zuiden van de historische binnenstad van Kampen ontwikkelde zich in de jaren '30 van de vorige eeuw. Een cluster van woningen aan de Van Hasseltstraat/Jan van Arkelstraat /Apeldoornsestraat heeft een gemeentelijke monumentstatus.

Andere panden met een karakteristiek aanduiding of een gemeentelijke monumentstatus liggen verspreid in het plangebied. Zo zijn de Wortmanflats aan de Europa-allee en de woningen aan de Esdoornhof aangeduid als 'karakteristiek' in dit bestemmingsplan.

4.7.1.4 IJsselmuiden

IJsselmuiden is een samenvoeging van een reeks kleinere kernen (Grafhorst, De Zandberg, IJsselmuiden, Oosterholt en Uiterwijk) die rond 1100 ontstonden op een hoger gelegen zandrug in de toen dynamische IJsseldelta. Pas veel later is de verbinding met Kampen gelegd en is de kenmerkende 'ganzevoet', de drietand van wegen, naar de brug over de IJssel ontstaan.

Het dorp heeft zich ontwikkeld langs een aantal structuurdragers: Landschappelijke lijnen, wegen en dijken, waarlangs huizen, boerderijen, landhuizen en kerken werden gebouwd. Ze vormen de hoofdstructuren van het dorp en leggen de verbinding met het dorp en het buitengebied. Deze lijnen volgen van oudsher de goed toegankelijke delen van het landschap. Eerst de zandruggen, later de dijk en nieuw aangelegde wegen door de kommen en veengebieden.

Al op de eerste kaarten van IJsselmuiden staat de trekvaart ingetekend. Deze liep van de IJssel, via oude rivierarmen door IJsselmuiden, via de Kamperwetering door Polder Mastenbroek naar Zwolle.

In 1589 verrees, naar een ontwerp van Adriaen Anthonisz, aan de IJssel voor de IJsselburg een bolwerk naar Italiaanse voorbeelden, als onderdeel van de verdedigingswerken van Kampen. De eerste brug op deze plek -een eenvoudige houten brug- was al in 1448 aangelegd. De aanwezigheid van de brug leidde tot het ontstaan van de zogenaamde 'ganzevoet', een drietand van wegen, (Trekvaart, Burgemeester van Engelenweg en de Baan) waarlangs in de loop van der tijd bebouwing bestond. Het grondgebruik was nog voornamelijk agrarisch, maar IJsselmuiden kende in deze tijd ook diverse blekerijen. De blekerijen bevonden zich in de nabijheid van open en stromend water, dus vooral bij de IJssel.

Het Bolwerk aan de IJssel is in de loop van der eeuwen getransformeerd. Na vaststelling van de vestingwet in 1874 verloren de vestingwerken hun verdedigende functie. Het bolwerk bij IJsselmuiden werd, als onderdeel van de groene gordel om Kampen, getransformeerd tot een wandelpark aangelegd in Engelse landschapsstijl. Dit gebeurde in veel oude vestigingssteden, deels als verfraaiing van de stad, deels vanuit economische motieven. De grond in de directe nabijheid van de plantsoenen kon zo duurder worden verkocht.

Het grondgebruik in de zone rond het bolwerk werd intensiever. Er ontstonden diverse tuinbouwbedrijfjes langs de Trekvaart, de Nieuweweg (nu burgemeester van Engelenweg), de Baan en de directe omgeving van de dorpskern verdichte zich tot een dorpslint van kleinschalige, afwisselende bebouwing met toevoeging van voorzieningen als de bakker, de slager e.d. Ook op andere wegen op de zandruggen en langs de ganzevoet van wegen vond verdichtingsplaats (bron: De gezichten van IJsselmuiden (2011)).

Naast een aantal rijks- en gemeentelijke monumenten zijn er in IJsselmuiden ook een aantal panden die als karakteristiek aangeduid zijn. Objecten met de aanduiding karakteristiek komen o.a. voor aan de Bergweg en de Burgemeester van Engelenweg en zijn overgenomen uit bestaande bestemmingsplannen. De karakteristieke panden hebben een aanduiding op de bestemmingsplankaart.

4.7.2 Planmethodiek

Cultuurhistorische waarden kunnen sterk bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied en geven een gebied, plek of object identiteit. Bescherming van cultuurhistorische waarden is van belang. In dit bestemmingsplan zijn verschillende beschermingsniveaus aangehouden om de cultuurhistorische waarden te borgen. De volgende aanduidingen of dubbelbestemmingen zijn in dit bestemmingsplan opgenomen om de cultuurhistorische waarden te borgen:

  • aanduiding 'overige zone - karakteristiek' voor karakteristieke panden (§ 4.7.2.1);
  • aanduiding 'overige zone - gemeentelijke monument' voor gemeentelijke monumenten (§ 4.7.2.2);
  • aanduiding 'overige zone - rijksmonument' voor rijksmonumenten (§ 4.7.2.2);
  • dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' voor delen van het plangebied die vallen onder het van rijkswege beschermd stadsgezicht (§ 4.7.2.3);
  • dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' voor waardevolle erven (§ 4.7.2.4);
  • aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' (§ 4.7.2.5).

4.7.2.1 Karakteristiek: bescherming van individuele bebouwing

Het uitgangspunt is dat de ruimtelijke waarden (verchijningsvorm) van karakteristieke panden zoveel mogelijk in stand worden gehouden. De regeling is gericht op het behoud van de hoofdvorm en de maatvoering. Deze panden zijn daarmee tevens bestemd voor behoud en het herstel van de karakteristieke hoofdvormen. Bij volledige herbouw van een als karakteristiek aangeduide pand, zal qua inhoud en oppervlakte geen vergroting plaatsvinden. Tevens moet men bij de maatvoering aansluiting zoeken bij datgene wat reeds op het perceel aanwezig is c.q. was. De aanduiding 'karakteristiek' betekent dus niet dat het pand precies in de huidige staat moet worden bewaard, wél dat bij de beoordeling van bouwplannen er op zal worden gelet dat de kenmerken die de ruimtelijke waarde bepalen, zoveel mogelijk intact blijven.

De panden met een karakteristieke aanduiding komen voort uit vorige bestemmingsplannen. In deze actualisatie zijn geen nieuwe panden toegevoegd. Een aantal karakteristieke erven (De Chalmotweg 3, Oosterholtseweg 26,30) in dit bestemmingsplan komen voort uit het bestemmingsplan Buitengebied 2014. Deze panden zijn aangewezen naar aanleiding van cultuurhistorische inventarisatie die Het Oversticht heeft uitgevoerd. De volledige lijst met karakteristieke panden en/of ensembles is opgenomen in Bijlage 9.

Sloopregeling

Voor panden en objecten die in het bestemmingsplan zijn aangeduid als karakteristiek is een sloopvergunningsregeling opgenomen in de voorschriften. De signaleringsfunctie 'karakteristiek' die algemeen werd toegepast bij rijks- en/of gemeentelijke monumenten is in dit bestemmingsplan komen te vervallen. De gemeentelijke en rijksmonumenten hebben wel een aanduiding gekregen op de plankaart.

De sloopvergunningregeling geldt niet voor monumenten, omdat er in de Erfgoedwet en de gemeentelijke Erfgoedverordening al een sloopvergunningstelsel zit.

4.7.2.2 Rijks en gemeentelijke monumenten

De signaleringsfunctie 'karakteristiek' die vroeger werd toegepast bij rijks- en/of gemeentelijke monumenten vervalt in dit bestemmingsplan. De monumenten hebben een eigen aanduiding gekregen op de plankaart. In Bijlage 10 staat een volledige lijst met alle gemeentelijke monumenten. De rijksmonumenten staan vermeld op www.monumentenregister.nl van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

4.7.2.3 Beschermd stadsgezicht

De binnenstad van Kampen is vrijwel geheel aangewezen als beschermd stadsgezicht (Bijlage 8). Hiermee worden de waarden van het stadsgezicht beschermd. Deze waarden zijn beschreven in paragraaf 4.7.1.1 van deze toelichting. In aanvulling op de regels in de diverse enkelbestemmingen zijn in de dubbelbestemming 'Waarde-Beschermd stadsgezicht' nog extra regels opgenomen.

Het beschermd stadsgezicht kenmerkt zich door de afwisseling in bouwmassa, dakvorm en situering en de individualiteit per pand. De bouwmassa is geregeld in de bouwregels bij de bestemmingen. In de dubbelbestemming staan regels om de situering en breedte van gebouwen vast te leggen en de bestaande dakvorm te behouden. Met betrekking tot de individualiteit per pand is vastgelegd dat de breedte van het hoofdgebouw niet meer en niet minder mag bedragen dan de bestaande breedte.

Het is mogelijk om twee gebouwen samen te voegen tot een geheel. Per geval zal een afweging moeten worden gemaakt. In enkele gebouwen zijn namelijk nog tussenmuren aanwezig met monumentale bouwhistorisch waarde die vragen om bescherming.

Samenvoegen mag de karakteristieke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit niet aantasten. Tot slot mag samenvoegen niet onomkeerbaar zijn. Mocht er in de toekomst reden zijn om panden weer te splitsen, dan moet dit mogelijk blijven. De gebouwen moeten met hun voorgevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens (voorgevelrooilijn) worden gebouwd. Ook voor de achtergevel geldt dat deze in de naar de weg gekeerde bouwgrens moet worden gebouwd (achtergevelrooilijn). In de dubbelbestemming is ook vastgelegd dat de afdekking van een hoofdgebouw niet mag worden gewijzigd, tenzij sprake is van een plat dak. Dan mag een kap worden toegevoegd.

De middeleeuwse stadsmuur maakt expliciet deel uit van de te beschermen waarden. In Bijlage 5 van de regels is een kaart met de begrenzing van het beschermd stadsgezicht opgenomen.

4.7.2.4 Bescherming van waardevolle erven

De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' wordt toegekend aan cultuurhistorisch waardevolle (boeren)erven. In dit bestemmingsplan gata het om de erven; De Chalmotweg 3; de Oosterholtseweg 26 en 30 en de Sint Nicolaasdijk 153 en 155. Het kan hier gaan om agrarische bedrijven die nog in werking zijn en om voormalige boerenerven die nu door particulieren worden bewoond. Via deze waarde beschermen we de ervenstructuur. Deze ervenstructuur bestaat uit het erfensemble dat is opgebouwd uit:

  • de samenhang van de bebouwing (opzet hoofd- en bijgebouwen);
  • de aanwezige beplanting (singelbeplanting, boomgaard, losse bomen);
  • en de onbebouwde ruimte (siertuin, moestuin, erfbestrating ed).

Omdat een erfensemble in meerdere bestemmingen kan liggen, wordt een dergelijk erf beschermd via een dubbelbestemming. De bescherming bestaat uit behoud, herstel en/of herstel van cultuurhistorische waarden. Op voorhand zijn gebruiks- en bouwactiviteiten mogelijk binnen de bestemming, maar er kunnen door middel van de omgevingsvergunning voorwaarden worden gesteld.

4.7.2.5 Molenbiotoop

Aan de oostkant van het voorliggende plangebied, tussen de IJsseldijk en de IJssel, ligt de monumentale Oudhollandse windmolen d' Olde Zwarver. Een maalvaardige (gerestaureerde) molen en een groep enthousiaste molenaars alleen zijn niet voldoende om een molen te laten functioneren. Een molen stelt eisen aan zijn omgeving: er moet wind zijn om de wieken in beweging te kunnen zetten. Om dit omgevingselement aan te duiden, is in 1973 het begrip 'molenbiotoop' geïntroduceerd. De molenbiotoop heeft betrekking op de hele omgeving van een molen, voor zover die van invloed is op het functioneren van die molen als maalwerktuig én als monument. Naast windvang moeten we letten op de belevingswaarde van de molen. Gebouwen en bomen kunnen de molenbiotoop namelijk aantasten. In het voorliggende plangebied wordt niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen, die de molenbiotoop nadelig beïnvloeden. Toch is een regeling opgenomen, die is gericht op het veilig stellen van de windvang van de molen. Hiertoe zijn beperkingen aangegeven ten aanzien van de hoogte van bebouwing en beplantingen. Deze hoogtes zijn een uitkomst van de zogenaamde biotoopformule. Deze formule is ontwikkeld om te bepalen hoe hoog een obstakel mag zijn op een bepaalde afstand van een molen zonder te veel windbelemmering te veroorzaken. Hiervoor is in het bestemmingsplan een vrijwaringszone opgenomen. De regeling wordt verder uitgelegd in paragraaf 5.5.4.

4.8 Archeologie

In het Europese Verdrag van Malta, ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, is het veilig stellen van Europees archeologisch erfgoed als doelstelling opgenomen. In 1998 is dit verdrag goedgekeurd door het Nederlandse parlement. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de 'Wet op de archeologische Monumentenzorg' in werking getreden. Dit is een aanpassingswet waarmee de Monumentenwet 1988 gewijzigd is op het onderdeel archeologie. Op deze manier krijgt archeologisch erfgoed in de bodem bescherming binnen het ruimtelijke ordeningsbeleid. De meeste ingrepen in de ruimtelijke ordening vinden plaats op gemeentelijk niveau. De Monumentenwet verplicht gemeenten bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige archeologische waarden.

Uitgangspunt van de archeologische monumentenzorg in Nederland is om het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk intact in de bodem te bewaren. Soms is dit echter niet mogelijk en wordt systematisch zoveel mogelijk informatie over de archeologische resten verzameld en wordt het archeologisch erfgoed in de vorm van documentatie en in het depot en/of museum) bewaard. De vindplaats is dan wel (deels) vernietigd.

In 2016 is de Erfgoedwet ingetreden. Deze wet betreft één integrale wet die betrekking heeft op archeologie (op het land en onder water), museale objecten, musea en monumenten. Samen met de nieuwe Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk. Archeologie is het bestuderen van het bodemarchief. Dit zijn oude sporen en structuren die in bepaalde delen van de bodem achtergebleven zijn en informatiewaarde bevatten. Door correcte bestudering kunnen feiten en omstandigheden van vroeger achterhaald worden.

De betekenis van het gemeentelijke bodemarchief is variabel en bestaat uit waarden en verwachtingen. Een aantal locaties met bekende waarden is geregistreerd als monument op de Archeologische Monumentenkaart (AMK-terreinen). Hierop staan de stadskern van Kampen, de terpen en de locaties van voorname buitenplaatsen (bijvoorbeeld. Buckhorst te Zalk) enzovoort. Voor het overige gemeentelijke grondgebied geldt een indeling op basis van hoge, middelmatige tot lage verwachtingen. Deze gegevens zijn genoteerd op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, die tevens de AMK-registraties bevat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0015.jpg"

afb. 4.11: Uitsnede van de gemeentelijke archeologische waardenkaart. De binnenstad van Kampen is in zijn geheel een archeologisch monument. Met verschillende kleurcodes worden historische zones en bijzondere locaties en gebouwen aangeduid. Vermeld zijn ook onderzoekslocaties die er op wijzen hoe rijk de binnenstad aan archeologische resten is.

Op plankaarten geeft de gemeente voor het eigen grondgebied aan waar zich bekende archeologische vindplaatsen en verwachtingswaarden bevinden. De kern van de huidige archeologiewetgeving behelst bescherming van waardevolle oudheidkundige resten in de bodem. Bij ruimtelijke ingrepen op locaties met vindplaatsen moeten de aanwezige resten intact blijven. Wanneer verstoring onvermijdelijk is, dient systematisch bodemonderzoek plaats te vinden door een gecertificeerde archeologische instantie of bedrijf. De informatie van de bij bodemonderzoek onderzochte resten wordt vervolgens behouden door middel van documentatie; eventueel vondstmateriaal wordt bewaard in een daartoe aangewezen depot.

Voor gebieden waar reële verwachtingen bestaan ten aanzien van archeologische waarden, die bedreigd worden door ruimtelijke ingrepen, moet, bij planvorming van een bepaalde omvang, inventariserend onderzoek plaatsvinden om uit te maken of daadwerkelijk waardevolle archeologische resten aanwezig zijn. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Op basis van dit onderzoek kan besloten worden tot behoud van de vindplaats, verder onderzoek of vrijgave van de locatie. De beslissingsbevoegdheid over archeologische monumentenzorg met betrekking tot het grondgebied van de gemeente Kampen berust bij de overheid als bevoegd gezag. In de meeste gevallen is dit de gemeente.

4.8.1 Kampen

Kampen ligt in een veengebied bij de uitmonding van de IJssel. De eerste bewoners vestigden zich hier rond 1150 en een eeuw later had de nederzetting al stedelijke allure. Tijdens het ontstaan van Kampen mondde de IJssel met enkele takken uit in het Centraal-Nederlandse veenmoeras dat van 753 tot ongeveer 1250 als het Almere werd aangeduid. Kampen werd gevestigd op de zuidelijke oever van de rivier, aan Gelderse zijde.

Qua begrenzing vormde de IJssel, met de hier gevormde oeverwal, niet alleen een natuurlijke grens, maar eveneens een oriëntatiepunt voor de prille nederzetting, die waarschijnlijk het karakter van een dijkdorp had. Minder duidelijk is de begrenzing aan landzijde. Om het bewoonde areaal af te scheiden kwam gefaseerd een stadsgracht tot stand, de Burgel. Aanvankelijk omgaf de stadsgracht het gebied rondom de Bovenkerk, in het zuidelijke deel van het huidige centrum. Al rond 1250 moet de eerste omgrachting voltooid zijn. Dit grachtenstelsel bestond uit het zuidelijke en zuidwestelijke deel van de Burgel, die nog bestaan, en een thans gedempte gracht door de Burgwalstraat, die de noordelijke grens vormde.

Waarschijnlijk was de Burgel van oorsprong een zijtak van de IJssel. Door kanalisering is de Burgel in fasen uitgegroeid tot de stadsgracht. Onduidelijk hierbij is of de Reeve, een IJsseltak ten zuidwesten van de stad, van oorsprong met de Burgel in verbinding stond. Aan de uiteinden van de noordelijke en zuidelijke delen van de Burgel mondde de stadsgracht in de IJssel uit. Halverwege de toenmalige Burgel bezat de stadsgracht verbinding met de Reeve. In de 14de eeuw werd de Burgel uitgebreid totdat deze zijn huidige lengte bereikte. Tot 1462 was de Burgel de grens van Kampen aan landzijde.

Door de ligging in een laagveengebied was beheersing van water in het gebied van groot belang. Al rond 1300 hadden Kampenaren, samen met inwoners van Brunnepe en Kamperveen een dijkring aangelegd, met de Sint Nicolaasdijk aan de noordzijde, de Zwarte dijk aan de westzijde en de Slaper aan de zuidzijde. Dit dijksysteem omgaf de polder Broeken en Maten. Om Kampen te beschermen tegen water vanuit de polder Broeken en Maten was aan de landzijde van de Burgel een dijk aangelegd, de Vloeddijk.

Dankzij de gunstige ligging op een scharnierpunt tussen de IJsselmonding en de Zuiderzee kon Kampen zich ontwikkelden als een handelsstad en werd deze zelfs opgenomen in het Hanzeverbond. De periode 1300 tot 1450 was een bloeiperiode voor de stad. Kooplieden vestigden zich hier en hun welvaart maakte de bouw van een stadsmuur, gasthuizen en kloosters mogelijk. De burgertrots kwam het meest prominent tot uitdrukking in de twee parochiekerken en de bouw van het Raadhuis in de 14de eeuw, dat na een brand in 1543 fraai herbouwd is.

In de periode 1462-1505 werd een flink stuk grond ten zuiden, westen en noorden van de Burgel bij de stad getrokken. Langdurig lag het zwaartepunt van de bewoning in de nieuwe wijk langs de nabijgelegen Vloeddijk. De Ebbingestraten vormden het 'hofgedeelte' van de bebouwing aan de Vloeddijk. Vanaf de late 19de eeuw ontstond ook in toenemende mate aaneengesloten bebouwing aan de Ebbingestraten. De Hanzeatische handel behoorde toen al lang tot het verleden.

4.8.2 IJsselmuiden

IJsselmuiden is een dijkdorp dat dicht bij de IJsseldelta ligt. Aanvankelijk bestond het dorp uit een bewoningslint op een rivierduin. Het dorp wordt voor het eerst vermeld in 1133 als Islemuthen, maar kent als woonlocatie een veel hogere ouderdom. In het duin zijn namelijk vuurstenen werktuigjes gevonden uit de prehistorie. Rondom het rivierduin is het gebied overdekt geraakt met een pakket moerasbosveen. Deze veenvorming begon ca. 6600 jaar geleden en duurde tot ca. 4000 jaar geleden. Vervolgens was het gebied onbewoonbaar. Hier kwam in de Vroege Middeleeuwen verandering in.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0016.jpg"

afb. 4.12: Op deze kaart van IJsselmuiden uit 1884 is goed te zien dat de van oorsprong open structuur van het dorp efficiënt ontsloten is door diverse land- en waterwegen en de spoorlijn.

Min of meer in het stroomgebied van de huidige IJssel stroomde langdurig de zogenaamde Oer-IJssel, die fungeerde als een verzamelbekken van riviertjes op de Veluwe en in Salland. Dit verzamelbekken vervoerde weinig water. Omstreeks 650 kreeg de Oer-IJssel verbinding met de Rijn, en ontstond de huidige IJssel, met een hoger waterdebiet dan zijn voorganger. Doordat de IJssel geregeld buiten zijn oevers trad, werd over het laaggelegen veengebied rondom het rivierduin van IJsselmuiden klei afgezet.

Een andere belangrijke landschapsvormende factor was de voorloper van de Zuiderzee, het Almere. Dit ter plaatse van het IJsselmeer gelegen moeras kreeg door stormvloeden in de 12de en 13de eeuw geleidelijk het karakter van een zee. Na de Sint-Luciavloed van 1287 ontstond uiteindelijk de Zuiderzee.

Na verloop van eeuwen dekte depositie van zowel fluviatiele (IJssel) als mariene (Almere/ Zuiderzee) klei het veengebied van IJsselmuiden af, waardoor weer mogelijkheden voor bewoning ontstonden. Omstreeks 950 begon de (her)bewoning van IJsselmuiden, waarbij de Dorpsweg, gelegen op de kruin van het rivierduin, de bewoningsas vormde. Het dorp is gelegen aan de monding van het Meer, een zijtak van de IJssel. Na de inpoldering van Mastenbroek in 1364 werd de zijtak gereduceerd tot een kleine stroom.

Tot in de 17de eeuw bleef de bewoning van IJsselmuiden beperkt tot de Dorpsweg. Deze situatie is goed waar te nemen op de kaart van Jacob van Deventer uit ca. 1560.

In 1589 werd naar het ontwerp van Adriaen Anthonisz een schans aangelegd, die de stadsbrug van Kampen aan IJsselmuidense zijde moest beschermen. In 1672 werd de Brugschans verwoest door de Franse bezettingsmacht.

In die tijd was ten noorden van de Dorpsweg een nieuwe bebouwingskern ontstaan: de Plas. Vanaf de 17de eeuw werd IJsselmuiden –door Kampen- steeds beter ontsloten. In 1646 legde de stad de Nieuwe Weg, ter verbinding van de IJsselbrug met de Dorpsweg, aan als wandelweg voor de Kamper burgerij. Aan de zuid- en oostzijde van IJsselmuiden werd door Kampen de Zwolse weg aangelegd. Bij de brug mondde de Trekvaart door Mastenbroek uit. Tenslotte werd hier het station gevestigd, behorende bij de spoorlijn Zwolle-Kampen die in de jaren 1863-'65 aangelegd is. In 2001 fuseerde IJsselmuiden met Kampen tot één gemeente.

4.9 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet een bodemanalyse worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingswijzigingen. Aangezien voorliggend bestemmingsplan conserverend van aard is en de ontwikkelingen die meegenomen worden in alle gevallen zijn uitgewerkt en door de gemeente Kampen zijn vastgesteld hoeft in het kader van dit bestemmingsplan geen onderzoek verricht te worden.

Wanneer in de toekomst sprake is van de aanvraag om een omgevingsvergunning, afwijking van het bestemmingsplan of bij uitgifte/aan- en verkoop van percelen door de gemeente is bodemonderzoek noodzakelijk. Bodemonderzoek moet in deze gevallen aantonen dat de bodem geschikt is voor het realiseren van een gewenst project. Dat wil zeggen dat uit onderzoek moet blijken dat er geen verontreiniging aanwezig is, dat de eventueel aanwezige verontreinigingen niet schadelijk is voor de omgeving, of welke maatregelen er nodig zijn om de bodem geschikt te maken om de uitbreiding te realiseren.

Bij eerdere bestemmingsplanwijzigingen en/of bouwaanvragen zijn bodemonderzoeken uitgevoerd om te bepalen of de huidige kwaliteit van de grond en het grondwater wel voldoet aan het beoogd gebruik van perceel. Middels deze onderzoeken kan globaal de algemene bodemkwaliteit van het gebied worden beschreven. Daarnaast worden enkele locaties genoemd die gesaneerd zijn of (mogelijk) gesaneerd moeten worden.

4.9.1 Algemene bodemkwaliteit

De bodemkwaliteit binnen een gebied wordt sterk bepaald door de aanwezige activiteiten en dan met name historische activiteiten. De binnenstad van de gemeente Kampen is een gebied wat van oudsher intensief is bewoond en is gebruikt. Door dit intensieve gebruik is de kwaliteit van grond en grondwater meer verontreinigd dan de omliggende uitbreidingswijken. Globaal kan gesteld geworden dat in de bodem en in het grondwater maximaal matig (en soms sterke) verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK zijn aangetoond.

Vanaf 1987 geldt de Zorgplicht dat onder ander inhoudt dat na 1987 ontstane bodemverontreiniging (meestal) direct moet worden opgeruimd. Voor het gebied zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd die nodig waren voor het wijzigen van een bestemmingsplan of aanvragen van een bouwaanvraag. Hiermee is de algemene bodemkwaliteit van het plangebied vastgesteld.

4.9.2 Gevallen van ernstige bodemverontreiniging

In het gebied zijn – onder andere ten gevolge van bedrijfsactiviteiten- in het verleden een aantal gevallen van ernstige bodemverontreiniging aangetoond. Op deze locaties zijn de omvang van de verontreinigingen vastgesteld en vervolgens zijn deze locaties gesaneerd. Voorbeelden van deze locaties zijn de voormalige tankstations aan de IJsselkade en de Graafschap en de oude gemeentewerf aan de Lijnbaanstraat in IJsselmuiden.

Op een aantal locaties in de binnenstad is sprake van ernstige bodemverontreiniging maar deze vormen geen onaanvaardbare risico's voor de mens, het ecosysteem en/of verspreiding via het grondwater. Er is geen sprake van spoedlocaties zoals in het Convenant 'bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties' wordt bedoeld. Voorbeelden zijn percelen aan de Burgwalstraat en de Oudestraat. De aangetroffen verontreinigingen bevinden zich met name onder het openbaar terrein (weg en stoep). Andere voorbeelden zijn de voormalige gasfabrieksterreinen aan De La Sablonièrekade en de Noordweg waar al een sanering is uitgevoerd maar een restverontreiniging is achtergebleven.

Op locatie Blekerijweg in IJsselmuiden is een bodemverontreiniging met chloorkoolwaterstoffen aanwezig. Deze verontreiniging is afkomstig van activiteiten van het voormalige chemische wasserij in de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw. Vanaf de bronlocatie aan de Blekerijweg is er sprake van een smalle, langgerekte pluim in het grondwater in noordoostelijke richting met hoge concentraties aan chloorkoolwaterstoffen. De lengte van de pluim is 2 km. Bij de Blekerijweg is de verontreiniging nog als product in de bodem aanwezig waardoor de verontreiniging zich eeuwigdurend zal blijven verspreiden. Via het diepere grondwater verspreidt de verontreiniging zich onder de woonwijk Zandberg door richting de Koekoekspolder (verontreinigingspluim). In de Koekoekspolder kwelt het verontreinigde grondwater op (kwelgebied). Hierdoor wordt in de Koekoekspolder het ondiepe grondwater, het slib in de sloten en het oppervlaktewater verontreinigd.

Onder de woonwijk Zandberg, tussen de Blekerijweg en de Koekoekspolder, is er sprake van een bovengelegen schoon grondwaterpakket. De verontreiniging plaatst zich hier in de diepere bodemlagen. Hierdoor is er geen sprake van risico's voor de mens.

De locatie Blekerij valt op basis van verspreiding risico's onder het Convenant 'bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties'. Dit betekent dat provincie Overijssel verantwoordelijk is voor de aanpak van deze verontreiniging. De provincie heeft opdracht gegeven om voor de Blekerijweg (bronlocatie) en kwelgebied Koekoekspolder het saneringsaanpak uit te werken. Het voornemen is om het concept saneringsplan in het voorjaar van 2022 met omwonenden te delen en in het voorjaar van 2023 te starten met de saneringswerkzaamheden.

4.9.3 Waterbodem

In 2000 is de bodem van de Burgel weer op diepte gebracht door de in vele tientallen jaren gevormde sliblaag er uit te baggeren. Om uit te sluiten dat de kademuren zouden inzakken, is het slib daar niet volledig ontgraven maar afgedekt met een schone zandlaag. De dikte van deze zandlaag wordt regelmatig gemeten net als de kwaliteit van de zandlaag. Uit deze resultaten blijkt dat de aangebrachte afdeklaag kwetsbaar is en op een paar plaatsen door verzakking dunner is geworden. Ondanks de verzakking is de kwaliteit van de zandlaag min of meer gelijk gebleven, de resterende verontreiniging is dus nog steeds goed afgedekt.

Vanwege de kwetsbaarheid van de afdeklaag hebben de gemeente en het waterschap besloten geen activiteiten in de Burgel toe te staan. Hiermee wordt een verdere eventuele aantasting van de afdeklaag voorkomen. Een uitzondering geldt voor de gemeentelijke reinigingsdienst en het waterschap. Zij mogen in de Burgel met aangepaste snelheid varen om de noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden uit te voeren zoals het verwijderen van drijfvuil als gevolg van marktafval.

4.9.4 Bodeminformatiesysteem

In het kader van “Landsdekkend beeld 2005” is een archiefinventarisatie uitgevoerd naar historische bedrijvigheid en verontreinigingen die uit deze bedrijvigheid kunnen zijn voortgekomen waardoor een bestand beschikbaar is waaruit een risicoprofiel kan worden afgeleid.

Bij elke bouwvergunningaanvraag dan wel ruimtelijke ontwikkeling is het systeem een bruikbaar middel om inzicht te krijgen in de historische verdachtheid op grond van voormalige bedrijfsvoering. Tevens bevat het bodeminformatieststeem gegevens uit het verleden uitgevoerde bodemonderzoeken.

4.9.5 Bodemkwaliteitskaart

De gemeenten en de waterschappen van de regio IJsselland hebben voor hun gebied een bodemkwaliteitskaart opgesteld. Daarmee is een actueel en dekkend beeld van de diffuse chemische bodemkwaliteit in de deelnemende gemeenten verkregen. De deelnemende gemeenten zijn: Dalfsen, Deventer (deels), Hardenberg, Kampen, Olst-Wijhe, Ommen, Staphorst, Steenwijkerland en Zwartewaterland. De Waterschappen zijn Waterschap Groot Salland en Waterschap Velt en Vecht.

De achterliggende gedachte is de wens om gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden die een bodemkwaliteitskaart voor de betreffende gemeenten biedt:

  • bij het toepassen van grond op en in de bodem;
  • als bewijsmiddel voor de kwaliteit van de vrijkomende grond en de ontvangende bodem;
  • bij het wegnemen van mogelijke knelpunten bij grond- en/of baggerstromen.

De bodemkwaliteitskaart is opgesteld volgens de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten en de Handreiking opstellen bodemkwaliteitskaarten binnen de regio IJsselland. Dit betekent onder andere dat locaties die verdacht zijn op een geval van ernstige bodemverontreiniging of vanwege historische activiteiten c.q. ophogingen uitgezonderd zijn van de bodemkwaliteitskaart. Zo worden boerderij-erven in het landelijk gebied en de binnenstad van gemeente Kampen als verdachte locaties gezien. Deze locaties zijn uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart. Voordat grondverzet op deze locaties plaats gaat vinden, moet altijd eerst onderzoek worden verricht om de kwaliteit van de grond vast te stellen.

4.9.6 Omgevingswet

Met de inwerking van de Omgevingswet wordt de Wet bodembescherming ingetrokken. Dit betekent dat de gemeente het bevoegd gezag wordt voor bodem. Voor het Besluit bodemkwaliteit zijn en blijven de gemeenten het bevoegd gezag. De gemeente wordt bevoegd gezag voor een viertal milieubelastende activiteiten: graven (zonder saneringsdoelstelling), saneren (met de bedoeling bodemkwaliteit te verbeteren), opslaan van grond en baggerspecie en toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie.

4.10 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen aan het onderdeel water', de zogenaamde Watertoets. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Proces

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta op 17 november 2021 geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van http://www.dewatertoets.nl//. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat het waterschap een Uitgangspuntennotitie heeft opgesteld. De uitgangspuntennotitie is als bijlage opgenomen (zie Bijlage 12). Omdat in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt zijn de uitgangspunten opgenomen in de waterparagraaf en niet verder uitgewerkt De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een positief wateradvies.

4.10.1 Bestaande waterhuishouding

Het plan ligt in verschillende stroomgebieden. In en rond het plangebied liggen primaire A en secundaire B watergangen die in het beheer van het waterschap zijn. Het plangebied ligt in verschillende peilgebieden. Dit peil is de instelhoogte van het kunstwerk. Lokaal kunnen er verschillen optreden in het peil afhankelijk van de afstand tot de instelhoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0017.jpg"

afb. 4.13: kaartbeeld bestaande waterhuishouding in en rond het plangebied. (waterschap WDODelta)

4.10.2 Watersysteem

Aan- en afvoer van voldoende water, waarborg van de waterkwaliteit en ruimte voor water.

  • Watergangen: Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een primaire A-watergang en/of secundaire B-watergang van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen een beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta.
    • Primaire A-watergangen (>25 L/s afvoer gedurende gemiddeld 1 tot 2 dagen per jaar): watergangen waar het waterschap verantwoordelijk is voor de inrichting en het onderhoud.
    • Secundaire B-watergangen (>10 L/s afvoer en <25 L/s gedurende gemiddeld 1 tot 2 dagen per jaar): waterschap is verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer, maar de grondgebruikers zijn verantwoordelijk voor het onderhoud (eigenaar is onderhoudsplichtig). In de B-watergangen is een bepaalde vorm van toezicht door het waterschap mogelijk (schouw).
  • C-watergangen: hier zijn de grondgebruikers verantwoordelijk voor de inrichting en ze doen zelf het onderhoud. Er geldt geen onderhoudsverplichting en het waterschap houdt geen toezicht of onderhoud goed wordt uitgevoerd.

Wijzigingen aan het watersysteem

  • Dempen of graven van wateren: Voor het dempen, verleggen of graven van wateren (ook die niet in beheer zijn bij het waterschap) dient altijd een Watervergunning te worden aangevraagd bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Voor het dempen van watergangen (of greppels dieper dan 40 cm) dient gecompenseerd te worden. Vooroverleg voor het aanvragen van een vergunning wordt geadviseerd. Het waterschap neemt nieuwe primaire A-watergangen in beheer en onderhoud, nadat is vastgesteld of deze nieuwe watergangen voldoen aan de daarvoor geldende criteria. Over dit laatste vindt nadere afstemming plaats met het waterschap.
4.10.3 Waterveiligheid

Beschermen van inwoners tegen overstromingen van binnendijkse gebieden. Waarborgen van het veiligheidsniveau van dijken en beperken van gevolgen overstromingen door een waterrobuuste inrichting.

  • Waterkeringen: In het plan liggen primaire en regionale keringen. Met betrekking tot waterkeringen hanteert het waterschap een kernzone en verschillende beschermingszones.
    • De functie en stabiliteit van deze waterkering moet te allen tijde worden gegarandeerd. Binnen de Keur worden eisen gesteld met betrekking tot werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone van de waterkering is een Watervergunning op grond van de Keur noodzakelijk.
    • Volgens het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) krijgen de gronden waarop een primaire waterkering ligt de dubbelbestemming “Waterstaat - Waterkering” (tot 4 m uit de teen van de waterkeringen). De gronden die deel uitmaken van de buitenbeschermingszone van de primaire waterkering krijgen de gebiedsaanduiding “vrijwaringszone – dijk” (tot 100 m uit de teen van de waterkering).
    • De gronden waarop een regionale kering ligt krijgen de dubbelbestemming “Waterstaat - Waterkering” (tot 4 m uit de teen van de waterkeringen).

Deze regeling staat verder beschreven in paragraaf 5.5.7 (Waterstaat - Waterkering) en 5.5.14 (vrijwaringszone - dijk). Zie ook paragraaf 4.10.9 waarin verder wordt ingegaan op overstromingsrisico's.

4.10.4 Wateroverlast

Bij kortstondige buien van geringe of enige intensiteit mag regenwater dat niet lokaal kan worden verwerkt worden afgevoerd, zonder dat dit leidt tot water-op-straat of wateroverlast benedenstrooms van het plangebied. Bij extreme kortstondige buien, verblijft water voor korte tijd op het maaiveld, zonder dat dit tot overlast leidt. De ontwikkelaar houdt rekening met de randvoorwaarden die zowel het waterschap als de gemeente stelt aan het voorkomen van wateroverlast. Er wordt rekening gehouden met de randvoorwaarden die gemeenten stellen aan:

  • het benutten, lokaal verwerken of vertraagd afvoer van hemelwater op percelen en in de openbare ruimte;
  • het gescheiden houden van hemelwater;
  • de capaciteitseisen voor de afvoer van hemelwater;
  • de eisen die aan woningen, andere kwetsbare functies en openbare ruimte worden gesteld ter voorkoming van wateroverlast.

Extreme buien geven steeds vaker problemen met wateroverlast. De huidige riolering is ontworpen voor de afvoer van regenwater met een intensiteit van ongeveer 20 mm in één uur. Omdat het klimaat verandert moeten we rekening houden met buien waar veel meer regenwater kan vallen in een uur. Bij nieuwe ontwikkelingen moeten zorgen dat deze grotere buien geen wateroverlast veroorzaken.

Voor nieuwe plannen moet een waterhuishoudkundig plan en rioleringsplan worden gemaakt, waarbij de waterberging die nodig is wordt berekend met een zogenaamde klimaatbui. Korte hevige buien moeten zonder problemen kunnen worden opgevangen in de openbare ruimte of op eigen terrein. Er mag geen wateroverlast optreden bij woningen of andere kwetsbare functies

Met geen wateroverlast ontstaan bedoelen we:

  • Afvalwater dat uit de riolering op straat komt (in verband met volksgezondheid).
  • Water dat via de straat, gebouwen instroomt.
  • Water dat een erftoegangsweg en/of fietsroute langer dan 2 uur blokkeert.
  • Water dat langer dan 4 uur hinder oplevert voor het verkeer (met aandacht voor fietsers en voetgangers).

Naast wateroverlast kan er sprake van hinder zijn. Water op straat moeten we als samenleving accepteren, zoals hinder door ondergelopen achterpaden of tuinen. Alleen als er sprake is van echt langdurige hinder zie hierboven kan deze hinder overlast worden.

Bij nieuwbouw rekenen we met een bui van 80mm die binnen een uur valt. In de toekomst kan deze bui en de bijbehorende berging aangepast worden aan de hand van nieuwe klimaatscenario's.

Waterberging hoeft niet per definitie te bestaan uit oppervlaktewater of infiltratievoorzieningen. Ruimtelijke maatregelen waarmee water tijdelijk opgeslagen kan worden en later vertraagd afgevoerd kan worden vallen hier ook onder (denk aan verlaagde parkeervakken, holle straatprofielen en dergelijke).

Grondwateroverlast

  • Grondwateroverlast bij bebouwing: In gebieden waar grondwateroverlast op kan treden, adviseren wij de volgende voorkeursvolgorde toe te passen: (1) kruipruimteloos bouwen of (2) het ophogen van het plangebied.
  • Aanleghoogte van bebouwing: Voor de aanleghoogte van gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een aanleghoogte van de vloer geadviseerd van minimaal 100 cm ten opzichte van de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan men volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen adviseren we een drempelhoogte van 30 cm boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

4.10.5 Waterkwaliteit

Een watersysteem wordt zo ontworpen dat het geen risico's voor de volksgezondheid creëert en voldoende schoon is voor mensen, planten en dieren.

Afvoer hemelwater

  • Kwaliteit afvoer hemelwater: Als men kiest het hemelwater af te voeren op oppervlaktewater dan mag alleen schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken of woonerven) direct worden afgevoerd. Men moet speciale aandacht besteden aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afstromende hemelwater te garanderen. Licht vervuild hemelwater (bijvoorbeeld van een woonstraat) wordt via een bodempassage geloosd op het oppervlaktewater. Bij aanleg van bedrijventerreinen, wegen met een hoge verkeersbelasting, parkeerterreinen, marktpleinen, winkelstraten en tunnels dient de mogelijkheid voor lozing van hemelwater op open water met het waterschap te worden afgestemd.

Inrichtingseisen oppervlaktewater

  • Inrichting van het oppervlaktewater: De inrichting van het oppervlaktewater is sterk afhankelijk van de functie van het oppervlaktewater. Dit is maatwerk. Neem contact op met het waterschap als extra aandacht aan de inrichting van het oppervlaktewater moeten worden besteed ten behoeve van de ecologische kwaliteit.
  • Doorspoeling oppervlaktewater: Geïsoleerde vijverpartijen of watergangen worden vermeden. Het watersysteem wordt ontworpen met aandacht voor doorspoeling.
  • Peilbeheersing: het waterschap kan sturen in de waterkwaliteit door bijvoorbeeld water in te laten of juist af te voeren. Vooral in gebieden net droogvallende sloten is het belangrijk hier rekening mee te houden. We adviseren om watergangen en vijvers een minimale waterdiepte te geven van 100 cm.
4.10.6 Riolering

Optimaliseren aanvoeren afvalwater naar de rioolwaterzuivering. Verminderen van hydraulische belasting van de rioolwaterzuivering en beperken van riooloverstorten op het oppervlaktewater.

Beleid en regelgeving

  • Gemeentelijk rioleringsbeleid: de gemeente heeft een zorgplicht voor doelmatige verwerking en afvoer van hemelwater, afvalwater en grondwater. In het plan wordt rekening gehouden met het gemeentelijke rioleringsbeleid. Afvalwater en hemelwater worden op de perceelgrens gescheiden aangeboden. Eventueel geldt er een bergingseis (zie wateroverlast).
  • Voorkeursvolgorde afvoer hemelwater: Bij de afvoer van overtollig hemelwater is landelijk beleid dat het afstromend hemelwater ter plaatse in het milieu wordt teruggebracht (afkoppelen). Dat kan door infiltratie in de bodem of door berging in het oppervlaktewater. Het waterschap heeft de voorkeur om daar waar mogelijk, het hemelwater oppervlakkig af te voeren en te infiltreren in de bodem. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater.
  • Lozing afvalwater: Voor de lozing van afvalwater (al het water waarvan de initiatiefnemer zich moet ontdoen) op oppervlaktewater vanuit een woning of een (agrarisch) bedrijf gelden de volgende regels:
  • Voor lozingen van huishoudelijk afvalwater vanuit woningen geldt het “Besluit lozing afvalwater huishoudens” (Blah). Uitgangspunt is dat het huishoudelijk afvalwater op een gemeentelijk rioolstelsel wordt geloosd. Indien niet mogelijk is, moet een voorziening worden aangelegd die een gelijkwaardig milieubeschermingsniveau biedt.
    • Voor lozingen van afvalwater van een (agrarisch) bedrijf geldt het “Activiteitenbesluit”. Voor lozingen vanuit niet-inrichtingen geldt het “Besluit lozen buiten inrichtingen” (Blbi).
4.10.7 Beheer en onderhoud

Het beheer en onderhoud is erop gericht om de waterhuishouding op orde te houden. Het betreft zowel waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterbeleving. De inrichting van het gebied dient zodanig te zijn, dat het beheer en onderhoud van het watersysteem op efficiënte en effectieve wijze mogelijk is. Bij nieuw aan te leggen water vindt overleg met het waterschap plaats.

  • Wijze van onderhoud watersysteem: Er wordt rekening gehouden met de wijze van onderhoud (varend of vanaf de kant) en de daarbij geldende voorwaarden. Voor werkzaamheden binnen de aangegeven zones van het waterschap is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk.
    • Rijdend onderhoud vanaf de kant: Bij onderhoud vanaf de kant geldt een obstakelvrije zone van 5 m vanaf de boveninsteek van de watergang.
    • Varend onderhoud: Varend onderhoud is mogelijk bij een doorvaarbare watergang. In principe moet met een minimale totale oeverlengte van 300 m of een totale oppervlakte van 1.500 m² rekening gehouden worden. Er wordt rekening gehouden met een minimale doorvaarhoogte van 1,55 m ten opzichte van het maximale waterpeil. De doorvaarbreedte is minimaal 2,50 m. Voor varend onderhoud geldt tevens een minimale diepte van 1 m met een aanleg- en onderhoudsdiepte van 1,30 m. Elk onderhoudswater heeft een goed bereikbare inlaadplaats voor de boot en minimaal 1 losplaats ten behoeve van het maaisel per 100 m oeverlengte.
  • Beheer en onderhoudsafspraken nieuwe watergangen: Voor nieuwe watergangen moeten beheer en onderhoudsafspraken worden vastgelegd. Het waterschap neemt nieuwe primaire A-watergangen in beheer en onderhoud, nadat is vastgesteld dat deze watergangen voldoen aan de daarvoor geldende criteria (hierover vindt nadere afstemming plaats met het waterschap).
  • Nieuwe bomen langs een watergang zijn vergunningsplichtig of meldingsplichtig.
  • Toegankelijkheid van water: alle wateren die een functie hebben in de waterhuishouding (afvoer, aanvoer of berging) liggen in openbaar gebied.
4.10.8 Waterkeringen
  • Wijze van onderhoud waterkeringen: Er wordt rekening gehouden met de wijze van onderhoud en de daarbij geldende voorwaarden. Vanuit beheer en onderhoud zijn er bepaalde uitgangspunten voor de inrichting van het waterstaatswerk.
    • Toegankelijkheid: De kering en percelen op de kering moeten ten alle tijden bereikbaar zijn, zodat een schouw plaats kan vinden, schade hersteld kan worden en er gemaaid kan worden. Als er een hek geplaatst wordt moet deze met het oog op de toegankelijkheid een minimale breedte hebben van 4 m.
    • Rijdend onderhoud op het waterstaatswerk: Bij onderhoud van de kering geldt een obstakelvrije zone op de kering en de onderhoudsstroken van de kering. Rijdend onderhoud is mogelijk vanaf een helling van 1 op 3 of flauwer. Het maaisel moet op een logisch plek kunnen worden neergelegd, zoals op een onderhoudsstrook aan de onderzijde van de waterkering.
    • Pacht: Stukken dijk die eigendom zijn van het waterschap kunnen verpacht worden.
4.10.9 Overstromingsrisico

Het plangebied ligt in de dijktrajecten 10-1, 10-2 en 10-3. Deze dijktrajecten worden omsloten door de IJssel aan de Westzijde, tussen Zwolle en IJsselmuiden, door het Zwarte Meer aan de noordzijde tussen IJsselmuiden en Genemuiden en door het Zwarte Water aan de oostzijde tussen Genemuiden en Zwolle. En de dijktrajecten 11-1, 11-2 en 11-3. Aan de noord- en oostzijde van deze dijktrajecten ligt de IJssel en aan de westzijde het Vossemeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0018.jpg"

afb. 4.14: Dijktrajecten (bron: waterveiligheidsportaal.nl)

Artikel 2.14.4 Overstroombaar gebied van de verordening bij de provinciale Omgevingsvisie Overijssel schrijft voor dat voor ruimtelijke ontwikkelingen in overstroombaar gebied een Overstromingsrisicoparagraaf moet worden opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan.

Onder overstroombaar gebied verstaan we gebieden die normaal gesproken niet onder water staan, maar kunnen overstromen (tijdelijk onder water staan) als gevolg van een extreme gebeurtenis. Het gaat zowel om buitendijkse gebieden die bij hoogwater overstromen (bijvoorbeeld uiterwaarden) als om de beschermde gebieden achter de dijk (binnendijkse gebieden) die alleen bij een calamiteit onder water komen te staan.

Het plangebied bevindt zich in overstroombaar gebied. Zie de afbeelding hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0019.jpg"

Afb. 4.15: Watergebiedsreserveringen, omgevingsverordening Overijssel (bron: Provincie Overijssel)

4.10.9.1 Risico-inventarisatie

Dijktrajecten die een gebied tegen overstromingen beschermen, kennen een overstromingskans. Voor de primaire dijktrajecten nabij het plangebied geldt een overstromingskans van 1 op 300 tot 1 op 10.000 per jaar. De overstromingskans wordt in de Waterwet toegelicht als: 'kans op verlies van waterkerend vermogen van een dijktraject, waardoor het door het dijktraject beschermde gebied zodanig overstroomt, dat dit leidt tot dodelijke slachtoffers of substantiële economische schade'. Een gedeelte van het plangebied zal bij een overstroming droog blijven. Voor de laagste gedeeltes van het plangebied wordt een maximale waterdiepte geschat op 2,0 tot 5,0 meter. Zie de afbeelding hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0020.jpg"

afb. 4.16: Maximale waterdiepte na dijkdoorbraak (bron: risicokaart.nl)

4.10.9.2 Doorbraakscenario's

Voor dijktrajecten 10-1, 10-2 en 10-3 zijn 3 verschillende doorbraakscenario's doorgerekend. Het maatgevende doorbraakscenario voor dit gedeelte van het plangebied is het scenario met een dijkdoorbraak ter hoogte van IJsselmuiden. De tijd tot het plangebied onder water komt indien een dijk doorbreekt (aankomsttijd) wordt voor een dijkdoorbraak in IJsselmuiden geschat tussen de 0 en 6 uur. Zie de afbeelding hieronder.

Voor dijktrajecten 11-1, 11-2 en 11-3 zijn 3 verschillende doorbraakscenario's doorgerekend. De maximale waterstand in dit gedeelte van het plangebied wordt bereikt bij een dijkdoorbraak bij Kampen. De tijd tot het plangebied onder water komt indien een dijk doorbreekt (aankomsttijd) wordt voor het plangebied (dijkdoorbraak bij Kampen) geschat tussen de 0 en 6 uur. Zie de afbeelding hieronder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0021.jpg" afb. 4.17: Tijd tot overstroming voorm. dijkring 10 na dijkdoorbraak bij IJsselmuiden (bron: Prv. Overijssel)

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0022.jpg"

afb. 4.18: Tijd tot overstroming voorm. dijkring 11 na dijkdoorbraak bij Kampen (bron: Prv. Overijssel)

4.10.9.3 Geschiktheidsbeoordeling en maatregelen

Binnen voormalige dijkringen 10 en 11 worden overstromingen volgens de omgevingsverordening gecategoriseerd als snel en diep. Dit betekend dat ontwikkelingen binnen deze voormalige dijkringen alleen mogelijk zijn, indien er sprake is van zwaarwegend maatschappelijk belang. Voor agrarische functies geldt deze regel echter niet. Binnen dit plangebied worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen bestemd, maar is er hier sprake van een actualisatie van bestaande bestemmingsplannen. Vooralsnog wordt voor dit gebied bij een dreigende overstroming ingezet op vroegtijdige evacuatie.

4.11 Klimaat

Heel Nederland – dus ook Kampen - krijgt te maken met heftigere regenbuien, langere droge periodes, meer en hetere zomerse dagen en nachten. Om in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten we stap voor stap investeren in een klimaatbestendige inrichting van onze gemeente. Dit kunnen we niet alleen; alleen als ook bedrijven, bewoners, corporaties, maatschappelijke en andere organisaties bijdragen lukt het Kampen om volledig klimaatbestendig ingericht te zijn.

We willen borgen dat klimaatadaptatie een integraal onderdeel is van beleid en handelen van de gemeente. Dit is gedaan door klimaatadaptatie als opgave op te nemen in de vastgestelde Omgevingsvisie 1.0 van de Gemeente Kampen. In door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels in het 'Programma voor Klimaatadaptatie Riolering en Water Kampen 2023 - 2027' zijn de verschillende aspecten van klimaatadaptatie verder uitgewerkt. Deze paragraaf licht deze beleidsregels verder toe.

Nieuwe ontwikkelingen die niet voldoen aan de bouw en gebruiksbepalingen worden getoetst aan de algemene toetsingscriteria voor afwijkingen waarvan klimaatadaptief ontwikkelen een van de randvoorwaarden is. In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie (DPRA) spraken gemeenten, provincies en rijk af om een stresstest en risicodialoog uit te voeren. De stresstest brengt de kwetsbaarheid van het gemeentelijk grondgebied voor wateroverlast, hittestress, droogte en overstroming in beeld. De kwetsbaarheid en de aan het 'Programma voor Klimaatadaptatie Riolering en Water Kampen 2023 - 2027' gekoppelde beleidsregels wordt in deze paragraaf toegelicht.

4.11.1 Wateroverlast

Wateroverlast kan ontstaan als er zo veel regen valt, dat ons watersysteem het niet kan verwerken. Door klimaatverandering worden buien steeds heviger. Dit betekent dat we rekening houden met een grotere kans op wateroverlast in de toekomst. Klimaatadaptatie als opgave betekent op dit gebied dat kortstondige, hevige buien zonder problemen kunnen worden opgevangen in de openbare ruimte of op particulier terrein. Er ontstaat geen wateroverlast bij woningen of andere kwetsbare functies.

Wateroverlast is hiervoor behandeld in paragraaf 4.10.4. Daarbij is geschreven dat kortstondige, hevige buien zonder problemen opgevangen moeten worden in de openbare ruimte of op particulier terrein. Er mag geen wateroverlast optreden bij woningen of andere kwetsbare functies.

Elke ontwikkeling of (her)inrichting wordt getoetst aan extreme neerslagscenario's. Het basis uitgangspunt is dat er geen schade mag optreden doordat water gebouwen instroomt. Bij inrichting wordt de beoordeling op klimaatbestendigheid (onder andere wateroverlast) als vast onderdeel meegenomen. Dit gebeurt overeenkomstig het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (art. 5.37, weging van waterbelangen).

Op grond van het Bestuursakkoord Water (2011) mag een regenbui die een keer in de 100 jaar voorkomt in stedelijk gebied geen wateroverlast veroorzaken. Voor nieuwe ontwikkelingen in de overige zone - waterberging houden we rekening met een bui zoals die in 2085 een keer in de 100 jaar voorkomt. Voor elke m2 oppervlakte die extra wordt verhard moet men 80 liter waterberging realiseren. Dat kan bijvoorbeeld met een ondergrondse infiltratievoorziening, een wadi of door tijdelijke waterberging op maaiveld te realiseren.

Als aanvulling daarop benoemen we een aantal gebieden die extra gevoelig zijn voor wateroverlast op basis van de stresstestkaart wateroverlast. In deze gebieden wordt extra aandacht besteed aan de gevolgen van wateroverlast bij nieuwe ontwikkelingen.

  • Centrum IJsselmuiden (gebied begrensd door Burgemeester Visserweg, Post Grevestraat, Drostenstraat, Slenkstraat, Dorpsweg en Van Diggelenweg)
  • Binnenstad Kampen (Voorstraat, Boven Nieuwstraat, Groenestraat, Bongerd)
  • Haatland (Gildestraat, Ambachtsstraat, Energiestraat, Wielstraat)
  • Brunnepe (gebied begrensd door Dorpstraat, Noordweg, Julianastraat en Wilhelminalaan)
  • Zendijk (Tasveld)

Bij ontwikkelingen in deze gebieden worden in overleg met de gemeente aanvullende eisen aan de hemelwaterberging gesteld. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat er ook voor het bestaande verhard oppervlak een waterbergingseis geldt en niet alleen voor de toename in verhard oppervlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0023.jpg"

afb. 4.19: gebieden die gevoelig zijn voor wateroverlast

4.11.2 Overstromingsrisico

Door klimaatverandering stijgt de kans op een overstroming, omdat de kans op extreem weer en de daarbij gepaarde stormen en hoge waterstanden toeneemt. Een overstroming heeft grote gevolgen voor de samenleving. Kampen is dankzij keringen goed beschermd tegen hoogwater. Hierdoor is de kans op een overstroming zeer klein. Bij ontwikkelingen in overstroombaar gebied wordt rekening gehouden met de waterdiepte die ontstaat bij een mogelijke dijkdoorbraak. Ontwikkelingen op nationaal niveau zijn daarbij van grote invloed, zoals de Agenda IJsselmeergebied 2050.

Voor nieuwe aanvragen voor de activiteit bouwen moet rekening worden gehouden met de waterdiepte die ontstaat bij een mogelijke dijkdoorbraak. In overleg met de gemeente wordt op basis van bestaande overstromingskaarten bepaald welke waterdiepte dit is en welke overstromingskans daar bij hoort. Afhankelijk van de overstromingskans wordt bepaald welke maatregelen passend zijn.

In dit bestemmingsplan geldt dat in het gehele plangebied een kleine kans op overstroming geldt (1/300 –1/3000). De enige uitzondering daarop in dit plangebied is de IJsselkade; het buitendijkse gedeelte van de IJsselkade heeft een middelgrote kans op overstroming.

Overstromingsrisico wordt verder behandeld in paragraaf 4.10.9.

4.11.3 Hittestress

De verwachting is dat door klimaatverandering de zomers steeds heter worden, met hittestress als gevolg. Toename van het aantal warme zomerdagen zorgt ervoor dat de gevoelstemperatuur in de gemeente toeneemt, zowel overdag als 's nachts. Dit zorgt voor gezondheidsrisico's door hittestress en verminderde nachtrust. Voor nieuwe ontwikkelingen geldt dat we de gevoelstemperatuur en daarmee gepaarde hittestress niet toe willen laten nemen. Dat betekent dat er waar mogelijk gebruik wordt gemaakt van schaduw, groen, reflecterende materialen en ventilatie.

Onderstaande kaarten laten de gevoelstemperatuur overdag zien bij een buitentemperatuur van 30 graden. De gevoelstemperatuur wordt bepaald door luchttemperatuur, schaduw en wind met elkaar te combineren. Met name de oudere wijken (Brunnepe, Binnenstad, Kampen Zuid) zijn gevoelig voor hittestress.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0024.jpg"

afb. 4.20: gevoelstemperatuur overdag zien bij een buitentemperatuur van 30 graden in Kampen

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0025.jpg"

afb. 4.21: gevoelstemperatuur overdag zien bij een buitentemperatuur van 30 graden in IJsselmuiden

Onderstaande afbeelding laat zien hoeveel warme nachten er per jaar zijn in 2050. Tijdens een warme nacht komt de temperatuur niet onder de 20°C, wat gezondheidsrisico's en concentratieproblemen kan opleveren. Ook hier komen de oudere wijken Brunnepe, Binnenstad en Kampen Zuid naar voren als aandachtsgebieden voor hittestress.

Uitgangspunt is daarom dat de hittestress in het plangebied niet versterkt wordt door ontwikkelingen die in te toekomst plaats vinden. Dat betekent dat er bij vervangende/ nieuwe bouwaanvragen, in overleg met de gemeente, waar we mogelijk vragen te zorgen voor meer schaduw, groen, reflecterende materialen en ventilatie.

Groen heeft een sterk verkoelend effect in stedelijk gebied. Bij het maken van nieuwe woongebieden en of wanneer er sprake is van herstructurering van bestaande woonwijken moet er daarom minimaal 75 m2 openbaar groen per woning aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0026.jpg"

afb. 4.22: warme nachten per jaar in 2050

4.11.4 Droogte en bodemdaling

Droogte is een combinatie van neerslagtekort en verdamping door een periode van hoge temperaturen. Wanneer de vraag naar water de neerslag ontstijgt, ontstaat droogte. Door klimaatverandering zijn droge periodes in de toekomst steeds vaker te verwachten. Dat betekent dat bij ontwikkelingen rekening gehouden moet worden met het mogelijk uitzakken van grondwater; bijvoorbeeld door bij het planten van bomen en aanleggen van groen te kiezen voor droogtebestendige beplantingstypen of te zorgen voor een goede aanvoer van hemelwater richting het groen.

Een lage grondwaterstand kan er voor zorgen dat het veen droog komt te staan, waardoor het gaat inklinken. Inklinking van de veenbodem zorgt voor aanvullende bodemdaling. Dit kan schade toebrengen aan wegen, panden, kunstwerken en ondergrondse kabels, leidingen en riolering. Hoeveel schade er ontstaat hangt af van de snelheid van bodemdaling.

Onderstaande afbeelding laat de bodemdalingsvoorspelling in de periode 2020-2050 zien. Kampen en IJsselmuiden liggen voor een groot gedeelte in het veenweidegebied. Met name de wijken Hagenbroek, de Maten, Losse Landen en Oosterholt-Noord ondervinden hier hinder van. Voor ontwikkelingen in deze gebieden houden we rekening met aanvullende bodemdaling. Op grond van de Standaard RAW bepalingen zijn in het Handboek Beheer Openbare Ruimte eisen gesteld waaraan wegen, kunstwerken en andere infrastructuur moeten voldoen. Dat betekent dat wegen, kunstwerken en andere infrastructuur zo aangelegd worden dat aanvullende bodemdaling geen schade aanricht. Dat kan bijvoorbeeld door te zorgen voor fundering of door bij het bouwrijp maken restzetting tegen te gaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0027.jpg"

afb. 4.23: bodemdalingsvoorspelling in de periode 2020-2050

4.12 Energie

Op grond van het klimaatakkoord heeft de gemeente in juni 2021 samen met andere regiogemeenten horend tot de RES (Regionale Energie Strategie), regio West Overijsel een bod gedaan om gezamenlijk 1,82 Twh aan elektriciteit op te wekken.

De Gemeente Kampen heeft in 2020 een Bouwsteen Energie vastgesteld vooruitlopend op de aanstaande omgevingsvisie. Hierin staan criteria die van toepassing zijn op het grootschalig opwekken van energie door middel van zonnevelden en windturbines. Grote windturbines, waar dit beleid op ziet, worden binnen dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. De bouwsteen Energie wijst twee zoekgebieden aan, maar deze liggen buiten de grenzen van dit bestemmingsplan.

De gemeenteraad heeft op 11 november 2021 een warmtevisie gebouwde omgeving vastgesteld. Hierin staat hoe en wanneer welke woonwijken van het (aard)gas af zou kunnen. Een uitwerking van de warmtevisie heeft een beperkte ruimtelijke impact, die vooralsnog buiten de scope van dit vooral conserverende plan blijft.

Er wordt ook gewerkt aan een wijziging van de Warmtewet. Op basis hiervan krijgt de gemeente de bevoegdheid wijken aan te wijzen waar een exploitant gedurende een gegeven periode het exclusieve recht krijgt warmte te leveren. Op dit moment is noch de wetsaanpassing een feit noch zijn er concrete plannen voor warmtenetten binnen de grenzen van dit plan.

4.12.1 De komende elektrificering van woongebieden

Steeds meer worden gasketels voor het verwarmen van woningen en tapwater vervangen door andere systemen. Een aantal daarvan heeft ruimtelijk relevante aspecten. Met name de impact van het all-electric maken van een woning en de groei van het aantal laadpalen vergen - zeker wanneer dit in een wijk massaal aan de orde is - aanpassingen in de openbare ruimte omdat er meer ruimte moet komen voor de zogenaamde compactstations (trafo's). Iedere woonwijk heeft er momenteel wel één. Ook ondergronds moeten aanpassingen aan het net worden gemaakt. In het kader van dit bestemmingsplan is dat nog niet aan de orde maar te zijnder tijd zullen op wijkniveau door deze ontwikkelingen zaken veranderen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0028.jpg"

afb. 4.24: wijktransformator

Behalve op wijkniveau zullen ook op woning- of blokniveau wijzigingen zichtbaar zijn. Dat is met name het geval bij toepassing van zogenaamde lucht/water warmtepompen die een deel van hun warmte uit de buitenlucht halen. Dat wordt met een zogenaamde warmtewisselaar gedaan die enerzijds ruimte inneemt en anderzijds ook een zeker geluidniveau produceert. De warmtewisselaars of buitenunits nemen ruimte in en zijn niet altijd vergunningvrij te plaatsen, in een aantal gevallen is het moeilijk of zelfs onmogelijk hiervoor een geschikte plek te vinden. Afhankelijk van plaats en geluidniveau zal een extra geluiddempende omkasting nodig zijn.

Op dit moment is dit in bestaande woonwijken slechts incidenteel aan de orde. In wijken als het stationskwartier en het Onderdijks zijn delen van de wijk al gasloos gebouwd en is dit straatbeeld algemener. In principe moeten alle nieuwe woningen binnen dit bestemminsplan gasloos worden gebouwd. Meestal zal dit een oplossing met een warmtepomp zijn en daar is een buiten of bodemunit voor nodig. Bij nieuwbouw zijn geïntegreerde oplossingen mogelijk waarbij de warmtewisselaar bijvoorbeeld in het dak verwerkt kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0029.jpg"

afb. 4.25: buitenunit voor een warmtepomp

In de planregels en in de wijze van meten staat aangegeven wat voor ondergeschikte bouwonderdelen toegestaan zijn en niet meegerekend worden in bouwhoogte en opppervlakte. Voor op de grond geplaatste bouwwerken gelden de criteria van de ter plaatse geldende bestemming.

4.12.2 Bodemenergiesystemen

Omdat dit plan vooral een conserverend plan is zal in een later stadium mogelijk gebiedsgericht onderzocht worden of regels nodig zijn ten aanzien van de toepassing van bodembronnen ter voorkoming van negatieve beïnvloeding van deze bodemenergiesystemen onderling. De gemeente kan zodra de Omgevingswet van kracht is zelf bepalen waar en wanneer een vergunning nodig is voor deze gesloten systemen. In dit conserverende bestemmingsplan is op dit gebied nog niets geregeld. Het voornemen is wel dit voor een aantal wijken te doen wanneer de Omgevingswet van toepassing is. Met name in de wijken en buurten waar woningen zijn gebouwd waar een bodemwarmtepomp een goed alternatief voor aardgas zal blijken te zijn.

4.12.3 Zonnepanelen

Zonnepanelen op daken kunnen meestal zonder vergunning worden geplaatst. Uitgezonderd binnen het gebied waar het beschermd stadsgezicht van toepassing is. Hiervoor is onlangs voor de binnenstad nieuw beleid vastgesteld met wat ruimere toepassingsmogelijkheden, dit nieuwe beleid is verwekt in de welstandsnota 2017. Op monumenten zijn zonnepanelen niet vergunningvrij. Op de grond geplaatste zonnepanelen in het voorerfgebied staan we niet toe.

4.12.4 Windturbines

Windturbines in de bebouwde (woon) omgeving zijn niet wenselijk. Dit plan sluit ze daarom uit net als in de plannen die door dit plan worden vervangen. Wel wordt nog nagedacht om incidenteel wel toestemming te verlenen voor kleine turbines mits die geen negatieve effecten op de directe omgeving veroorzaken. Voorlopig is dit nog niet aan de orde.

4.13 Verkeer

4.13.1 Mobiliteit

Kampen wil graag een bereikbare gemeente zijn met een integraal vervoerssysteem voor alle gebruikers: voetganger, fiets, bus/trein en auto. De basis is een samenhangend stelsel van rechtstreekse en aantrekkelijke looproutes, veilig en snelle fietsverbindingen, hoogwaardig openbaar vervoer en een autonetwerk met voldoende capaciteit. In de binnenstad van Kampen ligt de aandacht voornamelijk bij fiets- en voetgangers, van en naar de regio is het gebruik van openbaar vervoer het alternatief voor gebruik van de auto.

4.13.1.1 Openbaar Vervoer

Mobiliteit verbindt mensen, hun activiteiten en hun leefomgeving. Binnen de gemeente en de regio zijn goede openbaar vervoerverbindingen en veilige fietsverbindingen, of combinaties hiervan, van belang om werk en voorzieningen voor jong en oud bereikbaar te houden. Bij de bereikbaarheid binnen de gemeente spelen de twee treinstations Kampen en Kampen Zuid een belangrijke rol. Deze OV-knopen zijn goed per auto, fiets of te voet bereikbaar vanuit de binnenstad, wijken en omliggende kernen. Reizigers kunnen vanaf de stations vlot met de trein naar Zwolle, Dronten, Lelystad en in het verlengde Deventer, Enschede, Arnhem en de steden binnen de Randstad. Vanaf de stations is het tevens mogelijk om met de bus naar Dronten (buslijn 143), Emmeloord of Urk (buslijn 141), Zalk of Hattem (Buurtbus 506) of via Zwartsluis en Hasselt richting Zwolle (Buslijn 74) te reizen. Sinds 12 december 2021 is het stadsvervoer gewijzigd en rijdt er een combinatie van een stadsbus en een buurtbus door de stad. Stadsbus 11 rijdt hierbij een route door het noordelijk deel van de stad. Deze route gaat langs station Kampen, de binnenstad (inclusief polikliniek en stadhuis), de winkelcentra Flevowijk, Penningkruid en Hanzewijk en de wijken Middenwetering en Hagenbroek. In het zuidelijk deel rijdt buurtbus 510 vanaf station Kampen Zuid onder andere via de wijken Het Onderdijks, Kampen Zuid, Binnenstad, Flevowijk en De Maten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0030.png"

afb. 4.26: Lijnenkaart openbaar vervoer

4.13.1.2 Gemotoriseerd verkeer

Kampen is een logistiek knooppunt door de ligging aan de autowegen N50 en N307, de spoorlijnen Hanzelijn en het Kamperlijntje en de rivier de IJssel, de randmeren en het Reevediep. Via de N50 (Kampen-Zuid) en de Mr. J. L. M. Niersallee is ook IJsselmuiden goed ontsloten. Goede verbindingen van en naar de stad Kampen en het dorp IJsselmuiden zijn van essentieel belang voor de economie en de maatschappij. Een goede bereikbaarheid maakt de kernen tevens aantrekkelijk voor inwoners en bedrijven om zich hier te vestigen en te blijven. En voor bezoekers om deze te bezoeken. Binnen de stad Kampen ontsluit het verkeer voornamelijk via de Flevoweg (N307), Europa-Allee, IJsseldijk, Beneluxweg, Haatlanderdijk, Kamperstraatweg (N760), Van Doornweg/Constructieweg en Venedijk Noord (N764). Binnen de kern IJsselmuiden ontsluit het verkeer zich voornamelijk via de Oosterlandenweg, Veilingweg en Grafhorsterweg (N760). Op de hiervoor genoemde wegen geldt binnen de bebouwde kom een maximumsnelheid van 50 km/uur. Op de overige wegen in de genoemde kernen staat het verblijven meer centraal. Op deze wegen geldt binnen de bebouwde kom (woongebieden en centra) een lagere maximumsnelheid van 30 km/uur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0031.png"

afb. 4.27: Wegencategorisering (bron Gemeentelijk- Verkeer en Vervoersplan 2011-2020)

In de komende jaren wordt uitvoering gegeven aan het verbreden van de N307 en het verdubbelen van het aantal rijstroken op het gedeelte van de N50, tussen de afslagen Kampen en Kampen Zuid. Deze maatregelen zullen de doorstroming en afwikkeling van het gemotoriseerd verkeer van en naar de stad, het dorp IJsselmuiden en de bedrijventerreinen verder verbeteren.

4.13.1.3 Fietsverkeer

Kampen en IJsselmuiden lenen zich prima om zich per fiets te verplaatsen. Beide kernen hebben een fijnmazig fietsnetwerk met aantrekkelijke, comfortabele en directe fietsroutes vanuit de wijken richting de binnenstad, stations, voorzieningen, het buitengebied en de omliggende kernen. De afstand van de ene kant van de stad naar de andere is kort. De binnenstad met diverse voorzieningen ligt centraal en is vlot vanuit de wijken en IJsselmuiden te bereiken met de fiets. Het aandeel fietsverkeer is in beide kernen daarom hoog. De fiets is dan ook het voornaamste vervoermiddel voor de bewoners in de stad en het dorp IJsselmuiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0032.png"

afb. 4.28: Overzicht lokale (blauw) en regionale (rood) hoofdfietsroutes (bron: Kernnet Fiets Overijssel)

De fiets dient ook als belangrijk middel om de gemeente Kampen bereikbaar, leefbaar, veilig, gezond en economisch vitaal te houden. De gemeente wil het fietsen om die reden graag nog verder stimuleren en faciliteren. Om dit te bereiken werkt de gemeente aan de realisatie van een nieuw Fietsplan voor de gemeente Kampen met als titel 'Fietsen met Ruimte voor elkaar'. Hierin staan een vijftal koerslijnen die de gemeente de komende jaren nader wil uitwerken en realiseren, te weten:

  • Realisatie toekomst vast en compleet netwerk (verbreden en aanleg fietspaden
  • Realisatie Veilig fietsnetwerk (aanpak verkeersonveilige locaties)
  • Toepassing van STOMP als leidende principe bij ruimtelijke ontwikkelingen, met daarbij als eerste de focus op het lopen (Stappen), fietsen (Trappen), Openbaar vervoer, deelvervoer (Maas) en als laatste de Privé-auto_
  • Fietsen is voor iedereen (inclusieve samenleving; iedereen is waardevol)
  • Veilig stallen en overstappen (o.a. investeren in goede fietsparkeervoorzieningen in de binnenstad, bij voorzieningen en bij openbaar vervoer knooppunten.

De concept versie van het Fietsplan heeft in de zomer van 2022 voor een ieder ter inzage gelegen en wordt naar verwachting in december 2022 aan de gemeenteraad voor vaststelling aangeboden.

4.13.2 Nota Parkeernormen

Parkeernormen worden gebruikt om bij bouwplannen of wijzigingen in het gebruik de behoefte van het benodigde aantal parkeerplaatsen te bepalen. Het uitgangspunt is dat bij de ontwikkeling van een plan het aantal benodigde parkeerplaatsen daarvoor binnen het plangebied wordt gerealiseerd. Hiermee wordt er voor gezorgd dat de parkeerdruk niet op het openbaar gebied wordt afgewenteld. De ervaring leert echter dat de parkeernormen vaak ter discussie staan in het krachtenspel tussen de gemeente en de initiatiefnemer, vooral bij ruimtelijke ontwikkelingen in de binnenstad van Kampen. Het college van Burgemeester en Wethouders heeft mede om die reden in augustus 2020 de Nota Parkeernormen geactualiseerd. Hierin is voor de gemeente Kampen op een heldere en systematische wijze vastgelegd welke parkeernorm per type ontwikkeling moet worden gehanteerd, welke parkeereisen worden gesteld aan (her)ontwikkelingen en onder welke voorwaarden vrijstelling voor deze eisen kan worden verleend.

Wanneer niet voldaan kan worden aan de parkeereis, bestaat de mogelijkheid om beargumenteerd andere parkeernormen te hanteren of af te wijken van de parkeereis. Vooral bij ontwikkelingen in de binnenstad, met beperkte ontwikkelruimte, is de parkeereis regelmatig een struikelblok en van invloed op de voortgang en/of realisatie van het project. Op grond van deze ervaringen zijn er in de afgelopen jaren nieuwe inzichten ontstaan over hoe de gemeente – met name in de binnenstad – op een passende wijze tegemoet kan komen aan de initiatieven van de ontwikkelaars, zonder dat hierbij de parkeerdruk voor de omwonenden significant toeneemt. Daarnaast zijn er landelijk nieuwe mobiliteitsontwikkelingen die de komende decennia van invloed zijn op het autobezit en autogebruik (o.a. toename fietsgebruik, elektrisch rijden en opkomst deelauto's en deelfietsen), deze zijn nader in de nieuwe Nota Parkeernormen beschreven.

De koppeling tussen dit bestemmingsplan en de Nota Parkeernormen wordt geregeld in paragraaf 5.7.8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0033.jpg"

afb. 4.29: begrenzing gebieden nota parkeernormen

4.13.3 Verkeerscirculatieplan Binnenstad

Op 6 juli 2017 heeft de gemeenteraad het VerkeersCirculatiePlan (VCP) 2017-2030 vastgesteld. Het VCP is een kader stellende 'paraplunota' voor besluiten over een gastvrijere, autoluwere en leefbaardere binnenstad van Kampen met daarin een aantal uitgangspunten die de basis vormen voor de in het plan opgenomen uitvoeringsmaatregelen. De kwaliteit van de binnenstad is uniek. Het VCP richt zich op de benutting- en versterking van deze kwaliteiten, met name op het gebied van de kernkwaliteiten 'Leefbaarheid', 'Duurzaamheid' en 'Levensvatbaarheid'. Vanuit het VCP wordt uitvoering gegeven aan korte termijn maatregelen, als ook aan maatregelen op de langere termijn Het VCP draagt er daarmee zorg voor dat er een duurzame en consistente ontwikkeling ingezet wordt om te komen tot een gastvrijere en autoluwere binnenstad. Uitgangspunt is dat de verkeerscirculatie en het parkeren op een eenvoudige en begrijpelijke manier zijn vormgegeven waarbij zowel 'gastvrijer' als ' autoluwer' de uitgangspunten zijn. Dit betekent dat gastvrijheid en autoluw als integrale principes in het VCP zijn meegenomen en zijn benaderd als 'samen één'. De principes uit het VCP zijn hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0034.png"

Op het hogere schaalniveau staat de auto centraal (toegangswegen). Op lager schaalniveau worden bezoekers verleid om hun voertuig op de parkeermagneten aan de randen van de binnenstad en vandaaruit lopend of met de fiets verder te reizen. Vanuit het VCP wordt ingezet om deze fiets- en looproutes zo aantrekkelijk en kort mogelijk te maken met een maximaal gevoel van veiligheid. Juist om deze reden wordt in het VCP ingezet op kwaliteitsroutes waar de auto 'te gast is' zodat er aantrekkelijke verblijfmilieus ontstaan die het smalle en monumentale karakter van Kampen benadrukken. Op grond van het VCP zijn in de afgelopen jaren meerdere projecten in uitvoering gebracht, waaronder de realisatie van parkeermagneet Buiten Haven, de pilot fietsparkeren, en de aanpassing van de verkeerscirculatie richting de betaald parkeren locaties in de binnenstad. In 2021 wordt de Flevoweg, vanaf de Oostzeestraat tot de 3e Ebbingestraat heringericht en van een rotonde voorzien en wordt uitvoering gegeven aan de realisatie van parkeermagneet Korteweg. De nog niet gerealiseerde maatregelen worden de komende jaren betrokken bij de ontwikkeling van de Mobiliteitsvisie voor de gemeente Kampen (gereed 2023) en waar mogelijk als onderdeel hiervan in uitvoering gebracht.

4.14 Luchtkwaliteit, geur, geluid en trilling

4.14.1 Luchtkwaliteit

In 2018 is door het RIVM onderzoek verricht naar de luchtkwaliteit in de provincie. De resultaten hiervan staan in de 'Milieuverkenning Overijssel'. In relatie hiermee is nagegaan of in de gemeente Kampen sprake is van normoverschrijdingen ten aanzien van de luchtkwaliteit. De concentraties van onder meer fijnstof, NO2 en benzeen overschrijden nergens de grenswaarden. Ook bestaat er geen rapportageverplichting voor de gemeente Kampen. We verwachten dat het bestemmingsplan, gelet op het in hoge mate consoliderende karakter, geen negatief effect heeft op de luchtkwaliteit. Als gevolg van wegverkeer van en naar bestemmingen in het plangebied treed nergens een grenswaardenoverschrijding op. We verwachten geen wijzigingen die zullen leiden tot een overschrijding.

4.14.2 Geur

Binnen en buiten het plangebied liggen een aantal veehouderijen. Omdat er geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden is nader onderzoek niet noodzakelijk. Tevens voorziet de Wet milieubeheer in de bescherming van gevoelige objecten door middel van vergunningen en besluiten.

4.14.3 Geluid

De Wet geluidhinder heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij ruimtelijke ontwikkelingen aandacht te worden besteed aan het aspect geluid. In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Onderzoek naar wegverkeerslawaai en spoorweglawaai kan achterwege blijven indien op het tijdstip van de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan een weg of spoorweg reeds aanwezig of in aanleg is en de woningen of andere geluidgevoelige objecten ook reeds aanwezig of in aanbouw zijn. Voor woonerven en wegen van 30 km/uur geldt volgens de Wet geluidhinder dat deze geen zone hebben.

4.14.3.1 Industrielawaai

Een deel van het plangebied ligt in de wettelijke invloedsgebied van de geluidzone van het industrieterrein Haatland.

Het bedrijf Ausnutria ligt aan de IJsseldijk waaromheen ook een geluidzone geldt die bijna geheel in het plangebied ligt. Archiefonderzoek heeft een aantal in het verleden vergunde bedrijfwoningen opgeleverd, op deze panden hebben we een aanduiding bedrijfswoning aangebracht. In panden waar gewoond wordt terwijl er geen aanduiding bedrijfswoning op ligt gaan we handhavend optreden. De panden waar we een aanduiding bedrijfswoning op hebben aangebracht zijn IJsseldijk 30, 30A en 48.

De regeling voor industrielawaai staat in paragraaf 5.5.9.

Skaeve Huse

Binnen de zone van het industrieterrein Haatlandhaven is sprake van 4 containerwoningen die we met dit bestemmingsplan legaliseren. Door de Omgevingsdienst IJsselland, de zonebeheerder, is de geluidbelasting op de gevels van de woningen berekend. Uit de resultaten blijkt dat de geluidbelasting ten hoogste 53 dB(A) bedraagt (op 1,5 meter hoogte) vanwege het industrieterrein Haatlandhaven. Hierbij is rekening gehouden met de 50 dB(A) geluidzonecontour en een groei ruimte voor de industrie van 1,5 dB(A) De geluidbelasting is hiermee hoger dan de voorkeursgrenswaarde maar er wordt voldaan aan de maximale grenswaarde van 55 dB(A).

Omdat bron- en overdrachtsmaatregelen door middel van het vaststellen van de geluidzone van het industrieterrein en op niveau van vergunningen/meldingen de individuele bedrijven wordt geregeld, is geluidbeheersing van het industrielawaai niet nader onderzocht.

De woningen liggen niet binnen meerdere zones (geen zone wegverkeer of railverkeer) waardoor conform artikel 110f Wet geluidhinder de cumulatieve geluidbelasting vanwege de omliggende wegen en industrieterrein niet berekend hoeft te worden.

Het college van burgemeester en wethouders hebben voor een woning aan de Loswalweg 1 en 3 een hogere grenswaarde van 55 dB(A) vastgesteld gelijktijdig met dit bestemmingsplan. Omdat geluidsniveaus variëren tussen de verschillende hoogtes, is in de regels opgenomen dat de maximale bouwhoogte van deze woning (en de drie naastgelegen woningen) maximaal 3 meter is (1 bouwlaag).

Er vinden verder binnen de geluidzones van Haatlandhaven en de IJsseldijk geen nieuwe ontwikkelingen plaats waardoor er geen nader onderzoek heeft plaatsgevonden.

4.14.3.2 Wegverkeerslawaai

Voorliggend bestemmingsplan regelt de bestaande situatie (op de vier woningen aan de Loswalweg en de ene woning aan de Beltweg 25 na), zodat onderzoek naar geluid vanwege wegverkeerslawaai niet noodzakelijk is. Bovendien geldt voor de meeste wegen in het plangebied een maximale snelheid van 30 km/uur. De Europa allee, Flevoweg en de Grafhorsterweg kennen een hogere maximum snelheid, respectievelijk 50, 50 en 80 kilometer per uur. Aangezien er geen nieuwe gevoelige bestemmingen of aanpassingen aan wegen binnen dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt is onderzoek niet noodzakelijk. De vier woningen aan de Loswalweg zijn al jaren aanwezig maar nog niet eerder in een bestemmingsplan opgenomen. Deze legaliseren we met dit bestemmingsplan.

4.14.3.3 Spoorweglawaai

Indien er sprake is van nieuwbouw van een geluidgevoelige functie  binnen 550 meter langs de Hanzelijn (gemeten uit de rand van de buitenste spoorstaaf) dient in principe geluidonderzoek plaats te vinden.

Langs de sporen zijn plaatselijk zowel overdrachts- als bronmaatregelen uitgevoerd. Indien men op basis van bestaande rapportages kan aantonen dat de te onderzoeken locatie  onder de voorkeursgrenswaarde ligt is er geen verder onderzoek nodig. Dit ter goedkeuring van het college van burgemeester en wethouders.

Voor de Kamperlijn (Zwolle-Stadshagen-IJsselmuiden) geldt hetzelfde. Daar kan men echter uitgegaan van een afstand van 100 meter gemeten vanaf de rand van de buitenste spoorstaaf.

bron   onderzoeksplicht binnen   tenzij  
Hanzelijn   550 meter   Met behulp van eerder onderzoek voor de betrokken locatie de conclusie kan worden getrokken dat er geen sprake zal zijn dat de voorkeursgrenswaarde zal worden overschreden. Dit ter goedkeuring van de gemeente.  
Kamperlijn   100 meter   idem  

4.14.4 Trilling

Langs de Hanzelijn geldt een aandachtgebied van 250 meter ten aanzien van het onderdeel trillingen. In geval van nieuwbouw binnen 100 meter is een quickscan conform de Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat verplicht. Tussen de 250 en 100 meter wordt een dergelijke quickscan aan de initiatiefnemer zelf over gelaten. Van schade door trillingen zal in dat gebied zeker geen sprake zijn maar kleine overschrijdingen van de SBR meet en beoordelingsrichtlijn richtlijn B; 'hinder voor personen in gebouwen' zijn op voorhand niet geheel uit te sluiten afhankelijk van de aard en bouwwijze van het gebouw.

bron   afstand <= 100m   afstand <= 250 m  
Hanzelijn   Quickscan verplicht voor alle trillingsgevoelige bestemmingen   Quickscan geadviseerd voor  woningen en andere trillingsgevoelige bestemmingen  
Kamperlijn   Geen quickscan verplicht
 
Geen quickscan verplicht  

4.15 Bedrijven en milieuzonering

In het plangebied wordt zowel gewoond als gewerkt. Het voorkomen van beide functies naast elkaar kan in enkele gevallen problemen geven. Daarom maken we voor het beoordelen van de toelaatbaarheid van bedrijvigheid in de nabijheid van woningen gebruik van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (uitgave 2009). In deze uitgave staat een bedrijvenlijst, die informatie geeft over de milieukenmerken van typen bedrijven. Vervolgens wordt in de lijst op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, gevaar en verkeer) een indicatie gegeven van richtafstanden tussen bedrijfstypen en het omgevingstype waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Deze afstand is gebaseerd op de grootste indicatieve afstand. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen. Er worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'.

Een 'rustige woonwijk' is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor. Langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Een 'gemengd gebied' is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven.

De richtafstanden uit de VNG-publicatie ten opzichte van een rustige woonwijk kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van het omgevingstype gemengd gebied. Het gaat bij de omgevingstypen bij de verschillende hindercategorieën om de afstanden die in de navolgende tabel worden vermeld.

categorie   richtafstand (in meters) tot omgevingstype  
  rustige woonwijk   gemengd gebied  
1   10   0  
2   30   10  
3.1   50   30  
3.2   100   50  
4.1   200   100  
4.2   300   200  

Uitgangspunten bestemmingsplan

Verspreid in het plangebied liggen een aantal bedrijven. Om potentiële milieuhinder als gevolg van deze bedrijfsactiviteiten in het ruimtelijk spoor te voorkomen zijn grenzen gesteld aan de toelaatbaarheid van de soorten bedrijfsactiviteiten. Het plangebied is voor het grootste deel te typeren als een 'rustige woonwijk'. In een dergelijk gebied is de vestiging van milieuhinderlijke bedrijven ongewenst.

Op grond van dit uitgangspunt is gesteld dat op de huidige bedrijfsbestemmingen maximaal categorie 2 bedrijven uit de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' (2009) worden toegelaten. Er bestaat een mogelijkheid om hiervan af te wijken mits aangetoond kan door middel van onderzoek dat een hogere categorie bedrijf vergelijkbaar met de afstanden van een categorie 2 bedrijf, BEVI inrichtingen en bedrijven die niet rechtstreeks vallen onder het BEVI maar wel een plaatsgebonden risico of groepsrisico kent en vuurwerk bedrijven zijn hiervoor uitgesloten.

4.16 Externe veiligheid

De gemeenteraad heeft in 2013 de beleidsnota “Kampen IJsselsterk Veilig” vastgesteld waarin specifiek staat hoe men moet omgaan met risico's op calamiteiten bij bedrijven (inrichtingen) in 4 verschillende soorten gebieden (woongebieden, overige gebied, bedrijventerreinen en industrieterreinen). Voorliggend bestemmingsplan valt onder de gebiedstypering 'woongebied'.

Niet alle veiligheidsaspecten worden in het kader van ruimtelijke ordening (bij de vaststelling van dit bestemmingsplan) beschreven of verantwoord omdat hiervoor specifieke regels gelden. Zoals bijvoorbeeld voor het verlenen van een milieuvergunning of een ontheffing voor een gevaarlijk transport.

Het plan moet voldoende waarborgen bieden dat er geen onverantwoorde of niet- vergunbare situaties kunnen ontstaan (bijvoorbeeld door vestiging van bepaalde functies uit te sluiten). En het bestemmingplan moet voorkomen dat er ongewenste veiligheidrisico's kunnen ontstaan voor zover voorzienbaar en voor zover dit niet (later) op grond van andere (specifiekere) regelingen geborgd is.

Externe veiligheid maakt onderscheid tussen een plaatsgebonden risico en een groepsrisico. Voor een plaatsgebonden risico geeft het Besluit externe veiligheid Inrichtingen (Bevi) aan dat afhankelijk van de soort bestemming (kwetsbaar, beperkt kwetsbaar) welke afstand deze van een risicobron moeten liggen.

Voor het bepalen van een groepsrisico bestaat er alleen een oriënterende waarde. Als er mogelijkheden in het bestemmingsplan zitten die een toename van het groepsrisico met zich meebrengen dan moet dit worden verantwoord, waarbij men onder andere rekening moet houden met aspecten als de bereikbaarheid van de locatie, de bestrijdbaarheid van een ramp en de zelfredzaamheid van de personen die zich binnen het invloedsgebied van de ramp bevinden, (van belang bij een eventuele ontruiming van het gebied bij een calamiteit). Bij het vaststellen van een ruimtelijk plan kijkt men naar het mogelijk effect van een calamiteit en de kans dat een dergelijke calamiteit zich voordoet. Het risico is dan het product van de kans en het effect.

Hulpdiensten gaan bij hun advisering uit van het meest waarschijnlijke scenario behorend bij de aanwezige of geplande risicobron. De advisering richt zich onder andere op de bereikbaarheid van de locatie (ook vluchtwegen en zelfredzaamheid van te evacueren personen) en de bestrijdbaarheid van de calamiteit. De locatie van de calamiteit moet voldoende bereikbaar en bestrijdbaar zijn en de in het effect- en invloedsgebied aanwezige personen moeten zich zoveel mogelijk zelfstandig in veiligheid kunnen brengen.

4.16.1 Het plangebied en de veiligheidsrisico's
  • In het plangebied liggen twee gasleidingen van de Gasunie.
  • Over de IJssel, de N50, de N307 en de Hanzelijn vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats.
  • En het bedrijf Ausnutria aan de IJsseldijk 42 heeft een ammoniak koelinstallatie.

Voor dit bestemmingsplan is door adviesbureau Antea een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd om te kijken wat de veiligheidsrisico's zijn van de Hanzelijn op het plangebied. Deze is toegevoegd als Bijlage 13.

4.16.1.1 Luchtverkeer

Risico's met betrekking tot luchtverkeer worden in dit plan buiten beschouwing gelaten. De kans op een calamiteit ten gevolge van een ongeluk met luchtverkeer is zo klein dat dit risico verwaarloosbaar is.

4.16.1.2 Spoorwegverkeer

Ten zuidwesten van het plangebied ligt de Hanzespoorlijn. Over deze spoorlijn worden gevaarlijke stoffen vervoerd. De conclusie uit de risicoalanlyse is dat er geen overschrijding plaatsvindt van het plaatsgebonden risico en dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.

4.16.1.3 Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Ten westen van het plangebied ligt de rijksweg N50 en de N307. Over deze wegen worden gevaarlijke stoffen vervoerd. De conclusie uit de risicoanalyse is dat er geen overschrijding plaatsvindt van het plaatsgebonden risico en dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.

4.16.1.4 Transport over water

Nabij het plangebied ligt de vaarweg de IJssel. De conclusie uit de risicoanalyse is dat er geen zogenaamde 10-6 contour over het plangebied ligt. Ook wordt 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet overschreden.

4.16.1.5 Inrichtingen

In het plangebied ligt één bedrijf dat valt onder het besluit inrichtingen externe veiligheid.

Ausnutria Kampen B.V. (IJsseldijk 42)

Dit bedrijf beschikt over een ammoniakkoelinstallatie met bijbehorende plaatsgebonden risico 10-6-contour. Bij een ammoniak koelinstallatie kan er een wolk van ammoniak vrijkomen die over de woonwijk drijft. Hierbij is het van belang voor omwonenden om zo snel mogelijk te schuilen in een gebouw, ramen en deuren gesloten te houden en eventuele ventilatie uit te schakelen.

Voor dit bedrijf geldt op basis van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) geen invloedsgebied. Onder de Omgevingswet geldt voor dit bedrijf een plaatsgebonden risicocontour, maar geen aandachtsgebied(en).

4.16.1.6 Buisleidingen

In plangebied liggen twee aardgastransportleidingen van de Gasunie. Aan de hand van de QRA stellen we dat er geen overschrijding plaatsvindt van het plaatsgebonden risico en dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is aan weerszijden van de leidingen een belemmeringenstrook vrijgehouden van vier meter waarbinnen geen bebouwing mag plaatsvinden.

4.16.2 Verantwoording van het groepsrisico

In de rapportage van Antea staat in hoofdstuk 4 een beperkte verantwoording over het groepsrisico. Hieronder worden de belangrijkste punten aangehaald.

4.16.2.1 Aardgastransportleiding (Het Onderdijks, Molenzicht, Bovenbroek)

Een gasbrand in de hoge druk gasleiding is goed zichtbaar en hoorbaar. De hittestraling is duidelijk voelbaar voor de aanwezigen in het invloedsgebied. De beste strategie voor personen die zich in de buurt van een dergelijke gasbrand bevinden is te vluchten van het invloedsgebied of schuilen als men op voldoende afstand verblijft. De 12,5 kW/ m² grens ligt op ca 95 meter (wat overeenkomt met het brandaandachtsgebied onder de omgevingswet) en de 1 kW/ m² ligt op de ca. 160 meter (zie afbeelding 1). Voor bewoners binnen dit gebied betekend dit dat in geval van een ontsteking van de gasleiding vluchten de enige optie is tot de 1 kW/m² (ca 160 meter) een andere mogelijkheid is te schuilen in een woning of gebouw in de 2e ring (ca. 95 meter).

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0035.jpg"

afb. 4.30: de 1kW/m² en 12,5 kW/m² grens en vluchtwegen van het Onderdijks

4.16.2.2 Hanzelijn en N50

De N50 en de Hanzelijn kennen twee aandachtsgebieden; een brand aandachtsgebied van 30 meter en een explosie aandachtsgebied van 200 meter. Binnen het brandaandachtsgebied liggen geen kwetsbare objecten. Bij een eventuele explosie is voor de inwoners die wonen binnen dit gebied schuilen de belangrijkste optie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0036.jpg"

afb. 4.31: aandachtsgebieden brand 30 meter en explosie 200 meter

4.16.2.3 Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Bestrijdbaarheid

Een gasbrand van enige omvang is niet te blussen en kan alleen worden bedwongen door het afsluiten van de gastoevoer. Door de intense hitte is de vlam niet voldoende bereikbaar. Daarnaast is het niet wenselijk om de gasbrand te blussen. Blussen van een ontstoken gasbrand heeft namelijk als gevolg dat er een vrije uitstroom van gas onder hoge druk ontstaat met een groot explosiegevaar. De brandweer zal indien mogelijk inzetten op het redden van mensen en het bestrijden van mogelijke secundaire branden in de 2e ring.

Zoals aangegeven wordt een eenmaal ontstoken gaslekkage niet geblust, maar wordt gewacht tot het Nutsbedrijf het getroffen deel van het leidingtracé heeft ingeblokt en het resterende gas is opgebrand. Afhankelijk van de locatie kan het ingeblokte deel van het tracé tot 10 km lengte hebben en kan het enkele uren duren voordat de gasvlam is opgebrand.

Bereikbaarheid  

Bij een leidingbreuk en ontsteking in de hoge druk gasleiding is het voor de hulpdiensten door de intense hitte niet mogelijk om het leidingtracé zelf te bereiken. De brandweer zal met name inzetten op het blussen van secundaire branden in de 2e ring. De brandweervoertuigen worden buiten de 3e ring opgesteld op (>160 meter) van de gasbrand. Tot de 2e ring ca 95 meter kan hittestraling voorkomen tot 12 kW/m². In algemene zin kan gesteld worden dat de bereikbaarheid goed is binnen het gehele plangebied. Het advies van de veiligheidsregio is toegevoegd als bijlage 14.

4.16.3 Conclusie externe veiligheid

Het bestemmingsplan voldoet aan de grenswaarde voor het persoonlijk risico, hiermee voldoet het plan aan de wettelijke eisen en het gemeentelijk veiligheidsbeleid. Delen van het plangebied liggen binnen het invloedsgebied van diverse bronnen.

Met vaststelling van dit bestemmingsplan is geen sprake van toename van het groepsrisico.

In algemene zin blijft zelfredzaamheid van de omwonenden belangrijk. Een deel van de woningen in het Onderdijks en omgeving liggen binnen een eerste ring waar in geval van een calamiteit met de gasleiding onherstelbare schade en branden kunnen ontstaan en de warmtebelasting ca 35 kW/m² is. Voor deze bewoners betekent dit mocht er sprake zijn van een lekkage van de leiding vluchten tot ca 160 meter weg van de leiding de enige optie is, of schuilen in gebouw of woning in de 2e ring (ca 95 meter) afhankelijk waar de lekkage zich voordoet.

Ter hoogte van de Hanzelijn/N50 kan een scenario ontstaan van een explosiegolf door een calamiteit bij het vervoer van gevaarlijke stoffen, in het kader van zelfredzaamheid is het vooraf lastig te bepalen hoe snel deze situatie ontwikkeld en of vluchten of schuilen in een gebouw mogelijk is.

Bij een lekkage van Ammoniak bij Ausnutria is zo snel mogelijk schuilen in een gebouw, ramen en deuren gesloten te houden en eventuele ventilatie uit te schakelen de beste optie.

Door de weliswaar zeer geringe maar toch aanwezige kans blijft er altijd een restrisico dat er slachtoffers kunnen vallen ondanks de genomen maatregelen. Al met al kan gesteld worden dat het aanvaardbare risico's betreffen, gezien de zeer geringe kans op een calamiteit.

4.17 Kabels, leidingen en telecommunicatie

In het gebied liggen een aantal belangrijke kabels, leidingen en voorzieningen voor telecommunicatie. Het gaat om hoofdgasleidingen, hoogspanningsverbindingen en riool(pers)rioolleidingen, hoofdwaterleidingen en antennemasten.

4.17.1 Kabels en leidingen

De diverse leidingen staan op de verbeelding aangegeven met de dubbelbestemming ‘Leiding’. Afhankelijk van het soort kabel of leiding hebben we een beschermingszone van enkele meters aan weerszijde ingetekend. Binnen het plangebied liggen alle kabels en leidingen ondergronds.

Het betreft de volgende kabels en leidingen:

  • hoogspanningsleiding (110 kV, ondergronds) Zwolle-Frankhuis - Kampen (met aftakking Koekoekspolder)
  • hoopgspanningleiding (110 kV, ondergronds) IJsselmuiden - Kampen
  • watertransportleiding Zwolle - IJsselmuiden
  • watertransportleiding Wezep - Kampen
  • overige waterleidingen met een diameter vanaf 250 mm
  • gastransportleidingen Wezep - Kampen
  • diverse riool(pers)leidingen (capaciteit vanaf 25 m3 per uur en een diameter vanaf 110 mm)
4.17.2 Straalpaden

Er zijn in de Gemeente Kampen geen straalpaden aanwezig die we planologisch moeten beschermen.

4.17.3 Antenne-installatie

Binnen de grenzen van het plangebied hebben we een aantal antennemasten voorzien van een aanduiding 'antennemast'. Het betreft hier masten van de diverse aanbieders van mobiele communicatie, masten van ProRail en masten ten behoeve van het C2000-netwerk van de hulpdienten. Binnen de aanduiding zijn antennemasten van maximaal 40 meter hoog toegestaan.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Inleiding

Bij het maken van de juridische regelgeving van dit bestemmingsplan hebben we de standaard regelingen van de gemeente Kampen gebruikt. Verder gebruiken we de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen SVBP2012, uit de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. De noodzakelijke aanpassingen, door invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de opname in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) van de verplichting tot bescherming van cultuurhistorische waarden, zijn in de regels verwerkt. De regels van het bestemmingsplan Kampen en IJsselmuiden 2022 (binnenstad en woongebieden) zijn zoveel mogelijk geactualiseerd aan de hand van vastgestelde lokale beleid (zoals de omgevingsvisie 2023) en daarbij behorende bouwstenen) en geldende wetgeving.

5.2 Planmethodiek

Toelichting op de opbouw van een artikel in de regels voor enkelbestemmingen:

Een enkelbestemming kan in het plangebied op één plaats, maar soms ook op meerdere plaatsen voorkomen, bijvoorbeeld 'groen' of 'bedrijf'. Veel voorkomende regels die bij verschillende enkelbestemmingen opnieuw weer terugkomen hebben we apart gezet onder Hoofdstuk 3 Algemene regels We gebruiken algemene en thematische bouw- en gebruiksregels. Bij de digitale versie van het plan ziet u, wanneer u de bestemming aanklikt op adres of bestemmingsvlak, zoveel mogelijk informatie die op die locatie van toepassing is zonder dat u hoeft door te klikken.

De opbouw van een artikel van een bestemming ziet er in het algemeen als volgt uit:

Bestemmingsomschrijving:

In dit bestemmingsartikel geven we een nadere omschrijving van de functie(s) die mogelijk zijn op de gronden met die bestemming. De hoofdfunctie(s) noemen we eerst. Wanneer van toepassing, maken we aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies mogelijk. De bestemmingsomschrijving omvat ook inrichtingsaspecten.

Bouwregels:

Hierin staan regels die voor alle 'bouwwerken' op de gronden waarop de bestemming ligt van toepassing zijn. Omdat deze regels min of meer terugkomen bij meerdere bestemmingen staan ze apart onder Hoofdstuk 3 Algemene regels in de categorie A, B of C.

Bij wonen maken we een verschil tussen;

  • 'hoofdgebouwen'
  • 'bijbehorende bouwwerken'
    de definitie van een bijbehorend bouwwerk is 'een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel/ of een functioneel met een zich op het zelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd bouwwerk met een dak'.
  • 'bouwwerken, geen gebouwen zijnde'. Als een bouwwerk geen voor mensen toegankelijke overdekt geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt dan is het geen gebouw. (bijvoorbeeld een brug)

De maatvoering waaraan een (hoofd)gebouw, bijbehorend bouwwerk c.q. bouwwerk, geen gebouw zijnde, moet voldoen staat ook in deze regel. De maximale goothoogte en maximale bouwhoogte geven we in meters weer en een eventuele dakhelling in graden.

  • Soms verbieden we expliciet om zonder vergunning of afwijking van een omgevingsvergunning, werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren.
  • Daarbij geven we dan wel aan wat de uitzonderingen op dat verbod zijn en wat ons afwegingskader daarbij is.

Algemene gebruiksregels

Per bestemming geven we aan welke gebruiksregels van toepassing zijn. Bij alle bestemmingen is in ieder geval Artikel 47 Algemene gebruiksregels van toepassing. Daarnaast zijn voor een aantal bestemmingen meer thematische gebruiksregels van toepassing (artikel 48 t/m 52). Als er thematische gebruiksregels van toepassing zijn, staat dit bij het kopje 'algemene gebruiksregels' aangegeven.

Specifieke gebruiksregels:

In artikel 2.1, eerste lid onder c, van de Wabo staat dat het verboden is zonder omgevingsvergunning gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.

Bij diverse bestemmingen zijn specifieke gebruiksregels opgenomen. Enerzijds omdat we bij bepaalde functies nog specifieke nadere voorschriften qua gebruik kennen. Dit betekent dat die specifieke functie alleen onder die genoemde randvoorwaarden toelaatbaar is. Dit is vooral het geval bij woonfuncties en bepaalde vormen detailhandel. Anderzijds sluiten we bij een aantal bestemmingen in de specifieke gebruiksregels enkele vormen van gebruik in ieder geval uit. Dit zijn gebruiksvormen, die we pertinent niet toestaan. Dit betekent overigens niet dat we vervolgens gebruiksvormen die niet specifiek staan benoemd wel toestaan. Het gaat om gebruik dat we in ieder geval niet toestaan.

Afwijken van de gebruiksregels:

Bij specifieke gebruiksregels staat bij een aantal bestemmingen een bevoegdheid om af te kunnen wijken en ander gebruik toe te staan. Bij zo'n specifieke afwijkingsbevoegdheid staan vervolgens de criteria waaraan we toetsen om met succes af te kunnen wijken. Deze afwijkingsbevoegdheid is gebaseerd op artikel 3.6, eerste lid onder c, van de Wet ruimtelijke ordening.

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

Door het opnemen van de eis voor een omgevingsvergunning overeenkomstig artikel 2.1, eerste lid onder b, van de Wabo, kunnen we specifieke inrichtingsactiviteiten aan een omgevingsvergunning verbinden. Het betreft het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Het bouwen staat niet aangemerkt als zo'n inrichtingsactiviteit. De eis voor een dergelijke omgevingsvergunning hebben we opgenomen om extra bescherming aan een specifieke waarde van de bestemming te bieden, zoals de landschappelijke of cultuurhistorische waarde. De eis voor deze omgevingsvergunning staat met de criteria voor vergunningverlening in de bestemmingsregel.

Toelichting op de opbouw van een artikel met regels voor dubbelbestemmingen:

Op diverse plekken is sprake van een dubbelbestemming. Dan ziet u dat er twee of meer functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. Het opnemen van een dubbelbestemming doen we ter bescherming van een specifiek belang van het betreffende gebied.

In dit plan gaat het om de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie', 'Waarde - Beschermd stadsgezicht', 'Waarde - Cultuurhistorie', Waarde - Landschap', 'Waterstaat - Waterkering', 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' en 'Waterstaat - Waterkering'.

Deze bestemmingen liggen als een extra laag over de (enkel)bestemmingen heen. De bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming geeft aan dat op gronden, naast de andere aan die gronden gegeven (enkel)bestemmingen, ook deze dubbelbestemming van toepassing is.

De opbouw van een dubbelbestemmingregel is dezelfde als die van een (enkel)bestemmingsregel. We nemen alleen regels ter aanvulling op die we noodzakelijk vinden. De regels in de dubbelbestemming geven de verhouding van de enkelbestemming ten opzicht van de dubbelbestemming aan. Daar waar in de bouw- en gebruiksregels over hetzelfde onderwerp regels worden gesteld, geldt de meest strenge regeling (meestal vanuit de dubbelbestemming).

5.2.1 Verduidelijkingen ten opzichte van voorgaande plannen

In aanvulling op de genoemde wijzigingen in paragraaf 2.1.7, zijn ook de volgende punten van belang.

  • Op veel plekken binnen de voorgaande bestemmingsplannen stonden toetsingskaders opgenomen ten behoeve van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden. We hebben deze toetsingskaders waar mogelijk gelijkgetrokken en verzameld in artikel 55.
  • Dit was ook het geval bij bestemmingsomschrijvingen en in bepalingen over 'daarbij behorende' functies. Ook dit hebben we zoveel mogelijk gelijkgetrokken en waar mogelijk vereenvoudigd.
  • In sommige gevallen was in de oude regels niet volledig duidelijk of een aanduiding als aanvullend of als uitsluitend was bedoeld. De planregels zijn hierop doorgelicht. Er zijn drie varianten:

    • ter plaatse van de aanduiding <X>, tevens voor...: deze formulering geeft voor de aangegeven locatie een aanvullende functie X die standaard niet binnen de betrokken bestemming is toegestaan. Deze variant is het meest voorkomend.
    • ter plaatse van de aanduiding <X>, uitsluitend voor...: op de aangegeven locatie is alleen de genoemde functie X toegestaan. Deze regel doet géén uitspraak over de andere locaties in de bestemming; daar is functie X dan ook gewoon toegestaan. Deze variant komt weinig voor. Denk bijvoorbeeld aan de aanduiding 'houtsingel' of 'garagebox'.
    • uitsluitend ter plaatse van de aanduiding <X>, uitsluitend voor...: alleen op déze locatie is de genoemde functie toegestaan. Dus nergens anders, binnen de betrokken bestemming. Deze vorm wordt alleen gebruikt voor functies waar de locatie heel specifiek is bepaald, bijvoorbeeld voor een brandweerkazerne.

Schematisch weergegeven:

  kale bestemming   met aanduiding  
ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' , tevens voor een kantoren   functie A
functie B
-  
functie A
functie B
kantoren  
ter plaatse van de aanduiding 'houtsingel' , uitsluitend voor een houtsingel   functie A
functie B
houtsingel  
-
-
houtsingel  
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne' uitsluitend voor een brandweerkazerne   functie A
functie B
-  
-
-
brandweerkazerne  

5.3 Inleidende regels

In artikel 1 staan de begrippen omschreven die we in de regels gebruiken. Ze staat op alfabet met uitzondering van de begrippen plan en bestemmingsplan die we verplicht zijn als eerste te noemen. Met de begrippen proberen we misverstanden of verschillen in interpretatie te voorkomen. Begrippen die in hogere wetgeving zijn opgenomen, bijvoorbeeld in de Wet algemene bepaling omgevingsrecht, zijn, waar mogelijk, niet meer opgenomen in de begrippen van dit bestemmingsplan.

In artikel 2, de 'wijze van meten' staat de handleiding voor de manier van meten van diverse in het plan opgenomen maten.

5.3.1 Begrippen

We gebruiken begrippen zodat helder is wat wordt bedoeld als het begrip wordt gebruikt in de tekst. Een aantal begrippen zijn overgenomen vanuit landelijke regelgeving, met name uit bijlage II Besluit omgevingsrecht.

Dienstverlening

Met dit begrip maken we duidelijk wat we hieronder verstaan. Het moet gaan om dienstverlening met een publieksgericht karakter, daarom moet het overgrote deel van de vloeroppervlakte (70%) voor het publiek toegankelijk zijn. Dit is in onderscheid met de begripsomschrijving 'kantoor' waarbij de dienstverlening in mindere mate een publieksgericht karakter heeft.

Zorgwoning

Met dit begrip maken we duidelijk wanneer we een bepaalde combinatie van wonen met zorg als zorgwoning zien. Van belang is dat het moet gaan om huisvesting van personen met een zorgbehoefte die dusdanig is dat niet meer gesproken kan worden van zelfstandige bewoning. Hierbij kan het dus ook gaan om zelfstandig wonen in combinatie met ambulante zorgverlening. Per concreet geval wordt beoordeeld wat de mate van geboden zorg is, en of deze van zodanige aard is, dat gesproken kan worden van een zorgwoning. Huishoudelijke hulp, wijkverpleging en mantelzorg zal doorgaans niet onder deze begripsomschrijving vallen. Woonvormen zoals beschermd, beschut en begeleid wonen met een 24-uurs zorgcomponent doorgaans wel. Wij hebben hierbij bewust gekozen voor de term “zelfstandige bewoning” in plaats van het in de jurisprudentie ontwikkelde begrip “nagenoeg zelfstandige bewoning” zodat deze begripsomschrijving een breder bereik heeft.

Voor-, achter, en zijerfgebied

In dit plan is voorzover mogelijk aansluiting gezocht bij het bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) als het gaat om erfbebouwingsregels. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen voor-, en achtererfgebied. In aanvulling op het Bor is ook het begrip 'zijerfgebied' geïntroduceerd. Op die manier wordt in een deel van het voorerfgebied ook erfbebouwing mogelijk gemaakt. Hierna wordt dit verder toegelicht.

Het begint bij de bepaling van het erf. Een erf is een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en dit bestemmingsplan deze die inrichting niet verbiedt. Wanneer dit is bepaald, kan nader worden bepaald een voor-, zij- of achtererfgebied is.

Om het voorerf of zijerfgebied te kunnen bepalen is belangrijk om het achtererfgebied eerst te bepalen. Het achtererfgebied is het erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. Het voorerfgebied is vervolgens dat deel wat geen onderdeel is van het achtererfgebied. Het zijerfgebied is het gebied dat deel uitmaakt van het voorerfgebied, gelegen op 1 meter achter de voorkant en grenzend aan het openbaar toegankelijk gebied.

Om dit te verduidelijken is de ligging en bepaling van het voor-, zij- en achtererfgebied nader weergegeven in de onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0037.png"

afb 5.1: voor-, achter-, zijerfgebied en bebouwingsgebied

Het begrip zijerfgebied is aanvullend op de systematiek die is bepaald in bijlage II van het Bor. Dit begrip is toegevoegd omdat in specifieke gevallen, vooral op hoekpercelen met aan twee zijden openbaar toegankelijk gebied, het bebouwingsgebied zou worden ingeperkt ten opzichte van de huidige bestemmingsplannen die voor deze percelen gelden. Door het begrip zijerfgebied toe te voegen blijft het mogelijk om middels een omgevingsvergunning bijbehorende bouwwerken op te kunnen richten.

Bebouwingsgebied

Door de toevoeging van het begrip zijerfgebied wijzigt het begrip bebouwingsgebied ten opzichte van het begrip zoals dat is opgenomen in bijlage II Bor. Erfbebouwing wordt enkel toegestaan binnen het bebouwingsgebied. Het bebouwingsgebied is het gebied van het achtererfgebied en zijerfgebied voor zover niet gelegen binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken', alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw. Het bepalen van het bebouwingsgebied is ter verduidelijking weergegeven in de bovenstaande afbeelding 5.1.

5.3.2 Wijze van meten

In de wijze van meten worden de te gebruiken meetregels verwoord. De meeste regels zijn rechtstreeks overgenomen uit de RO Standaarden. Op een aantal punten zijn ze geactualiseerd. Zo zijn bijvoorbeeld zonnepanelen en buitenunits (voor bijvoorbeeld warmtepompen) opgenomen in de tekst.

5.4 Enkelbestemmingen

In het bestemmingsplan 'Kampen en IJsselmuiden 2022 (binnenstad en woongebieden)' staan de volgende enkelbestemmingen. Bij het samenvoegen van de verschillende bestemmingsplannen, hebben we een aantal minder voorkomende bestemmingen laten vervallen en de gronden en bouwwerken ondergebracht in andere bestemmingen, al dan niet met extra functieaanduidingen. Voorbeelden hiervan zijn bestemmingen 'Cultuur en Ontspanning' en 'Groen - 2'.

5.4.1 Agrarisch

Deze regeling staat in artikel 3.

Deze bestemming regelt alle onbebouwde agrarische gronden in het plangebied. In principe staan we geen ander gebruik dan agrarisch toe. Bouwen van gebouwen op deze gronden staan we niet toe evenals het aanbrengen van verharding ten behoeve van buitenopslag van kuilvoer, agrarische bedrijfsstoffen et cetera. Permanente buitenopslag is niet toegestaan, ook niet van de zogenaamde 'groene balen'. Buitenopslag is namelijk mogelijk in de bestemming Agrarisch - Agrarisch Bedrijf. Daar waar er nog schuilstallen staan hebben we deze specifiek aangeduid. Het is toegestaan op deze gronden hobbymatig dieren houden. Op deze manier is het mogelijk dieren in de nabijheid van de woning te weiden. Met hobbymatig bedoelen we dat de activiteit het houden van dieren is waarbij geen sprake is van een bedrijfsmatige omvang. Dan zou er namelijk sprake zijn van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Het buiten hebben van dieren die veel geluidoverlast veroorzaken zoals bijvoorbeeld hondenopvang en training staan we niet toe. Als een rijbak is toegestaan dan hebben we deze aangeduid. Ook dient daarbij voldaan te worden aan de regeling lichthinder. Vormen van dagrecreatie die niet verstorend zijn voor natuur en bewoners van het gebied en waarvoor geen voorzieningen aangelegd hoeven te worden zijn ook toegestaan. Kamperen bij de boer valt hier niet onder.

In het agrarisch gebied kunnen zonder een omgevingsvergunning geen oppervlakteverhardingen groter dan 1000 m2 aangebracht worden. Verhardingen die horen bij het normale agrarische gebruik vallen hier niet onder, zoals het aanleggen van kavel- of koepaden of verhardingen die bij een normale exploitatie horen. Kuilvoerplaten en dergelijke moeten binnen de bestemming Agrarisch - Agrarisch Bedrijf worden geconcentreerd, dus niet in de bestemming Agrarisch. Oppervlakteverhardingen groter dan 1000 m2 zijn dus eventueel mogelijk, maar hiervoor moet eerst een omgevingsvergunning aangevraagd worden.

5.4.2 Agrarisch bedrijf

Deze regeling staat in artikel 4.

Er zijn twee agrarische bedrijven in dit plan: een aan de Dorpsweg en een aan de Veilingweg. Voor deze bedrijven hebben we de regeling uit het bestemmingsplan IJsselmuiden West overgenomen. Aan deze bestemming is een regeling voor de opslag van agrarische bedrijfsstoffen toegevoegd. Deze regeling is gebaseerd op het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) die van toepassing wordt bij inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Daarnaast is het niet mogelijk een wijziging in bedrijfsactiviteiten te realiseren indien dit niet stikstofneutraal plaatsvindt. Omschakelen naar niet grondgebonden bedrijfsvoering staan we niet toe. In een grondgebonden agrarisch bedrijf vindt de bedrijfsvoering hoofdzakelijk buiten gebouwen plaats, zoals een melkveehouderij of akkerbouwbedrijf.

5.4.3 Bedrijf

Deze regeling is te vinden in artikel 5.

Regels voor bestaande bedrijven in het plangebied staan in de bestemming Bedrijf. We staan in het plangebied alleen lichtere vormen van bedrijvigheid toe, tot maximaal milieu-categorie 2 uit de VNG publicatie bedrijven en milieuzonering (2009), tenzij er op dit moment een hogere categorie aanwezig is. Deze bestaande bedrijven die in een hogere milieucategorie zitten, staan we toe met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aanvullende activiteit' waarvoor we in de lijst Aanvullende activiteiten in de bijlagen van de planregels een overzichtslijst hebben opgenomen. Daarbij is het van belang dat het bedrijf zich houdt aan de voorschriften uit de verleende omgevingsvergunning. Wanneer een nieuw bedrijf zich binnen een bestaande bedrijfsbestemming vestigt, mag men alleen de lichte categorie bedrijvigheid uitoefenen of de specifieke aanvullende activiteit die op dat adres is aangeduid. Grote lawaai makende en Bevi bedrijven sluiten we uit.
Buitenopslag ten behoeve van het bedrijf mag alleen in het achtererfgebied daar waar het voor mensen die langskomen en of buren zo min mogelijk zichtbaar is. Op die manier voorkomen we verrommeling op een perceel en behouden we de ruimtelijke kwaliteit. Alleen ter plaatse van de aanduiding 'garagebedrijf' mag men auto's 'stallen' in het voorerfgebied.

Bedrijfswoningen > regeling bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen staan we alleen toe ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. In principe staan we één bedrijfswoning toe, tenzij op de verbeelding staat dat meer bedrijfswoningen zijn toegestaan.

Nieuwe bedrijfswoningen staan we niet bij recht toe, wij kunnen hiervan afwijken maar dan moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan bijvoorbeeld aan de Wet geluidhinder in verband met verlenen van een hogere grenswaarde. Daarnaast moet worden aangetoond dat de woonfunctie noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering ter plaatse. Met de huidige technologische ontwikkelingen op het gebied van camera controle bijvoorbeeld staan we in principe het bouwen van nieuwe of tweede bedrijfswoningen niet toe. Dit om het risico op termijn op ontkoppeling tussen het bedrijf en degene die de bedrijfswoning bewoond te voorkomen. Dit komt regelmatig voor en leidt daarmee tot onevenredige milieutechnische belemmeringen voor omliggende bedrijven.

5.4.4 Bedrijf - Nutsvoorziening

Deze regeling is te vinden in artikel 6.

Diverse grotere gebouwde nutsvoorzieningen hebben we specifiek bestemd. Kleinere nutsvoorzieningen waaronder ook wijkbatterijen hebben we niet afzonderlijk bestemd en vallen binnen de functieomschrijving van de diverse bestemmingen.

5.4.5 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen

Deze regeling is te vinden in artikel 7.

We gebruiken deze bestemming voor verkooppunten van motorbrandstoffen en voor snellaadvoorzieningen, met uitzondering van lpg, lng en waterstofgas binnen de bebouwde kom. Hiernaast staan we, wanneer dit is aangeduid, detailhandel in weggebonden artikelen en/of een autowasinrichting onder voorwaarden toe. Voor de luifel van de stations gebruiken we de specifieke bouwaanduiding 'overkapping' aangezien deze luifels een hogere bouwhoogte hebben dan de gebruikelijke bouwregeling. Met deze aanduiding fixeren we de locatie van de luifel.

5.4.6 Centrum

Dit bestemmingsplan heeft twee centrumbestemmingen. Beide bestemmingen hebben betrekking op de winkelgebieden van Kampen en IJsselmuiden. De bestemming 'Centrum - 1' regelt het kernwinkelgebied in de binnenstad van Kampen en de bestemming 'Centrum - 2' heeft betrekking op de overige grotere (wijk)winkelcentra.

Het verschil tussen de beide centrumbestemmingen zit in de hoeveelheid toegestane functies. In de binnenstad van Kampen ligt meer nadruk op winkelen, ontdekken en ontmoeten, cultuur en ontspanning terwijl in de overige winkelcentra meer mengvormen mogelijk zijn zoals bijvoorbeeld kantoren of maatschappelijke functies.

De belangrijkste hoofdfuncties hebben we als volgt verdeeld, waarbij geldt dat de verdiepingen hoofdzakelijk zijn bestemd voor de functie wonen. Andere functies dan wonen op de verdiepingen staan we heel beperkt toe

  centrum - 1   centrum - 2  
 
bedrijf     X:cat.1,2 (deels)  
cultuur en ontspanning   X    
detailhandel   X   X  
dienstverlening   X   X  
horeca   X:cat.1,2 / 0:cat.3,4   X:cat.1,2  
kantoor   0   X  
maatschappelijk     X  
wonen   0    

X = functie altijd toegestaan / 0 = functie alleen toegestaan ter plaatse van een extra aanduiding

5.4.7 Centrum - 1

Deze regeling staat in artikel 8.

Deze bestemming regelt het kernwinkelgebied in de binnenstad van Kampen.

Centrum-1 is een mengbestemming waarin plaats is voor een concentratie van activiteiten die in een centrumgebied passen. Dit gaat om het deel van de binnenstad dat aan de Oudestraat van Kampen ligt van de bovenkerk tot aan de Stadskazerne met uitlopers in de Geerstraat, de Vispoort en de Broederstraat naar de Botermarkt. Op de begane grond zijn in 'Centrum - 1' diverse activiteiten mogelijk, in ieder geval detailhandel (met uitzondering van supermarkten), dienstverlening, cultuur en ontspanning, horeca (categorieën 1 en 2) facilitaire voorzieningen en opslag ten behoeve van die functies. Wonen kan op de verdieping, daarbij is beroep en bedrijf aan huis mogelijk.

Opslag moet te maken hebben met de activiteit die in het gebouw wordt uitgevoerd, met name ten behoeve van de detailhandelsfunctie en activiteiten of functies die binnen de bestemming zijn toegestaan. Het heeft onze voorkeur deze opslag te beperken tot, of te plaatsen aan de achterkant van de betreffende panden.

aanduidingen in centrum - 1

  • functieaanduiding horeca tot en met categorie 3 - Horeca in de categorie 3 staan we alleen toe ter plaatse van deze aanduiding.
  • functieaanduiding horeca tot en met categorie 4 - Horeca in de categorie tot en met 4 staan we alleen toe ter plaatse van deze aanduiding.
  • functieaanduiding kantoor - Kantoren staan we alleen toe ter plaatse van deze aanduiding
  • functieaanduiding specifieke vorm van bedrijf - functies op verdiepingen
  • functieaanduiding specifieke vorm van horeca - zelfstandige horeca op verdiepingen , ter plaatse van deze aanduiding is horeca op de verdieping mogelijk zonder dat deze functie op de begane grond aanwezig is.
  • functieaanduiding wonen als de functie wonen op de begane grond in het verleden al is gegund en daardoor nu aanwezig, is wonen aangeduid.

Verder staan we in de binnenstad ook horecabedrijven in de zin van een hotel, pension, bed&breakfast op de verdieping toe, mits deze functie ook op de begane grond aanwezig is.

Van belang is om te vermelden dat, hoewel diverse functies worden toegestaan, als een functie of het gebruik wijzigt, na inwerkingtreding van dit plan, de parkeerbehoefte niet mag toenemen ten opzichte van het bestaande gebruik. Gebeurt dit wel, dan is hiervoor een omgevingsvergunning vereist. Deze kan alleen verleend worden als voldaan wordt aan één van de opties, genoemd in de Nota Parkeernormen. De regeling omtrent parkeren is te vinden in artikel Artikel 51 Regeling parkeren en laden en lossen.

Afwijken en wijzigen

De functies die we toestaan op de begane grond kunnen via een vergunningprocedure ook op de verdieping mits deze voldoen aan het criterium van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast is het mogelijk dakterrassen en dakkapellen aan te brengen op het hoofdgebouw middels een afwijking. Hieraan zijn specifieke voorwaarden verbonden.

Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik van gronden en gebouwen binnen deze bestemming valt in ieder geval het gebruiken als van gebouw of gronden voor 'opslag/magazijn' ten behoeve van een bezorg en of afhaalfunctie, ook wel dark stores genoemd. Dit is om overlast door af en aan rijden van klanten en flitsbezorgers te voorkomen.
Darkstores zijn opslagruimten/ magazijnen met al dan niet afgeplakte ruiten waar alleen (flits) bezorgers gebruik van maken om online geplaatste bestellingen zoals maaltijden of boodschappen te bezorgen. Klanten kunnen er niet of nauwelijks gezellig een hapje gaan eten en of zelf een boodschap halen. Bestellingen worden telefonisch of online geplaatst en afgehandeld in deze dark stores, en ofwel binnen een paar uur bij de klant thuis afgeleverd of buiten de winkel afgehaald op het geplande tijdstip van de klant. Binnen de centrum-1 bestemming staan we horecafuncties met alleen een afhaal en bezorg functie (zonder gelegenheid om ter plekke iets te nuttigen) niet toe.

Winkelcentra buiten de binnenstad

Voor de winkelcentra in Kampen en IJsselmuiden buiten de binnenstad hebben we een aanvullende aanduiding 'bedrijf' gemaakt. Hierbinnen staan we ook bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Bedrijvenlijst toe. Dit geldt ook voor kantoren en maatschappelijke voorzieningen. Voor deze winkelcentra zijn de planologische mogelijkheden daarmee breder dan die in de binnenstad.

5.4.8 Centrum - 2

Deze regeling staat in artikel 9.

Deze bestemming regelt de grotere wijkwinkelcentra en het winkelhart van IJsselmuiden.

In 'Centrum - 2' gaat het om een mengbestemming waarin plaats is voor een concentratie van centrumfunctie gerelateerde activiteiten. Deze bestemming geven we aan de winkelcentra: Penningkruid, Flevowijk, Hanzewijk en IJsselmuiden. De ontwikkelingen in het winkelcentrum van het Stationskwartier zijn nog niet afgerond en daarom buiten deze actualisatie gelaten.

Op de begane grond zijn bedrijven zoals genoemd in de categorie 1 en 2 van , detailhandel en daaraan ondersteunende horeca en dienstverlening met uitzondering van een supermarkt, dienstverlening, horecabedrijven in de categorie 1 en 2, kantoren, maatschappelijke voorzieningen. Tenzij er een aanduiding op ligt dat deze activiteiten juist zijn uitgesloten.

Ter plaatse van de aanduiding:

'onderwijs uitgesloten' zijn educatieve voorzieningen niet toegestaan;

'supermarkt' is tevens een supermarkt toegestaan;

'wonen' is wonen mogelijk met daaraan ondergeschikte beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis.

Op de verdieping kan men wonen met daaraan ondergeschikte beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, horecabedrijven in de vorm van hotel en of pension op de verdieping kunnen alleen als dit ook op de begane grond zit. Opslag mag op de verdieping ten behoeve van en in relatie tot de functie op de begane grond.

Van belang is om te vermelden dat, hoewel diverse functies worden toegestaan, als een functie of het gebruik wijzigt, na inwerkingtreding van dit plan, de parkeerbehoefte niet mag toenemen ten opzichte van het bestaande gebruik. Gebeurt dit wel, dan is hiervoor een omgevingsvergunning vereist. Deze kan alleen verleend worden als voldaan wordt aan één van de opties, genoemd in de Nota Parkeernormen. De regeling omtrent parkeren is te vinden in artikel Artikel 51 Regeling parkeren en laden en lossen.

5.4.9 Detailhandel

De aanwezige winkels en/of supermarkten binnen het plangebied hebben deze bestemming gekregen. Een supermarkt is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt.' In de binnenstad is de bestemming 'detailhandel' voor de supermarkt aan de Meeuwenweg en drankenhandel. Voor de supermarkt is een specifieke bouwaanduiding opgenomen ten behoeve van de bouw van een overkapping. Met deze overkapping wordt de geluidsoverlast van het laden en lossen voor naastgelegen bebouwing beperkt.

5.4.10 Gemengd

Binnen een gemengde bestemming is het mogelijk om een functie te wisselen of te verschuiven. Deze bestemmingen komen vooral voor in de meer dynamische gebieden, zoals de binnenstad, oudere uitvalswegen of in wijkcentra. In dit bestemmingsplan hebben we vijf gemengde bestemmingen opgenomen met elk een eigen toepassingsgebied. Het belangrijkste verschil tussen de centrumbestemmingen en de vijf verschillende gemengde bestemmingen is dat we in de centrumbestemmingen wonen op de begane grond niet toegestaan. Dit is wel het geval in de gemengde bestemmingen.

De hoofdfuncties zijn als volgt verdeeld, waarbij geldt dat de verdiepingen vooral zijn bestemd voor de functie wonen. De overige functies staan we op de verdiepingen zeer beperkt toe.

  gemengd - 1   gemengd - 2   gemengd - 3   gemengd - 4   gemengd - 5  
 
bedrijf   X:cat.1,2   X:cat.1,2     X:cat.1   X:cat.1 / 0:cat.2  
cultuur en ontspanning   X   X:deels   X:deels   X:deels / 0    
detailhandel   X   0   0   0   X  
dienstverlening   X     X   0   X  
horeca   0:cat.1,2,3,4   0:cat.1,2,3   0:cat.1,2   0:cat.1,2   X:cat.1,2 / 0: cat.3  
kantoor   X   0   X   0   X  
maatschappelijk   X     X   0    
opslag     X        
wonen   X   X   X   X   X (deels)  

X = functie altijd toegestaan / 0 = functie alleen toegestaan ter plaatse van een extra aanduiding

De bestemmingen Gemengd - 1 tot en met Gemengd - 4 komen alleen voor in en rond de binnenstad van Kampen. De bestemming Gemengd - 5 is een samenvoeging van de bestemmingen Gemengd uit de overige gebieden, voornamelijk Brunnepe en IJsselmuiden.

Van belang is om te vermelden dat, hoewel diverse functies worden toegestaan, als een functie of het gebruik wijzigt, na inwerkingtreding van dit plan, de parkeerbehoefte niet mag toenemen ten opzichte van het bestaande gebruik. Gebeurt dit wel, dan is hiervoor een omgevingsvergunning vereist. Deze kan alleen verleend worden als voldaan wordt aan één van de opties, genoemd in de Nota Parkeernormen. De regeling omtrent parkeren is te vinden in artikel Artikel 51 Regeling parkeren en laden en lossen.

5.4.11 Gemengd - 1

Deze regeling staat in artikel 11.

De bestemming Gemengd-1 is geschreven voor de aanloopstraten naar het kernwinkelgebied van de Oudestraat toe. We bedoelen de Geerstraat, de Broederstraat, de Veenestraat, het noordelijke deel van de Oudestraat, de Graafschap en delen van de IJsselkade en de Cellebroedersweg.

Binnen deze bestemming geldt dat op de begane grond naast wonen, ook detailhandel (tot 150 m² verkoopvloeroppervlakte), dienstverlening, kantoren, diverse maatschappelijke voorzieningen, bedrijvigheid (categorie 1 en 2), cultuur en ontspanning en opslag mogelijk is. Gerelateerd aan detailhandel staan we ondergeschikte horeca toe. Op enkele locaties, met name aan de Groenestraat, hebben we detailhandel specifiek uitgesloten. Andere functies staan we alleen toe als deze specifiek zijn aangeduid, zoals bijvoorbeeld het geval is met horeca (in de desbetreffende categorieën). De verdieping is om te wonen, of voor opslag ten behoeve van de functies op de begane grond. Horecabedrijven genoemd in categorie 3 hebben we specifiek aangeduid.

Afwijken en wijzigen

In de bestemming is het mogelijk met een afwijking de toegestane functies op de begane grond uit te breiden naar de verdieping. Daarbij mag echter geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de gronden. Dit omdat er voornamelijk wordt gewoond op de verdieping in de omgeving. Middels afwijking kunnen we toestaan een dakterras te plaatsen, een aangebouwd bijbehorend bouwwerk te bouwen.

Niet toegestaan

Binnen de gemengd -1 bestemming staan we horeca functies met alleen een afhaal en bezorg functie zonder mogelijkheid om ter plekke iets te nuttigen niet toe.

5.4.12 Gemengd - 2

Deze regeling is te vinden in artikel 12.

De bestemming 'Gemengd - 2' is vooral geschreven voor de Voorstraat en de oostzijde van de Hofstraat. Veel van de panden hier hebben namelijk een functie die gerelateerd is aan een winkel aan de Oudestraat. Ook in de Groenestraat komt 'Gemengd - 2' voor.

Binnen deze bestemming is dan ook opslag en bedrijvigheid (categorie 1 en 2) mogelijk op de begane grond. Enkele bedrijven vallen buiten de categorieën 1 en 2. Deze bedrijven hebben we een specifieke aanduiding op de verbeelding gegeven. Verder staan we wonen toe en kleinschalige (culturele) activiteiten zoals een galerie, atelier of museum. Andere activiteiten, zoals detailhandel, horeca of kantoren staan we alleen toe als we deze hebben aangeduid.

Afwijken en wijzigen

In de bestemming is het mogelijk met een afwijking de toegestane functies op de begane grond uit te breiden naar de verdieping. Daarbij mag echter geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de gronden. Gezien er voornamelijk wordt gewoond op de verdieping in de omgeving. Middels afwijking kunnen we toestaan een dakterras te plaatsen en een aangebouwd bijbehorend bouwwerk te bouwen. Dit laatste onder voorwaarden betreffende het te gebruiken vloeroppervlak, het voorkomen van onevenredige parkeerdruk of verkeersoverlast en het in stand houden van de woonfunctie en het woonkarakter.

Niet toegestaan

Binnen de gemengd -2 bestemming staan we horeca functies met alleen een afhaal en bezorg functie zonder mogelijkheid om ter plekke iets te nuttigen niet toe.

5.4.13 Gemengd - 3

Deze regeling is te vinden in artikel 13.

Deze bestemming is geschreven voor de Burgel en delen van de Broederweg en IJsselkade. Dit zijn gebieden met een zeker statig karakter en de aanwezigheid van relatief grote panden. De openbare ruimte is hier, in vergelijking tot andere delen van de stad, ruim van opzet waardoor de bebouwing goed zichtbaar is en samen met de openbare ruimte een karakteristiek beeld oproept.

Binnen deze bestemming staan we activiteiten toe die passen bij het statige karakter. Het gaat om functies als kantoren, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen. Verder staan we kleinschalige (culturele) activiteiten als galerie, atelier en musea toe. Al deze functies mag u alleen uitvoeren op de begane grond. Wonen staan we zowel op de begane grond als op de verdieping toe. Daar waar we dit specifiek hebben aangeduid kunnen incidenteel ook andere functies voorkomen, zoals detailhandel.

Afwijken en wijzigen

In de bestemming is het mogelijk met een afwijking de toegestane functies op de begane grond uit te breiden naar de verdieping. Daarbij mag echter geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de gronden. Gezien er voornamelijk wordt gewoond op de verdieping in de omgeving. Middels afwijking kunnen we toestaan een dakterras te plaatsen en een aangebouwd bijbehorend bouwwerk te bouwen.

Niet toegestaan

Binnen de gemengd -3 bestemming staan we horeca functies met alleen een afhaal en bezorg functie zonder mogelijkheid om ter plekke iets te nuttigen niet toe.

5.4.14 Gemengd - 4

Deze regeling is te vinden in artikel 14.

Deze bestemming betreft de overgebleven gebieden van de binnenstad die binnen de begrenzing van de Burgel vallen. Het zijn gebieden waar de woonfunctie voorop staat. Soms komt wat lichte bedrijvigheid voor. Deze bedrijvigheid (Staat van bedrijfsactiviteiten, categorie 1) wordt bij recht toegestaan op de begane grond. In het geval er sprake is van een hogere categorie van bedrijvigheid is dit bedrijf met een specifieke aanduiding aangegeven. Waar andere functies al aanwezig zijn of planologisch als recht bestonden, is dit door middel van een aanduiding toegestaan.

Afwijken en wijzigen

In de bestemming is het mogelijk met een afwijking de op de begane grond toegestane functies uit te breiden richting de verdieping. Daarbij mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeers- en parkeersituatie, de veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de gronden. Middels afwijking is het ook mogelijk een dakterras te plaatsen, en bijbehorend bouwwerken te bouwen.

Niet toegestaan

Binnen de gemengd -4 bestemming staan we horeca functies met alleen een afhaal en bezorg functie zonder mogelijkheid om ter plekke iets te nuttigen niet toe.

5.4.15 Gemengd - 5

Deze regeling is te vinden in artikel 15.

In de bestemming 'Gemengd - 5' worden de overige gemengde gebieden binnen de bebouwde geregeld. Men mag wonen op de begane grond, tenzij er een aanduiding op ligt dat dit juist niet is toegestaan.

Verder zijn op de begane grond de volgende functies toegestaan; bedrijven in de categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, detailhandel, dienstverlening, horeca in de categorie 1 en 2 en kantoren. Horeca tot en met de categorie 3, sportscholen of een supermarkt (Hendrik van Viandenstraat) zijn alleen tevens toegestaan ter plekke van de desbetreffende aanduiding.

Niet toegestaan

Binnen de gemengd -5 bestemming staan we horeca functies met alleen een afhaal en bezorg functie zonder mogelijkheid om ter plekke iets te nuttigen niet toe.

5.4.16 Groen

Deze regeling is te vinden in artikel 16.

De bestemming Groen leggen we op gebieden met specifieke groenwaarden. Te denken valt aan een park, recreatief medegebruik, speel- en sportvoorzieningen, een kinderboerderij/ natuurspeelbos en waterspelen bij en rond de kinderboerderij in het groene hart, groenstroken tussen woningen en groenstroken naast wegen. Wanneer aangeduid is een bijenhouderij, nestelvoorziening of gebruik in de vorm van stadslandbouw mogelijk. Ons uitgangspunt is dat we alleen openbaar groen (dat wil zeggen: geen particulier eigendom) als groen bestemmen. In de bestemming Groen hebben we specifiek fiets- en voetpaden opgenomen. Binnen de bestemming groen staan we parkeervoorzieningen niet toe. Ook gebruiken of in gebruik nemen van groen als tuin staan we niet toe.

5.4.17 Horeca

Deze regeling is te vinden in artikel 17.

Binnen deze bestemming zijn horecabedrijven in de horeca, categorie 1 en horeca, categorie 2 en ondersteunende detailhandel die daarmee te maken heeft mogelijk. Alleen als er een aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' op het perceel is aangegeven is categorie 3 horeca mogelijk. Aanvullende activiteiten staan we toe als deze zijn aangeduid en dan moet de activiteit op de lijst in Bijlage 2 Aanvullende activiteiten staan. Men mag men wonen op de verdiepingen met daaraan gekoppelde ondergeschikte beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis als dit is aangeduid. Aan de IJsselkade is soms sprake van een terras in de verkeersbestemming. In dat geval ligt er een aanduiding terras op de verkeersbestemming bij de horeca gelegenheid in de buurt. Bij het aanvragen van een terras in een verkeersbestemming moet men wel rekening houden met de parkeernormen nota. Dus men moet dan voorzien in of aantonen dat sprake blijft van, voldoende parkeergelegenheid.

5.4.18 Kantoor

Deze regeling is te vinden in artikel 18.

De bestaande kantoren hebben de bestemming ‘Kantoor’ gekregen. ter plekke van de aanduiding ' specifieke vorm van wonen - wonen op verdiepingen' op de verdieping en zijn daarbij ondergeschikte beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis mogelijk.

5.4.19 Maatschappelijk

Deze regeling is te vinden in artikel 19.

De bestemming is breed om een flexibel gebruik van de gebouwen mogelijk te maken. Bij de maatschappelijke voorzieningen is ondersteunende horeca en detailhandel mogelijk. Er is sprake van een paar aanduidingen; bij de aanduiding bedrijfswoning is een bedrijf of beheerders woning mogelijk met daaraan ondergeschikt beroep en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Bij de aanduiding cultuur en ontspanning is cultuur en ontspanning mogelijk zoals omschreven in het begrip cultuur en ontspanning.

Nieuwe zorgwoningen zijn niet meer standaard toegestaan binnen deze bestemming. Hiervoor is gekozen omdat we een behoorlijke toename zien van het aantal zorgwoningen, ook binnen een maatschappelijke bestemming. Om grip te krijgen en te houden op de ontwikkeling van nieuwe zorgwoningen wordt deze stap gezet. Een verdere toelichting hierop is te lezen in paragraaf 4.5.5 Wonen en zorg. Een toelichting op de specifieke regels met betrekking tot zorgwoningen is te lezen in paragraaf 5.7.2 Zorgwoningen.

5.4.20 Maatschappelijk - Begraafplaats

Deze regeling is te vinden in artikel 20. Deze bestemming is voor bestaande begraafplaatsen.

5.4.21 Natuur

Deze regeling is te vinden in artikel 21.

Deze bestemming is voor het beschermen en/of het herstellen van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden, zoals deze met name tot uitdrukking komen in de openheid dan wel de relatieve openheid, het (micro)reliëf, het beplantingspatroon, de wateroppervlakten (met name in de vorm van kolken), de flora en de fauna.

5.4.22 Recreatie - Dagrecreatie

Deze regeling is te vinden in artikel 22.

De bestemming Recreatie - Dagrecreatie ligt met name op gronden die horen bij aanlegplaatsen en jachthavens. Bij de scoutingvereniging in het groene hart staan we met de aanduiding 'scouting' als gebruik kortdurend nachtverblijf toe. Gebouwen binnen deze gebieden staan we alleen binnen bouwvlakken toe.

5.4.23 Recreatie - Volkstuin

Deze regeling is te vinden in artikel 23.

Deze bestemming ligt op de volkstuinen Onze Tuin in Middenwetering en Tuinlust Groenendael in IJsselmuiden en is voor gebruik als hobbytuinbouw en daarmee samenhangende educatie en voorlichting.

5.4.24 Sport

Deze regeling is te vinden in artikel 24.

De bestemmings sport ligt op percelen waar sport en aan die sport gerelateerde ondersteuende horeca en detailhandel mogelijk is dat laatste binnen een bouwvlak. Alleen op een aanduiding van bedrijfswoning mag een bedrijfs/ beheerderswoning staan. Dan mag daar ook ondergeschikte beroeps en bedrijfsmatige activiteit aan huis.

5.4.25 Verkeer

Deze regeling is te vinden in artikel 25.

Deze bestemming ligt op de in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan aangewezen gebiedsontsluitingswegen, Provinciale wegen en Rijkswegen (stroomwegen). De bestemming verkeer ligt vooral op wegen met zwaar (vracht)verkeer en de 50 km+ wegen. Kruisingen met railverkeer en vaarwegen in de bestemming Water regelen we ook met de aanduiding 'brug'.

Afwijken en wijzigen
In artikel 25.4 is een afwijking opgenomen om een terras toe te staan op plekken waar geen aanduiding 'terras' op de verbeelding staat. Dit kan alleen bij een locatie die naast of zeer dichtbij een horeca- of detailhandelsfunctie ligt.
Afwijken voor een markt is opgenomen om de aanduiding 'markt' of de aanduiding 'evenemententerrein' op een gebied te leggen. Hiernaast kan bevoegd gezag onderbouwd met een wijziging het aantal of de soort evenementen voor de diverse locaties te veranderen.

Markten

In voorgaande bestemmingsplannen werd deze aanduiding ook gebruikt om standplaatsen aan te duiden. In dit bestemmingsplan ligt deze aanduiding alleen op 'echte' markten. Met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid kan gemotiveerd van de aangeduide vlakken worden afweken.

Kampen

  • binnenstad, Nieuwe Markt en aansluitend deel Burgwal
  • binnenstad, Plantage, Oudestraat en Vispoort

IJsselmuiden

  • winkelcentrum Markeresplein

Standplaatsen

Onderstaande locaties hebben een aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats'. In het Standplaatsenbeleid (2009) staat hoe men standplaatsen mag gebruiken. Een aantal standplaatsen kunnen alleen incidenteel worden ingenomen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een oliebollenkraam of een standplaats voor ideële doeleinden. Met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid kan gemotiveerd van de aangeduide vlakken worden afweken.

Kampen

  • binnenstad, Meeuwenplein
  • binnenstad, Oude Raadhuisplein
  • binnenstad, Oudestraat (2x)
  • binnenstad, Vispoort
  • binnenstad, Unieplein
  • binnenstad, Van Heutzplein
  • winkelcentrum Flevowijk
  • winkelcentrum Hanzewijk
  • winkelcentrum Penningkruid
  • Burgemeester Berghuisplein

IJsselmuiden

  • winkelcentrum Markeresplein

Urinoirs

Binnen de bestemming Verkeer is op vier plaatsen een aanduiding voor urinoirs opgenomen. Twee urinoirs bevinden zich op de Burgwal een derde bij de Bovenhaven en de vierde in het stadspark op de looproute van de parkeerplaats bij het stadhuis naar het centrum.

5.4.26 Verkeer - Railverkeer

Deze regeling is te vinden in artikel 26.

Het gaat om

  • Station Kampen (Kamperlijn)
  • Station Kampen-Zuid (Hanzelijn)

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: spoorwegvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, bruggen en tunnels voor fiets- en voetpaden, voor een bedrijfswoning in het stationsgebouw van station Kampen.

Verder zitten er op het stationsgebouw en perron van station Kampen (Kamper lijn) nog een aanduiding detailhandel, dienstverlening, horeca t/m horeca 2, kantoor en een terras. Voor de dienstverlening/ kantoorfunctie is 500 m2 opgenomen.

5.4.27 Water

Deze regeling is te vinden in artikel 27.

De gronden met de bestemming water zijn voor: waterhuishouding, waterbeheer en waterberging, waterlopen met bijbehorende taluds, bruggen voor fiets- en voetpaden, groenvoorzieningen, bij de aanduiding jachthaven voor een jachthaven met bijbehorende voorzieningen en kortdurend recreatief nachtverblijf in pleziervaartuigen, ter plaatse van de aanduiding markt voor de maandagmarkt op de meeuwenbrug.

Aanvullend op de toegestane functies, is ter plaatse van de aanduiding 'vaarweg' scheepvaart toegestaan.

5.4.28 Wonen

Wonen is onderverdeeld in twee bestemmingen: 'Wonen - 1' en 'Wonen - 2'. De bestemming 'Wonen - 1' ligt op veruit de meeste woningen binnen de bebouwde kommen. De bestemming 'Wonen - 2' ligt op de grotere kavels, meestal aan de randen van een bebouwde kom. In dit bestemmingsplan is de bestemming 'Tuin' komen te vervallen. Gronden met de bestemming tuin zijn toegevoegd aan de aangrenzende bestemmingsvlakken. De bouw- en gebruiksregels zijn ondergebracht in de diverse bestemmingen en deze regels sluiten aan bij de regels uit het Besluit Omgevingsrecht. ('achtererfgebied').

5.4.29 Wonen - 1

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen.

5.4.30 Wonen - 2

Deze regeling is te vinden in artikel 29.

De bestemming 'Wonen - 2' is voornamelijk toegekend aan de meer landelijk gelegen woningen op grotere kavels. In het buitengebied betreft het ook vaak voormalige agrarische bedrijfswoningen, die door particulieren worden bewoond. Binnen de bestemming staan we grondgebonden woningen toe, waarbij we per woning één huishouden toestaan. Wanneer er sprake is van meerdere woningen in één gebouw, bijvoorbeeld doordat in het verleden woningsplitsing heeft plaatsgevonden, hebben we het aantal woningen aangegeven met de aanduiding 'maximum aantal woningen' op de verbeelding. Bij vervangende nieuwbouw mag het bestaande aantal woningen niet toenemen.

Bij 'Wonen - 2' zijn (voor zover niet gelegen binnen de 'bebouwingscontour geur') een hobbymatige paardrijbak en hobbymatige veehouderij mogelijk. Ook is recreatief medegebruik toegestaan.

Het gebruiken van onbebouwde gronden om kampeermiddelen te stallen of te gebruiken als standplaats staan we niet toe. Gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning met uitzondering van mantelzorg staan we niet toe.

Verder zijn binnen deze bestemming de Algemene gebruiksregels, Regeling beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, Regeling woningsplitsing, woningomzetting en woninguitbreiding en Regeling parkeren en laden en lossen van toepassing.

Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden afwijken als er een aanduiding ' overige zone - karakteristiek' op ligt van Regeling beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis voor gebruik van gebouwen voor nevenactiviteiten maar niet meer dan 250m².

Met een afwijkingsprocedure kunnen we daarnaast karakteristieke woningen van meer dan 1000 m3 opsplitsen zodat bewoning met twee huishoudens mogelijk is. Op deze manier wordt het financieel gemakkelijker om het onderhoud van deze karakteristieke panden te betalen. De splitsing moet wel plaatsvinden met respect voor de karakteristieke waarden van het pand.

5.4.31 Wonen - Woonwagenstandplaats

Deze regeling is te vinden in artikel 30.

Met deze bestemming bestemmen we woonwagenstandplaatsen. Bij woonwagens mogen in beperkte mate bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.

5.4.32 Woongebied

Deze regeling is te vinden in artikel 31.

Voor woongebieden die nog in ontwikkeling zijn, gebruiken we de bestemming Woongebied. Binnen deze bestemming is het mogelijk verkaveling nog te wijzigen en daarmee in te spelen op actuele ontwikkelingen. Wanneer het woongebied af is zetten we de bestemming Woongebied' om in Wonen - 1 of Wonen - 2' en overige benodigde bestemmingen. De maximale goot- en bouwhoogten staan als maatvoeringsaanduidingen op de verbeelding.

5.4.33 Gemengd - Uit te werken

Deze regeling is te vinden in artikel 32.

Bij de entree van het Onderdijks ligt een perceel grond waaraan in het voorgaande bestemmingsplan (Het Onderdijks 2013) de bestemming 'Gemengd - Uit te werken' is gegeven. Er zijn nog geen concrete plannen voor dit gebied.

5.5 Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen

Naast de enkelbestemmingen komen er in het plangebied ook zogenaamde dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen voor. Deze regels geven aanvullende bepalingen op specifieke thema's. In het verleden werd ook wel gesproken over zogenaamde 'beschermlagen'. Hierbij kan worden gedacht aan archeologie, natuur of veiligheid. Dubbelbestemmingen zijn opgenomen in hoofdstuk 2 van de regels vanaf artikel 33 en de gebiedsaanduidingen in hoofdstuk 3, de artikelen 45, 46 en 53.

Dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen worden ingedeeld in drie hoofdgroepen:

Erfgoed

  • 5.5.1 dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie';
  • 5.5.2 dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht';
  • 5.5.3 dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie';
  • 5.5.4 gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop'.
  • 5.6.6 regeling karakteristieke bouwwerken (in paragraaf 'Bouwregels')
  • 5.6.7regeling rijks- en gemeentelijke monumenten (in paragraaf 'Bouwregels')

Natuur en Landschap

  • 5.5.5 dubbelbestemming 'Waarde - Landschap'.

Veiligheid en Gezondheid

  • 5.5.6 dubbelbestemming 'Leiding';
  • 5.5.7 dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering';
  • 5.5.8 dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie';
  • 5.5.9 gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie';
  • 5.5.10 gebiedsaanduiding 'geluidzone - spoor';
  • 5.5.11 gebiedsaanduiding 'milieuzone - trilling';
  • 5.5.12 gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevi';
  • 5.5.13 gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - spoor';
  • 5.5.14 gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk';
  • 5.5.15 gebiedsaanduiding 'overige zone - prostitutie'.

Bovengenoemde regels worden hieronder verder toegelicht.

5.5.1 Waarde - Archeologie

Deze regeling is te vinden in artikel 34.

In deze actualisatie zijn de drie oude regelingen voor de archeologische waarden (Archeologie - 1, 2 en 3) samengevoegd in één regel Waarde - Archeologie. Hiermee zijn onnodige dubbelingen in de tekst vervallen. Archeologie 1, 2 en 3 zijn nu oplopend in zwaarte! Voor gebieden met een verwachtingswaarde (1 en 2) hebben we de grenswaarden aangescherpt omdat de oude grenswaarden in een aantal gevallen te ruim zijn gebleken.

5.5.1.1 overige zone - archeologie 1 en 2

Met de gebiedsaanduidingen 'overige zone - archeologie 1' en 'overige zone - archeologie 2' regelen we de bescherming voor gebieden waar we verwachten dat er archeologische waarden in de bodem aanwezig zijn.

Zone 1 geeft gebieden met een middelmatige verwachtingswaarde aan; bij ingrepen groter dan 5000 m² en dieper dan 50 cm is een archeologisch onderzoek verplicht.

Zone 2 geeft gebieden met een hoge verwachtingswaarde aan; bij ingrepen groter dan 2500 m² en dieper dan 50 cm is een archeologisch onderzoek verplicht.

Buiten deze zones zijn er ook gebieden waarvoor een lage archeologische verwachting geldt. Voor deze gebieden is er in dit bestemmingsplan geen regeling opgenomen. Deze gebieden zijn wel opgenomen in de Erfgoedverordening 2011 en maken zodoende deel uit van het gemeentelijk beleid. in deze gebieden is bij ingrepen groter dan 10.000 m² een archeologisch onderzoek nodig.

5.5.1.2 overige zone - archeologie 3 (voornamelijk de binnenstad)

De binnenstad is een gebied de aanduiding ' overige zone- archeologie 3' op ligt. Dit gebied is tevens voor behoud en bescherming van de aanwezige archeologische waarden.

Wanneer er bodemroerende ingrepen worden gepleegd die archeologische waarden kunnen schaden, worden er voorwaarden aan de omgevingsvergunning worden verbonden en een archeologisch onderzoek geëist. In de Monumentenwet 1988 is een vrijstelling opgenomen voor kleine ingrepen, welke één op één in het bestemmingsplan is overgenomen. Het vrijstellingscriterium voor bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van plangebieden op deze monumentale locaties ligt bij ingrepen kleiner dan 100 m² en niet dieper dan 0.3 m – min maaiveld.

5.5.2 Waarde - Beschermd stadsgezicht

Deze regeling is te vinden in artikel 35.

In het beschermd stadsgezicht gaan we uit van de bestaande situatie. De waarde stadsgezicht is aanvullend op de bouwregels opgenomen. Het beschermd stadsgezicht kenmerkt zich door de afwisseling in bouwmassa, dakvorm en situering en de individualiteit per pand. Daarom mag de bestaande goot- en bouwhoogte, dakhelling en kapvorm niet worden gewijzigd. Bijna de gehele binnenstad van Kampen is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Alleen het gebied bij het voormalige stadsziekenhuis valt er buiten. Zie verder Bouwregels, categorie A

De middeleeuwse stadsmuur maakt expliciet deel uit van de te beschermen waarden. Naast een cultuurhistorische waarde, heeft de stadsmuur ook een belangwekkende natuurwaarde als gevolg van de bijzondere flora die aanwezig is op de eeuwenoude stenen. Ook deze natuurwaarde wordt beschermd binnen de dubbelbestemming.

Tot slot zijn er in de regeling voor het beschermd stadsgezicht nadere eisen opgenomen die we kunnen stellen aan bouwwerken die binnen het beschermd stadsgezicht worden gebouwd. Ook kunnen nadere eisen stellen bij de inrichting van de openbare ruimte.

5.5.3 Waarde - Cultuurhistorie

Deze regeling is te vinden in artikel 36.

De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' wordt toegekend aan cultuurhistorisch waardevolle percelen. De bestemming is gericht op het behoud, bescherming en/of herstel van de cultuurhistorische waarden. Samengevat is het daarom verboden om zonder omgevingsvergunning het volgende te doen:

  • het aanbrengen van verhardingen van meer dan 100 m², niet zijnde normaal onderhoud;
  • het ontgronden, afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;
  • het kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas.

Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend als geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden en de ervenstructuur van de betrokken plek.

5.5.4 vrijwaringszone - molenbiotoop

Deze regeling is te vinden in artikel 53.8.

Ter bescherming van de windvang van de molen d' Olde Zwarver is de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen, waarin beperkingen worden gesteld ten aanzien van de maximale hoogte van bebouwing. Deze wordt aan de hand van de volgende formule bepaald:

h = (x/n) + (c*z) + (p molen – p bouwwerk)

In de formule wordt rekening gehouden met de hoogte van de molen, de afstand tot het betrokken bouwwerk, de ruwheid van het terrein, de windreductie en de hoogte van het maaiveld ter plaatse.

Los van de uitkomst van deze formule zijn bouwwerken tot een hoogte van 5 meter sowieso toegestaan.

De formule met een bijbehorend rekenvoorbeeld zijn opgenomen in Bijlage 6 van de planregels.

5.5.5 Waarde - Landschap

Deze regeling is te vinden in artikel 37.

Met de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' beschermen we de bovengrondse landschapselementen.

Deze bestemming ligt op het hele Nationale Landschap IJsseldelta. Hiermee beschermen we de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap IJsseldelta. Hiernaast hebben we ook aan enkele gebieden binnen het stedelijke gebied de bestemming Waarde - Landschap gegeven. Het gaat hier dan om o.a. een aantal oude dijklichamen die in het gebied liggen, zoals de Venedijk, de Oudendijk en Zeegraven; voormalige Broekswegen; de gemeenschappelijke Stadsburgerweiden en historische groengebieden - al dan niet met hoogstamboomgaarden - zoals de Brunneper Bongerd, de Riete en de voormalige blekerijvelden in IJsselmuiden alsmede de zandrug van Oosterholt en de historische vaarverbinding Trekvaart.

De bescherming bestaat uit de mogelijkheid nadere eisen te stellen wanneer gebruik of bouwactiviteiten landschappelijke waarden zouden kunnen aantasten. Op voorhand zijn deze activiteiten mogelijk binnen de bestemming, maar wij kunnen als gemeente zelf actie ondernemen wanneer we dat noodzakelijk vinden (vinger aan de pols).

Hiernaast verbieden we om zonder omgevingsvergunning een aantal categorieën werken uit te voeren. Het gaat hier met name om het vergraven, dempen, verbreden of verdiepen van sloten en gronden. Dit zou namelijk tot gevolg kunnen hebben dat de kenmerken van het landschap c.q. de landschapselementen worden aangetast. Om de kenmerken van de landschapselementen en hun beplantingen te beschermen - zoals de broekswegen en hoogstamboomgaarden - hebben we ook het aanplanten van bossen en houtopstanden aan een vergunning gebonden.

5.5.6 Leiding

Deze regeling is te vinden in artikel 33.

De leidingen zijn op de verbeelding weergegeven door middel van de dubbelbestemming ‘Leiding’. Uiteraard liggen in het plangebied nog diverse andere leidingen . Deze leidingen zijn vanwege het meer ondergeschikte karakter c.q. het belang hiervan voor het bestemmingsplan, niet meegenomen. Dit betekent niet dat deze leidingen niet worden beschermd; middels privaatrechtelijke contracten zijn deze belangen voldoende afgedekt.

Leidingen anders dan bovengenoemd regelen we verder niet bestemmingsplantechnisch, in die zin dat leidingen in de algemene gebruiksregels niet als strijdig gebruik staan aangemerkt. Door het neerleggen van een bepaalde breedte van deze dubbelbestemming, regelen we de bij de diverse leidingen behorende vrijwaringszone geregeld.

5.5.7 Waterstaat - Waterkering

Deze regeling is te vinden in artikel 38.

Deze bestemming ligt op gronden die vanuit het oogpunt van waterhuishoudkundige doeleinden beschermd moeten worden, in het bijzonder de waterkeringen met de daarbij vanuit de waterschapskeur voortvloeiende beschermingszone. Binnen de binnenstad geldt dit voor de zone tussen de IJsseldijk en de waterkerende elementen, waaronder de stadsmuur.

De gronden met de bestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ zijn naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen ook bestemd voor aanleg, onderhoud en verbetering van de waterkering en voor de berging en afvoer van water, ijs en sediment in het rivierbed zoals genoemd in de Beleidslijn Grote Rivieren en zoals bedoeld in titel 2.4 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Om de waterkering zoveel mogelijk te beschermen is een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.

5.5.8 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

Deze regeling is te vinden in artikel 39.

Deze bestemming ligt op de buitendijkse gronden, deze gronden fungeren als waterberging bij overstroming. Via deze bestemming hebben we gegarandeerd dat bouwactiviteiten met goedkeuring van het waterstaatsgezag plaatsvinden.

5.5.9 geluidzone - industrie

De regeling voor de geluidszone om de bedrijventerreinen Haatland en IJsseldijk is opgenomen in artikel 53.1.

Met de aanduiding ' geluidzone - industrie' geven we aan dat de gronden behalve voor de andere daar geldende bestemmingen ook zijn bestemd voor het beschermen en in stand houden van de geluidsruimte voor industrie.

5.5.10 geluidzone - spoor

Deze regeling is te vinden in artikel 53.2.

Met de aanduiding ' geluidzone - spoor' geven we aan dat de gronden behalve voor de andere daar geldende bestemmingen ook zijn bestemd voor het beschermen en in stand houden van de geluidsruimte voor het railverkeer.

5.5.11 milieuzone - trilling 1 en milieuzone - trilling 2

Deze regeling is te vinden in artikel 53.3 en 53.4.

Binnen de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - trilling 1' en 'milieuzone - trilling 2' is wanneer men wil gaan bouwen een onderzoek naar trillingshinder verplicht dan wel aanbevolen. Trillinggevoelige gebouwen zijn niet bij wet benoemd.

5.5.12 veiligheidszone - bevi

Deze regeling is te vinden in artikel 53.5.

Met de aanduiding 'veiligheidszone - bevi' geven we aan dat de gronden behalve voor de andere daar geldende bestemmingen, ook zijn bestemd voor de veiligheid van personen in relatie tot het aspect externe veiligheid.

5.5.13 veiligheidszone - spoor

Deze regeling is te vinden in artikel 53.6.

Met de aanduiding 'veiligheidszone' geven we aan dat de gronden - behalve voor de daar geldende bestemming(en) - ook zijn bestemd voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met de aanwezigheid van de Hanzelijn en het daarmee samenhangende vervoer van gevaarlijke stoffen.

5.5.14 vrijwaringszone - dijk

Deze regeling is te vinden in artikel 53.7

Met deze aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' geven we aan dat de gronden behalve voor de daar geldende bestemming(en), ook zijn bestemd als een beschermingszone rondom een waterkering en daarmee gebruikt kunnen worden voor onderhoud en verbetering van de op aangrenzende gronden gelegen waterkering.

5.5.15 overige zone - prostitutie

Deze regeling is te vinden in artikel 53.9.

Met deze overige zone geven we het gebied aan waar het mogelijk is om maximaal één prostitutie-inrichting te exploiteren. Dat houdt in dat deze mogelijkheid er niet is buiten dit gebied.

5.6 Bouwregels

In hoofdstuk 3 van de planregels staan de algemene bouwregels. Aan de algemene bouwregels hebben we de meest voorkomende bouwregels uit de enkelbestemmingen toegevoegd. Daardoor voorkomen we herhaling en ontstaan er geen onbedoelde verschillen tussen de diverse enkelbestemmingen.

In de bouwregels regelen we de voor alle bouwwerken van toepassing zijnde bebouwingsregels.

De bouwregels binnen de 'Bouwregels, categorie A - C' sluiten zoveel mogelijk aan bij bestaande planologische rechten en situaties. In die zin verandert er qua bouwregelgeving weinig binnen de plangrenzen van dit plan. De bestaande stedenbouwkundige structuur en aanwezige bebouwing leggen we hiermee vast. Grote nieuwe ontwikkelingen nemen we niet mee in dit plan.

In deze algemene bouwregels zit enige flexibiliteit. Deze flexibiliteit bestaat uit enkele (binnenplanse) afwijkings- en wijzigingsbepalingen. Hierin staan mogelijkheden om onder voorwaarden af te wijken van hetgeen in het plan is geregeld.

5.6.1 Algemene bouwregels

De algemene bouwregels staan in artikel 40.

Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel moeten we op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opnemen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een perceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Bestaande, legale afwijkingen en heroprichtingen

Het gaat hier om alle bouwwerken en daarbij behorende maten en percentages die legaal zijn gerealiseerd, maar op het tijdstip van de ontwerp-terinzagelegging van het plan blijken af te wijken van dat plan, als recht in het nieuwe plan toe staan. Zonder deze bepaling zouden die situaties (mogelijk) onder het overgangsrecht gaan vallen en dan niet bij recht toegestaan, maar worden gedoogd.

Deze bepaling versterkt rechtszekerheid. Het gaat hierbij om maten zoals de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en inhoud, en ook de locatie of afstand van bouwwerken. Dit zijn ook bouwwerken die buiten het bouwvlak vallen of buiten een zone bijgebouwen. Ook de afstand tot zijdelingse perceelgrens en dergelijke valt onder deze bepaling. Als er sprake is van nieuwbouw dan mag men de bestaande afstanden en maten aanhouden. Er hoeft geen sprake te zijn van het teniet gaan als gevolg van een calamiteit. Wel geldt dat bij (her)oprichting van gebouwen deze alleen op dezelfde plaats terug gebouwd mogen worden.

Voor tijdelijke bouwwerken geldt dat we deze alleen toestaan gedurende de vergunde instandhoudingsperiode.

Overige algemene bouwregels

Hierbij gaat het om algemene bouwregels die op nagenoeg het hele plangebied betrekking hebben en die vooral om praktische redenen zijn ondergebracht in dit artikel.

Bouwwerken in het voorerfgebied

Om ongewenste ontwikkelingen in het straatbeeld en beperking in gebruiksmogelijkheden van (aangrenzende) percelen te voorkomen hebben we in deze actualisatie overige algemene bouwregels opgenomen. Hierin staan verboden voor bouwwerken binnen alle enkelbestemmingen. Bijvoorbeeld zonnepanelen, buitenunits en vergelijkbare installaties mogen niet in het voorerfgebied. In verband met privacy en overlast zijn balkons en dakterrassen niet toegestaan.

De uitzondering hierop is dat binnen de bestemming 'Woongebied', een gebied dat nog ingevuld moet worden, we bij nieuw te bouwen “gestapelde woningen” balkons toestaan met een diepte van ten hoogste 2 meter gemeten vanaf het buitenwerkse gevelvlak van het gebouw.

Dakterrassen

Voor elke bestemming geldt dat we nieuwe dakterrassen, balkons of andere niet op de grond gelegen, uitpandige buitenruimtes, op hoofdgebouwen en daarbij behorende bouwwerken niet toestaan. Dit verbod is overgenomen uit voorheen geldende bestemmingsplannen. Dit vanwege de negatieve invloed op stedenbouwkundige kwaliteiten, cultuurhistorische waarden van bijvoorbeeld de binnenstad, gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de aantasting van een goed woon- en leefklimaat voor omwonenden.

Voor nog uit te werken en te ontwikkelen woongebieden staan we onder voorwaarden wel dakterrassen, balkons of andere niet op de grond gelegen, uitpandige buitenruimtes, op hoofdgebouwen toe. Bij nieuwbouw kan men deze voorzieningen in het ontwerp afstemmen met de stedenbouwkundige eisen en rekening houden met privacy en de omliggende percelen. Daarnaast gelden voor nieuw te bouwen gestapelde woningbouw de eisen uit het Bouwbesluit waarin dergelijke buitenruimten verplicht zijn gesteld.

5.6.2 Bouwregels, categorie A

Deze regeling is te vinden in artikel 41 en betreft de bouwregels voor de bestemmingen 'Centrum - 1', 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 2', 'Gemengd - 3' en 'Gemengd - 4'. Deze bestemmingen komen voor in de binnenstad.

In deze bouwcategorie maken we onderscheid in bouwregels voor hoofdgebouwen, erfbebouwing en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Hoofdgebouw

Een hoofdgebouw bestaat uit één of meer panden, of een deel daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of aanstaande bestemming van een perceel en, als er meer panden of bouwwerken op het perceel staan, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Deze gebouwen horen binnen de aangegeven bouwvlakken te staan. Deze bouwvlakken hebben we overgenomen uit eerdere bestemmingsplannen. Ook bestaande hoofdgebouwen hebben we strak in de bouwvlakken opgenomen. Even als het toegestane aantal. Waar dit niet zo is mag het bestaande vergunde aantal gehandhaafd blijven. Voor de bouw- en goothoogten gelden de bestaande hoogten tenzij anders aangegeven. Ook hebben we minimale en maximale dakhellingen aangegeven. Alleen als op de verbeelding een aanduiding maximale bouwhoogte zonder goothoogte staat aangegeven is een plat dak mogelijk. Voor het gebied buiten de bouwvlakken hebben we een erfbebouwingsregeling opgenomen.

Erfbebouwing

Erfbebouwing bestaat uit op de grond staande, bijbehorende bouwwerken of uitbreidingen daarvan. Een 'bijbehorend bouwwerk' is een

  • uitbreiding van een hoofdgebouw
  • een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden,
  • daar al dan niet tegen het hoofdgebouw aangebouwd gebouw,
  • of ander bouwwerk, met een dak'.

Deze definitie is gelijk aan de definitie in het Besluit omgevingsrecht (Bor).

Het erf is in dit plan verdeeld in een voor-, zij- en achtererfgebied. In het voorerf mag men alleen ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bijbehorende bouwwerken met een dak bouwen.

Het achtererfgebied is bedoeld voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, tenzij hier de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken' op is gelegd. Op gronden met deze aanduiding mag je niet bouwen. Voor de toegestane gezamenlijke oppervlakte maken we onderscheid tussen de enkelbestemming 'Centrum 1' en 'Gemengd 1 t/m 4'. Vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met een kap.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Dit zijn bouwwerken die geen dak hebben. Bijvoorbeeld een schutting of een pergola. Hiervoor geldt dat als deze op het voorerf worden gebouwd, niet hoger mogen zijn dan 1 meter. In het achtererfgebied is dat begrenst op 2,5 meter.

Binnen de 'Bouwregels categorie A' kennen wij een aanduiding 'garagebox'. Hiervoor gelden aparte bouwregels.

Afwijkingsmogelijkheden

In de 'Bouwregels categorie A' staan afwijkingsmogelijkheden om het bebouwd oppervlak te vergroten en een hogere goot- en bouwhoogte toe te staan. Hiervoor gelden de 'Algemene toetsingscriteria' uit artikel 55.

Beschermd stadsgezicht

Bijna de hele binnenstad van Kampen is beschermd stadsgezicht. Dit betekent dat de bestaande cultuurhistorische waarden worden gerespecteerd, beschermd en behouden. Deze uitgangspunten staan in in de regelingen van dit plan. In het beschermd stadsgezicht gaan we uit van de bestaande situaties. Dit betekent dat de nu bestaande goot- en bouwhoogte, dakhelling en kapvorm en kaprichting niet gewijzigd mogen worden. In de binnenstad zijn heel veel verschillende kappen te vinden. De variatie in het dakenlandschap is een kwaliteit van het beschermd stadsgezicht. De verschillende kappen staan op een kappenkaart die als bijlage 5 aan de regels is toegevoegd. Op enkele gebouwen met een plat dak is de toevoeging van een kap toegestaan, mits de dakhelling niet minder dan 45° en niet meer dan 65° bedraagt.

Erven en binnentuinen

Vanuit cultuurhistorisch oogpunt zijn de private binnenterreinen en de erven die binnen het beschermd stadsgezicht liggen van groot belang. In de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht wordt 'de indeling en aard van private open ruimte (binnenterreinen)' als één van de bepalende elementen van het stadsgezicht aangemerkt. Ook in het uitgevoerde cultuurhistorisch onderzoek door Flexus worden de 'nog onbebouwde tuinen en erven en achtergevels' als cultuurhistorisch waardevol aangemerkt. Hiernaast zijn de erven en binnentuinen de weinige plekken in de binnenstad waar groen zichtbaar en te beleven is. Vooral in de gebieden met woonfuncties is het behoud van deze erven en binnentuinen gewenst. Op deze plekken hebben we een nadere aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken' gelegd om dit behoud veilig te stellen.

Dakkapellen

De dakvorm van gebouwen mag binnen het beschermd stadsgezicht niet worden gewijzigd. Dit heeft tot gevolg dat dakkapellen niet zijn toegestaan. Bij het toetsen van dakkapellen is beoordeling door de welstands- en monumentencommissie aan de hand van de welstandsnota bepalend. Omdat niet zozeer stedenbouwkundige criteria relevant zijn, maar welstandscriteria in combinatie met het gebruiken van de kruimelgevallenregeling hebben we geen binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het realiseren van een dakkapel binnen het beschermd stadsgezicht.

Onderdoorgangen

Kenmerkend voor de binnenstad zijn de vele stegen en onderdoorgangen. Om te voorkomen dat onderdoorgangen verdwijnen hebben we deze apart aangeduid met als voorwaarde dat de onderdoorgang gehandhaafd moet blijven.

Een meer uitgebreide beschrijving van deze waarden voor het beschermd stadsgezicht is opgenomen in § 5.5.2 van deze toelichting.

5.6.3 Bouwregels, categorie B

Deze regeling is te vinden in artikel 42 en betreft de bouwregels voor de bestemmingen 'Bedrijf', 'Centrum - 2' 'Detailhandel', 'Gemengd - 5', 'Horeca', 'Kantoor', 'Maatschappelijk', 'Maatschappelijk - Begraafplaats', 'Recreatie - Dagrecreatie', 'Sport' en 'Verkeer - Railverkeer'.

Binnen de bouwregels van deze categorie zijn enkele aanduidingen van toepassing. Net zoals in categorie A zijn een aantal onderdoorgangen nader aangeduid als ook belangrijke houtsingels. De onderdoorgangen moeten gehandhaafd blijven en voor de instandhouding van houtsingels geldt een bouwverbod. Ter plaatse van de aanduiding 'groen' is een groene dakafdekking verplicht.

In deze bouwcategorie is onderscheid gemaakt in bouwregels voor gebouwen, bijbehorende bouwwerken en overkappingen van ondergeschikte aard en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Nadere aanduidingen

Binnen de bouwregels van deze categorie zijn de volgende aanduidingen van toepassing:

  • 'groen';
  • 'houtsingel';
  • 'onderdoorgang';
  • 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken';
  • 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - vergunningvrij bouwen'.

Groen

Ter plaatse van deze aanduiding is het verplicht om gebouwen te voorzien met een groene dakafdekking.

Houtsingel

Voor de instandhouding van houtsingels geldt een bouwverbod ter plaatse van deze aanduiding.

Onderdoorgang

Om te voorkomen dat onderdoorgangen verdwijnen zijn deze apart aangeduid met als voorwaarde dat de onderdoorgang gehandhaafd moet blijven.

Specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken

Binnen deze specifieke bouwaanduiding mag geen enkel bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.

Specifieke bouwaanduiding uitgesloten - vergunningvrij bouwen

Ter plaatse van deze aanduiding worden de gronden niet als 'erf' aangemerkt in de zin van artikel 1 van Bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), zoals het artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan. Hierdoor zijn vergunningsvrije bouwwerken uitgesloten.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening met het oog op de stedenbouwkundige structuur voor dit plangebied, alsmede ter verzekering van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, is het noodzakelijk geacht om bepaalde gedeelten van gronden in het plangebied als erf uit te sluiten.

Door deze nadere specifieke bouwaanduiding op een gedeelte van de gronden te leggen sluiten we vergunningvrij bouwen uit. De gronden mogen wel worden ingericht en aangelegd ten dienste van de enkelbestemming. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het aanleggen en beplanten van de tuin.

Afwijkend hiervan is het wel mogelijk middels een omgevingsvergunning bijbehorende bouwwerken toe te staan indien deze vanuit stedenbouwkundig oogpunt als ook vanuit welstand aanvaardbaar worden geacht. Hiervoor wordt de omgevingsvergunning getoetst aan de regels zoals deze gesteld zijn voor erfbebouwing in het achtererfgebied.

Gebouwen

De gebouwen en bijbehorende bouwwerken mogen uitsluiten binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Voor de goot- en bouwhoogten geldt dat deze niet meer mogen bedragen dan de bestaande hoogte, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven. Wanneer op de verbeelding alleen de aanduiding maximale bouwhoogte staat dan geldt er geen goothoogte. Het gebouw mag dan een plat dak hebben. De dakhelling binnen deze bouwcategorie mag niet minder dan 25º en niet meer dan 65º bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

Het maximaal toegestane aantal woningen is op de verbeelding aangeduid met 'maximum aantal woningen'. Wanneer deze aanduiding ontbreekt geldt het bestaande vergunde aantal woningen. Als er sprake is van vervangende nieuwbouw mag het aantal woningen niet toenemen.

Bijbehorende bouwwerken en overkappingen van ondergeschikte aard

Deze bouwwerken zijn van ondergeschikte aard, zoals fietsenstallingen en dergelijke, en mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd onder nadere voorwaarden. Deze mogen alleen worden gebouwd in het achtererfgebied en niet op gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken'. De gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50 m2 bedragen en niet meer dan 50% van de oppervlakte van het buiten dat bouwvlak gelegen bouwperceel. De goot- en bouwhoogte zijn beperkt tot 3 en 6 meter.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - vergunningvrij bouwen' worden de gronden niet als “erf” worden aangemerkt. Het plaatsen van vergunningvrije bouwwerken, op grond van de regels zoals gesteld in de artikelen 2 en 3 van Bijlage II Bor, is op die specifieke nader aangeduide gronden daardoor niet toegestaan.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Hierin zijn bouwregels voor heel veel verschillende specifieke bouwwerken opgenomen. Bijvoorbeeld de maximale bouwhoogte voor vlaggen- en cameramasten en reclame-uitingen, grafmonumenten, kunstobjecten, lichtmasten en overige bouwwerken die direct verband houden met het uitoefenen van sportactiviteiten, als ook objecten voor geleiding, beveiliging en regeling van het railverkeer.

In algemene zin geldt dat bouwwerken in het voorerf niet hoger mogen zijn dan 1 meter. In afwijking hiervan mogen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' wel overkappingen met een maximale bouwhoogte van 6 meter worden gebouwd. Dit geldt ook voor de aanduiding 'brug', waarbij de bouwhoogte van bruggen niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte.

5.6.4 Bouwregels, categorie C

Deze regeling is te vinden in artikel 43 en betreft de bouwregels voor de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2' en 'Woongebied'. We hebben geprobeerd zoveel mogelijk onderlinge aansluiting bij deze bestemmingen te vinden. Hiervoor zijn de 'Bouwregels, categorie C' geschreven.

Aanduidingen

Binnen de bouwregels in deze categorie zijn net zoals bij de voorgaande categorieën diverse aanduidingen van toepassing, zoals 'groen', 'onderdoorgangen' en 'maximum bebouw oppervlak'. Daarnaast hebben we aanduidingen als 'overige zone - karakteristiek', 'overige zone - rijksmonument' en 'overige zone - gemeentelijk monument' opgenomen. Hiermee hebben we monumentale en/of beeldbepalende gebouwen nader aangeduid. Er is een regeling aan gekoppeld die inzet op bescherming en behoud van deze waarden. We gaan hierbij uit van de bestaande situatie. Dit betekent dat de bestaande goot- en bouwhoogte, dakhelling en kapvorm niet gewijzigd mag worden, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven. Zie hiervoor ook de nadere toelichting onder 5.6.6 en 5.6.7.

Ten aanzien van het maximaal aantal woningen hebben we aanduidingen en aantallen opgenomen. Wanneer dit niet het geval is, geldt het bestaande aantal vergunde woningen. Hierbij mag bij vervangende nieuwbouw het aantal woningen niet toenemen.

Verder hebben we specifieke aantallen opgenomen op de verbeelding voor gebieden die nog ingevuld moeten worden of woonwijken die momenteel in aanbouw zijn. Voor de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - gestapeld het Onderdijks', geldt dat er niet meer dan 15 gestapelde woningen mogen worden gebouwd.

In bouwcategorie C maken we onderscheid in bouwregels tussen hoofdgebouwen, erfbebouwing in het voor- en achtererfgebied en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht en de aanduidingen 'overige zone - karakteristiek', 'overige zone - rijksmonument' en 'overige zone - gemeentelijk monument' op de verbeelding, mogen de goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw niet meer en niet minder bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte, tenzij anders is aangegeven middels een bouwaanduiding. Voor de overige hoofdgebouwen zijn de maximale goot- en bouwhoogte op de verbeelding aangegeven. Voor afwijkende dakvormen van bijvoorbeeld woningen met een lessenaarsdaken, rond dak of andere bijzondere dakvorm, hebben de hoofdgebouwen een aanduiding 'bijzondere dakvorm' waarbinnen de bepaling voor de goothoogte ruimer is geformuleerd.

Daarnaast geldt voor hoofdgebouwen dat de afstand van de vrijstaande zijde van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens niet minder mag zijn dan drie meter.

Voor hoofdgebouwen binnen de bestemming 'Wonen - 2' geldt daarnaast dat de inhoudsmaat is beperkt tot maximaal 750 m3.

Erfbebouwing

In recente bestemmingsplannen binnen de gemeente Kampen is gekozen om voor de erfbebouwingsregelingen daar waar mogelijk aansluiting te zoeken bij de erfbebouwingsmogelijkheden van artikel 2 van Bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Deze regeling nemen we nagenoeg geheel over in deze actualisatie. We maken onderscheid tussen bouwen in het voor- en achtererfgebied. Aanvullend maken wij in dit plan een extra onderscheid in zijerfgebied. Dit zijerfgebied is aanvullend toegevoegd om te voorkomen dat in hoeksituaties het bebouwingsgebied wordt verkleind ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden. Door dit begrip toe te voegen blijven dergelijke percelen hun erfbebouwingsmogelijkheden behouden. Daarnaast gelden op enkele delen van percelen nadere bouwaanduidingen zoals "uitgesloten - vergunningvrij bouwen' en "bouwwerken uitgesloten" waarbij de gronden niet als “erf” worden aangemerkt. Het plaatsen van vergunningvrije bouwwerken, op grond van de regels zoals gesteld in de artikelen 2 en 3 van Bijlage 2 van het Bor, is op die specifieke nader aangeduide gronden daardoor niet toegestaan.

Ter verduidelijking is de bepaling van het voor-, zij- en achtererfgebied en het bebouwingsgebied schematisch weergegeven in afbeelding 5.1 van paragraaf 5.3.1 van deze toelichting.

De erfbebouwingsregeling kent voor bijbehorende bouwwerken verschillende hoogtematen voor de van toepassing zijnde enkelbestemmingen.

In het voorerfgebied hebben we een erkerregeling opgenomen die is overgenomen uit voorgaande bestemmingsplannen. Onder voorwaarden is het mogelijk om in het voorerfgebied een erker te bouwen. Daarnaast is het mogelijk om ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' bijbehorende bouwwerken een overkapping te bouwen met een maximale goot- en bouwhoogte van 3 meter. Wanneer deze aan een hoofdgebouw wordt gebouwd, mag de bouwhoogte worden verhoogd tot ten hoogste 0,30 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van dat hoofdgebouw, tenzij ter plaatse de aanduiding 'maximum hoogte (m)' is aangeduid. Ook geldt dat bij de aanduiding 'kap' een schuin dak is toegestaan indien deze aansluit op het dakvlak van het hoofdgebouw en de dakhelling gelijk is aan die van dat hoofdgebouw. Een voorbeeld van zo'n situatie is hieronder weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0166.00991274-VB02_0038.png"

afb 5.2: bijbehorend bouwwerk voor de voorgevel voorzien van een schuin dak

Als laatst wordt opgemerkt dat carports ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' niet meetellen met het bebouwingspercentage.

Garageboxen

Sommige gronden hebben we nader aangeduid met 'garageboxen'. Ter plaatse van deze aanduiding gelden specifieke bouwregels voor garageboxen.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Hierin staan bouwregels voor heel veel verschillende specifieke bouwwerken. Bijvoorbeeld de maximale bouwhoogte voor kunstobjecten, lichtmasten, nestelvoorzieningen, geluidsschermen en overige bouwwerken, als ook objecten voor geleiding, beveiliging en regeling van het railverkeer.

In algemene zin geldt dat bouwwerken in het voorerf niet hoger mogen zijn dan 1 meter. In afwijking hiervan mogen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' uitsluitend overkappingen met een maximale bouwhoogte van 3 meter worden gebouwd. In het achtererfgebied is de bouwhoogte voor bouwwerken beperkt tot 2,5 meter.

Afwijkingsmogelijkheden

In de 'Bouwregels categorie C' staan afwijkingsmogelijkheden voor het vermeerderen van het bebouwd oppervlak en toestaan van een hogere goot- en bouwhoogte. We hebben ook een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het verkleinen van de afstand van het hoofdgebouw tot de perceelgrens. Wanneer sprake is vervanging van bestaande landschapsontsierende gebouwen op gronden binnen de enkelbestemming 'Wonen – 2' gelden specifieke afwijkingsmogelijkheden voor vermeerdering van het bebouwd oppervlak. Ten behoeve van de bouw van lichtmasten bij een paardrijbak hebben we een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, wel blijven de gebruiksregels in artikel 47.4 (Lichthinder) van toepassing. Bij het gebruiken van afwijkingsmogelijkheden gelden ook de Algemene toetsingscriteria voor afwijkingen.

5.6.5 Regeling bedrijfs- of beheerderswoning

Deze regeling is te vinden in artikel 44.

In deze regeling maken we onderscheid tussen bouwregels voor bedrijfs- en beheerderswoningen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Bedrijfs- en beheerderswoningen

In het bestemmingsplan staat een specifieke regeling voor alle bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken binnen het hele plangebied.

De bedrijfswoning mag in totaal niet meer dan 750 m3 bedragen. Deze inhoudsmaat slaat op het hoofdgebouw, in lijn met de bestemming 'Wonen - 2'. Ondergeschikte aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een woonfunctie tellen niet mee bij deze inhoud. Per bedrijf staan we maximaal één bedrijfswoning toe. Als in de bestaande situatie al meer bedrijfswoningen aanwezig zijn, regelen we dat met de aanduiding 'maximaal aantal bedrijfswoningen'.

Bij nieuwbouw van een bedrijfswoning kijken we eerst of er sprake is van een bestaande voormalige bedrijfswoning. Deze tellen mee bij het aantal aanwezige bedrijfswoningen. We maken nieuwbouw niet mogelijk, als er al een bestaande voormalige bedrijfswoning aanwezig is op het bedrijf. Zo voorkomen we dat bedrijfswoningen worden afgestoten, waarna men weer een nieuwe bedrijfswoning bouwt. De goot- en bouwhoogte zijn beperkt tot 6 en 10,5 meter, tenzij ter plaatse anders is aangegeven op de verbeelding.

Bijbehorende bouwwerken

De totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 100 m2 zijn. De goot- en bouwhoogte zijn beperkt tot 3 en 6 meter. Bijbehorende bouwwerken moeten minimaal 1 meter achter de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd.

We hebben een erkerregeling opgenomen waarbij het mogelijk is onder voorwaarden een erker te bouwen. Wanneer de bedrijfs- of beheerderswoning is voorzien van de nadere aanduiding 'overige zone - karakteristiek', 'overige zone - gemeentelijk monument' of 'overige zone - rijksmonument' is deze erkerregeling niet van toepassing.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat in het voorerfgebied deze maximaal 1 meter hoog mogen zijn en in het achtererfgebied 2,5 meter hoog.

Afwijkingsmogelijkheden

In deze bouwregels is ook afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor opbouw op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zoals een garage. Met deze afwijking mag de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk worden vergroot tot de bouwhoogte van de bedrijfs- of beheerderswoning, met aftrek van 1,5 m. Hierdoor kan men op de aangebouwde garage een kap maken. De maximale goothoogte blijft hierbij beperkt tot 3 meter. Er moet dus sprake zijn van een schuin dak. Voor het toepassen van deze afwijkingsmogelijkheid gelden ook de algemene toetsingscriteria in artikel 55.

5.6.6 Regeling karakteristieke bouwwerken

Deze regeling is te vinden in artikel 45.

Vanuit cultuurhistorisch oogpunt kan het gewenst zijn om bepaalde panden of objecten vanwege hun exterieur en/of interieur te beschermen. Binnen dit bestemmingsplan vindt deze bescherming op drie niveaus plaats, namelijk door de aanwijzing als rijksmonument, gemeentelijk monument of met een aanduiding karakteristiek. Met de aanduiding 'overige zone - karakteristiek' bestemmen we de verschijningsvorm die is bepaald door de massa, dakvorm en gevelindeling. Panden of objecten mogen niet zonder een verleende Omgevingsvergunning worden gesloopt. Met een omgevingsvergunning is (gedeeltelijke) sloop wel mogelijk, wanneer er voldoende is gewaarborgd dat de cultuurhistorische waarden niet worden aangetast of vanwege de bouwkundige staat van het pand of object. Een aanvraag voor sloop dient dan vergezeld te gaan van een omgevingsvergunning voor een herbouwplan.

Een overzicht en beschrijving van de karakteristieke bouwwerken in opgenomen in Bijlage 9.

5.6.7 Regeling rijks- en gemeentelijke monumenten

Deze regeling is te vinden in artikel 46.

In voorgaande bestemmingsplannen waren rijks- en gemeentelijke monumenten (vaak) ook als karakteristiek pand aangeduid. Daarin is nu een knip gemaakt. Voor de regels voor rijks- en gemeentelijke monumenten wordt nu via dit artikel doorverwezen naar respectievelijk de landelijke Erfgoedwet 2016 en de gemeentelijke Erfgoedverordening 2011.

Een overzicht van de gemeentelijke monumenten in opgenomen in Bijlage 10.

5.7 Gebruiksregels

In hoofdstuk 3 van de planregels is standaard ruimte gereserveerd voor algemene gebruiksregels. In deze actualisatie kiezen we ervoor om de algemene gebruiksregels uit te breiden met een aantal regelingen die tot nu toe binnen de betrokken enkelbestemmingen stonden. Door deze regels in hoofdstuk 3 te zetten voorkomen we herhaling en ontstaan er geen onbedoelde verschillen meer tussen de verschillende enkelbestemmingen.

5.7.1 Algemene gebruiksregels

De algemene gebruiksregels zijn opgenomen in artikel 47.1.

Het is verboden grond en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met de bestemming die er op ligt. Ook indien het gebruik van een perceel dusdanig wijzigt dat dit leidt tot een andere bestemming en/of een andere functie die niet is toegestaan, dan levert dit illegaal gebruik op en kan hiertegen handhavend worden opgetreden. Ook tegen het in strijd handelen met meer specifieke gebruiksregels kan handhavend worden opgetreden.

Specifieke gebruiksregel

Voor een aantal afwijkend toegestane activiteiten, zoals genoemd in bijlage 2 (Aanvullende activiteiten) en bijlage 4 (Afwijkende activiteiten binnen de Regeling beroep en bedrijfsmatige activiteiten aan huis) geldt dat indien het specifieke gebruik een jaar of langer is beëindigd, dit gebruik niet meer opnieuw mag worden aangevangen. Deze regel is opgenomen omdat het hier gaat om aanvullend gebruik ten opzichte van de standaardregeling. Mocht het gebruik voor een jaar of langer worden beëindigd, dan is het gewenst dat het gebruik van het perceel weer plaatsvindt conform de hoofdfuncties die voor de ter plaatse geldende bestemming van toepassing is. Ook in afzonderlijke bestemmingen is een soortgelijke regel opgenomen voor specifieke functies, waarvan het gewenst is dat deze na beëindiging ook daadwerkelijk beëindigd blijven. Het overgangsrecht is in voorgaande situaties niet van toepassing.

Strijdig gebruik

Strijdig gebruik vinden we in ieder geval het gebruiken van gronden en gebouwen ten behoeve van:

  • zorgwoningen, tenzij daarvoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • een seksinrichting met uitzondering van de ' overige zone – prostitutie' op de plankaart;
  • een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee te vergelijken bedrijf
  • recreatief nachtverblijf als dit niet is opgenomen in de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming;
  • plaatsen van windturbines;
  • in het voorerfgebied zonnecollectoren of zonnepanelen ten behoeve van warmte- en energieopwekking;
  • stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en of vliegtuigen;
  • opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin voor het storten van vuil, als dit niet te maken heeft met toestemming voor bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden die binnen de bestemming passen.

Uitzonderingen op strijdig gebruik zijn:

  • vergund tijdelijk afwijkend gebruik gedurende de vergunde instandhoudingsperiode,
  • legaal aanwezig gebruik zoals dat bestond op de datum dat dit plan in werking trad,
  • vergunde incidentele korte evenementen festiviteiten en manifestaties,
  • aanleg van kabels en leidingen voor drinkwater, riolering, energievoorziening, datacommunicatie met uitzondering van aardgastransportleidingen met een diameter meer dan 4” en of een druk van meer dan 40 bar,
  • hoogspanningsleidingen,
  • drinkwaterleidingen met een doorsnee van meer dan 250 mm,
  • leidingen voor afvalwater met een capaciteit meer dan 25 m3 per uur en of een diameter vanaf 110 mm.
5.7.2 Zorgwoningen

Deze regeling is te vinden in artikel 47.2.

Deze regeling is nieuw ten opzichte van voorgaande bestemmingsplannen. Zoals in de algemene toelichting al gemeld is het noodzakelijk vanwege de leefbaarheid om meer grip te krijgen op de nieuwvestiging van zorgwoningen. In dit bestemmingsplan is daarom niet alleen een begripsomschrijving van een zorgwoning gegeven, maar ook onder welke voorwaarden een nieuwe zorgwoning is toegestaan.

48.2.1 Specifieke gebruiksregels

In deze bepalingen wordt aangegeven onder welke voorwaarden een zorgwoning is toegestaan. Bestaande, legale zorgwoningen zijn toegestaan, nieuwe zorgwoningen zijn uitsluitend via een omgevingsvergunning toegestaan. Het moment van bestaand naar nieuw is het moment van inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit op 10 september 2019. Sindsdien verbiedt de gemeente Kampen bij recht de nieuwvestiging van zorgwoningen. Enige uitzondering hierop maken wij voor de bestemming "Maatschappelijk" omdat binnen deze bestemming zorgwoningen nagenoeg overal bij recht mogelijk waren. Voor nieuwe zorgwoningen die gerealiseerd worden binnen genoemde bestemming na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, geldt ook de omgevingsvergunningplicht.

Verder geldt dat indien het gebruik ten behoeve van een zorgwoning een half jaar of langer is beëindigd, dit gebruik niet meer opnieuw mag worden aangevangen. Deze regel is opgenomen omdat we met name in de binnenstad veel wisselingen zien qua gebruik hieromtrent. Om te voorkomen dat er op teveel adressen recht op een zorgwoning ontstaat, is deze regel ingevoerd. Daarnaast is een regel toegevoegd in geval omgevingsvergunningen tijdelijk worden verleend. Dit is bijvoorbeeld het geval bij zogenaamde 'omklapwoningen.' In die situaties is de zorgwoning alleen toegestaan voor de duur dat deze is vergund.

48.2.2 Afwijken van de gebruiksregels

In dit artikel worden de diverse toetscriteria weergegeven. De algemene toetscriteria zijn van toepassing, en meer specifiek de criteria zoals deze ook gelden voor woningsplitsing, woningomzetting, woninguitbreiding en kamerbewoning/-verhuur. Vaak gaat het bij nieuwe zorgwoningen ook om één van deze situaties. Van belang is daarbij onder andere dat de behoefte van de beoogde zorgdoelgroep wordt onderbouwd. Daarbij wordt door ons beoordeeld of deze behoefte er ook daadwerkelijk is aan de hand van een periodiek terugkerend behoefteonderzoek. Als laatste wordt door ons beoordeeld of de aanvraag voldoet aan het gemeentelijke beleid en/of beleidsregels omtrent vestiging van zorgwoningen.

5.7.3 Uitwegen

Deze regeling is te vinden in artikel 47.3.

Uitwegen mogen niet meer dan 4 meter breed zijn en per bouwperceel staan we 1 uitweg toe.

We kunnen via het verlenen van een vergunning hiervan afwijken en het verbreden tot hooguit 5 meter of een extra uitweg toestaan. Dit kan alleen als er geen onevenredige aantasting is van de algemene toetsingscriteria voor afwijkingen in artikel 54 Algemene afwijkingsregels.

Los van de regels uit dit bestemmingsplan geldt voor uitwegen dat er een omgevingsvergunning is vereist op grond van de Algemene plaatselijke verordening. Op termijn zullen deze regels in het omgevingsplan worden opgenomen.

5.7.4 Lichthinder

Deze regeling is te vinden in artikel 47.4.

Deze regeling begint met een algemene zorgplicht omtrent lichthinder. Verlichting in de buitenlucht mag niet leiden tot onevenredige lichthinder voor omliggende woningen en bedrijven. Wat onevenredige hinder is wordt per geval bepaald aan de hand van de richtlijnen, opgesteld door de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde.

Daarnaast geldt specifiek voor de bestemmingen 'Agrarisch', 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', 'Sport' en 'Wonen - 2', dat voor het buiten verlichten van sportvelden en rijbakken dat de omgeving hier niet onevenredig veel last van mag hebben. De verlichting moet normaal gesproken uit zijn tussen 23.00 en 07.00 uur, alleen als er daadwerkelijk gesport wordt mag de verlichting aan. Voor het vieren van festiviteiten mag de verlichting ook aan maar niet meer dan 6 keer per kalenderjaar. Deze festiviteiten mogen dan maximaal 24 uur duren. De regeling is overgenomen uit de bruidsschat (set landelijke regels die overgaan naar gemeenten) in verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

5.7.5 Regeling beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Deze regeling is te vinden in artikel 48.

Deze nieuwe regeling betekent een verruiming van vergunningvrije beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Deze veel voorkomende activiteiten leiden in de praktijk niet/nauwelijks tot overlast en we zien, zeker gelet op de afgelopen coronaperiode, het thuiswerken een grote vlucht nemen. Vandaar dat is besloten tot deze regeling, waarbij we door de gestelde randvoorwaarden toch een goed woon- en leefklimaat kunnen garanderen. Hieronder worden de randvoorwaarden verder toegelicht.

Voor het gebruiken van woningen met bijbehorende bouwwerken voor beroepsmatige of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis, mag maximaal 25% van de totale vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken maar niet meer dan 50 m2 worden gebruikt voor beroeps en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, zie de Lijst behorende bij de regeling beroep en bedrijfsmatige activiteiten aan huis voor activiteiten die binnen deze regeling vallen. Als er een aanduiding ' bedrijf aan huis' op de verbeelding staat dan hebben we in het verleden afwijkende activiteiten of een afwijkend oppervlakte toegestaan op dat adres, dit staat in de bijlage bij de regels,Afwijkende activiteiten binnen de Regeling beroep en bedrijfsmatige activiteiten aan huis. Een van de bewoners van de woning moet de activiteit uitoefenen, het is niet de bedoeling dat de ruimte wordt verhuurd aan iemand die niet in het huis woont om zijn of haar beroep of bedrijfje uit te oefenen. Daarnaast mag slechts in beperkte mate (bijvoorbeeld in de vorm van een secretaresse of assistente) personeel bij het uit te oefenen aan huis verbonden beroep of bedrijf betrokken zijn.

Een bed en breakfast mag ook, maar hiervoor mogen niet meer dan 2 kamers worden gebruikt. Horeca anders dan bed en breakfast staan we niet toe. Zie ook het begrip bed & breakfast. Behalve productie gebonden detailhandel staan we geen detailhandel toe, je mag iets verkopen dat je zelf maakt, maar de hoofdactiviteit moet het maken van het product zijn en niet de verkoop daarvan. Buitenopslag voor de beroeps of bedrijfsmatige activiteit aan huis staan we niet toe. De parkeerbehoefte moet op te vangen zijn ofwel op eigen terrein, ofwel in de directe omgeving. Als er voor de activiteit een vergunning of melding nodig is op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer dan is de activiteit niet toegestaan. De activiteit mag ook niet leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omgeving of de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden aantasten. Het moet het woonkarakter van de buurt niet aantasten en de woonfunctie moet de hoofdactiviteit blijven.

5.7.6 Regeling woningsplitsing, woningomzetting en woninguitbreiding

Deze regeling is te vinden in artikel 49.

In dit bestemmingsplan hebben we de regeling uit het parapluplan Zorg en wonen: woningsplitsing, woningomzetting en kamerbewoning overgenomen en verder aangevuld. In deze regeling wordt ook het aspect woninguitbreiding toegevoegd. Woninguitbreiding is aan de orde bij bestaande panden waarin nog geen woning gevestigd is (bijv. op de begane grond) maar wel een woonfunctie mogelijk is. Dit is met name bij gemengde bestemmingen het geval. Verder worden de toetscriteria weergegeven bij een aanvraag omgevingsvergunning. De behoefte aan de beoogde doelgroep moet worden onderbouwd en aangetoond. Initiatieven ten behoeve van zorg worden daarnaast getoetst aan de regeling omtrent zorgwoningen. Daarnaast is er specifiek beleid ten aanzien van de huisvesting van arbeidsmigranten. Ook zal de impact op de omgeving bij een dergelijk verzoek worden beoordeeld.

5.7.7 Regeling klimaat

Deze regeling is te vinden in artikel 50.

We willen borgen dat klimaatadaptatie een integraal onderdeel is van beleid en handelen van de gemeente. Om deze reden is klimaatadaptatie als leidend principe meegenomen in de omgevingsvisie. In het Omgevingsplan werken we de verschillende aspecten van klimaatadaptatie verder uit.

Regelgeving met betrekking tot klimaat gelden nu alleen nog binnen de afwijkingensfeer. Ontwikkelingen die niet passen binnen het bestemmingsplan toetsen we aan de mate waarin ze de klimaatbestendigheid beïnvloeden. Klimaatbeleid werken we in een later stadium uit in een thema en of programma in het Omgevingsplan na inwerkingtreding van de Omgevingswet. De huidige regeling is een uitwerking van het onderwerp klimaat als kader in de door de gemeenteraad in maart 2022 vastgestelde omgevingsvisie 1.0.

Toetsen van de mate waarin klimaatbestendigheid wordt beïnvloed gaat aan de hand van hemelwaterberging, overstromingsrisico en hittestress. Voor hemelwaterberging kijken we of het verhard oppervlak toeneemt en of er voldoende hemelwaterberging in de ontwikkeling is meegenomen om toename van verhard oppervlak te compenseren. Voor het overstromingsrisico kijken we met gebruik van overstromingskaarten of de ontwikkeling zich in overstromingsgevoelig gebied bevindt en of de ontwikkeling met het oog op het overstromingsrisico wenselijk is. Voor hittestress kijken we naar hittekaarten om te kijken of het gebied gevoelig is voor hittestress en vooral of de ontwikkeling de kans op hittestress zal doen toenemen. (hoe meer steen hoe meer hittestress).

In deze regel staan verwijzingen naar de criteria uit het 'Programma voor Klimaatadaptatie Riolering en Water Kampen 2023 - 2027' (PKRW) zoals ook opgenomen in het op 23 maart 2023 vastgestelde Omgevingsvisie 1.0. Aan deze criteria wordt toetsen we wanneer er wordt afgeweken van dit bestemmingsplan. De kapstok hiervoor is artikel 55 (Algemene toetsingscriteria voor afwijkingen). Maatgevend is de regeling zoals die is vastgesteld en geldt op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning.

Provinciaal kader beleid overstromingen

In het ORBP (overstromingsrisicobeheerplan) zijn landelijk de vereisten van de EU Richtlijn Overstromingsrisico's uitgewerkt. Daarin staat dat provincies en gemeenten de gevolgen van overstromingen via hun ruimtelijke plannen kunnen beperken door gebruik van risicovolle gebieden te reguleren. Met zones is aangegeven waar bepaalde typen van gebruik niet of alleen onder voorwaarden zijn toegestaan. Gebieden in bestemmingsplannen die betrekking hebben op overstroombaar gebied staan als zodanig op de kaart op het geoportaal van de Provincie. In deze gebieden, passen alleen nieuwe stedelijke functies als in het desbetreffende bestemmingsplan dusdanige voorwaarden worden gesteld dat de veiligheid ook op lange termijn voldoende is gewaarborgd' .

5.7.8 Regeling parkeren en laden en lossen

Deze regeling is te vinden in artikel 51.

In deze regels hebben we de in 2020 door het college van B&W vastgestelde nota Parkeernomen verwerkt. Nieuw of gewijzigd gebruik van een (bouw) perceel en daarbij behorende bouwwerken staan we alleen toe als men voldoende parkeergelegenheid en of ruimte voor laden en lossen op eigen terrein mogelijk maakt en houdt. Op enkele plaatsen in de binnenstad is sprake van de lijst ' nulvergunningen'. In dat geval is het niet mogelijk voor bewoners ter plaatse een parkeervergunning te ontvangen. Dit staat in de bijlage 7 Lijst behorende bij de nul-vergunningenregeling parkeren van de regels.

Opheffen van bestaande parkeerplaatsen is strijdig. Nieuw of gewijzigd gebruik van gronden en of bouwwerken zonder daarbij voldoende parkeergelegenheid te realiseren is ook strijdig. De aanduiding parkeergarages hebben we uit het plan gehaald, mede omdat de regeling parkeren er in voorziet dat er niet zonder meer parkeerplaatsen mogen worden opgeheven.

Bevoegd gezag kan via het verlenen van een omgevingsvergunning van het strijdig gebruik afwijken als wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en of ruimte voor laden en lossen. Dit kan alleen in bijzondere omstandigheden of als het voldoen aan de bepalingen op overwegende bezwaren stuit.

Afwijken bij bijzondere omstandigheden

Hiernaast is een hardheidsclausule opgenomen. Volgens jurisprudentie moet deze afwijkingsmogelijkheid alleen in bijzondere gevallen en dus terughoudend worden toegepast. Dit betreft vooral de situatie waarbij het voor een bouwinitiatief of ruimtelijke ontwikkeling het ruimtelijk of financieel-economisch niet mogelijk is om op of buiten het eigen terrein (volledig) te voorzien in de parkeerbehoefte, terwijl dit initiatief of deze ontwikkeling van maatschappelijk of van algemeen belang is.

Bijvoorbeeld een project dat in de gemeente de werkgelegenheid aanzienlijk vergroot of voorziet in een nieuwe maatschappelijke voorziening die we wenselijk vinden. In de omgevingsvergunning voor een dergelijk project kunnen we ervoor kiezen een lagere parkeernorm te gebruiken.

Hierbij gelden wel de volgende voorwaarden:

  • men moet aantonen dat men voldoende moeite heeft gedaan om te voldoen aan de parkeernormering;
  • de parkeernorming is (nog) de enige belemmerende factor voor realisering van het initiatief of ontwikkeling.

Voldoende parkeerkeergelegenheid en of ruimte voor laden en lossen is als wordt voldaan aan de normen in het door het college van B&W vastgestelde nota parkeernormen in 2020, of een latere eventuele wijziging / herziening hiervan.

5.7.9 Regeling evenementen

Deze regeling is te vinden in artikel 52.

In deze regeling hebben we aansluiting gezocht bij de regels voor evenementen in de Algemene Plaatselijke verordening en de op dit moment geldende Beleidsregels Evenementen Gemeente Kampen 2017. Het begrip evenement staat opgenomen in 1.53 evenement.

Kleine evenementen

Kleine evenementen zoals een straatfeestje of een buurtbarbecue staan we binnen het hele grondgebied van de gemeente toe, u moet deze altijd melden. Op de website van de gemeente Kampen staan voorwaarden. Als uw barbecue of straatfeest niet aan deze voorwaarden voldoet moet u een evenementenvergunning aanvragen.

Daarnaast hebben we evenementenlocaties aangewezen en regels gemaakt voor middelgrote en grote evenementen. In Artikel 52 Regeling evenementen, staan per soort evenemententerrein specifieke gebruiksregels opgenomen.

(Middel)grote evenementen

Voor (middel)grote evenementen zijn specifieke locaties aangewezen. Deze staan in de op dit moment geldende Beleidsregels Evenementen Gemeente Kampen 2017. Hierin staan randvoorwaarden benoemd zoals het aantal evenementen, de duur van het evenement en de geluiduitstraling die het evenement mag hebben.

Grote evenementen: Sail Kampen en Kerst in Oud Kampen

In dit bestemmingsplan zijn ook structurele evenementen zoals Sail en Kerst in Oud Kampen geregeld en ruimtelijk mogelijk gemaakt. Deze hebben we gekoppeld aan de aanduiding 'evenemententerrein 3' omdat deze evenementen gebruik maken een groot deel van de stad. Ten behoeve van de ruimtelijke aanvaardbaarheid hebben we een aantal randvoorwaarden opgesteld, waaraan de te verlenen evenementenvergunning wordt getoetst (verkeer, parkeren, geluid, veiligheid). Daarnaast moeten er soms aanvullende verkeers- en veiligheidsmaatregelen worden genomen omdat er soms grotere risico's kunnen spelen op het gebied van de openbare orde en veiligheid.

5.8 Overige algemene regels

5.8.1 Algemene afwijkingsregels

Deze regeling is te vinden in artikel 54.

In deze regels staat de bevoegdheid om met een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van bepaalde in het bestemmingsplan geregelde onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria voor het toepassen van deze afwijkingsregels staan hier ook in. De afwijkingsregels zijn grotendeels vergelijkbaar met de regels uit de hiervoor geldende plannen maar op een aantal punten geactualiseerd. Zo hebben we zonnepanelen en buitenunits (voor bijvoorbeeld warmtepompen) opgenomen in de tekst.

Met betrekking tot artikel 54, onder a.1 wordt voor de volledigheid opgemerkt dat dit lid geen betrekking heeft op aantallen, bijvoorbeeld genoemde aantallen woningen.

5.8.2 Algemene toetsingscriteria voor afwijkingen

Deze regeling is te vinden in artikel 55.

In dit bestemmingsplan kiezen we ervoor om de toetsingscriteria voor de afwijkingen zoveel mogelijk samen te trekken in een artikel. Hierdoor vergroten we de eenduidigheid tussen de artikelen. Ten opzichte van de voorgaande plannen hebben we twee criteria toegevoegd:

  • de mate van klimaatbestendigheid, hemelwaterberging, overstromingsrisico en beleidsregels hittestress. In verband met de klimaatverandering zal bij (vervangende) nieuwbouw steeds vaker aandacht aan deze onderwerpen moeten worden besteed. Afhankelijk in welk aandachtsgebied een ontwikkeling plaatsvindt kunnen ook concrete criteria gelden, waaraan voldaan moet worden.
  • een evidente privaatrechtelijke belemmering. Dit criterium is toegevoegd omdat in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State inmiddels een vaste lijn is ontstaan dat niet meegewerkt kan worden aan plannen/ontwikkelingen die evident in strijd zijn met het privaatrecht. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het burenrecht (titel 4, boek 5 B.W.) of aan specifiek vastgelegde afspraken over het gebruik van een perceel. Per geval zal dit onderdeel worden beoordeeld.
5.8.3 Algemene wijzigingsregels

Deze regeling is te vinden in artikel 56.

Deze regel maakt het mogelijk bestemmings- en bouwvlakken onder de in deze regel omschreven voorwaarden te wijzigen. Ook is het mogelijk om aanduidingen toe te voegen of te verwijderen.

5.8.4 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen

Deze regeling is te vinden in artikel 57.

In deze regeling wordt bepaald dat de regels van een dubbelbestemming primair gelden ten opzichte van een enkelbestemmingen.

Ook wordt hier beschreven dat voor zover op gronden meerdere dubbelbestemmingen gelden en de regels in deze dubbelbestemmingen ten aanzien van bebouwing of gebruik niet met elkaar verenigbaar zijn, een vastgestelde volgorde moet worden aangehouden bij de toetsing.

5.9 Overgangs- en slotregels

5.9.1 Overgangsrecht

Het overgangsrecht zoals in het Bro staat voorgeschreven is van toepassing.

5.9.2 Slotregel

Als laatste nemen we de slotregel op. Deze regel bevat zowel de aanhalingstitel van het plan, de aanhalingstitel van de regels van het plan en de vaststellingregel van het plan.

5.10 Handhaving

De bestemmingsregels zijn op een dusdanige manier opgeschreven, dat de handhaving van het bestemmingsplan voor iedereen duidelijk kan zijn. Dit ligt met name in de formulering van de specifieke gebruiksregels, waarin een opsomming staat van de verschillende manieren van gebruik van gronden en bouwwerken die in ieder geval in strijd zijn met de bestemming.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1.1 Vooroverleg

In het kader van het wettelijk geregelde vooroverleg hebben we het concept bestemmingsplan aan onze overlegpartners (provincie en het waterschap) gestuurd. Zij hebben geen opmerkingen op dit plan.

6.1.2 Inspraak

We hebben het concept bestemmingsplan ter inzage gelegd, waarbij men vragen kon stellen en/of een inspraakreactie geven via het emailadres omgevingsplan@kampen.nl. We hebben de reacties verzameld en voorzien van commentaar. Naar aanleiding van de reacties is het bestemmingsplan op meerdere punten aangepast. De reacties die binnen zijn gekomen hebben we samengevat en voorzien van een reactie in Bijlage 20 Reactienota vooroverleg.

6.1.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf vijf oktober 2022 zes weken ter inzage gelegen. Er zijn acht zienswijzen binnengekomen en er is sprake geweest van twee mailuitwisselingen naar aanleiding van vragen over de ontvangen reactienota vooroverleg. De zienswijzen zijn samengevat in Bijlage 21 Reactienota zienswijzen, en waar nodig van een gemeentelijke reactie voorzien.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter en binnen het plangebied worden geen ontwikkelingen met grote financiële gevolgen mogelijk maakt. De kosten voor het maken van dit bestemmingsplan komen voor rekening van de gemeente.

6.2.1 Geen exploitatieplan

Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening is ten aanzien van dit bestemmingsplan niet van toepassing. Mochten er zich in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken dan bekijken we in het kader van de planvorming op welke manier in het kostenverhaal zal worden voorzien. Het voorliggende bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar.